HOOFDSTUK 21

Het langste en meest verwoestende feest dat ooit is gegeven is nu toe aan zijn vierde generatie en nog steeds maakt niemand aanstalten om op te stappen. Weliswaar heeft er een keer iemand op zijn horloge gekeken, maar dat is nu elf jaar geleden en daar is het bij gebleven.

Het is er een onvoorstelbare troep, je gelooft het pas als je het ziet, maar als je geen speciale reden hebt om het te geloven ga dan maar niet kijken want het is echt niet leuk meer.

Er zijn de laatste tijd in de wolken wat knallen en flitsen waargenomen, en volgens een theorie komen die van een slag die wordt geleverd tussen de vloten van een aantal concurrerende tapijtreinigingsbedrijven die er als gieren boven hangen, maar je moet niet geloven watje hoort op feesten, en zeker niet watje hoort op dit feest.

Een van de problemen, en dat kan alleen nog maar erger worden, is dat de mensen op het feest allemaal kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen zijn van de mensen die in eerste instantie al niet weg wilden, en vanwege de hele rimram van selectieve voortplanting en regressieve genen en zo wil dat zeggen dat alle mensen op het feest nu volslagen fanatieke feestgangers dan wel brabbelende idioten zijn, of, steeds vaker, allebei.

Hoe dan ook, het wil zeggen dat genetisch gesproken elke volgende generatie nog minder geneigd zal zijn om op te stappen dan de vorige.

Dus gaan er andere factoren een rol spelen, zoals het tijdstip waarop de drank opraakt.

Maar doordat er bepaalde dingen zijn gebeurd die indertijd een goed idee leken (en een van de problemen bij een feest dat nooit ophoudt is dat alle dingen die alleen maar op een feest een goed idee

lijken een goed idee blijven lijken), lijkt dat moment nog ver weg. Een van de dingen die indertijd een goed idee leken was om het feest te laten vliegen - niet in de zin dat feesten altijd veel te vlug voorbij zijn, nee, letterlijk.

Op een avond lang geleden banjerde een stel dronken astrotechnici van de eerste generatie het gebouw rond, dook eens hier in, rommelde eens daar aan, ramde eens heel hard op iets anders, en toen de volgende morgen de zon opging ontdekte die tot haar verbazing dat ze scheen op een gebouw vol vrolijke dronken mensen dat nu als een jong, onzeker vogeltje boven de boomtoppen zweefde. En dat niet alleen, maar het vliegende feest had zich ook nogal zwaar weten te bewapenen. Als het van kleinzielige ruzies met drankhandelaren mocht komen wilden ze wel even zeker weten dat ze niet met lege handen stonden.

De overgang van fulltime feestgangersbende naar parttime dievenbende verliep gladjes en droeg er veel toe bij de hele onderneming net dat extra beetje jeu en schwung te geven waaraan op dat ogenblik zo'n behoefte was, gezien het ontstellend aantal keren dat het orkest in de loop der jaren alle nummers dat het kende al gespeeld had.

Ze roofden, ze plunderden, ze gijzelden hele steden voor een nieuwe voorraad kaaszoutjes, avocadodipsaus, spare-ribs en wijn en sterkedrank, welke laatste in het vervolg in de lucht zouden worden overgepompt uit vliegende tankers.

Het probleem van het tijdstip waarop de drank opraakt zal niettemin op zekere dag onder ogen moeten worden gezien. De planeet waar ze boven zweven is niet meer de planeet van toen ze erboven begonnen te zweven. Ze is er slecht aan toe.

De feestgangers hebben er verschrikkelijk huisgehouden, en niemand heeft ooit iets weten terug te doen, dit vanwege de grillige, onvoorspelbare manier waarop ze door de hemel banjeren. Het is niet niks, dat feest. Het is ook niet niks om het ineens in je rug te krijgen.