5. Het grootste verlies
Ik deed mijn ogen open, maar het kostte me een enorme inspanning. Ik had het gevoel of mijn oogleden aan elkaar genaaid waren. Ik knipperde en knipperde, en naarmate ik mijn ogen vaker open- en dichtdeed, ging het steeds gemakkelijker.
Waar was ik? De kamer was zo wit. Een afschuwelijke plastic lamp hing in het midden van het plafond. En het bed... het rook naar stijfsel en voelde ruw aan. En ik hoorde een zacht gefluit in mijn oren.
'Annie! Zuster, ze doet haar ogen open. Zuster... zuster!'
Ik draaide me langzaam om. Ik had het gevoel of mijn hoofd van steen was, net als de buste van Jefferson Davis in de voortuin van de Winnerrow School. Een vrouw in het wit - een verpleegster - pakte mijn rechterpols tussen haar vingers om mijn pols te voelen, en ik zag de ivf-slang die aan mijn arm was bevestigd.
Ik keek naar links. Daar zat een grijsharige oude heer met de lichtste blauwe ogen die ik ooit had gezien. Ik keek weer naar de verpleegster. Ze schreef op een kaart, en wierp een vluchtige blik op de man die mijn linkerhand in zijn beide handen nam en zich zo dicht naar me toe boog, dat ik een vleug van zijn aftershave opving.
'Wie bent u?' vroeg ik. 'Wat doe ik hier?'
'Annie, ik ben bang dat mij de taak is opgedragen je het afschuwelijkste nieuws mee te delen datje ooit zult horen. Ik hoop dat je me niet zult haten omdat ik degene ben die het je moet vertellen.' Hij sloot zijn ogen en haalde diep adem alsof die paar woorden hem hadden uitgeput.
'Wat voor nieuws?' Ik probeerde me op te richten, maar mijn lichaam was gevoelloos onder mijn middel. Ik kon alleen mijn schouders een paar centimeter van de matras tillen.
'Je hebt een ernstig ongeluk gehad en in coma gelegen.'
'Ongeluk?' Ik knipperde even met mijn ogen. Toen herinnerde ik het me plotseling allemaal weer: de regen, het gegil van mijn moeder, mijn vader die 'Annie!' riep. 'O, mijn God! Waar zijn mijn ouders? Waar is mijn moeder? Mama!' schreeuwde ik in plotselinge paniek. Ik keek naar de verpleegster. 'Waar is papa?' Het koude zweet brak me uit. De vreemde man sloot zijn ogen en deed ze toen langzaam weer open. Hij greep mijn hand steviger vast.
'Annie, het spijt me zo.'
Ik leek een nachtmerrie te beleven in slow motion. Ik keek naar de man en zag de tranen van verdriet in zijn ogen. Hij boog even zijn hoofd, maar keek me toen weer aan. 'Het spijt me zo, Annie.'
'Nee!'
Ik wilde zijn woorden ontkennen nog voordat hij ze had uitgesproken.
'Ze zijn allebei dood', zei hij, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden. 'Je hebt twee dagen in coma gelegen.'
Nee !' Ik rukte mijn hand los uit zijn sterke vingers en verborg mijn gezicht in het kussen. 'Ik geloof u niet!' Ik voelde me of mijn hele lichaam nu verdoofd, bevroren, dood was. Ik wilde hier weg, ik wilde dat die man wegging. Ik wilde naar huis, naar mijn ouders. O, God, bad ik, alstublieft, maak het waar en laat deze afschuwelijke nachtmerrie verdwijnen. Alstublieft, ik smeek het u...'
'Annie, arme Annie.' Ik voelde dat hij over mijn haar streek, zoals mijn moeder zo vaak had gedaan. 'Ik ben gekomen zodra ze me belden, en ik heb al die tijd naast je bed gezeten.'
Ik draaide me langzaam om en staarde hem door mijn vingers heen aan. Het gezicht van de man was vol medeleven. Hij had oprecht verdriet.
Plotseling drong het tot me door wie hij was. Hij was de geheimzinnige Tony Tatterton, de prins van Farthinggale Manor, die aan mijn bed zat.
'Ik heb dag- en nachtverpleegsters aangenomen en mijn eigen artsen laten komen, maar de faciliteiten hier zijn ontoereikend. Ik zal je naar Boston laten brengen en daarna naar Farthinggale', ging hij verder. Alles wat hij zei ging langs me heen als woorden in een droom. Ik schudde mijn hoofd.
'Mama, ik wil haar zien. Papa...'
'Ze zijn dood en wachten in Farthinggale Manor op hun begrafenis. Ik weet zeker datje vader dit gewild zou hebben', zei hij zacht.
'Farthinggale Manor?'
'De Stonewalls, je grootouders van vaders kant, zijn allebei dood, anders zou ik ze wel geraadpleegd hebben, maar ik weet zeker dat ze hetzelfde zouden willen - een behoorlijke begrafenis voor je ouders en elke dollar die ik bezit om jou weer gezond en op de been te krijgen.'
Ik staarde hem even aan en toen kwamen de waterlanders. De tranen die ik al die tijd had bedwongen stroomden langs mijn wangen. Ik snikte het uit, mijn hele bovenlichaam schokte. Tony Tatterton boog zich naar voren, omhelsde me en hield me stevig vast.
'Het spijt me zo, m'n arme, arme Annie. Heavens mooie dochter, Leighs kleindochter', mompelde hij, terwijl hij mijn voorhoofd kuste en met een teder gebaar mijn haar naar achteren streek. 'Maar je bent niet alleen; je zult nooit alleen zijn. Ik ben er nu, en ik zal er altijd voor je zijn, zolang ik leef.'
'Wat mankeert me?' vroeg ik door mijn tranen heen. 'Ik schijn mijn benen niet te kunnen bewegen. Ik voel ze niet eens!'
'Je ruggengraat en je hoofd hebben een harde klap gehad. De artsen geloven dat het ruggengraatletsel je motorische coördinatie stoort, maar maak je geen zorgen, Annie. Zoals ik al zei, ik zal zorgen datje weer gezond wordt.' Hij kuste mijn betraande wang en glimlachte met een geruststellende blik in zijn blauwe ogen.
'Drake', zei ik. 'Waar is Drake? En Luke Junior. Waar is Luke? Tante Fanny', mompelde ik. Ik wilde mijn familie om me heen, niet deze vreemde. O, God, wat ging er met me gebeuren? Ik voelde me verloren, beroofd, leeg, als een vlieger met een gebroken touw in de wind. Wat moest ik beginnen?
'Drake wacht in de hal. Luke en Fanny zijn een paar keer langs geweest, en ik zal ze vertellen dat je bij bent uit je coma', zei Tony. 'Maar ik zal eerst mijn artsen naar je toe sturen.'
'Nee, ik wil eerst Drake zien, en bel alsjeblieft Luke en Fanny, en vraag ze meteen te komen.'
'Goed, ik zal het doen. Wat je maar wilt.' Hij gaf me weer een zoen op mijn wang en stond op. Hij keek glimlachend op me neer, op een hartelijke, maar vreemde manier, en ging toen weg. Een ogenblik later kwam Drake de kamer binnen met een somber gezicht en bloeddoorlopen ogen. Zonder iets te zeggen omhelsde hij me en drukte me zo stevig tegen zich aan dat de waterlanders weer te voorschijn kwamen. Mijn gesnik bezorgde me pijn in mijn rug en in mijn hart. Hij kuste me en hield me in zijn armen en wiegde me als een baby, drukte zijn gezicht tegen het mijne, terwijl zijn eigen tranen zich vermengden met de mijne.
'Ik beschouwde ze als mijn ouders', zei hij. 'Mijn eigen moeder had niet meer van me kunnen houden dan Heaven, en Logan heeft me altijd behandeld als zijn eigen zoon. Ik herinner me dat toen ik een keer samen met hem ging paardrijden, hij tegen me zei dat hij altijd aan me dacht als zijn zoon. "Wat van mij is, is van jou," zei hij, "en zal dat altijd zijn." '
'O, Drake, is het echt waar? Zijn ze echt dood?'
'Ja, en het is een wonder dat jij nog leeft. Ik heb de auto gezien. Een volledig wrak.'
'Ik kan mijn benen niet bewegen. Ik voel niet eens dat ze er zijn.'
'Ik weet het. Tony heeft me verteld wat de dokters denken. Hij zal alles voor je doen wat hij kan, Annie. Hij is een ongelooflijk mens. Zodra hij hoorde wat er gebeurd was, heeft hij alle macht en rijkdom van zijn Tatterton-imperium ingeschakeld. Er zijn artsen hier naartoe gevlogen, die constant om je heen zullen zijn. Hij heeft een van zijn managers laten komen, zodat Logans fabriek in Winnerrow kan blijven draaien, omdat, zoals hij zegt, Logan en Heaven het zo belangrijk vonden dat de mensen hier iets zinvols hadden. Hij zweert dat de fabriek nooit zal worden stilgelegd en zelfs zal worden uit-gebreid. Hij heeft me al gevraagd of ik in overweging wil nemen op een dag de leiding op me te nemen, als ik van de universiteit kom.
'En hij vertelde me dat hij Farthinggale weer wil laten restaureren, zodat je kunt herstellen in een mooie omgeving. We boffen dat we hem hebben, Annie, in zo'n moeilijke tijd.'
'Maar ik wil niet naar Farthinggale! Ik wil naar huis. Farthinggale moet geen ziekenhuis zijn; het moest iets... iets bijzonders zijn, een paradijs. Alsjeblieft, Drake.'
'Annie, het is nu moeilijk voor je om helder te denken. Dat moet je overlaten aan andere, oudere en wijzere mensen, die niet zo dicht bij de tragedie betrokken zijn als jij. We moeten doen wat voor jou het beste is. Dat wil je toch? Je wilt toch weer kunnen lopen, verderleven?'
'Verderleven? Zonder mama, zonder papa? Ver weg van iedereen? Van Luke? Jij? Van alle mensen die me lief zijn? Hoe kan ik zo verderleven?'
'Je moet, Annie. Dat zou Heaven willen, dat zou Logan willen, en als ik niet tegen je zei dat je móet, dan zou dat verkeerd van me zijn. Je ouders gingen nooit bij de pakken neerzitten, Annie. En dat mag jij ook niet doen. Hoe groot de obstakels ook zijn, je moet doorzetten en ze overwinnen.'
Hoe groot de obstakels ook zijn, dacht ik. Kies de hoge bergen. Dat was ook Lukes advies.
'Ik zal niet ver bij je vandaan zijn, Annie. Ik ben dicht in de buurt. Ik ga vandaag terug naar Boston, en ik kom je daar in het ziekenhuis opzoeken. Ik weet dat je nu niet aan dat alles kunt denken, omdat het allemaal zo snel gebeurt, maar vertrouw de mensen die van je houden. Alsjeblieft', smeekte hij.
Ik haalde diep adem en boog mijn hoofd. Het gewicht van de hele wereld leek op mijn schouders te drukken. Mijn oogleden werden weer zwaar en ik voelde me duizelig en moe. Misschien als ik in slaap viel en wakker werd, zou dit allemaal een afschuwelijke nachtmerrie blijken te zijn, dacht ik, en zou ik weer wakker worden in mijn eigen kamer in Hasbrouck House.
Het zou ochtend zijn en mama zou binnenkomen, een en al energie, en praten over de dingen die we die ochtend zouden gaan doen. Beneden zou papa koffie drinken en zijn Wall Street Journal lezen. Ik zou een douche nemen en me aankleden en de trap afhollen om een nieuwe, vrolijke dag te begroeten, en hij zou me een afscheidszoen geven voor hij naar de fabriek ging, zoals hij elke ochtend deed. Ik kroop weg in mijn droom.
'Roland heeft het ontbijt klaar', mompelde ik.
'Hè?' zei Drake.
'Ik moet eten en opschieten. Moeder en ik gaan vandaag winkelen. Ik moet een nieuwe jurk hebben voor de verjaardag van Maggie Templeton, en we moeten een heel bijzonder cadeautje voor haar kopen. Je mag me niet voor de gek houden, Drake. Ik kan zien datje me uitlacht.'
'Annie...' Hij legde zijn handen achter mijn hoofd, maar ik kon mijn ogen niet openhouden, dus liet hij mijn hoofd op het kussen vallen.
'De speelgoedbungalow... Die is zo mooi... zo mooi... dank je wel, mama. Ik zal hem altijd in mijn hart sluiten...'
'Annie...'
Was dat papa's stem die me riep? Papa, je moet me niet blijven roepen, alsjeblieft. Papa...
Langzaam zonk ik weg in de warme, troostende armen van de slaap. Ik sloot het afgrijselijke licht buiten dat in mijn fantasiewereld wilde doordringen en die vernietigen.
'Laten we dat niet doen, Luke. Laten we dat niet doen. Ik weet het... Je moet de hoogste bergen kiezen... het uitzicht, het uitzicht...'
'O, Annie, je moet beter worden', fluisterde Drake, en nam mijn hand in de zijne. Maar in mijn droom pakte ik Lukes hand vast en samen renden we over het gazon naar ons gefantaseerde paradijs, waar ik me weer veilig en geborgen voelde. En toen kon ik slapen.
Toen ik wakker werd keken Tony's artsen en particuliere verpleegster op me neer. Een lange, donkere man met een dun, roodbruin snorretje en zachte, lichtbruine ogen hield mijn hand vast en glimlachte naar me.
'Hallo', zei hij. 'Ik ben dr. Malisoff en ik zal voor je zorgen tot je weer beter bent.'
Ik keek naar hem op. Zijn gezicht begon scherpere vormen aan te nemen, tot ik de smalle rimpeltjes op zijn voorhoofd kon onderscheiden, die eruitzagen of iemand ze met een potlood daar had getekend.
'Wat is er aan de hand met me?' vroeg ik. Mijn lippen waren zo droog dat ik voortdurend met mijn tong er langsging. In plaats van antwoord te geven, wendde hij zich tot de jongere arts naast hem. Hij had blond haar en een bleke huid en kleine sproetjes onder zijn ogen.
'Dit is mijn assistent, dr. Carson. Wij zullen beiden voor je zorgen.'
'Hallo', zei de jongere arts. Hij bestudeerde een kaart die de verpleegster naast hem ophield.
'En dit is mevrouw Broadfield, je particuliere verpleegster. Ze zal bij je blijven tot de dag waarop je weer gezond en weer helemaal op jezelf kunt zijn.'
' Hallo, Annie', zei ze, en keek naar me met een glimlach zo snel en stralend als het flitslicht van een camera. Ze had net zulk zwart haar als tante Fanny, maar heel kortgeknipt, en ze had een rond gezicht en was dik en gedrongen, met brede schouders als een man. Ze had zich niet opgemaakt.
'Waar is Drake?' vroeg ik, en herinnerde me toen vaag dat hij me had verteld dat hij terug moest naar Boston.
'Drake?' zei dr. Malisoff. 'Er zitten twee mensen in de hal te wachten om je te bezoeken. De een is je tante Fanny en de ander is, geloof ik, haar zoon?' Hij keek naar mevrouw Broadfield, die snel knikte. 'Ik zal ze direct boven laten komen. Maar eerst zal ik je vertellen wat we van plan zijn met je te doen, Annie.
Toen de auto van je vader omsloeg, ben je blijkbaar op iets hards terechtgekomen, en de klap tegen je ruggengraat vlak onder je achterhoofd heeft wat wij een trauma noemen veroorzaakt, dat je motorische beheersing stoort en je onderlichaam verlamt. We weten niet precies waar de schade zich bevindt of hoe erg die is, omdat dit ziekenhuis niet heeft wat we nodig hebben voor een nauwkeurige diagnose. Dus willen we je naar Boston vliegen, waar je zult worden onderzocht door een neuroloog, een collega van me. Daar hebben ze moderne apparatuur, zoals een CAT-scan, waarmee we de problemen precies kunnen vaststellen, zodat we een juiste diagnose kunnen stellen, de geschikte therapie kunnen bepalen en een prognose geven.'
'Ik heb geen pijn in mijn benen', zei ik. Hij glimlachte.
'Nee, dat heb je nooit, als ze verlamd zijn. Als je pijn krijgt, dan is dat het teken dat je zenuwen en spieren weer beginnen te functioneren. Ik weet dat het gek klinkt om op pijn te hopen, maar dat is toch wat we doen. Ik denk dat als we het trauma behandelen, je je benen weer zult kunnen gebruiken. Maar het kan wel enige tijd duren, en in die tijd heb je meer nodig dan alleen tedere zorgen. Een professionele therapie.'
Ik was onder de indruk en voelde me aangemoedigd door zijn zelfvertrouwen, maar ik wilde dat papa naast me zat en mijn hand vasthield; ik wilde mama naast me om me te vertellen dat alles weer in orde zou komen - niet alleen dokters en verpleegsters. Ik had me nog nooit zo alleen gevoeld, zo eenzaam en verlaten in een vreemde, koude wereld.
'Dus', ging de dokter verder, terwijl hij mijn hand losliet en zich oprichtte, 'ontspan je, tot alle voorbereidingen achter de rug zijn. Je gaat met de ziekenauto naar het vliegveld en met de luchtambulance naar Boston.' Hij glimlachte weer en gaf me een klopje op mijn hand. 'Intussen zal mevrouw Broadfield je iets vloeibaars te eten geven, oké?'
'Ik heb geen honger.' Wie kon er nu aan eten denken op een moment als dit? Het kon me niet schelen al zou ik nooit meer iets te eten krijgen.
'Ik weet het, maar ik wil graag dat je iets vloeibaars naar binnen krijgt, andere voeding dan alleen de ivf. Akkoord?' Hij zweeg even en glimlachte om me gerust te stellen, maar niets kon me geruststellen. 'Ik zal nu je familie binnen laten komen.'
Hij draaide zich om en de jonge dokter ging weg. Mevrouw Broadfield maakte een klein kartonnetje veenbessensap open en stak er een rietje in.
'Voorzichtig opzuigen', adviseerde ze en krikte mijn bed omhoog, zodat ik in een zittende houding kwam. Haar korte, stompe vingers en grote handpalmen roken naar medicinale alcohol. Toen haar gezicht dicht bij me was kon ik de kleine zwarte haartjes zien die uit haar ronde kin te voorschijn piepten. Ik verlangde naar mijn moeder, mijn mooie, lieve, lekker ruikende moeder, om voor me te zorgen, niet deze afstotelijke vreemde.
Ze duwde het kartonnetje in mijn vrije hand en rolde de tafel naar het bed. De verandering van houding maakte me weer duizelig en ik moest mijn ogen dichtdoen.
'Ik word duizelig', riep ik.
'Probeer een klein beetje', drong ze aan. Ik zoog haastig wat sap op en slikte. Mijn keel deed pijn en ik kreunde.
'Laat me weer zakken', smeekte ik.
'Je zult het moeten proberen, Annie. Elke dag een beetje. De dokters kunnen het niet alleen', zei ze met een afkeurende, zelfs ongeduldige klank in haar stem.
'Ik ben nog niet zover', protesteerde ik. Ze schudde haar hoofd en haalde het tafeltje weg. Ik zoog nog een keer aan het rietje en gaf haar toen het sap terug. Ze kneep haar lippen op elkaar, en op haar rubberachtige gezicht verscheen een geërgerde uitdrukking. Ik zag hoe pokdalig haar huid was en vroeg me af waarom een verpleegster zo'n slechte huid moest hebben.
Terwijl ze bezig was me weer in een liggende positie terug te draaien, kwam tante Fanny de kamer binnen, met Luke achter haar aan. Ik was nog nooit zo blij geweest ze te zien. Tante Fanny wrong haar handen.
'O, gottogottogot... moet je haar zien in dat bed. O, m'n lieve kleine meid', jammerde ze, en zocht steun bij Luke. Haar schouders schokten. Toen haalde ze diep adem en kwam naast me staan en gaf me een zoen op mijn voorhoofd. Ik genoot van de rozengeur, haar parfum, dat ze eens per maand uit New York liet komen.
Ze hield me snikkend vast, zodat mijn lichaam trilde. Ik keek naar Luke, die verlegen leek door het uiterlijk vertoon van zijn moeder. Ik strekte mijn hand uit om hem dichterbij te wenken. Tante Fanny hield me vast of haar leven ermee gemoeid was en begon steeds harder te huilen.
'Ma', zei Luke. 'Je maakt het alleen maar erger. Alsjeblieft.'
Tante Fanny trok zich met een ruk terug.
'Wat?' Ze wreef weer in haar ogen. 'O... Oooo... Gotto- got.'
'Ma, alsjeblieft. Denk aan wat Annie heeft meegemaakt', smeekte Luke zacht, maar nadrukkelijk. Moeder zei altijd dat als het erop aankwam niemand zo goed met Fanny overweg kon als Luke.
'O, m'n schat van een Annie', zei ze en gaf me een zoen op mijn wang. Haar tranen drupten op mijn gezicht. Ze veegde ze af en stond op.
'Die arme Luke en ik hebben gewacht tot we een ons wogen voor die dokters en verpleegsters ons eindelijk binnenlieten' , ging ze verder, met een bestraffende blik op mevrouw Broadfield. Plotseling sloeg haar grote verdriet om in woede.
'U mag haar niet opwinden', beval mevrouw Broadfield, en liep de kamer uit.
'Heb je niet de pest aan al die dokters en verpleegsters? Met die benepen, pinnige gezichten van ze doen ze me denken aan muskusratten. En die verrekte ziekenhuisgeur! Laten ze verdomme wat deodorant in de gangen spuiten en eens wat bloemetjes neerzetten! Als ik ooit ziek word, Luke, en niet meer weet wat ik doe, dan moetje een particuliere verpleegster voor me huren, net als Annie heeft, en me thuishouden, begrepen?' commandeerde tante Fanny. Het was of haar verdriet niet meer dan een cape was die ze naar believen kon afdoen en omslaan.
Luke liep naar het bed toe. Hij was zo knap, zo jong, en zijn ogen waren twee poelen van angst en verdriet.
'Hallo, Annie.'
'Luke, o, Luke.'
Hij nam mijn hand voorzichtig in de zijne. De tranen die in zijn ogen glinsterden maakten mijn hart nog verdrietiger. Hij was even diep in de rouw als ik, want ook al hadden we al die jaren genegeerd wie en wat hij in werkelijkheid was, de waarheid was dat hij ook zijn vader had verloren. En mijn moeder was vaak liever en vriendelijker voor hem geweest dan zijn eigen moeder.
'Nou, het is stom om hier te blijven staan snotteren', zei tante Fanny plotseling. 'Daarmee kunnen we ze toch niet terugbrengen, al zou ik er god weet wat voor overhebben als ik dat kon. Ik hield meer van Heaven dan ik haar ooit heb verteld. Het spijt me dat ik al die jaren zo rottig tegen haar was, maar ik kon er niks aan doen dat ik jaloers was. Ze begreep het wel en ze streek altijd haar hand over haar hart, en dat zou ik in haar plaats niet hebben gedaan.' Ze bette haar ogen met haar kanten zakdoekje, haalde diep adem en trok haar schouders naar achteren.
'Maar', ging ze verder, 'ik weet dat ze gewild zou hebben dat ik de touwtjes in handen nam. Dat staat als een paal boven water.' Tante Fanny knikte trots en ingenomen met zichzelf. 'Ik kan dat net zo goed als... als die vieze, rijke, ouwe kerel die zich je overgrootpa noemt.' Ze schudde haar hoofd en wreef met haar palmen door haar haar, alsof ze door een spinnenweb had gelopen.
'Ma.' Luke raakte haar linkerhand aan en knikte naar mij. 'Dit is niet het mo-ment
'Onzin. We moeten doen wat ons te doen staat. Hij beweert dat hij het voor het zeggen heeft volgens het testament van je ouders, maar ik weet zeker -'
Lukes ogen schoten vuur toen hij naar Fanny keek.
'Ma, Annie is niet in een conditie om nu hierover te spreken. Ze heeft op het ogenblik andere dingen aan haar hoofd.'
'Nou, ik vind het best dat hij goeie dokters voor je laat komen en zo', ging tante Fanny verder, zonder zich door Lukes waarschuwingen te laten weerhouden, 'maar wat Hasbrouck House betreft en -'
'Ma, alsjeblieft!'
Gefrustreerd trok ze haar lippen op. Haar parelwitte tanden contrasteerden scherp met haar donkere, indiaanse huid.
'O, best, ik wacht wel tot je je wat beter voelt, Annie. Maar je hoeft er niet over te piekeren wat die ouwe rijkaard met je fortuin gaat doen.'
'Hij is tot dusver erg aardig geweest, tante Fanny', zei ik. Mijn stem was niet meer dan een luid gefluister.
'Ja, nou ja, daar heeft-ie zijn redenen voor.'
'Redenen?'
'Ma, alsjeblieft.' Luke keek haar met een woedende blik aan. 'Ik heb gezegd dat dit niet het moment is.'
'Oké. Oké.'
Mevrouw Broadfield kwam de kamer weer binnen en ging achter hen staan. Ze bewoog zich zo zacht op haar witte ver-pleegstersschoenen dat niemand haar had gehoord. Ze was er plotseling, als een melkwitte geest.
'Ik ben bang dat ik u moet verzoeken weg te gaan. We moeten Annie gereedmaken voor de reis.'
'Weggaan? We zijn er net! Ze is mijn nichtje, snap je wel?'
'Het spijt me. We moeten ons aan het schema houden', zei de verpleegster op autoritaire toon.
'Waar brengen jullie haar naartoe?' vroeg Fanny.
'Naar een ziekenhuis in Boston. U kunt alle inlichtingen krijgen bij de hoofdverpleegster', zei mevrouw Broadfield. Tante Fanny schudde woedend het hoofd, maar mevrouw
Broadfield liep rustig om mijn bed heen om de ivf te controleren.
'Nou, Annie, maak je maar niet druk. Zorg jij nou maar dat je weer gauw op de been bent, hoor je?' Ze gaf me een zoen op mijn wang en een kneepje in mijn hand. 'Over een dag of zo kom ik je opzoeken in dat deftige ziekenhuis in Boston, om te zien of ze goed voor je zorgen', ging ze verder, met een nijdige blik op mevrouw Broadfield, die doorging met haar werk of Fanny niet bestond.
'Ik kom met haar mee, Annie', zei Luke, en pakte mijn hand vast.
'O, Luke, nu mis ik de uitreiking van je diploma en je toespraak', riep ik uit.
'Nee, dat doe je niet', zei Luke geruststellend. 'Ik zal je de hele toespraak aan de telefoon voorlezen, en voor ik naar school ga die dag, ga ik eerst naar het prieel en doe net of je bij me bent, en of dit allemaal niet gebeurd is.'
'Wat is dat nou weer voor praat?' vroeg tante Fanny, met een half nieuwsgierige, half waarderende glimlach.
'Ons soort praat', zei Luke. De waarheid stond in zijn ogen te lezen. Zijn liefde voor mij. Hij boog zich voorover en kuste mijn wang, net op het moment waarop Tony Tatterton de kamer binnenkwam.
'Zo, hoe gaat het ermee?' vroeg hij. Hij keek even naar Luke, die zich met een ruk terugtrok en hem achterdochtig aankeek. 'Ik ben Tony Tatterton', zei Tony snel. Hij stak zijn hand uit. 'En jij bent...'
'Mijn zoon Luke Junior', kondigde Fanny aan. 'Je weet waarschijnlijk wel wie ik ben. Ik ben Heavens zuster.' Ze zei het zo scherp en hatelijk als ik haar nog nooit gehoord had. Ik keek naar Tony om te zien hoe hij het op zou vatten, maar hij knikte slechts.
'Natuurlijk. Maar kom, nu heeft Annie onze aandacht nodig. We moeten haar gereedmaken voor de reis. Ik ben op het vliegveld', ging hij verder, en keek weer even naar Luke. Luke nam Tony met kritische blikken op.
'We komen naar Boston', herhaalde hij, en toen vertrok hij met tante Fanny. Voordat ik de kans kreeg in tranen uit te barsten, kwamen de ziekenbroeders met de draagbaar en begonnen me erop te leggen volgens de instructies van mevrouw Broadfield. Een paar ogenblikken later werd ik de kamer uit gereden, de gang door.
En er liep niemand naast me om mijn hand vast te houden, niemand van wie ik hield en die van mij hield. Alle gezichten om me heen waren vreemd en nietszeggend, de gezichten van mensen die me zagen als een deel van hun werk. Mevrouw Broadfield stopte efficiënt de deken onder mijn schouders toen we bij de uitgang naar het parkeerterrein kwamen, waar de ziekenauto stond te wachten.
Zelfs al was de lucht bewolkt en grauw, toch kneep ik mijn ogen dicht voor het licht toen ik buiten kwam. Maar het duurde slechts een paar seconden, want ik werd snel overgedragen in de ziekenauto. Ik deed mijn ogen pas weer open toen de deuren dichtgingen. Mevrouw Broadfield controleerde de ivf en ging er op haar gemak bij zitten. Ik voelde de auto met een schok wegrijden, op weg naar het vliegtuig dat me naar het stadsziekenhuis zou brengen.
Onwillekeurig vroeg ik me af of ik Winnerrow ooit terug zou zien. Plotseling leken alle dingen die ik altijd vanzelfsprekend had gevonden nu zo kostbaar, vooral dat kleine stadje dat Drake een 'éénpaardekracht' noemde.
Toen we wegreden wilde ik dat ik overeind kon zitten en uit het raam kon kijken. Ik wilde alles goed in mijn geheugen prenten en afscheid nemen van de grote groene velden en de keurige kleine boerderijen waar de oogst op de velden stond. En ik wilde nog een laatste blik werpen op de bergen met de hutten van de mijnwerkers en de stokers van de clandestiene whisky. Ik wilde afscheid nemen van de Willies.
Ik werd uit mijn wereld gerukt, weg van de mensen en plaatsen die ik liefhad en waarmee ik me identificeerde. Ik zou de magnolia's missen, de zoete geur van de bloeiende bloemen, tijdens mijn wandeling naar school. Er zou geen magisch prieel meer zijn, geen muziekdoos die Chopin speelde. Ik deed mijn ogen dicht en stelde me voor hoe het nu in Hasbrouck House zou zijn. De bedienden zaten ongetwijfeld terneergeslagen bijeen, nog niet volledig doordrongen van de dood van mijn ouders.
Mijn hoofd begon te bonzen. De tranen stroomden over mijn wangen. Mijn lichaam schokte van het snikken.
Ze nooit meer terugzien? Mijn vader nooit meer horen roepen als hij thuiskwam: 'Waar is mijn kleine meisje? Waar is mijn Annie?' Toen ik klein was, verborg ik me achter de blauwe chintz-stoel met de hoge rug in de zitkamer en drukte mijn vuist tegen mijn lippen om mijn gegiechel te bedwingen als hij net deed of hij me overal zocht. En dan keek hij bezorgd en voelde ik me schuldig omdat ik hem verdriet deed.
'Hier ben ik, papa', riep ik dan, en hij pakte me op en overlaadde me met zoenen. En dan nam hij me mee naar de studeerkamer, waar mama zat te luisteren naar Drakes verhalen over school. We ploften neer op de leren bank, en ik ging op papa's schoot zitten en luisterde mee, tot moeder zei dat het tijd was om ons te wassen en te verkleden voor het eten.
Die dagen waren altijd vreugdevol en zonnig. Maar nu waren de wolken gekomen en verspreidden hun schaduw als kille regenbuien - als een lijkwade. Mijn vader en moeder waren dood, mijn gelukkige, gouden dagen waren zwart gekleurd.
'Probeer te slapen, Annie', zei mevrouw Broadfield, en wekte me met een schok uit mijn overpeinzingen. 'Als je ligt te huilen word je alleen maar zwakker, en je hebt nog een hele strijd voor de boeg, dat kan ik je wel zeggen.'
'Hebt u wel eens eerder een patiënt als ik gehad?' vroeg ik. Ik besefte dat ik vriendschap zou moeten sluiten met deze vrouw. Ik had zo hard een vriendin nodig, iemand met wie ik kon praten, iemand die ouder en verstandiger was, die me kon helpen, me kon laten weten wat ik moest doen, hoe ik moest zijn. Ik had iemand nodig met wijsheid, maar ook iemand met warmte en liefde.
'Ik heb wel meer mensen verpleegd die het slachtoffer waren van een ongeluk, ja', zei ze op arrogante toon.
'Zijn ze allemaal beter geworden?' vroeg ik hoopvol.
'Natuurlijk niet', antwoordde ze kortaf.
'Denkt u dat ik beter zal worden?'
'Je dokters hebben goede hoop.'
'Maar wat denkt u?' Ik vroeg me af hoe iemand, die er toch was om anderen te helpen, vooral iemand die er zo ellendig aan toe was als ik, zo koud en onpersoonlijk kon zijn. Wist ze niet hoe belangrijk zorgzaamheid en hartelijkheid en tederheid waren? Waarom was ze zo kil en onpersoonlijk?
Tony moest toch een en ander over deze vrouw hebben geweten voor hij haar aannam. Mijn herstel was zo belangrijk voor hem dat hij beslist de allerbeste zou hebben uitgezocht, maar toch wilde ik dat hij iemand had gekozen die wat hartelijker was en liefst ook wat jonger. Toen herinnerde ik me wat Drake had gezegd, dat ik me moest overgeven aan oudere, wijzere mensen, die verstandiger konden denken dan ik nu.
'Ik vind dat je moet proberen te rusten en je daar nu geen zorgen over maken. Op het ogenblik kunnen we toch niets doen', zei mevrouw Broadfield. Haar stem klonk nog steeds even koel en nuchter. 'Je overgrootvader geeft je de beste behandeling die voor geld te koop is. Je boft met hem. Geloof me, ik heb een hoop patiënten gehad die het met heel wat minder moesten doen.'
Ja, dacht ik. Hij was me zo snel te hulp gekomen en wijdde zich blijkbaar met hart en ziel aan mijn herstel. En meer dan ooit vroeg ik me af wat het geweest kon zijn dat mijn moeder, die tot zoveel liefde in staat was, had verjaagd van een man die schijnbaar zo edelmoedig was.
Zou ik er ooit achter komen of was het antwoord op die vraag gestorven op de berghelling van de Willies, samen met mijn vader en moeder?
Ik was moe. Mevrouw Broadfield had gelijk: ik kon alleen maar rusten en hopen.
Ik hoorde de sirene van de ziekenauto loeien en besefte vaag dat het voor mij was.