HOOFDSTUK 28
Intussen, zoveel miljoenen kilometers weg dat het bevattingsvermogen er moeite mee heeft, was Zefod Bijsterbuil weer eens des duivels.
Hij had zijn schip gerepareerd - dat wil zeggen, hij had met waakzame belangstelling toegekeken hoe een dienstrobot het voor hem had gerepareerd. Het was nu wederom een van de machtigste en meest bijzondere schepen die er bestonden. Hij kon gaan waar hij wilde, doen wat hij wilde. Hij bladerde in een boek en gooide het toen terzijde. Het was het boek dat hij al eerder had gelezen. Hij liep naar de communicatiewal en zette een breedfrequent noodkanaal open.
'Iemand iets drinken?' zei hij.
'Is dit een noodgeval, maat?' kraakte een stem van ergens halverwege de Melkweg.
'Kun je me aan een mixer helpen?' zei Zefod. 'Ga met een komeet spelen.'
'Oke, oke,' zei Zefod, en hij klikte het kanaal weer dicht. Hij ging zuchtend zitten. Toen stond hij weer op en liep naar een computerscherm. Hij drukte op een paar knoppen. Kleine klodders schoten over het scherm en vraten elkaar op. 'Beng!' zei Zefod. 'Pieoeoeoe! Pang pang pang!' 'Hallo,' zei na een tijdje de computer opgewekt, 'je hebt drie punten gescoord. Beste score tot nu toe: zeven miljoen vijfhonderd negenenzeventigduizend tweehonderd...'
'Oke, oke,' zei Zefod, en klikte het scherm weer blanco. Gij ging weer zitten. Hij speelde met een potlood. Gaandeweg verloor ook dit zijn bekoring.
'Oke, oke,' zei hij, en voerde zijn score en de beste tot nu toe in de computer in. Zijn schip maakte een vlek van het heelal.