2
Ze zit nu in de echtscheidingsprocedure met Patrick. Toen ze hoorde hoe de zaken er voor stonden, wilde ze geen dag langer in het huis op de Keizersgracht blijven wonen. Ze is ingeruild voor een jong blondje, vier jaar ouder dan hun dochter. Bloedmooi, heeft ze horen zeggen. Die Patrick heeft smaak! De dame blijkt inderdaad financieel adviseur te zijn. Hij houdt het met haar al sinds zes of zeven maanden. Ruim een half jaar van dubbel leven. Geen bevlieging dit keer. O nee. Hij is de ware liefde regelrecht in de armen gelopen. Hij wist het meteen. Liefde op het eerste gezicht, van beide kanten.
Dus ja, Julia, wat doe jij hier nog?
Ze is kotsmisselijk van zijn verontschuldigingen en verklaringen. Ze had kunnen zeggen: ga jij naar je minnares, zet geen voet meer over de drempel. Dat doet ze niet; ze gaat zelf weg, en dat wordt haar door haar vriendenkring aangerekend. Ze verklaren haar voor gek of vinden haar dom. Ze haalt er niet uit wat haar toekomt. Het huis is toch ook van haar? Maar dat is het hem nou juist: dat grachtenpand is haar altijd een doorn in het oog geweest, volgestopt met semi antieke spullen, helemaal naar zijn smaak, om ermee te pronken bij zijn vrienden. Hun jaloerse blikken en goedkeurende uitroepen, als een drug om de waan van succes en bezit in stand te houden. Maar hij heeft het huis gekocht met een zware hypotheek. Het is ook nog eens veel te groot voor hen beiden. Een hele verdieping als kantoor. Overal glanzende parketvloeren. Een zolder om feesten te geven; om een levensstijl te ventileren die ze zich helemaal niet kunnen permitteren.
Als ze de deur achter zich dichttrekt, is ze opgelucht dat ze die leugen achter zich kan laten. Ze sleept haar koffer naar een hotelletje in de Kinkerbuurt. Had haar vader nog geleefd, dan zou hij dat ten strengste afgekeurd hebben en haar bevolen hebben bij hem in te trekken. Hij zou haar overladen met zijn commentaren: ‘Ik heb het je altijd wel gezegd: die Patrick van jou is een hedonist. Dat moest vroeg of laat stuklopen, Juliaatje. Wees blij dat je van hem af bent. Tussen jullie heeft het nooit geklikt. Hij komt uit zo’n ander nest. Een zakenmilieu. Geen intellectuele input.’ Ja, zoiets zou haar vader gezegd hebben. Ook al is hij onderhand vijf jaar dood, ze hoort hem nog steeds praten, met die dwingende klank in zijn stem. Zijn geest zweeft regelmatig om haar heen. Ook nu blijft hij haar belagen met ongevraagde adviezen en kritiek, hoe ze ook roept: kop houden, pa! Laat me met rust! Daarom laat ze na vijf eenzame nachten het hotelletje toch maar achter zich. Al is het een goedkoop onderkomen en al heeft ze door haar eigen simpele baantjes een aardig spaarpotje opgebouwd - waar Patrick goddank niets van weet - ze kan die uitgaven niet voor zichzelf verantwoorden. Als ze iets van haar vader heeft geleerd, is het zuinigheid. Zelf noemt ze het zo niet. Het is gewoon een slimme manier om met geld om te gaan.
Onverwacht biedt haar dochter uitkomst. Sigrid woont op een appartement in de Rivierenbuurt, op het Merwedeplein. Ze belt haar juist op, als Julia op het punt staat naar een vriendin te gaan om hulp. ‘Kom dan maar voorlopig hier wonen, mam. Mijn huurbaas is toch het land uit.’
Lief van Sigrid; die is zelf nogal van slag door hun huwelijkscrash. Maar moet ze op dit aanbod ingaan? Ze ziet als een berg op tegen indringende vragen om uitleg. Met Sigrid is het altijd al spitsroeden lopen. Haar dochter is – net als Patrick – niet bepaald fijngevoelig. Maar ze heeft op dit moment geen andere keus.
‘Ik voel me behoorlijk verraden door jullie. Het is maar dat je het weet,’ zegt dochterlief die eerste avond meteen tegen haar moeder. Julia houdt haar lippen stijf op elkaar om niet te roepen: wat dacht je van mij?
‘En weet je zeker dat je definitief bij papa weggaat?’
‘Daar hoef ik geen seconde over na te denken.’
‘Leuk. Word ik kind van gescheiden ouders. Ook een nieuwe ervaring.’
‘Het is niet anders, Sigrid. Ik word een gescheiden vrouw. Echt een lot uit de loterij.’
‘Krijg je vast spijt van.’
Daarmee is de toon gezet.
Ze houdt het daar nu al drie zomermaanden uit. Veel te lang. Moeder en dochter boven op elkaars lip in een half appartement. Sigrid huurt het van een vertegenwoordiger die regelmatig in Azië zit. De donkere gang hangt er vol met Balinees houtsnijwerk. De twee voorkamers zijn altijd op slot. Sigrid beschikt over twee achterkamers, keuken en badkamer. Julia slaapt in Sigrids woonkamer.
Alle nachten alleen in bed.
Ze wordt om de haverklap wakker en staart uren in het donker. Dan tast haar hand naar de plek naast haar, waar slechts lucht is. Onwezenlijk. Bevroren van angst voor de lege toekomst die haar te wachten staat, blijft ze liggen, om vervolgens overeind te schieten en in het donker te staren. Soms huilt ze met gierende uithalen – als Sigrid met vriendinnen uit is - of ingehouden, zich verbijtend. Ze zou Patrick midden in de nacht willen bellen. Vragen hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen. Hem smeken om aan de goede momenten te denken die er toch ook waren. Het plezier dat ze samen ooit hadden. De vakanties samen aan Griekse stranden. De plannen om zijn fotozaken tot een succes te maken. Ten einde raad staat ze op en zwerft door het donkere huis, botsend tegen meubels. In het holst van de nacht opent ze zachtjes de voordeur om de straat op te gaan. Ze moet haar woede eruit rennen tot ze - drijfnat van het zweet - voelt dat die woede nog even hard in haar rond raast, omdat de woorden van Patrick steeds maar in haar rond blijven razen. ‘Ik wil van je af, ik heb genoeg van je, ik erger me al jaren dood aan je, je bent saai, sloom, zuinig en een zeur,’ en meer van die beledigingen. Ze zuigen haar in een tunnel en aan die tunnel komt geen eind.
Wat het allemaal nog beroerder maakt, is dat ze net voor de zomer ontslagen is. Wegens bezuinigingen op de middelbare school waar ze in de bibliotheek werkte, is haar contract niet verlengd. Ze heeft geen eigen inkomen meer. Hoe moet dat gaan in de toekomst, als haar spaarpotje de bodem heeft bereikt? Alimentatie? Nu Sigrid het huis al uit is, komt dat neer op partneralimentatie. Ze verafschuwt echter het idee om afhankelijk te zijn van haar weggelopen echtgenoot. Maar ze moet wel leven. Hij begon direct te protesteren: ‘Ik ben bijna failliet. Ik zou niet weten hoe en waarom ik jou alimentatie moet betalen. Zoek maar een baan. Je wilde toch altijd graag voor andere mensen zorgen? Waarom ga je niet in het verpleeghuis van je moeder werken?’ Ze haat die neerbuigende toon, ze haat het hele idee om een baan te zoeken. Haar hoofd staat er totaal niet naar. Hoe moet ze zich in vredesnaam presenteren tijdens een sollicitatiegesprek nu ze zichzelf aan flarden geschoten voelt? Welke werkgever zal iemand aannemen die duidelijk gestrest is?
Uiteindelijk hebben ze een mediator in de arm genomen. Die is met een voorstel voor een echtscheidingsconvenant gekomen waarin Patrick haar maandelijks een bedrag overmaakt tot ze een huis en een baan heeft. Veel is het niet. Ze zou er net van kunnen leven, en een beetje sparen. Binnen drie maanden heb ik een job, belooft ze zichzelf. Dan ben ik vrij.
Na een paar weken begint het bij haar te kriebelen. Ze gaat solliciteren. Ze fietst in de smoorhete stad door wijken waar ze nog nooit is geweest, op weg naar het zoveelste kennismakingsgesprek. Elke keer opnieuw wordt ze afgewezen. Is het haar leeftijd? O nee, zeggen de managers. Hoe komt u daarbij, mevrouw. Het is intussen september. Ze verliest de moed. Op haar sollicitatiebrieven krijgt ze niet eens meer antwoord. Ze brengt lange zinloze dagen op het benauwde appartement op het Merwedeplein door. Ze heeft het gevoel dat het leven uit haar wegsijpelt.
Sigrid, een en al kritiek op haar moeder, biedt opnieuw een uitweg.