GOUD
De vader van de zoon zit in een bejaardenhuis. Onlangs was er een dochter van een mevrouw op bezoek. De vader vond die dochter een mooie vrouw. En dat zei hij ook. Hij zei: 'O, wat bent u een mooie vrouw en ik wil graag een kus van u.'
'Nee,' zei de dochter van de mevrouw, 'dat doe ik niet, ik ken u niet eens, waarom zou ik u een kus geven?'
Waarom eigenlijk niet, had de vader gezegd.
De vader zei tegen z'n zoon: 'Ik wil met je praten want ik heb af en toe akelige visioenen, ik zit in een kamer en dan komen er tralies uit de muur op me af, maar gelukkig blijven ze vlak voor me stilstaan.' En hij zei dat hij dat erg onprettig vond. Hij wilde daar graag met z'n zoon over praten. De zoon heeft geprobeerd 'm te troosten.
Dit voorval heeft de zoon nog lange tijd beziggehouden. En op een dag heeft hij de stal achter de boerderij leeggeruimd om er een werkplaats van te maken. Hij wilde zijn verdere leven wijden aan het maken van goud.
Het is hem tot nu toe niet gelukt.