HOOFDSTUK 8
'Bij ruimtereizen namelijk,' zei Magdiragdag, terwijl hij in de Kamer der informatie-illusies aan wat instrumenten rommelde, 'bij ruimtereizen...'
Hij bleef staan en keek om zich heen.
De Kamer der informatie-illusies was een *welkome opluchting na de visuele monsterlijkheden van het rekencentrum. Er was niets. Geen informatie, geen illusies, alleen zijzelf, witte wanden en een paar kleine instrumenten die bedoeld leken om te worden aangesloten op iets dat Magdiragdag niet kon vinden. 'Ja?' drong Hugo aan. Hij had de gejaagdheid van Magdiragdag overgenomen maar wist niet wat hij ermee aan moest. 'Wat ja?' zei de oude man. 'Je zei?'
Magdiragdag keek hem opmerkzaam aan.
'Zijn de getallen afschuwelijk,' zei hij. Hij hervatte zijn speurtocht. Hugo knikte geleerd bij zichzelf. Na een tijdje besefte hij dat hij hier niets mee opschoot en besloot toch maar 'wat?' te zeggen.
'Bij ruimtereizen,' herhaalde Magdiragdag, 'zijn al de getallen afschuwelijk.'
Hugo knikte opnieuw en keek hulpeloos om naar Amro, maar Amro deed chagrijnigheids oefeningen, waar hij al een hele kei in werd.
'Ik probeerde alleen maar,' zei Magdiragdag met een zucht, 'je de moeite te besparen om te vragen waarom al de berekeningen voor het schip gedaan werden op het rekeningenblok van een kelner.' Hugo fronste.
'Waarom,' zei hij, 'werden al de berekeningen voor het schip gedaan op het re-' Hij zweeg.
Magdiragdag zei: 'Omdat bij ruimtereizen al de getallen afschuwelijk zijn.'
Hij kon zien dat hij niet overkwam.
'Luister,' zei hij. 'Op het rekeningenblok van een kelner dansen de getallen op en neer. Dat verschijnsel moetje wel eens waargenomen hebben.' 'Eh...'
'Op het rekeningenblok van een kelner,' zei Magdiragdag, 'vallen schijn en werkelijkheid op zo'n fundamenteel niveau samen dat ze in elkaar overgaan en alles mogelijk is, binnen bepaalde parameters.'
'Welke parameters?'
'Dat valt onmogelijk te zeggen,' zei Magdiragdag. 'Dat is er een van. Raar maar waar. Tenminste, ik vind het raar,' voegde hij eraan toe, 'en ik weet zeker dat het waar is.'
Op dat moment vond hij de sleuf in de wand die hij al die tijd had gezocht, en met een klik sloot hij het instrument dat hij in zijn handen had aan.
'Niet schrikken,' zei hij, waarop hij plotseling een geschrokken blik op zichzelf wierp, 'het is...'
Ze verstonden niet wat hij zei, want op dat moment hield het schip om hen heen eensklaps op te bestaan en kwam er uit de doorkliefde nacht een sterrenslagschip op hen afgedenderd ter grootte van een Brabants industriestadje, met zijn sterrelasers in vuur en vlam. Een vlaag verzengend nachtmerrielicht schichtte door de duisternis en ramde een flinke hap uit de planeet vlak achter hen. Met open mond en puilende ogen keken ze toe, onmachtig om een kreet te slaken.