17. De wraak van mevrouw Broadfield
Mevrouw Broadfield reed me snel naar de badkamer. Ze liet het bad vollopen en kleedde me uit, waarbij ze de kleren ruw van mijn lijf trok. Ik voelde me als een rijpe banaan in de handen van een uitgehongerde aap. Als ze mijn huid eraf had kunnen scheuren, zou ze dat geloof ik gedaan hebben. Al die tijd zei ze niets, maar ik kon het herhaalde 'Ik heb het je wel gezegd' in haar woedende ogen lezen. Ik kreunde en hield mijn maag vast.
'Het lijkt wel of iemand daarbinnen lucifers afstrijkt', riep ik uit, maar mijn klachten vonden een dovemansoor. Ze wreef me af met een paar handdoeken, trok me overeind uit de rolstoel en plompte me letterlijk in het hete water. Ze was erg sterk voor een vrouw van haar lengte.
Zodra ik in het water lag, draaide ze de kraan uit en ik zakte dieper en dieper in het water, tot aan mijn hals. Al was het water even heet als altijd, toch leek het enige verlichting te geven. Ik deed mijn ogen dicht en bleef zacht jammerend liggen.
Maar ik opende mijn ogen weer toen ik Tony hoorde. Hij had de opschudding gehoord en kwam me te hulp.
'Wat is er?' riep hij uit de zitkamer.
'Doe de deur van de badkamer dicht', smeekte ik.
Mevrouw Broadfield meesmuilde.
'Blijf zo zitten', beval ze. Ze liep de badkamer uit en deed de deur stevig achter zich dicht. Maar ook toen nog kon ik hun gesprek volgen.
'Is er iets met Annie gebeurd, mevrouw Broadfield?'
'Ik heb haar gesmeekt niet die gekruide, exotische dingen te eten die uw kok haar geeft. Ik had de andere kok iets goeds en voedzaams laten bereiden, maar ze was koppig en wilde met alle geweld het eten van uw kok, dus moest ik naar beneden om hem iets te laten maken.'
'Dat weet ik, maar -'
'Haar maag is erg gevoelig, zoals haar hele lichaam trouwens. Ik heb geprobeerd het uit te leggen, maar ze heeft veel te veel haast om beter te worden, en zoals de meeste tieners luistert ze niet naar oudere mensen die ervaring hebben.'
'Moet ik de dokter laten komen?' vroeg hij ongerust.
'Nee, ik kan het wel aan. Ze zal zich een tijdje onprettig voelen, maar het is niet nodig de dokter te laten komen.'
'Kan ik iets doen?' Ik zegende Tony. Hij klonk zo bezorgd, en zijn stem was een en al ongerustheid en medeleven, in tegenstelling tot de strenge, correcte toon van mevrouw Broadfield.
'Nee, ik zal haar schoonmaken, medicijnen geven en in bed stoppen. Morgenochtend is ze weer beter, maar haar maag zal nog gevoeliger zijn. Wat u kunt doen is met uw kok praten en hem zeggen dat hij voortaan het eten precies zo moet klaarmaken als ik het hem zeg.'
'Ik zal het doen.'
Ik hoorde Tony weggaan en even later kwam mevrouw Broadfield terug in de badkamer. Ze torende hoog boven me uit. Mijn tranen vermengden zich met de druppels van de stoom die langs mijn rode wangen rolden. Plotseling verzachtte haar gezicht en als een buste van was die te dicht bij de hitte komt, gingen haar lippen omlaag, haar mondhoeken verbreedden, haar bolle wangen zakten en haar ogen werden waterig van medelijden.
'Arm kind. Had maar naar mij geluisterd... zoveel onnodige pijn bij al die ellende die je al hebt.'
Ze knielde naast me en pakte een washandje om mijn tranen weg te vegen.
'Doe je ogen dicht en ontspan je nog even. Ik haal je zo uit bad. We zullen je afdrogen, je een schoon nachthemd aantrekken en je iets geven tegen de maagkramp. Dan slaapje als een baby.'
'Ik begrijp het niet... ik heb tot dusver nooit last gehad van iets wat ik heb gegeten.'
Met het washandje wreef ze in soepele, cirkelende bewegingen over de huid van mijn hals en schouders, alsof ze kostbaar porselein schoonmaakte.
'Je bent nu in mijn handen. Laat mij mijn werk doen en je zult herstellen zoals het hoort en wanneer het hoort, Annie. Zul je me laten doen waarvoor ik betaald word?'
Ik knikte. Mijn ogen waren gesloten. De pijn was wat minder geworden, al borrelde mijn maag nog dreigend. Mevrouw Broadfield liet haar vingers tussen mijn borsten glijden en drukte de palm van haar hand tegen mijn maag. Toen ik mijn ogen opende was haar gezicht zo dicht bij het mijne, dat ik de poriën in haar huid, de haartjes in haar neus en de barstjes in haar lippen kon zien.
'Het is daar nog steeds erg actief', fluisterde ze. Ze keek naar me met een afwezige blik in haar ogen.
'Mag ik nu uit bad?'
'Wat? O... ja,ja.' Ze stond snel op en pakte de handdoeken. Daarna hielp ze me uit het bad en wreef me droog. Toen ik het schone nachthemd aan had, stopte ze me in bed en gaf me twee lepels van een grijze, kalkachtige vloeistof. Een tijdje later bedaarde het borrelen in mijn maag, en ik kreeg mijn slaappil.
Ik deed wat me gezegd werd... ik sloot mijn ogen en viel in slaap, verlangend naar de opluchting die de slaap zou brengen. Voor ik in slaap viel, deed ik nog even mijn ogen open en zag mevrouw Broadfield naast mijn bed staan. Ze keek op me neer als een kat die een muis in een hoek heeft gedreven en zelfverzekerd boven zijn prooi uittorent, genietend bij het vooruitzicht van de kwellingen die hij zijn slachtoffer zal laten ondergaan.
Morgen zou ik me beter voelen, dacht ik, en morgen zou Luke mijn brief krijgen en bij me komen. Ik droomde van hem. In mijn droom was hij een ridder op een wit paard. Hij galoppeerde door het hoge hek van Farthy en stormde het huis binnen, de trap op naar mijn kamer. Hij gooide de deuren open, kwam naar mijn bed en omhelsde me. Ik was zo blij hem te zien dat ik alle zelfbeheersing liet varen en hem op de lippen kuste. Mijn nachthemd gleed van mijn schouders en hij drukte zijn lippen op mijn naakte borsten, sloot zijn ogen en snoof diep, of ik een roos was.
'O, Luke', kreunde ik. 'Ik heb zo lang op je gewacht, ik heb zo naar je verlangd.'
'Annie, mijn Annie.' Hij liefkoosde me en mijn lichaam tintelde bij elke kus, tot de tintelingen mijn benen bereikten en ze nieuwe kracht en leven gaven. 'Ik moetje hier vandaan halen, zodat we altijd van elkaar kunnen houden.'
Hij nam me in zijn armen en droeg me de trap af. Ik was nog steeds halfnaakt, maar het kon me niet schelen. Hij zette me op zijn paard en we reden weg, weg van Farthy. Slechts één keer keek ik achterom in mijn droom en toen ik dat deed, zag ik Tony voor een raam staan met een van verdriet vertrokken gezicht. Maar achter hem stond nog een andere, schaduwachtige gestalte. Ik kon zijn gezicht niet zien, maar ik voelde me treurig omdat ik hem achter moest laten. Ik strekte mijn handen naar hem uit alsof ik hem riep, en toen werd ik wakker.
De hele volgende ochtend en een deel van de middag bleef ik in bed. Mevrouw Broadfield had besloten de therapie een dag over te slaan. Ze liet Rye Whiskey warme havermout maken voor het ontbijt en de rest van de dag kreeg ik heel zoete thee en toast met gelei. Halverwege de middag voelde ik me sterk genoeg om in mijn rolstoel te zitten. Even over tweeën kwam Rye, nog steeds met zijn schort voor. Mevrouw Broadfield was een wandeling gaan maken.
Hij kwam binnen met een verlegen, berouwvol gezicht. Ik begreep dat hij zich verantwoordelijk voelde voor wat er gebeurd was.
'Hoe voelt u zich nu, juffrouw Annie?'
'Veel beter, Rye. En geef jezelf niet de schuld. Je kon onmogelijk weten wat mijn maag wel en niet kon verdragen. Ik heb nog nooit last gehad van iets wat je gemaakt hebt', zei ik. Ik sperde mijn ogen open om de nodige nadruk te leggen op mijn woorden. Hij knikte peinzend. Ik kon zien dat hem iets dwars zat.
'Dat dacht ik ook, juffrouw Annie. Ik heb niets anders in het eten gedaan dan ik al eerder had gebruikt.'
'Het was mijn eigen schuld', hield ik vol. 'Ik had mevrouw Broadfield niet terug moeten sturen met het eten dat je assistent had klaargemaakt.'
'Ja. Ze komt de keuken binnengehold, met een gezicht zo rood als een kreeft, en smijt het blad neer. Ik maak een luchtsprong van schrik. Ze zegt tegen me, maak je speciale kip, met groenten en aardappelen. Dat stond al klaar voor meneer Tatterton, dus ik zeg, het is allemaal al gereed, mevrouw. Ze gromt wat en ik schep het eten op.'
'En wat gebeurde er toen?'
'Niks. Ik geef haar het blad, omdat we geen dienstmeisje meer hebben, en ze neemt het aan. Alleen had ik het brood vergeten, dus ga ik haar achterna. Ik kon haar nog inhalen omdat ze in de eetkamer was blijven staan om de medicijnen in het eten te doen en -'
'Medicijnen? Wat voor medicijnen?'
Rye haalde zijn schouders op. 'Ze zei dat het medicijnen waren. Om het voedsel beter te kunnen verteren.'
'Die heb ik nog nooit gehad.'
'Ik geef haar het brood en ze gaat naar je kamer, en voor ik weet wat er gebeurt, komt meneer Tatterton binnen, helemaal over zijn toeren omdat u ziek bent geworden van het eten. Hij komt naar me toe en ik zeg, ja meneer, ik zal doen wat de verpleegster zegt. Dat was dat. Maar u voelt zich nu weer beter?'
'Ja, Rye. Weet je zeker dat ze de medicijnen in mijn eten deed?'
'In de aardappelen. Ze mengde het erdoor toen ik uit de keuken kwam. Hoop dat het de smaak niet bederft, dacht ik, maar ik durfde het niet tegen haar te zeggen. Ze moet een goeie verpleegster zijn; ze kan de ziekte zo bang maken dat- ie op de loop gaat.'
'Als ze dat wil...' zei ik met een blik van verstandhouding. Het was geen medicijn. Ze nam wraak op me omdat ik me tegen haar verzet had en goed eten wilde hebben. Lieve God, dacht ik, ik ben in handen van een sadistisch, wraakzuchtig, afschuwelijk mens. Al die pijn en narigheid waren haar schuld! 'Of ze kan de ziekte in je brengen', zei ik, met een veelbetekenend knikje. Rye begreep het.
'Juffrouw Annie...' Hij draaide zich om en keek naar de deur om zich ervan te overtuigen dat er niemand aankwam. 'Misschien bent u al een stuk beter. Misschien is het beter dat u nu naar huis gaat.'
'Wat?' Ik glimlachte verward. 'Wil je dat ik naar huis ga?'
'Ik moet terug naar mijn keuken. Blij dat het weer goed met u gaat, juffrouw Annie.' Haastig liep hij de deur uit, voor ik hem nog iets kon vragen, maar ik twijfelde er niet aan of hij
wist meer, veel meer, over alles wat er in Farthy gebeurde.
Tony kwam pas tegen etenstijd. Ik kreeg de maaltijd die ik oorspronkelijk had teruggestuurd: gekookte kipfilet, doperwten en worteltjes, en smakeloze aardappelpuree. Mevrouw Broadfield glimlachte zelfverzekerd toen ze het blad binnenbracht en op mijn tafeltje zette. Ze stond naast me en keek toe terwijl ik at, om zeker te weten dat ik weer vast voedsel kon verdragen, zei ze.
'Hebt u er iets in gedaan om mijn spijsvertering te bevorderen?' vroeg ik. Haar glimlach verdween.
'Wat? Wat bijvoorbeeld?'
'Ik weet niet... bijvoorbeeld wat u gisteravond in mijn eten hebt gedaan toen u het blad voor de tweede keer boven- bracht', zei ik. Ik kneep mijn ogen half dicht toen ik haar aankeek.
'Wat? Wie heeft je dat verteld?' Ze keek niet kwaad, eerder geamuseerd, alsof ze het tegen een complete idioot had. De cynische glimlach rond haar lippen maakte me woedend.
'Rye heeft het me verteld', snauwde ik terug. 'Hij kwam boven om te zien hoe het met me ging en hij vertelde me dat hij heeft gezien dat u iets in het eten deed toen u het uit de keuken had meegenomen. U zei dat het medicijnen waren.'
'Wat een krankzinnig verhaal.' Ze lachte schril. 'Waarom zou hij zoiets verzinnen? Het is belachelijk.'
'U hebt het gedaan', zei ik beschuldigend.
'Lieve kind, hij probeert zichzelf vrij te pleiten omdat hij zich schuldig voelt. De eerste dag dat je hier kwam ben ik naar hem toe gegaan en heb ik hem nadrukkelijk gezegd dat je absoluut geen gekruide dingen mocht hebben. Misschien herinner je je nog dat ik hem gezegd had dat hij je geen zware desserts mocht geven, maar toch stuurde hij die chocoladetaart naar boven. Hij is koppig of dom. Ik weet zeker dat meneer Tatterton erg verontwaardigd was en hem misschien zelfs heeft ontslagen.'
'Rye ontslaan?' Nu was het mijn beurt om te lachen en haar te laten voelen dat ze zich belachelijk maakte. 'U hebt geen idee hoe lang ze al samen zijn. Rye is zo goed als familie; hij blijft hier tot aan de dag van zijn dood. En dat hij zich schuldig zou voelen is nog belachelijker. Rye is een fantastische kok. Mensen worden niet ziek van het eten dat hij klaarmaakt' , ging ik uitdagend verder. Mijn ogen brandden door haar heen. Ze schudde haar hoofd en wendde haar blik af. Dat bevestigde mijn achterdocht.
'Toch was meneer Tatterton verontwaardigd. Eet nu voordat het koud wordt. Ik wil dat het warm in je maag komt.' Ze draaide zich met een ruk om en liep de kamer uit.
Even later kwam Tony binnen.
'Hoe gaat het, Annie? Ik heb mevrouw Broadfield twee keer gebeld vandaag en ze zei dat het heel goed ging met je.'
'Ze heeft tegen je gelogen', snauwde ik. Ik was vastbesloten hier een eind aan te maken, anders zou ik op staande voet vertrekken.
'Hoezo gelogen?'
'Ik ben niet ziek geworden van te gekruid voedsel, Tony. Het eten was niet te gekruid, het was vergiftigd!' zei ik. Hij staarde me even met verbaasd opengesperde ogen aan.
'Vergiftigd? Besef je wel wat je zegt? Misschien ben je alleen -'
'Nee, Tony, luister. Als je werkelijk iets om me geeft, luister dan', zei ik. Dat trof doel. Hij kwam dichterbij. 'Mevrouw Broadfield is een goede verpleegster. Tenminste, ze is kundig en ervaren, maar ze heeft geen goed karakter en ze haat rijke mensen. Ze gelooft dat rijke mensen, vooral jonge rijke mensen, verwend en zwak zijn. Je moet haar gezicht eens zien als ze zoiets zegt - ze wordt nog lelijker dan ze al
is, weerzinwekkend, monsterachtig.'
'Ik had geen idee', zei hij verbijsterd.
'Ja, en ze kan het niet hebben als je tegen haar in gaat. Als ik haar alleen maar vraag wat ze doet, wordt ze al razend. Toen ik eten van Rye wilde hebben en me tegen haar verzette, besloot ze me een lesje te leren. Rye was net hier om zich te verontschuldigen, en hij vertelde me dat ze het eten had meegenomen en er iets in had gedaan. Ze beweerde dat het medicijnen waren, maar ik krijg nooit medicijnen in het eten, Tony. Dat weetje. Ze heeft die afschuwelijke, pijnlijke scène op touw gezet om mij een lesje te leren', herhaalde ik. Ik zag vuurrood van woede.
Hij knikte. 'Ik begrijp het. Goed, het lijkt me dat de tijd gekomen is om een eind te maken aan haar dienstbetrekking. Dat bedoel je toch?'
'Ja, Tony. Ik wil hier geen dag langer blijven met die vrouw om me heen.'
'Wees maar niet bang. Dat hoef je niet. Ik zal haar vanavond nog wegsturen. We zullen wat zorgvuldiger te werk gaan met het zoeken naar een geschikte vervangster, maar ik weet zeker dat we snel iemand gevonden zullen hebben', eindigde hij zelfverzekerd.
'Dank je, Tony. Ik wil niet lastig zijn, maar -'
'Onzin. Als je je niet op je gemak voelt met je verpleegster, word je niet beter. En ik wil zeker niet iemand die zo sadistisch is als deze vrouw blijkt te zijn. Maar je moet er nu niet meer over piekeren. Ik zal voor alles zorgen. Laten we liever aan andere, opgewekte dingen denken.' Hij keek om zich heen. 'Ik weet precies wat er nog meer aan de hand is. Je zit en ligt veel te veel aan je ziekte te denken... Het is het duplicaat van een ziekenhuiskamer... rolstoelen, medicijnen, bladen met eten... deprimerend', zei hij hoofdschuddend. 'Maar ik heb een magisch geneesmiddel voor je.' Zijn blauwe ogen fonkelden als de ogen van een ondeugende kleine jongen.
'Een magisch geneesmiddel? Wat dan?'
Hij hief zijn handen op om me tot geduld te manen. Toen liep hij de suite uit. Even later kwam Parson binnen met een grote kartonnen doos. Hij zette hem neer bij het raam en keek naar Tony.
'Hier, meneer Tatterton?'
'Ja.'
'Wat is dat?'
'Dat zul je wel zien', zei hij. Hij pakte het lege blad van mijn rolstoel. Hij zette het op de kast en trok mijn rolstoel dichterbij, en ging op de rand van het bed zitten, zodat we allebei konden zien hoe Parson de doos uitpakte. Even later drong het tot me door wat het was - een schildersezel. Parson zette hem snel in elkaar, zodat ik in zittende positie kon schilderen.
'O, Tony, een ezel! Wat geweldig!' riep ik uit.
'De beste die voor geld te koop is', verkondigde Tony.
'O, Tony, dank je, maar -'
'Geen gemaar. Je moet weer op dreef komen. Dat zegt iedereen met wie ik over je gesproken heb.' Hij knikte tegen Parson, die wegging en terugkwam met nog twee dozen, de een met schildersbenodigdheden en verf en de ander met schilderspapier. Tony zette onmiddellijk een vel papier op de ezel.
'Van de rest weet ik niet veel. Ik heb mijn inkoper opdracht gegeven alles te kopen wat een aankomende jonge schilderes nodig heeft. Er zit zelfs een baret bij.' Hij zocht in de doos tot hij hem gevonden had, een zwarte baret, die hij opzette. Ik lachte.
'Zie je wel? Ik heb je al aan het lachen gekregen.' Hij kwam naar me toe en zette de baret op mijn hoofd. 'Zwart is jouw kleur, Annie.' Hij draaide me naar een spiegel, zodat ik mezelf kon zien. 'Heb je al inspiratie?'
Die had ik. Toen ik mezelf zag met die baret op kwamen alle dromen weer terug die ik bijna was vergeten. Niets vulde mijn leven zo als schilderen en niets schonk me zoveel vreugde. Ik had me niet gerealiseerd hoe erg ik het gemist had. Het ongeluk en de nasleep ervan hadden me gescheiden van alle mensen en dingen die me dierbaar waren, ook van het schilderen. Misschien was het een van de redenen waarom ik me tot nu toe maar een half mens had gevoeld. Ik was alleen bang dat ik door al mijn trieste en tragische ervaringen geen inspiratie meer zou hebben om iets moois op het doek te zetten. Wat moest ik doen als ik het penseel op het doek bracht en alleen maar een blanco, wit veld voor me zag?
'O, Tony, ik weet niet of ik het nog kan.'
'Je kunt het toch proberen? Je móet het proberen. Beloof het me.'
Ik aarzelde en keek hem hoopvol aan.
'Nou? Beloof je het?'
'Ik zal het proberen, Tony. Ik beloof het je.'
'Goed zo.' Hij klapte in zijn handen. 'Dan laat ik je nu aan je werk. Over een dag of zo verwacht ik iets heel moois te zien.'
'Verwacht niet te veel, Tony. Zo goed ben ik nooit geweest en -'
'Je bent veel te bescheiden. Drake heeft het me verteld. Hij heeft zelfs een van je schilderijen meegebracht.'
'Is het heus?' riep ik uit.
'Het hangt beneden in mijn werkkamer.'
'Daar heeft hij me niets van verteld. Welk schilderij?'
'Het schilderij met het kleine musje in de magnoliaboom. Ik vind het erg mooi. Ik hoop dat je het niet erg vindt dat hij het aan mij heeft gegeven.'
'Ik vind het niet erg... maar hij had het me moeten zeggen. Hij had het me even kunnen vragen', zei ik een beetje bestraffend, ook al voelde ik me gevleid dat Drake mijn schilderkunst zo waardeerde.
'Ik had hem gevraagd er een mee te brengen, en hij deed het om mij een plezier te doen. Wees niet boos op hem', smeekte Tony.
'Goed, Tony. Ik zal lief tegen hem zijn.' Hij glimlachte en wilde de kamer uit gaan. 'Tony', riep ik.
'Ja?'
'Als Luke om zeven uur nog niet gebeld heeft, wil je me dan naar een telefoon brengen, zodat ik hem kan bellen? Ik begrijp niet waarom hij niet komt en de brieven en telefoontjes niet beantwoordt. Er moet iets aan de hand zijn.'
'Als er iets zou zijn, Annie, dan vind ik dat je dat nu nog beter niet kunt weten. Je moet voorlopig nog beschermd blijven. Weet je wat - ik zal hem zelf bellen als hij niet belt.'
'Maar je zei net dat je het me niet wilt vertellen als er iets is.'
'Ik zal het je vertellen. Ik beloof het.'
'Tony, ik wil hier een telefoon hebben. Ik kan dat isolement niet verdragen. Vraag alsjeblieft aan de dokter of hij het goedvindt.'
Tony keek pijnlijk getroffen bij het woord 'isolement', maar ik kon er niets aan doen. Zo voelde ik me. Zijn gezicht vertrok.
'Ik weet dat je je uiterste best voor me doet, Tony, en dat waardeer ik, heus, maar ik mis mijn vrienden en het leven dat ik vroeger had. Ik ben jong en ik stond op het punt aan het opwindendste en boeiendste deel van mijn leven te beginnen. Ik kan het niet helpen dat ik me eenzaam voel, ook al besteden jij en Drake zoveel aandacht aan me. Praat alsjeblieft met de dokter', smeekte ik.
Zijn gezicht verzachtte. 'Natuurlijk. Ik weet zeker dat hij het goed zal vinden. Je bent op weg naar beterschap, daar ben ik van overtuigd. Schilder, eet goed, rust, en je bent in een mum van tijd weer op de been.'
'Kom meteen boven als je Luke hebt gebeld.' Hij knikte en ging weg.
Ik bleef even rustig zitten en dacht na over alles wat er gebeurd was. Misschien had Tony gelijk... ik moest niet langer stil blijven staan bij mijn ziekte en al die droevige gedachten. Hij had beloofd mevrouw Broadfield weg te sturen. Maar zelfs met een zorgzame, vriendelijke verpleegster zou ik me toch nog een gevangene voelen.
Tony kon me omringen met de kostbaarste apparatuur en dingen om me af te leiden: televisies, stereocombinaties, en wat dies meer zij, maar ze konden me niet tevredenstellen. Ik miste mijn eigen kamer, de geur van mijn linnengoed en kussens, mijn eigen donzen dekbed. Ik miste mijn jurken en schoenen en sieraden.
Ik miste het gegiechel aan de telefoon met vriendinnen, het in m'n eentje luisteren naar muziek of met vrienden en vriendinnen in de lunchroom. Ik miste de party's en dansavonden en het gezelschap van mijn leeftijdgenoten. Ik miste de eenvoudigste en de gecompliceerdste dingen. Ik miste de bloemen die bloeiden in onze tuin en mama die in de zitkamer zat te haken. Ik miste papa die de krant las en de pagina's bedachtzaam omsloeg en nu en dan eroverheen keek om naar me te knipogen.
Het meest van alles miste ik Luke. Ik miste het hem op straat te zien lopen of hem ongemerkt gade te slaan als hij in het prieel op me zat te wachten. Ik miste onze telefoontjes 's avonds.
Er was een tijd waarin er nauwelijks een dag voorbijging zonder dat we elkaar zagen of spraken, en nu leek hij duizenden kilometers ver weg, in een ander leven, afgeleid door zijn eigen nieuwe wereld. Mijn hart brak als ik daaraan dacht. Maar Tony had gelijk. Ik mocht niet piekeren. De enige manier om Luke terug te krijgen was mezelf goed in de hand te nemen en te zorgen dat ik beter werd.
Ik zou beginnen met weer zoveel mogelijk te worden zoals ik vroeger was, en één manier was om weer te gaan schilderen. Ik rolde de stoel naar de ezel en keek in de doos met benodigdheden. Langzaam pakte ik de dingen uit waarmee ik moest beginnen.
Wat zou ik schilderen? vroeg ik me af. Als een antwoord op mijn vraag leek het raam me naar zich toe te trekken. Ik staarde naar buiten naar het kerkhof van de familie Tatterton. Ik pakte een potlood en begon te schetsen. Ik werkte alsof een van Rye Whiskeys geesten mijn arm vasthield en mijn vingers over het witte papier leidde. En terwijl ik tekende, kwamen de waterlanders.
Net als vroeger als ik aan een schilderij begon, raakte ik al spoedig verdiept in mijn werk. Het leek bijna of ik was gekrompen en een klein figuurtje was geworden in mijn schets. Ik bewoog me over het doek en gaf mijn grotere ik aanwijzingen om dit te tekenen, dat bij te werken. De wereld om me heen vervaagde; ik had geen besef meer van tijd of plaats. Ik hoorde zelfs Tony niet terugkomen, en ik had geen idee hoe lang hij achter me stond om me aan het werk te zien. Ik schrok op toen zijn aanwezigheid tot me doordrong.
'Sorry. Ik wilde je niet aan het schrikken maken, maar ik wilde je niet storen. Ik weet hoe geconcentreerd jullie artiesten werken. Jillian is net zo. Ik bedoel, ze was net zo als ze tekende of schilderde. Ik kon uren en uren achter haar staan zonder dat ze het merkte. Het verbaasde me altijd - fascineerde me, moet ik zeggen - en ik vind jou net zo fascinerend als je werkt, Annie', voegde hij eraan toe. Hij zei het zo veelbetekenend dat ik onwillekeurig bloosde.
Hij glimlachte en herinnerde zich toen waarom hij was gekomen. 'O, ik vroeg me af of je je slaappil nodig hebt. Voor ze verontwaardigd is vertrokken, heeft mevrouw Broadfield nog een paar instructies achtergelaten. Als ze dat niet had gedaan, zou ik een klacht over haar hebben ingediend en zou ze nooit meer een andere baan hebben gekregen.'
'Nee, ik geloof dat ik vanavond zo wel inslaap, Tony. Dank
je.'
'Mooi. Dan zal ik je nu nog een tijdje aan je werk laten en daarna kom ik langs om te zien of je hulp nodig hebt om naar bed te gaan.' Hij glimlachte en wilde weggaan.
'O, Tony', riep ik. 'Wat is er gebeurd toen je Luke belde?'
'O, daar ben ik nog niet aan toegekomen, Annie. Ik heb eerst mevrouw Broadfield afgehandeld. Dat zul je wel begrijpen. Ik zal nu meteen proberen hem te bereiken', zei hij, en ging weg. Ik ging weer aan het werk.
Uren later leunde ik achterover in mijn stoel, geestelijk uitgeput. Het was of ik in een verdoofde toestand had gewerkt, want toen ik naar het resultaat keek, was het of een ander het had geschetst en achtergelaten.
Ik had de raamlijst genomen als kader voor het schilderij. Het grafmonument doemde hoog op in het midden van het doek, de andere grafstenen er omheen waren nauwelijks aangegeven. Er knielde een gestalte voor de grote grafsteen. Het was niet Tony, en ik was het ook niet zelf; het was de geheimzinnige man die ik eerder had gezien. Zijn gezicht was niet ingevuld, maar hij was lang en mager.
Ik keek naar mijn palet en dacht aan de kleuren die ik zou gebruiken. Het leek me dat het schilderij uit grijze en zwarte tinten moest bestaan; die pasten bij de stemming. Ik besloot het schilderen uit te stellen tot de volgende ochtend, als ik misschien in een vrolijkere stemming zou zijn. Toen ik me omdraaide zag ik de bedelarmband die Luke me had gegeven. Mevrouw Broadfield had hem afgedaan toen ze me uitkleedde na mijn maagproblemen. Nu lag hij op het nachtkastje naast het bed. Het was al over achten, dus Tony zou hem nu wel gebeld hebben. Waarom was hij niet bovengekomen om verslag uit te brengen, zoals hij had beloofd? Betekende het dat Luke nog steeds onbereikbaar was of een ander excuus had om me niet te komen opzoeken?
Ik wachtte in mijn stoel en haalde diep adem om mijn snel bonzende hart tot bedaren te brengen, dat meer leek op een militaire trom waarop in de hitte van de strijd wordt geroffeld. Ik wenste uit de grond van mijn hart dat ik zelf iets zou kunnen ontdekken.
Ik had niet zozeer medelijden met mezelf, ik was eerder kwaad, en iets zei me dat dat goed was, dat dat het begin was van de strijd om weer sterk en gezond te worden. Uit louter frustratie balde ik mijn handen tot vuisten en rechtte mijn rug. Er zou niets veranderen als de vervangster van mevrouw Broadfield kwam, hoe aardig ze ook was.
Ik zou nog steeds moeten opstaan als anderen wilden dat ik opstond, eten wat anderen wilden dat ik at en wanneer ik het at, therapie krijgen als de verpleegster zei dat het tijd was, slapen op haar bevel, me aankleden, wassen, naar de badkamer gaan als zij het nodig vond, en met mensen praten als zij dat wilde. Ik ben een marionet, en de verpleegster, de dokter, zelfs Tony, zijn de poppenspelers, dacht ik.
*Nee!' schreeuwde ik tegen een lege kamer. Woede en frustratie deden mijn bloed koken, het bloed dat door mijn opstandige benen stroomde. Plotseling vertrok er iets; het was of een elektrische vonk door het onderste deel van mijn ruggengraat schoot. Eerst was het als een speldenprik op de achterkant van mijn dijen, toen werd het een tinteling langs mijn enkels tot in de punten van mijn tenen. Ik dwong mijn voeten op de kussentjes van de stoel. Ik voelde de druk tegen mijn voetzolen, de spanning in mijn benen, zwak weliswaar, maar spanning. En deze keer, toen ik mijn best deed me omhoog te werken uit de stoel, was ik niet meer volledig afhankelijk van de kracht in mijn armen. Mijn benen hielpen mee. Ze reageerden op het bevel van mijn hersens. Het lukte! Ik deed het! Ik deed het...! Mijn hele lichaam trilde, maar ik voelde het... Ik kon een wankele, staande houding bereiken. Ik dwong mezelf ertoe, deed wat ik het grootste deel van mijn leven vanzelfsprekend had gevonden, maar nu een enorme prestatie was! Mijn hart bonsde van verwachting en blijdschap. Mijn lichaam reageerde!
Het leek uren te duren in plaats van seconden, maar ik stond op uit de stoel, terwijl ik me vasthield aan de armleuningen. Juist toen ik helemaal stond, zij het met benen die knikten als tandenstokers onder een veel te zwaar gewicht, kwam Tony binnen. Hij staarde me verbijsterd aan.
'Tony... Ik heb het geprobeerd en het is gelukt! Mijn benen functioneren weer, Tony! Ze reageren! Maar het is zo'n gek gevoel, net of ik op lucht sta.' Ik begon te wiebelen toen ik lachte.
'Kalm', zei hij. Hij kwam langzaam naar voren en hield zijn handen uitgestoken of hij tegen een potentiële zelfmoordenaar sprak die op een vensterbank stond en dreigde naar beneden te zullen springen. 'Probeer nog niet te lopen. Anders breek je misschien een been.'
Hij was minder blij en opgewonden dan ik had verwacht. Hij leek eerder geërgerd. Waarom was hij niet even blij als ik? Wat we allemaal gehoopt hadden dat zou gebeuren, gebeurde echt!
'Ik word beter! Ik word beter!' riep ik nadrukkelijk, in een poging wat enthousiasme bij hem op te wekken. Maar zijn gezicht bleef onbewogen.
'Natuurlijk word je beter', zei Tony kalm. 'Maar overhaast het niet. Doe het kalm aan. Ga nu liever weer zitten', zei hij.
'Maar ik ben nog helemaal niet moe, en het is zo heerlijk om weer op mijn eigen twee benen te staan! O, Tony, het is zo'n verrukkelijk gevoel... zo fantastisch om iets dóódsimpels te kunnen als staan! Ik wou dat Drake hier was om het te kunnen zien; ik wou dat Luke... hoe zit het met Luke? Je hebt hem toch gebeld?'
'Ja, ik heb hem gebeld', zei Tony.
'Ik zal voor hem gaan staan! Je moet me vertellen wanneer hij komt, dan sta ik op als hij binnenkomt en -'
'Hij kan morgen niet komen', zei Tony effen. 'Hij moet een of ander toelatingsexamen doen.'
De opwinding sijpelde uit me weg als lucht uit een lekke ballon. Ik voelde mijn kracht verdwijnen, mijn hart klopte zwakker, en die afschuwelijke schaduw viel weer over me heen.
'Wat? Maar dat duurt toch niet de hele dag?'
'Het komt hem niet zo goed uit. Misschien de dag daarna of het weekend. Hij wist het niet zeker.'
'Wist het niet zeker? Zei Luke dat hij het niet zeker wist?'
Mijn benen leken plotseling net gelei. Zonder enige waarschuwing vloeide alle kracht eruit. Ik gilde. Tony sprong naar voren, maar was helaas niet op tijd bij me om te voorkomen dat ik op de grond viel.