GROEISEL
Het leven heeft geen enkele zin en dat is nou juist het mooie, maar dat weet de mens niet, of hij wil het niet weten. Of hij laat zich een zin aanpraten en daar is ie dan tevreden mee.
Maar o wee als de mens ontdekt dat het leven geen zin heeft: hij zit in zak en as, hij is vertwijfeld, wil zich zelfs van het leven beroven.
Ik heb me van jongs af aan afgevraagd waarom. Waarom moet het leven toch een zin hebben? Maar het gaat er niet om wat ik ervan vind, het gaat erom wat de mensen ervan vinden en die hebben het daar moeilijk mee.
Juist het vertwijfeld naar een zin zoeken, maakt de mens gevaarlijk. Want als hij zichzelf wijsmaakt dat ie een zin gevonden heeft, is hij of zij in staat om andere mensen die niet zo denken om te brengen en dat doet ie dan ook, dat heeft ie altijd gedaan en hij zal het blijven doen, zo luiden nou eenmaal de voorschriften.
Soms lijkt de mens sprekend op een gevonden voorwerp. De mens is eigenlijk niet veel meer dan een groeisel in een wachtlokaal.