EEN AAP
De bus kwam langs. Toen de bus weg was, kwamen de kamelen, de wegwerkers en de schipbreukelingen. Pas daarna kwam de klokkenluider.
En toen ze allemaal voorbij waren, kwam er een aap die buitelingen maakte. Bovendien, en dat was het eigenaardige, riep hij voortdurend dat hij een mens was. 'Ik ben een mens,' riep hij.
Het was niet waar wat hij zei, hij was een aap, een echte aap, het was duidelijk te zien.
'Hij liegt,' riepen de omstanders, 'hij is geen mens, hij is een aap.'
Alles goed en wel, maar waarom roept zo'n aap dan dat ie een mens is? Ik ben niet iemand die alles wil weten, maar dat had ik wel willen weten.
Het had geen zin meer om navraag te doen, de optocht was voorbij en ik liep langzaam door het bos naar huis. Ja, waarom eigenlijk, wat moest ik daar doen. Voor de zoveelste maal de brandlucht van het verleden opsnuiven? Ik ben wat dat betreft liever voortvluchtig.