23. Het geheim van de bungalow

De volgende anderhalve week was moeilijk voor me. In sommige opzichten was het zelfs nog moeilijker dan de tijd die ik in Farthy had doorgebracht Niet dat iemand gemeen tegen me was; verre van dat. De bedienden en tante Fanny hadden niet bezorgder, liever en attenter kunnen zijn. Maar nu had ik zo kort na mijn ouders ook Luke verloren, de enige ter wereld van wie ik had gedacht dat hij er altijd zou zijn, de enige die de worsteling en de pijn de moeite waard maakte. Hij was weg, en ik voelde me vanbinnen even leeg en verloren als toen mijn ouders waren gestorven.

De dagen waren somber en duister, al scheen de zon nog zo helder. Ik was altijd koud en moe, trok de dekens om me heen en lag urenlang naar het plafond te staren. Ik wilde zelfs het licht niet aandoen als het begon te schemeren. Soms voelde ik me volkomen verdoofd, en andere keren huilde ik tot mijn borst pijn deed. Ik huilde mezelf in slaap en werd wakker in het besef dat ik alle mensen die me het dierbaarst waren kwijt was. Ik had me nog nooit zo eenzaam gevoeld, zelfs niet toen ik opgesloten zat in Farthy. Toen ik daar was had ik in ieder geval mijn dromen nog.

Nu waren zelfs de dromen verdwenen. Ik had geen fantasieën meer om de tijd door te komen. Wat nog erger was, zelfs mijn herinneringen aan Luke en mijzelf leken nu besmet. Het was een verboden liefde, en alles wat vroeger mooi en prachtig was geweest leek nu slecht en verkeerd. Dat maakte mijn verdriet nog groter.

Het is afschuwelijk om niet alleen de mensen te verliezen van wie je houdt, maar ook nog de vreugde van de herinneringen aan hen. Het lot had mijn hart leeggeroofd, was mijn tuin binnengedrongen en had daar elke bloem geplukt, zodat er alleen maar een dor stuk grond met onkruid en stengels overbleef, ontdaan van hun schoonheid, hun reden van bestaan.

Veel van de oude vrienden van mijn ouders kwamen op een verlaat condoleancebezoek, verlaat omdat ik te ver weg was geweest om me eerder te komen bezoeken. Ik waardeerde hun medeleven, maar telkens als er iemand kwam, beleefde ik de ramp opnieuw. Sommige vriendinnen van mijn moeder barstten in tranen uit waar ik bij was, en hun verdriet opende wonden waar zich al korstjes hadden gevormd. Maar ik voelde me de sterkste en troostte hen.

'Precies wat Heaven zou hebben gedaan', merkte tante Fanny op na zo'n voorval. 'Niemand was sterker dan je ma als het erop aankwam. Ik was altijd degene die jammerde en hatelijk was, maar zij en Tom gingen eten halen toen we bijna verhongerden, en zij verpleegde en zorgde voor Onze Jane toen ze ziek was.'

Die verhalen over mijn moeder gaven me het doorzettings-vermogen en de kracht die ik nodig had om te herstellen toen Luke en Drake weg waren. Tante Fanny zei dat Luke geregeld opbelde om naar me te informeren, maar als ze hem vroeg of hij me wilde spreken, antwoordde hij: een volgende keer. Minstens zes keer probeerde ik hem een brief te schrijven, maar als ik de brief overlas, verscheurde ik hem weer, omdat ik mijn gedachten en gevoelens niet goed genoeg wist uit te drukken.

Dok Williams kwam vaak langs om mijn vorderingen te controleren. Mijn benen werden elke dag sterker, en hij liet een fysiotherapeut komen. Eindelijk was ik zover dat ik mijn looprek niet meer nodig had. Dokter Williams gaf me een stok om op te steunen. Een paar dagen later klom ik zelf de trap op, en ten slotte ging ik in m'n eentje naar buiten en zat in het prieel en dacht aan alles wat mij en Luke was overkomen. Tante Fanny kwam achter me aan en stond erop dat ik een trui aantrok.

'Het is fris buiten en je hebt nog geen vet op je botten.'

De herfst was bijna ongemerkt naderbij gekomen. Op een ochtend merkte ik plotseling dat de bladeren bijna allemaal roodbruin en goud waren.

Ik herinnerde me dat mama zoveel van de herfst had gehouden. Ze vertelde me dat het dan vooral in de Willies zo mooi was. 'Ik vond het heerlijk om in de herfst door het bos te dwalen. De kruinen van de bomen glansden in de zon en hadden allemaal verschillende tinten geel: amber, citroen, saffraan; en verschillende tinten bruin: kastanje, gember en donker mahonie. Ga in de herfst naar het bos, Annie', zei ze tegen me, 'dan doe je zoveel ideeën op voor de kleuren van je schilderijen.'

Daarin had ze gelijk, maar als ik aan het bos dacht, moest ik altijd aan Luke denken, omdat we daar zo vaak samen hadden gewandeld. Ik wilde zo graag dat hij nu bij me was, nu ik weer kon lopen. Maar hij was terug naar de universiteit óm te trachten te vergeten.

Ik begon aan een schilderij voor Luke. Eerst tekende ik het prieel, en toen tekende ik hem erin, staande, peinzend uitkijkend over de omgeving. Als ik aan mijn schilderij werkte, was het verdriet dat hij niet bij me was iets minder, maar toen ik het bijna afhad, voelde ik een ontstellend verlies. Ik stelde het steeds weer uit om er de laatste hand aan te leggen, veranderde hier iets, voegde er daar iets aan toe. Maar toen viel er niets meer te doen en moest ik het wel afmaken. Toen ik eindelijk mijn penseel neerlegde en ernaar keek, hield ik van het schilderij en haatte het tegelijkertijd. Ik had mijn hart erin gelegd en ik had Luke goed getroffen, de manier waarop hij zijn hoofd schuin hield als hij nadacht, zijn haar dat altijd over zijn voorhoofd leek te vallen, de blik in zijn ogen als hij naar me keek en mijn liefde voor hem zag.

Maar het schilderij deed me verlangen naar zijn stem en zijn nabijheid. Het was ook het lot van de artiest, dacht ik, om verliefd te worden op je eigen creatie zonder die ooit echt te kunnen bezitten.

Die gedachten maakten me melancholiek. Vroeger, als ik zo'n depressie had of in een filosofie verstrikt raakte die me zwaarmoedig en somber maakte, kon ik naar mama gaan en haar mijn gedachten toevertrouwen. Als mama me begroette met haar warme glimlach, voelde ik me onmiddellijk al weer opgewekter. We bladerden in de modetijdschriften en praatten over de nieuwste rages en giechelden als twee tieners om iets wat we belachelijk vonden en zuchtten over iets wat we mooi vonden.

Ik was nog niet in de slaapkamer van mijn ouders geweest. Ik had de moed niet om naar de kamer te gaan waar ze hadden geslapen, waar ik zo vaak geweest was om troost te zoeken als ik een nachtmerrie had of een droevige gedachte. Ik durfde niet naar hun lege bed te kijken, hun kasten en kleren, de schoenen van mijn vader, de juwelen van mijn moeder, de foto's, alles wat van hen was geweest.

Maar ik wist dat als ik wilde overleven en de ramp wilde verwerken die mijn leven zo had veranderd, ik alles waarvan ik had gehouden en dat er niet meer was onder ogen zou moeten zien. Dan pas zou ik sterk genoeg kunnen worden om de vrouw te zijn die papa en mama wilden dat ik zou zijn, ter

wille van hen en ter wille van mijzelf.

Langzaam liep ik mijn kamer uit, steunend op mijn stok. In de gang bleef ik staan. Ik aarzelde even voor ik de richting nam naar hun slaapkamer, maar ditmaal was ik vastbesloten.

Ik deed de deur open. De ramen stonden open om de frisse lucht binnen te laten. Alles stond keurig op zijn plaats, zoals op de avond van het ongeluk.

Ik bleef even in de deuropening staan en staarde om me heen. Op de toilettafel stonden mama's poederdozen en flesjes parfum, een paar blauwe oorbellen die ze had laten liggen op de avond van tante Fanny's noodlottige feest, en de mahoniehouten juwelendoos die papa een keer met Kerstmis voor haar had gekocht. Daarnaast lagen haar parelmoeren kammen.

Mijn blik dwaalde door de kamer en bleef rusten op het bed. Haar rood satijnen slippers stonden aan haar kant van het bed. Een boek dat ze aan het lezen was lag nog op het nachtkastje, een boekenlegger tussen de pagina's.

Natuurlijk hing het schilderij van de hut in de Willies nog boven het bed. Toen ik ernaar keek dacht ik aan Luke die daarheen was gegaan om over alles na te denken en tot de conclusie was gekomen dat hij terug moest naar de universiteit om voorlopig uit mijn buurt te blijven. Misschien hadden de geesten van zijn opa Toby en zijn oma Annie hem geadviseerd. Misschien was het wel het juiste advies.

Op papa's ladenkast stond een grote foto van hen samen op de huwelijksreceptie in Farthy. Ik herkende nu de achtergrond. Ze zagen er allebei zo jong en levenslustig uit. Hoewel, toen ik de foto deze keer aandachtiger bestudeerde, leek het me dat er ook een verlangende uitdrukking lag op mama's gezicht. Op de plaats waar ze stonden keken ze uit op de doolhof.

De doolhof deed me denken aan Troy en de bungalow. En plotseling realiseerde ik me iets. Ik ging terug naar mijn kamer en staarde naar de miniatuurbungalow die mama me op mijn achttiende verjaardag had gegeven. Het cadeau was zo belangrijk voor me geweest omdat ik wist hoeveel het voor haar had betekend, maar nu ik ernaar keek, kwamen de beelden van de echte bungalow aan de andere kant van de doolhof bij me op. Ik besefte dat Troy Tatterton de bungalow moest hebben gemaakt en kort na mijn geboorte aan mama gestuurd. Ze had er nooit over gesproken wie het speelgoedhuis had gestuurd. Zij en papa zeiden alleen dat ze veronderstelden dat een van de handwerkslieden van Tatterton het had gemaakt.

Kwam het omdat mama niet wist dat Troy nog leefde en ze dus ook niet kon geloven dat hij het had gemaakt en gestuurd? Was hij niet bang dat ze achterdochtig zou worden?

Terwijl ik aan hem dacht kwam er weer een ander beeld bij me boven: de manier waarop hij in zijn stoel met me zat te praten... de manier waarop hij zijn handen achter zijn hoofd had gehouden. Dat was ook de houding van het mannetje in de speelgoedbungalow. Was het toeval? En het vrouwtje leek op mama, met haar kleur haar en haar soort jurk. Ze moest weten wie dit had gestuurd. Wie anders dan Troy had dat tafereeltje kunnen scheppen? Als ze wist dat hij nog leefde en het model van de bungalow had gestuurd, waarom hield ze dat dan geheim?

Ik ging in het stoeltje bij mijn toilettafel zitten en zette mijn stok neer. Toen tilde ik langzaam het dak van het huis en hoorde meteen het tinkelende geluid van de nocturne van Chopin. Ik staarde naar de kleine poppetjes erin en dat bevestigde mijn vermoeden: de man leek op Troy; de vrouw was het evenbeeld van mama.

Nu ik in de echte bungalow was geweest, zag ik dingen die me nooit eerder waren opgevallen: het miniatuurspeelgoed dat het mannetje had gemaakt, de theekopjes op de tafel in de keuken en de half openstaande achterdeur. Ging die deur werkelijk open en dicht?

Mijn vingers trilden toen ik erin reikte en het kleine deurtje aanraakte, dat maar acht centimeter hoog was. Het zwaaide open op de kleine scharniertjes, en toen ik mijn hoofd boog om erin te kijken, zag ik dat er een trap liep naar beneden. Plotseling werd mijn blik door iets getroffen. Halverwege de trap ontdekte ik een wit stukje papier. Mijn vingers waren te groot om het door de deuropening eruit te kunnen halen. Er was maar één manier, dezelfde manier waarop het erin was gebracht, dacht ik: met een pincet.

Ik vond een pincet in de la van mama's toilettafel, en met het oog en de handigheid van een chirurg kreeg ik het geheimzinnige papiertje te pakken, trok het er voorzichtig uit, en zag dat het enkele malen stevig was opgevouwen, zodat het erin paste.

Ik legde het op tafel, zette het dak weer op het huis om de muziek te stoppen en vouwde het papier open. Het was broos en vergeeld, zoals replica's van historische documenten om ze authentiek te laten lijken. De randen brokkelden af en dreigden onder mijn vingers uiteen te vallen. Eindelijk had ik het volledig opengevouwen en voor me neergelegd. Het had het formaat van briefpapier. De vouwen waren zo diep dat de woorden nog maar moeilijk te lezen waren.

Liefste, m'n liefste, mijn verboden liefde,

Meer dan ooit lijkt de afgelopen nacht me een droom. Zo vaak in het afgelopen jaar heb ik erover gefantaseerd dat nu het eindelijk werkelijkheid is geworden, ik het moeilijk vind om te geloven dat het echt gebeurd is.

Ik zat aan je te denken, dacht aan onze kostbare momenten, de blik in je ogen, je aanraking. Ik moest opstaan en naar bed gaan om te zoeken naar haren van je, die ik God zij dank heb gevonden. Ik zal een medaillon ervoor laten maken en dat op mijn hart dragen. Het is een troost voor me dat ik altijd iets van jou bij me zal hebben.

Ik had gehoopt hier nog wat langer te blijven, ook al besefte ik dat het een kwelling zou zijn, en je van tijd tot tijd bespioneren in Farthy. Het zou me tegelijk gelukkig en verdrietig hebben gemaakt als ik je in het park zag lopen of lezen. Ik zou me hebben aangesteld als een dwaze schooljongen, dat weet ik.

Vanmorgen, niet lang nadat je weg was, kwam Tony naar de bungalow om me het nieuws te vertellen, het nieuws dat jij me ongetwijfeld ook zult komen brengen. Alleen zal ik er niet meer zijn als je komt. Ik weet dat het wreed van me lijkt om Tony in de steek te laten op een moment als dit, maar ik heb hem alle troost gegeven die ik kon toen hij hier was en we samen hebben gepraat.

Ik heb hem niet verteld over ons, over je bezoek van afgelopen nacht. Hij weet niet dat jij van mijn bestaan op de hoogte bent. Ik kan zijn problemen nu niet nog groter maken. Misschien zul je later nog eens het gevoel hebben dat hij het moet weten. Dat laat ik aan jou over.

Je zult je waarschijnlijk afvragen waarom ik het nodig vind zo snel na Jillians dood te vertrekken.

M'n liefste Heaven, het is misschien moeilijk voor jou om te begrijpen, maar ik voel me enigszins verantwoordelijk. De waarheid is dat ik er plezier in had haar te kwellen met mijn aanwezigheid. Zoals ik je heb verteld, heeft ze me een paar keer gezien, en ik weet dat het haar elke keer een schok gaf. Ik had haar de waarheid kunnen vertellen, dat ik niet dood was, dat ik geen geest was, maar ik heb haar in de waan gelaten dat ze een geest zag. Ik wilde dat ze zich een beetje schuldig zou voelen, want ook al was het niet haar schuld dat je als

Tony's dochter bent geboren, ik heb het haar erg kwalijk genomen dat ze het me verteld heeft, dat ze die afgrijselijke waarheid tussen ons aan het licht heeft gebracht. Ze is altijd erg jaloers geweest. Ze ergerde zich aan Tony's genegenheid voor mij, zelfs al toen ik nog een kleine jongen was. Nu voel ik me schuldig. Ik had niet het recht haar te straffen. Ik had moeten beseffen dat het Tony en zelfs jou verdriet zou doen. Het schijnt dat ik iedereen om me heen alleen maar narigheid bezorg. Natuurlijk is Tony dat niet met me eens. Hij wilde niet dat ik wegging, maar uiteindelijk heb ik hem ervan overtuigd dat het zo het beste is.

Help hem alsjeblieft in deze moeilijke tijd en troost hem zoveel je kunt. Je zult het voor ons beiden moeten doen.

Ik denk dat jij en ik elkaar nooit meer zullen zien of aanraken zoals we elkaar de afgelopen nacht hebben aangeraakt. Maar de herinnering aan jou is diep in mijn hart gegrift, waar ik ook ga.

Voor eeuwig de jouwe,

Troy

Verbijsterd leunde ik achterover.

'Mama, weet je wat je me naliet toen je me die bungalow gaf, het symbool van je liefde?' fluisterde ik.

Het was zo oneerlijk, zo triest, een tragedie die me trof als een koude windvlaag. Hoe afschuwelijk had de geschiedenis zich herhaald. Iets wat ik in mijn hart had gevoeld, maar nipt helemaal onder woorden had kunnen brengen, bleek waarheid te zijn: mama en Troy Tatterton waren minnaars geweest, maar hun liefde was zoals Troy boven aan de brief had geschreven - verboden. Het was een liefde die even verboden was als de liefde tussen Luke en mijzelf want Troy was Tony's broer, de oom van mijn moeder. Bloedverwantschap had hun liefde besmeurd, zoals bloedverwantschap mijn liefde voor Luke en zijn liefde voor mij had besmeurd.

Dus mijn moeder had altijd geweten dat Troy nog leefde, maar ze kon nooit met hem spreken, of hem schrijven of naar hem toe gaan. Nu begreep ik waarom Troy Tatterton zo naar me had gekeken toen hij me voor het eerst zag. Ik had herinneringen bij hem gewekt, vooral omdat mijn haar dezelfde kleur had als het haar van mijn moeder toen.

Veel van wat er in die brief geschreven was kwam me zinvol voor nu ik in Farthy was geweest. Ik begreep de zinspelingen op Jillians waanzin, de geesten die in het grote huis rondzwierven, Tony's gekweldheid en de reden waarom Troy zich onzichtbaar had gemaakt voor de wereld om hem heen. Maar wat ik tot op dit moment natuurlijk niet had geweten was mama's verdriet, want uit Troys brief begreep ik dat zij net zoveel van hem had gehouden als hij van haar.

Ze zou zo goed hebben begrepen wat er nu gebeurde tussen Luke en mijzelf, dacht ik; en ik begreep nu ook waarom ze zo bezorgd was dat wij zoveel tijd met elkaar doorbrachten. Ze had het verwacht omdat het haar zelf was overkomen.

'O, mama', fluisterde ik. 'Ik wou dat we nog één gesprek samen hadden kunnen hebben. Ik heb je raad en wijsheid zo hard nodig. Ik zou weten dat jij hetzelfde verdriet had doorgemaakt en ik zou me laten leiden door je woorden.'

Tot de eerste traan op de brief spatte, had ik niet beseft dat ik zat te huilen. Veel van wat Troy aan mama had geschreven, had Luke aan mij kunnen schrijven. Toen ik de brief las, had ik zelfs Lukes stem gehoord.

Ik vouwde de brief weer op en tilde het dak van de bungalow om de brief terug te leggen in de schuilplaats waar hij al die jaren bewaard was gebleven. Hij hoorde bij de bungalow; hij was een deel ervan. De muziek verscheurde mijn hart zoals hij mama's hart moest hebben verscheurd als ze alleen zat en luisterde, want als de muziek speelde moest ze Troys gezicht voor ogen hebben gehad en zijn afscheidswoorden hebben gehoord, steeds opnieuw.

Misschien was het een van de redenen waarom ze nooit naar Farthy terug wilde. Het was niet alleen haar woede op Tony. De herinneringen aan haar verloren liefde waren te pijnlijk. En al die keren dat Luke en ik over de doolhof praatten en fantaseerden over Farthy... het verdriet dat we haar deden zonder het te beseffen. O, moeder, dacht ik, vergeef ons. Onze fantasieën brachten je waarschijnlijk terug naar deze kleine speelgoedbungalow om te treuren over de liefde die je voorgoed had begraven.

Op dat moment klopte mevrouw Avery op de deur. Ik riep dat ze binnen moest komen. Ze zag er ongewoon zenuwachtig en opgewonden uit.

'Er is een meneer aan de telefoon die zegt dat hij belt uit Farthinggale Manor. Hij zegt dat het erg belangrijk is.'

Zou ik ooit bevrijd worden van Tony Tatterton en zijn waanzinnige hallucinaties? Ik werd woedend. 'Zeg maar tegen Tony Tatterton -'

'Nee, Annie, het is niet Tony Tatterton. Hij zegt dat het over Tony Tatterton gaat en dat hij vond dat u het moest weten.'

'Weten? Wat weten?' Mijn hart stond stil.

'Dat heeft hij niet gezegd, Annie. Hij wilde jou spreken en ik ben je meteen komen halen.'

'Goed, ik kom.' Ik haalde adem en bedwong de rilling die over mijn rug liep.

Ik volgde mevrouw Avery zo snel mogelijk. Nu ik weer kon lopen, ergerde ik me aan mijn langzame, onhandige passen.

Mevrouw Avery gaf me de hoorn en ik ging zitten.

'Hallo', zei ik angstig. Ik dacht dat het bonzen van mijn hart over de telefoon te horen zou zijn; zo luid klonk het me in de oren.

'Annie', zei hij. Ik had geen moeite de stem te herkennen, zoals mama waarschijnlijk ook zou hebben gedaan als ze hem na jaren weer zou hebben gehoord. 'Ik dacht dat je het zou willen weten en de begrafenis zou willen bijwonen.'

'Begrafenis?' Ik hield mijn adem in.

'Tony is een paar uur geleden gestorven. Ik was bij hem.'

'Gestorven?' Plotseling had ik medelijden met hem, wegkwijnend in Farthy, denkend dat de vrouw van wie hij hield hem weer in de steek had gelaten. Door mij had hij zijn eigen tragedie weer opnieuw beleefd. Tegen wil en dank was ik een actrice geweest in een toneelstuk dat jaren geleden al was opgevoerd. Ik was in een rol gedwongen die mama ook al had gespeeld. Nu was eindelijk, gelukkig misschien, het doek gevallen, de lichten waren uitgedraaid, de spelers hadden het toneel verlaten. Voor Tony Tatterton was de kwelling ten einde.

Maar in Troys stem klonk oprecht verdriet, geen opluchting. Hij had een broer verloren die vroeger als een vader voor hem was geweest.

'O, Troy, dat spijt me. Ik wist niet dat hij ziek was. Was je bij hem?'

'Ik had juist besloten mezelf wat zichtbaarder te maken en hem een beetje troost en verzorging te geven in een periode van zijn leven waarin hij die hard nodig had, want het was waar wat ik je verteld heb - hij heeft altijd voor me gezorgd als ik ziek was. En', zei hij, terwijl zijn stem brak, 'hij hield heel veel van me. Uiteindelijk hadden we alleen maar elkaar.'

Mijn keel was dichtgeknepen en ik kon even zelfs niet slikken. De tranen sprongen in mijn ogen. Ik kon me gemakkelijk voorstellen hoe Troy aan Tony's bed had gezeten, met Tony's hand in de zijne. Troy met gebogen hoofd, zijn schouders schokkend van het snikken toen het leven week uit zijn oudere broer.

'Hoe is hij gestorven?' vroeg ik ten slotte. Mijn stem klonk zo zacht dat het bijna een fluistering was.

'Een beroerte. Hij had er blijkbaar een tijd geleden al een gehad, maar dat wist ik niet.'

'Drake heeft me laatst bezocht en hij zei dat hij hem had gesproken, maar niet dat hij ernstig ziek was.'

'Hij had zich opgesloten in zijn kamer, zodat zelfs Rye niet wist wat er gebeurde. Toen het tot hem doordrong was het al te laat. In ieder geval was ik tegen het einde bij hem. Hij brabbelde, haalde iedereen door elkaar. Na een tijdje wist ik niet zeker of hij wel wist wie ik was, maar hij zei jouw naam en liet me beloven dat ik voor je zou zorgen en me ervan zou overtuigen dat alles goed ging met je.

Ik... ik weet dat hij vreemde geestelijke kwellingen doormaakte, en ik denk dat jij er wel getuige van bent geweest, maar hij was ongevaarlijk. Hij was alleen maar op zoek naar liefde en een manier om zijn zonden goed te maken... iets wat we uiteindelijk allemaal doen.'

'Ik weet het.' Ik vroeg me af of hij aan mijn stem kon horen hoe goed ik dat wist. 'Ik weet wat Tony van me was, Troy. Hij schreeuwde het uit toen ik wegging, en mijn tante Fanny bevestigde het.'

'O. Ik begrijp het.' Zijn stem stierf weg. 'Ik wil hem niet verontschuldigen, maar hij had een gecompliceerd en moeilijk huwelijk.'

'Ja.' Ik voelde er niet veel voor om daar nu over te praten. 'Maar, Troy, ik wil op de begrafenis komen. Wanneer is die?'

'Overmorgen, twee uur. De plechtigheid heeft plaats op het familiekerkhof. Ik heb begrepen van je huishoudster dat je goed vooruit bent gegaan. Ik ben blij voor je, Annie, en ik wil niet dat iets je genezing in de weg staat, dus als de reis te inspannend is -'

'Dat is hij niet, en het zal mijn genezing niet in de weg staan. Ik... ik wil je graag weer zien. Ik heb nooit de kans gehad je te bedanken dat je mijn tante Fanny hebt gebeld en haar hebt gezegd dat zij en Luke me moesten gaan halen. Dat was jij toch, hè?'

'Ik wilde niet dat je wegging; ik hoopte dat we elkaar vaker zouden kunnen zien en spreken, maar ik zag wat er met je gebeurde en ik wist dat je bij de mensen hoorde van wie je hield, ook al kon ik me voorstellen dat het erg pijnlijk voor je moest zijn om naar huis te gaan. Ik herinner me dat Tony me vertelde hoe hij zich voelde toen hij lang geleden naar mijn bungalow kwam, in de veronderstelling dat ik dood was.'

'Het was pijnlijk. Ik wou dat ik een bungalow had waar ik me net als jij kon verschuilen voor pijn en verdriet, met een doolhof om ongewenste mensen bij je vandaan te houden.'

'Tragedies weten de juiste weg naar je te vinden, als het zo geschreven staat, Annie. Dat heb ik maar al te goed geleerd', zei hij bedroefd.

'Ik weet het.' Mijn stem was nauwelijks hoorbaar. Ik wilde nog meer zeggen, misschien zelfs vertellen over de geheime brief in het speelgoedhuis. Hij moest iets gevoeld hebben, want hij maakte snel een eind aan ons gesprek.

'Ik zie je overmorgen, Annie. Ik ben blij dat je hier bij me zult zijn. Tot ziens.'

'Tot ziens, Troy.'

Langzaam legde ik de hoorn neer. Mijn gedachten keerden terug naar Tony. Ondanks de waanzin en de leugens moest ik huilen. Troy had gelijk: zelfs al was Tony onvoorstelbaar rijk, hij was een eenzaam mens, en zoals ieder ander op zoek naar iemand van wie hij kon houden en die ook van hem zou houden.

Misschien had Rye Whiskey gelijk met zijn geesten in Farthy. Misschien hadden ze een eind gemaakt aan Tony's

kwelling door hem op te eisen als een der hunnen.

Tante Fanny keek ontsteld op toen ik haar vertelde dat ik van

plan was Tony's begrafenis bij te wonen.

'Niemand weet dat hij je opa was, Annie. Niemand verwacht dat je die hele reis maakt om hem te begraven.'

'Ik weet wie hij was, tante Fanny. Ik kan hem niet vergeten en haten. Op zijn eigen verwrongen manier heeft hij geprobeerd me te helpen.'

'Dat huis is vergiftigd. Al die rijke mensen richten zich op een of andere manier te gronde. Niet dat ik niet rijk wil zijn; het is alleen de manier waarop die snobs leven, denken dat ze beter zijn dan de anderen. Daar worden ze stapelgek van. Ik wou datje niet ging.'

Ze liep de hele dag te klagen en te jammeren, maar ze zag dat ik vastbesloten was. Kort nadat ik met Troy had gesproken en had gehoord dat Tony dood was, belde ik Luke. Ik kon bijna geen woord uitbrengen toen hij de telefoon beantwoordde. Hij klonk zo triest en eenzaam. Mijn hand trilde bij het horen van zijn stem, maar ik deed mijn ogen dicht en sprak. Zodra hij mijn stem hoorde, werd hij weer opgewekt.

'Ik probeer al dagen je een brief te schrijven, Luke, maar het lukt me niet op papier te zetten wat ik voel.'

'Ik weet het. Daarom heb ik niet met je gesproken of je geschreven. Maar ik ben blij dat je gebeld hebt. Ik probeer bezig te blijven en niet aan je te denken, maar dat valt niet mee. Ik ben zo blij je stem te horen, Annie.'

'En ik de jouwe, maar ik heb geen vrolijk nieuws', zei ik, en vertelde hem over Tony's dood en Troys telefoontje. 'Je moeder is kwaad omdat ik erheen wil en zegt dat zij niet terug wil naar Farthy. Ze hoopt dat ik niet in m'n eentje zal gaan, maar dat doe ik wel. Ik kan lopen met mijn stok, dus is het reizen gemakkelijker.'

'Ik zal die ochtend komen om je naar Farthy te bren- gen', antwoordde Luke snel.

'O, Luke, ik wist datje dat zou doen.'

'Ik hou van je, Annie. Ik kan er niets aan doen. Ik zal ermee leven en eronder lijden tot de dag dat ik sterf.'

'Ik ook, Luke.' Geen van beiden spraken we. Mijn keel was zo dichtgeknepen dat ik geen woord had kunnen uitbrengen. Ten slotte zuchtte ik diep, keek naar het schilderij dat ik van hem had gemaakt en kwam weer wat tot mezelf. 'O, Luke, ik heb een portret geschilderd van jou in het prieel.'

'Heus? Mag ik het hebben om in mijn kamer te hangen?'

Ik had het eigenlijk zelf willen houden, maar vond het te egoïstisch om dat te zeggen.

'Natuurlijk.'

'Ik zie het wel als ik je kom halen. Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Ik regel de reis wel.'

'Dank je, Luke.'

'Annie, het is zo moeilijk om mijn gevoelens voor jou te ontkennen.'

'Ik weet het. Het vergaat mij net zo.'

'Tot gauw.' Beiden moesten we om dezelfde reden een eind maken aan het gesprek. Elk woord was als een scherp zwaard dat recht door ons hart sneed.

Later op de middag belde Drake. Hij was verbaasd dat ik al wist dat Tony dood was, en nog verbaasder toen ik hem vertelde dat ik op de begrafenis zou zijn. Hij vroeg niet eens hoe ik er achter was gekomen, dus zei ik niets over Troy. Zijn kille zakelijke stem stond me tegen.

'Als je wilde komen, had je mij kunnen bellen. Maar het is nog niet te laat. Ik zal het voor je regelen.'

'Daar wordt al voor gezorgd. Luke komt ook.'

'Dat had ik kunnen weten!'

'Alsjeblieft, Drake. Ter wille van Tony, ter wille van zijn nagedachtenis, laten we alsjeblieft de vrede bewaren', smeekte ik.

'Je hebt gelijk. Natuurlijk zal ik me waardig gedragen. Ik geef je de verzekering dat iedereen die iets in de zakenwereld te betekenen heeft er zal zijn.'

'Ik bedoelde niet -'

'Bovendien heb je geen idee wat er allemaal te doen is. Ik heb geen tijd om aan Luke te verspillen. Het is maar goed dat ik mijn werk hier ben begonnen vóór dit gebeurde. Ik had Tony's zoon kunnen zijn, zoals iedereen bij mij komt. Ik had je willen verrassen met het nieuws, maar ik kan het je nu wel vast vertellen. Vóór zijn dood heeft Tony een groot percentage van de aandelen in zijn bedrijf aan mij overgedragen.' Hij zweeg even en ging op droge toon verder, toen ik hem niet snel genoeg gelukwenste: 'Ik dacht dat je dat wel zou willen weten.'

'Ik weet dat jij dat graag wilt, Drake, en dat je er blij mee bent.'

Hij was teleurgesteld over mijn bedachtzame en beheerste reactie.

'Ja. Goed. Ik zie je op de begrafenis.'

'Ja, Drake.' Hij werd steeds meer een vreemde voor me.

Op de ochtend van de teraardebestelling kwam Luke me al heel vroeg halen om naar de luchthaven te gaan. Ik stond klaar toen hij mijn kamer binnenkwam. Zonder stok. Even staarden we elkaar aan. Toen keek hij naar het portret dat ik van hem had geschilderd.

'Wauw! Dat is goed!'

'Ik hoopte dat je het mooi zou vinden.'

'Mooi vinden? Ik vind het prachtig! Je bent een geweldige schilderes, Annie. De mensen zullen duizenden betalen voor je schilderijen, dat weet ik zeker. Ik in ieder geval wel.'

We staarden elkaar weer aan. Als een van ons een zin afmaakte, viel er een lange stilte waarin onze ogen spraken. Mijn ogen vertelden hem hoeveel ik van hem hield en hem nodig had en hoe bedrogen ik me voelde door het lot. De zijne zeiden hetzelfde.

Ik dacht dat tante Fanny wel zou toegeven en met ons meegaan, maar ze had dezelfde koppigheid van de Casteels als Drake en Luke. Ze verbrak onze gekwelde stilte door naar de deur van mijn slaapkamer te komen. Ze bleef met haar handen op haar heupen staan en gooide op haar karakteristieke manier het hoofd in de nek.

'Ik kan me niet voorstellen dat je haar naar dat huis wilt brengen, Luke. Je had het niet moeten aanmoedigen.'

'Ik zou met of zonder hem zijn gegaan, tante Fanny.'

'Je moeder is weggelopen uit dat huis en van die man, Annie.'

'Dat weet ik. Ik staarde naar een van de foto's van haar op mijn toilettafel. Het was mijn lievelingsfoto, omdat ze daarop naar de Willies staarde, en een van de weinige goede herinneringen aan dat leven haar blauwe ogen deden oplichten. 'Maar zij kon de regenbogen na de regen zien. Ik denk dat zij ook naar Tony's begrafenis zou zijn gegaan, tante Fanny.' Ik draaide me naar haar om en mijn blik was even scherp en vastberaden als die van mama vroeger kon zijn. Tante Fanny zag het.

'Ik moet voor ons beiden gaan.'