DE NEUS
Hij is dood.
Dat moet ie dan maar zelf weten, ik ben de laatste die het hem kwalijk neemt, ik kan me daar niet druk over maken.
Iedereen had een hekel aan 'm, men had een afkeer van 'm, niet dat dat veel zegt, maar ik vond het volkomen terecht, en daar gaat het om. Hij was achterbaks en geniepig, en als het enigszins kon, probeerde hij je kwaad te berokkenen.
Natuurlijk heeft men hem weleens gevraagd naar het hoe en waarom. Denk maar niet dat hij daar geen duidelijk antwoord op had, onomwonden zei hij dat het kwam omdat ie geen neus had, die hadden z'n oudere broers er ooit eens afgesneden. Dat klopte, hij had inderdaad geen neus. Nu rijst de vraag: waarom hadden ze die neus er afgesneden. Welnu, omdat ie zo'n boosaardig iemand was. Toen al.
Ik had een uitgesproken hekel aan 'm, ik heb 'm gehaat. Ten eerste omdat ie dikker haar had dan ik, een kwestie van jaloezie dus, ten tweede omdat ie een sik droeg, en daar heb ik altijd al een hekel aan gehad, want ik had ooit een hoofdonderwijzer die een sik droeg, en altijd hard met een stok op m'n vingers sloeg.
De man zonder neus heeft es geprobeerd me dood te slaan. Z'n goed recht, dat geef ik toe. Het is hem niet gelukt, maar ik vond het vreemd dat hij het probeerde. Ik heb hem kunnen overmeesteren en vervolgens heb ik 'm aan een telegraafpaal vastgebonden. 'Je moet met je poten van me afblijven,' heb ik hem gezegd, 'je mag blij zijn dat ik je geen schop geef.' Dat heb ik inderdaad niet gedaan, daar was ik in die tijd nog veel te beleefd voor.
Gelukkig maar dat ook hij niet ontkwam aan de stormloop van de dood.