DE GIDS
Hier, in het krijgshaftige land, was een kazerne te bezichtigen.
Ik sloot me aan bij een groep oudere heren, voorop liep een gids. Tegen de bakstenen muur van de kazerne had men op manshoogte een houten schutting neergezet en dat had een reden. Af en toe riep iemand uit de rij z'n naam en drukte z'n vinger op een bepaald punt op de schutting.
De gids zette dan met rood krijt een horizontaal streepje op de plek, herhaalde luid de naam en schreef die naam boven het streepje. Wat bleek: op die plek, achter de schutting en de bakstenen muur, had de man, die z'n naam riep, gelegen. Op die hoogte was z'n slaapplaats geweest. Mooi.
We mochten de kazerne niet in.
Er stond ook nog een kleine vitrine bij de schutting. Eens kijken wat daar voor dingen lagen, ze zouden ongetwijfeld met de kazerne te maken hebben. Nou, dat was niet veel. Een leitje met een geschreven bevel, ik weet niet meer welk bevel, en een papiertje, een aankondiging of zo. Nee, het was niet veel bijzonders.
'Is dat alles,' vroeg ik de gids, 'is er niets overgebleven?'
De gids haalde een verfomfaaide sigaret uit z'n zak, zei: 'Rookt u?'
'Nee,' antwoordde ik.
'Nou...' hij probeerde z'n sigaret aan te steken, het kostte hem moeite, maar het ging, 'nou, als je weet dat ik nu nog rook van de voorraden van toen, hè.'
In de verte stonden de mannen die hun naam geroepen hadden nog wat bijeen. Ze kletsten over vroeger, maar ik kon hen niet verstaan.