Dertiende hoofdstuk

De beide mannen groeven als bezetenen. Ze konden zich wel verwensen dat hun handen slechts beschermd werden door hun lichte autohandschoenen. Die waren nu al volkomen doorweekt van de sneeuw en hun handen deden pijn van de kou. Maar ze mochten niet ophouden. Er was geen tijd te verhezen. Wat een ellendig toeval was het toch geweest dat die lawine omlaag was komen zetten op het moment dat hun werk nagenoeg voltooid was. Een plan, dat al sinds maanden met de grootste zorgvuldigheid was voorbereid, was nagenoeg volkomen gerealiseerd. Met alle mogelijke gebeurtenissen was rekening gehouden. Er had niets fout kunnen gaan. Zelfs de komst van de jongens had de uitvoering van het plan niet meer kunnen verhinderen. Ze zouden die beide jongens een beetje schrik hebben aangejaagd en ze dan laten gaan. Wat hinderde het nog dat zij herkend waren? 
Aanstonds zouden ze in veiligheid zijn en zouden hier nooit meer terugkeren. Kosel zouden ze toch hebben laten schieten. Die moest maar zien hoe hij het met de jongens en met de politie klaarspeelde. Jawel, ze hadden op alles gerekend, behalve op een lawine ... Die had de auto onbruikbaar gemaakt. Van één kant bezien had de lawine overigens nog een gunstig gevolg gehad. Ze waren op een bijzonder gemakkelijke en afdoende wijze van Kosel en de beide jongens afgekomen. Die lagen daar ergens onder de sneeuw. Niemand wist er van dan zij beiden en zij zouden de benen nemen. Via de weg konden zij geen goed heenkomen zoeken. De helicopter was de enige mogelijkheid om weg  te komen. Maar dan moest je kunnen vliegen. Goed, ze hadden de piloot, die ook bedolven was geraakt, gevonden en ze waren hem nu aan het uitgraven met een voorzichtigheid of hij zo breekbaar was als een eierschaal. Maar ze waren er nog niet, want zo te zien was de man buiten kennis en ze zouden hem dus niet kunnen gebruiken. Dood was hij gelukkig niet, want ze konden zijn ademhaling waarnemen, al was die vrij zwak.
Het was een geduchte tegenvaller. Wie weet hoeveel tijd het zou kosten voor de man weer bij zijn positieven was. En ze hadden geen uren de tijd. Over enkele uren was het donker en dan zou de piloot, wanneer ze hem in het toestel hadden gekregen, wel eens heel ergens anders kunnen landen dan hun bedoeling was. De lawine zou in het dorp natuurlijk zijn opgemerkt en er zouden mensen deze kant uit komen. Bovendien wilden ze zich niet het ongenoegen van hun chef op de hals halen. Zijn geduld was niet onuitputtelijk en hij zou er op staan dat ze op tijd verschenen. Hij was toch al niet te spreken, omdat ze in het begin van de week door die jongen verrast waren. Hij had hun dat stevig aangerekend. Dat een dergelijk voorval de beste kon overkomen, wilde er bij hem niet in. Van hem mocht je geen fouten maken. De plannen die hij had bedacht waren waterdicht en volmaakt en je moest ze op volmaakte wijze uitvoeren. De mannen keken elkaar eens aan. De piloot was vrij van sneeuw Ogenschijnlijk mankeerde hij niets. Benen noch armen leken gebroken. Bloed was nergens te zien. Alleen scheen zijn gezicht zo wit als de sneeuw waarop zijn hoofd lag. Hoedemans gaf de piloot enkele klappen in het gezicht
„Moet dat?" vroeg de ander.
„Je kan hem ook kietelen," was het grimmige antwoord, „maar hij moet bij kennis komen en zo gauw mogelijk. Daarom probeer ik het hardhandig. Hij zal er vast niets van overhouden."
De methode hielp echter niet. De vlieger bleef liggen als een slappe ledepop.
„Weet je iets van kunstmatige ademhaling?"
„Je denkt toch zeker niet dat ik verpleegster ben?" antwoordde Hoedemans.
„Je zou er toch iets van kunnen weten."
„Daar moet je Jochen voor hebben. Hij is hospitaalsoldaat geweest." „Ga jij hem halen."
„Kan jij niet gaan?" stelde Hoedemans voor. „Mij herkennen ze natuurlijk."
„Dan hou je je maar op de achtergrond. Vooruit opschieten." „Ja maar ..." kwam het zwakke protest. „Opschieten. We hebben geen tijd te verliezen." Langzaam kwam Hoedemans nu overeind.
„Vooruit dan toch," beet de ander hem toe. „Als er niet gauw kunstmatige ademhaling op die kerel wordt toegepast, hoeft het misschien niet meer. Maak je maar niet bang dat ik er vandoor zal gaan, als hij intussen mocht bijkomen. Jij weet teveel. Ik ben bang dat je dat niet allemaal voor je kunt houden, als ze je eens flink beginnen te verhoren." Er verscheen een gemene grijns op zijn gelaat. Hoedemans zei een paar woorden, die vast niet in de Nederlandse les behandeld zullen worden. Dan ging hij — tegen heug en meug in — op weg naar de Alpenrose. 

Jos Plantema was even bijgekomen. Zijn linkerbeen deed hem veel pijn. Hij had er geen idee van wat er met hem gebeurd was. Hij opende zijn ogen, maar zag slechts een rood waas. Indien die pijn er niet was, zou hij zich best op zijn gemak voelen. Hij lag hier lekker zacht en zou wel kunnen slapen. Waarom zou hij dat trouwens ook niet doen? Hij had vanmiddag al een tukje gedaan, maar dat mocht 'm niet hinderen . . . Wat zou die pijn toch zijn? Hij wilde met een hand naar zijn been gaan, maar dat lukte hem niet. Iemand hield zijn hand vast, want hij kon die niet van zijn plaats krijgen. Ook goed, als er de een of ander was die graag zijn hand wilde vasthouden, zou het hem een zorg zijn. Toch was er iets niet in orde, drong het vaag tot hem door. Het kostte hem toch wel wat moeite om adem te halen. Het was net of hij een paar zware dekens op zijn hoofd had liggen. Lag hij dan al in bed?- Nee, het was sneeuw . .. Hoe kwam hij nou in de sneeuw? Waren ze dan nog op de berg? Het stormde toch niet meer? Het was heel stil, hij hoorde zelfs het kloppen van zijn hart... Maar wat moest hij dan in de sneeuw? Raar is dat, spookte het hem door het hoofd. De laatste dagen heb ik nou eens echt mijn best gedaan om niet alleen maar aan mezelf te denken, maar op mijn klasgenoten bedacht te zijn en ik heb me nog nooit zoveel moeilijkheden op de hals gehaald als nu. En zou ik me er nou werkelijk sympathieker door hebben gemaakt? Ik zal altijd wel Jos Plantema blijven, Jos die alleen maar aan zichzelf denkt. Misschien zou het niemand zijn opgevallen dat hij zich anders gedroeg. En vast zou niemand weten hoeveel moeite hem dat had gekost. Het was nu eenmaal zijn natuur alleen aan zichzelf te denken, dus het vergde zijn voortdurende aandacht en inspanning nu hij het anders wilde doen. Wat was hij er wijzer van geworden? Nee, wacht eens, daar ging het helemaal niet om. Het deed er niet toe of hij er beter van was geworden. Het was alleen van belang of de anderen er mee waren opgeschoten. En was dat het geval? Neem eens het avontuur in de berghut. Bas had het daar vast niet alleen kunnen klaren met de zieke Lo. Het was misschien toch wel van nut geweest dat hij was meegegaan. En was hij het niet geweest die kans had gezien vuur te maken? Met de hand op zijn hart mocht hij verklaren dat dat Bas Banning stellig niet gelukt zou zijn. Daar was deze veel te ongeduldig voor. Goed, hij had dus door zichzelf te vergeten dingen gedaan, waarmee anderen gediend waren geweest. ..Maar nu, nu zat hij in moeilijkheden. Want eensklaps was het tot hem doorgedrongen wat hem was overkomen. Er was een lawine omlaaggestort en daaronder was hij bedolven geraakt. Maar kwamen ze nu hem te hulp? Hoe lang lag hij hier al. En waren ze al naar hem aan het zoeken? Als ze hem dan maar gauw vonden ... Je kon het hier geen dagen uithouden. Zijn ogen konden iets onderscheiden, hij zag dat hij met zijn hoofd tussen de takken van een boom lag. Zijn gezicht was niet bedolven onder de sneeuw. Daar hadden de boomstam en de takken voor gezorgd. Zijn hoofd bevond zich daardoor als het ware in een kleine grot, uitgespaard in de sneeuw. Die holte was gevuld met lucht. Kostbare lucht. Iedere mondvol er van betekende minuten langer leven. Hij moest heel zuinig ademhalen. Heel zuinig... Hij werd weer doezelig... Zijn ogen zagen niets meer. Het rode waas keerde terug en hij kon niet langer helder blijven. Slapen, dacht hij, heerlijk slapen en niet door een wekker opgeschrikt worden. Opnieuw verloor Jos Plantema het bewustzijn ...

Twintig meter van Jos Plantema vandaan lag Broeder. Zijn hand hield hij krampachtig tegen zijn borst gedrukt. Dat had hij gedaan, toen hij zich in de sneeuw neerwierp. Hij had de lawine het eerst zien komen. Hij kende deze streek en toen hij die knal hoorde en dat kleine wolkje daarboven op de berghelling zag, wist hij het reeds.Hij had het heel de dag al voorvoeld. Als je uit deze streek kwam, voelde je een lawine komen. Hij had er niet op willen letten, omdat hij andere dingen aan zijn hoofd had. Hij had wel heel precies geweten waar zich de trommel met de aantekeningen bevond, maar het had hem heel wat moeite gekost om er bij te komen. Bovendien had de piloot meer zijn aandacht opgeëist dan hij had gehoopt dat nodig zou zijn. De kerel was niet om te kopen geweest. Zelfs voor vijfduizend Mark had hij het niet willen doen. Steeds zei hij maar dat ze hem elders voor reddingswerkzaamheden nodig zouden kunnen hebben. Ja, toen had hij zijn revolver te hulp moeten roepen. Toen moest de vlieger wel. Hij had gedaan wat hem werd opgedragen, maar het had hem, Kosel, heel wat inspanning gekost en hij had de vlieger geen moment uit het oog mogen verliezen. Neem alleen het doorgeven van de radioberichten maar. De helicopter mankeerde helemaal niets. Dat bericht was alleen maar uitgezonden om hem voldoende tijd en vrijheid van handelen te geven. Tweemaal had de piloot geprobeerd er tussenuit te knijpen, toen hij even niet oplette. Eén keer was het zelfs tot een gevecht gekomen, maar hij had er zich toch uit weten te redden. Dat moest ook wel. Hij speelde verschrikkelijk hoog spel, maar hij kon niet anders. Indien hij de piloot in vertrouwen had genomen, had deze misschien toch wel meegedaan. Maar hij had moeten zwijgen. Het was te riskant. Wanneer er maar iemand argwaan kreeg, was heel dat hoge spel afgelopen. Maar was het dat toch al niet? Die lawine had als spelbreker gediend. Was het in zijn voordeel geweest of in zijn nadeel? Hij wist het niet. Hij kon het hier nog wel even uithouden. Voor zover hij kon nagaan, mankeerde hij niets en kon hij nog vrij ademhalen. Als jongen van veertien jaar was hij al eens bedolven geraakt onder een lawine. Hij was er toen slechter aan toe geweest dan nu en ook toen had hij het er levend afgebracht. Wat hem op het ogenblik meer bezighield was, hoe die twee jongens het maakten. Waren zij ongedeerd gebleven en hadden ze het er levend afgebracht? Nu hij er over nadacht, moest hij toch eigenlijk blij zijn dat die lawine ontstaan was. De jongens dreigden alles in de war te sturen. Hij had zich in een verschrikkelijk moeilijk parket bevonden, toen hij daar vanuit de helicopter zag hoe de beide jongens achtervolgd werden. Natuurlijk had hij het tegen hen moeten opnemen, want hij moest het spel volhouden. In deze omstandigheden kon het niet anders. Maar hoe zou het allemaal uitgepakt zijn? Hij had voor onoplosbare puzzels kunnen komen te staan. Ja, zo beschouwd mocht hij de lawine niet onwelkom vinden. Maar wat ellendig dat hij zijn armen niet kon bewegen. Dan zou hij zekerheid hebben over datgene wat hem boven alles bezighield. Maar daarop zou hij moeten wachten tot men hem hier vond. Zou men hem vinden? Het hing er van af wat er van de anderen geworden was. Hoe zou het met de jongens zijn? Om hun lot was hij bijzonder begaan. Zij waren aan veel te veel gevaren blootgesteld geweest. Daarbij ging hij ook niet vrij uit, maar voor een groot deel was dat wel te wijten geweest, aan hun eigen avontuurlijke geest. Ze hadden zich niet met allerlei zaken moeten bemoeien. Nou ja, eigenlijk kon hij hun dat toch-ook weer niet kwalijk nemen. Het waren jongens en dan kon je dergelijke reacties verwachten. Hij hoopte van harte dat zij dit hachelijk avontuur van de lawine heelhuids doorstaan hadden. In de eerste plaats om henzelf maar toch ook om zijn eigen bestwil. Waren zij gered, dan zouden zij allicht in het dorp alarm slaan en zorgen dat er naar hem werd gezocht. Ze zouden hem niet aan zijn lot overlaten. Dat zou ook de piloot niet doen, nam hij aan. Van hem en de twee jongens was zijn redding afhankelijk. Van de twee kerels verwachtte hij niets. Die zouden hem rustig laten liggen ... 

Bas klauterde voort over de sneeuwvlakte. Soms lag de witte laag twee meter en nog hoger  en het kostte heel wat moeite die barricaden te overwinnen, omdat hij zo diep wegzakte in de rul opgestoven sneeuw. Hier en daar schoot hij weg in verraderlijke holten. Eenmaal verdween hij tot  aan zijn middel in zo'n kuil. Het duurde wel even voor hij zich met armen en benen daaruit bevrijd had. Hij lette nu beter op. Hij mocht immers geen tijd meer verhezen. Tijd was nu kostbaarder dan geld. Tijd betekende leven. Hij moest hulp halen, hulp voor Jos en Broeder.Dat de weg naar het hotel zo lang kon zijn ... Hij vond dat de omweg die hij maakte nu wel groot genoeg was. In de verte zag hij de wieken van de helicopter boven de sneeuwduinen. Als hij gebukt bleef voortgaan, zouden die beide kerels hem daar vast niet opmerken. Hij moest nu maar recht op het doel afgaan, vond hij. Je kon ook te voorzichtig zijn en te lang onderweg blijven. Hij mocht tenslotte niet vergeten dat Jos Plantema daar onder de sneeuw lag. Wat waren er toch een verschrikkelijke mensen op aarde. Die twee kerels waren er de schuld van dat Jos en Broeder niet onmiddellijk geholpen konden worden en dat Bas hier als een dief moest voortsluipen om hulp te halen voor mensen die in nood verkeerden. Wamm. Hij schrok op van dat dreunend geluid. Hij keek. Een nieuwe lawine kwam daar van de berghelling omlaagzetten. Hij liep nu gelukkig geen gevaar, want de sneeuw schoof de andere kant uit. Een ondeelbaar ogenblik aarzelde de lawine daar op de helling. Dan kreeg ze meer en meer snelheid en schoof tenslotte met een sneltreinvaart op het dal toe. Bas zag hoe de baan steeds breder werd. Bomen knapten al om, voor ze door de sneeuw geraakt werden. Dat gebeurde door de luchtdruk. Mond open, dacht hij, en handen voor de oren. Het leek of hij een stomp in zijn maag kreeg en een ogenblik hapte hij naar adem. Het was voorbij. Er heerste een doodse stilte, zo'n stilte of alle geluid in watten gedempt was. Bas besefte dat het nu weer langer zou duren voor Jos bevrijd werd, want het hotel dat hij zoeven daar nog in de verte had kunnen onderscheiden, was nu door huizenhoge sneeuwmassa's aan zijn blik onttrokken. Bevreesd keek hij nog naar de bergen. Zou het bij die twee lawines blijven? Hij wist het antwoord natuurlijk niet. Maar van een ding was hij zeker: als hij nu niet gauw in de Alpenrose kwam, zou Jos misschien helemaal niet meer gered worden. Dan zou alle aandacht opgeëist worden door nieuwe lawines.Bas verloor alle voorzichtigheid uit het oog. Hij keek niet meer naar de helicopter. Voor zover dat mogelijk was haastte hij zich zo snel mogelijk door de rulle sneeuw in de richting van het hotel. Daar lag een stevige tak pakte de stok, om enig houvast te hebben, terwijl hij door dat moeras sneeuw waadde ...

Hoedemans liep in zichzelf te mopperen. Hij was helemaal niet op de sneeuw gekleed en het dooiwater was al lang door zijn schoenen naar binnen gedrongen. Hij had een gevoel of zijn voeten in doornatte dweilen gewikkeld waren. Van dat waden in de sneeuw werd je anders doodmoe. Hij voelde zijn kuitspieren en zijn knieën. Je kon heel wat beter in een auto zitten. Ze hadden een motorslee moeten meenemen. Aan alles hadden ze gedacht, behalve daaraan, overwoog hij grimmig. Hij probeerde zijn tempo wat op te voeren. Hoe sneller hij Jochen naar het vliegtuig zou weten te krijgen, des te beter was het. Er waren bij deze opdracht tegenslagen ontstaan, ook al was dat zijn schuld niet. Hij moest echter zien dat de zaak nu goed werd afgewerkt, dan zou de eindindruk bij de chef toch gunstig zijn. Abrupt bleef hij staan. Er was hem plotseling iets te binnen geschoten. Hoe moest dat nou? De helicopter kon maar twee passagiers vervoeren en buiten de piloot zouden ze met hun drieën zijn: Jochen, Ritz en hijzelf. Een zou er moeten achterblijven. Wie? Ritz had gezegd dat hij teveel wist en dat hij mee moest. Maar als Jochen en Ritz eens alleen aan hun eigen hachje zouden enken en gemene zaak met elkaar zouden maken? Zou hij proberen het nu met Jochen op een akkoordje te gooien om Ritz te laten staan? Ritz was de belangrijkste man, hij zou in elk geval mee moeten. Het zou dus gaan tussen Jochen en hem. Hoefde hij Jochen maar niet te waarschuwen. Maar ze hadden hem nodig om de piloot op te knappen. De man bedacht met grimmige spijt hoe dwaas zijn positie was. Hij ging hulp halen om te zorgen dat het vliegtuig zou kunnen starten, dat hem wellicht zou laten staan. Hij maakte zich geen illusies. Als Ritz meende dat hij Jochen beter mee kon nemen, dan zou hij hier achter blijven. Dan moest hij zich maar zien te redden. Hoedemans hoorde het gedreun van de naderende lawine. Hij zag de sneeuw als stoom langs de helling omhoogspuiten. Het zou de laatste nog wel niet zijn, nam hij aan. Bij deze plotselinge temperatuurverschillen kon je verwachten dat de ene lawine na de andere omlaagkwam. Het konden er niet genoeg zijn, vond hij. Zo lang die lawines de aandacht van de mensen opeiste, zouden ze niet gaan kijken naar de plek waar de helicopter stond. Ze konden daar dan ongemerkt hun gang gaan. Er zou dan alle kans zijn dat de helicopter terugkwam om hem of Jochen — wie er dan achtergebleven was — op te halen . ..
En toen zag hij de voetsporen in de sneeuw. Heel verse voetstappen. Ze waren gemaakt na de lawine. Hij was dus niet alleen, zoals hij had verwacht. Hij keek waarheen die stappen gingen. En toen begreep hij dat ze toch niet zoveel tijd zouden krijgen als hij wel had gewild, want daarginds liep een van de twee jongens, van wie ze hadden aangenomen dat ze onder de sneeuw waren geraakt. Die jongen was natuurlijk op weg naar het hotel om hulp te halen. Hij moest zien dat hij hem inhaalde, maar Hoedemans wist dat hij daarin niet zou slagen. De jongen was misschien wel vijfhonderd meter voor hem uit en hier in de sneeuw haalde je zo'n achterstand niet meer in. Er zou iets onvoorziens moeten gebeuren, wilde de jongen niet voor hem in de Alpenrose arriveren. Tegen beter weten in probeerde de man toch nog of hij zijn tempo kon verhogen. Hij raakte alleen maar buiten adem en kwam tot het inzicht dat de jongen nog meer op hem uitliep. Zou hij maar teruggaan naar het vliegtuig, overlegde Hoedemans bij zichzelf. Dan hoefde Ritz niet te kiezen wie hij mee zou nemen: hem of Jochen. Maar als de vlieger nog bewusteloos was ... Het begon er op te lijken dat het zou mislopen. Nee ... nee ... ze hadden nog een kans. Want wie kwam daar op ski's? Wie naderde daar in snelle vaart over de sneeuw? Als dat Jochen niet was .. .O, en die jongen had niets in de gaten. Die ging zelfs naar Jochen toe ... Het kon niet mooier .. . Het zou toch allemaal nog goed komen. Hij zwaaide in de richting van Jochen.