12. Geesten in huis
Tony vond me slapend in mijn rolstoel bij het raam. Ik werd wakker toen ik voelde dat hij me terugreed naar het bed.
'O, het was niet mijn bedoeling je wakker te maken. Je zag er zo mooi uit, net een slapende prinses. Ik stond op het punt voor prins te spelen en je wakker te kussen', zei hij met een warme stem en fonkelende ogen.
'Ik kan bijna niet geloven dat ik zo snel in slaap ben gevallen. Hoe laat is het?'
Donkere, sombere wolken dreven langs de hemel, verduisterden de zon en maakten het moeilijk om te raden hoe laat het was.
'Maak je geen zorgen. Ik weet zeker dat je vermoeidheid het gevolg is van de therapie en het hete bad van mevrouw Broadfield', zei hij op vaderlijke toon. 'Die putten je uit in het begin. Vergeet niet datje nog steeds niet veel kracht hebt. Daarom dringen de artsen er zo op aan dat je je rustig houdt tijdens je herstel. Althans in het begin.'
Aan de manier waarop hij zijn lippen samenkneep zag ik dat het bedoeld was als een herinnering aan en een zachte bestraffing voor de herrie die ik had geschopt toen ik ontdekte dat ik geen telefoon had.
'Ik word alleen zo ongeduldig, zo gefrustreerd', zei ik bij wijze van excuus. Zijn gezicht klaarde onmiddellijk op.
'Natuurlijk, dat begrijp ik wel. Je moet heel langzaam genezen, beetje bij beetje, en elke dag een klein beetje meer doen. Mevrouw Broadfield zegt dat als patiënten proberen de dingen te overhaasten, ze hun herstel vertragen.'
'Maar het gekke is dat ik me helemaal niet zo zwak voel', riep ik. 'Ik heb bijna het gevoel dat ik onmiddellijk weer zou kunnen lopen als ik ertoe gedwongen werd. Tenminste, dat gevoel krijg ik zo nu en dan.'
Hij knikte begrijpend. 'Je gevoel bedriegt je. Dr. Malisoff heeft gezegd dat dat mogelijk was. Het is te verwachten. De geest wil de beperkingen van het lichaam niet accepteren.'
Ik wilde hem laten zien dat hij en mevrouw Broadfield en de dokter het mis hadden, dus vroeg ik hem niet me uit de stoel en in bed te helpen. Mijn handen trilden op de armleuningen van de stoel toen ik probeerde mezelf omhoog te duwen. Maar zelfs als ik me helemaal concentreerde op mijn bovenlichaam en mijn onderlichaam alleen maar beschouwde als een ijzeren bal met ketting, kwam ik niet ver, en ik viel terug in de stoel, met bonzend hart van de inspanning. Ik voelde een scherpe pijn in mijn voorhoofd en kreunde even.
'Zoals ik al zei, het lijkt of je alles kunt watje vroeger kon, maar dat is niet zo. De geest tracht op die manier te ontkennen wat er gebeurd is.' Hij wendde zijn blik even af. 'En soms, soms weigeren zelfs de krachtigste geesten te geloven wat het lichaam... de realiteit hun vertelt. Ze verzinnen van alles, doen net alsof, fantaseren, willen ten koste van alles vermijden de woorden te horen die ze vrezen', legde hij uit. Zijn stem klonk fluisterend.
Ik staarde naar hem op. Hij had zo hartstochtelijk, zo fel gesproken, dat ik niet wist wat ik daarop moest zeggen. Ik kon alleen maar knikken. Toen draaide hij zich weer naar me om en zijn gezicht veranderde. Er kwam een blik vol genegenheid en medelijden in zijn ogen. Hij boog zich over me heen. Zijn gezicht was zo dicht bij het mijne dat onze lippen elkaar bijna raakten. Hij legde zijn handen onder mijn armen om mijn lichaam uit de stoel te tillen en op bed te leggen. Een tijdlang hield hij me vast, omhelsde me, zijn wang tegen de mijne gedrukt. Ik dacht dat hij mama's naam fluisterde, maar toen legde hij me voorzichtig op bed en ik leunde achterover tegen de kussens.
'Ik ben toch niet te ruw, hoop ik?' zei hij. Hij stond nog
steeds over me heengebogen, zijn gezicht vlak bij het mijne.
'Nee, Tony.' Ik wist dat het niet eerlijk en zelfs dom was om het te denken, maar ik haatte mijn lichaam omdat het me verried en me afhankelijk liet zijn van de vriendelijkheid van andere mensen.
'Ga wat slapen voor het eten', zei hij. Ik had zijn aanmoediging niet nodig. Mijn oogleden waren zo zwaar dat ik ze nauwelijks open kon houden. Telkens als ik opkeek leek het of Tony zich dichter en dichter over me heen boog. Ik wist dat ik niet geacht werd het te kunnen voelen als iemand me onder het middel aanraakte, maar ik meende zijn strelende handen op mijn benen te voelen. Ik deed mijn uiterste best om wakker te blijven om te zien of het waar was, maar ik viel zo in slaap of ik verdoofd was. Mijn laatste gedachte was dat To- ny's lippen langs mijn wang omlaag gingen naar mijn mond.
Ik werd weer wakker toen Millie Thomas het blad met mijn avondeten op het bedtafeltje zette. Blijkbaar had ik door een zomers onweer heen geslapen, want ik rook de frisse, natte geur van regen, ook al was de lucht nu slechts gedeeltelijk bewolkt.
Toen ik me herinnerde hoe Tony me in bed had geholpen en ik zijn handen op mijn benen en zijn lippen op mijn mond meende te voelen, beschouwde ik het als een soort droom. Het leek een te vluchtige, te wazige herinnering.
'Ik wilde u niet wakker maken,juffrouw Annie', zei ze verlegen.
Ik knipperde met mijn ogen en keek naar haar. Met haar armen stevig tegen haar lichaam gedrukt en haar handen over haar middel gevouwen, zag ze er berouwvol uit, als iemand uit de Willies die een standje had gehad van de oude dominee Wise. Hij was altijd strenger tegen hen dan tegen de mensen uit Winnerrow zelf.
'Dat geeft niet, Millie. Ik hoor wakker te zijn. Het heeft
geregend, hè?'
'O, ja, heel hard, juffrouw Annie!'
'Noem me alsjeblieft geen juffrouw Annie. Gewoon Annie.'
Ze knikte bijna onmerkbaar. 'Waar kom je vandaan, Mil- lie?'
'O, uit Boston.'
'Weet je waar Harvard is?'
'Natuurlijk, juffrouw... natuurlijk, Annie.'
'Mijn oom Drake studeert daar, en ik heb een... een neef die daar ook studeert. Hij heet Luke.'
Ze glimlachte nog stralender en schikte mijn kussen achter me, zodat ik rechtop kon zitten. Daarna reed ze de tafel met het blad naar het bed.
'Ik ken niemand die naar Harvard gaat.'
'Hoe lang werkje al in de huishouding, Millie?'
'Vijf jaar. Daarvoor werkte ik in het magazijn bij Filene, maar dat vond ik minder leuk dan huishoudelijk werk.'
'Waarom vind je dat leuker?'
'O, je werkt in zulke mooie huizen. Niet allemaal zo groot als dit natuurlijk, maar wel mooi. En je leert mensen uit de betere stand kennen. Zo zei mijn moeder het altijd. Zij is ook jarenlang dienstmeisje geweest. Nu is ze in een rusthuis.'
'O, dat spijt me.'
'O, nee, ze voelt zich daar heel gelukkig. Ik heb meer medelijden met jou, Annie. Ik heb het gehoord van het ongeluk. De bedienden hadden het vanmorgen over je moeder, degenen die zich haar nog herinnerden tenminste.'
'Je bedoelt zoals Rye Whiskey?'
Ze lachte.
'Toen de tuinman hem zo noemde, dacht ik dat hij een borrel bestelde.'
'Mijn moeder noemde hem ook zo. Maar dat doet me eraan denken. Als je teruggaat naar de keuken, vraag dan aan Rye Whiskey of hij even bij me boven komt. Liefst meteen. Tony zou het hem vragen, maar ik denk dat hij het vergeten is. Wil je dat doen?'
'Natuurlijk. Ik ga nu naar beneden. Wil je nog iets voor je avondeten hebben?'
'Nee, het ziet er lekker uit.'
'Dan zou ik het maar gauw opeten voordat het koud wordt', snauwde mevrouw Broadfield, die de slaapkamer binnenkwam. Ze liep naar de badkamer met een stapel schone, witte handdoeken. 'Had ik je niet gevraagd die handdoeken boven te brengen?' zei ze in het voorbijgaan. Millie bloosde.
'Ik wilde het juist doen, mevrouw, zodra ik Annie haar eten had gebracht.'
Mevrouw Broadfield bromde wat en liep door. Millie liep snel weg.
'Vergeet Rye Whiskey niet', riep ik haar luid fluisterend na.
'Nee.'
Mevrouw Broadfield kwam weer terug en bleef naast mijn bed staan om mijn maaltijd te controleren. Ze fronste haar wenkbrauwen bij het zien van het kleine stukje chocoladetaart. 'Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat ze geen machtige desserts mogen geven. Alleen gelatinepudding voorlopig.'
'Dat geeft niet. Ik laat de taart wel staan.'
'Dat zul je zeker', zei ze, en pakte de punt van het blad. 'Ik zal ervoor zorgen datje de Jell-0 krijgt.'
'Het is niet belangrijk.'
'Het opvolgen van mijn bevelen is belangrijk', mompelde ze. Ze trok haar schouders naar achteren en marcheerde als een generaal de kamer uit. Arme Rye Whiskey, dacht ik. Ik had hem nog niet eens ontmoet, en nu was hij door mijn schuld al in moeilijkheden geraakt. Ik at meer uit noodzaak dan omdat ik trek had en kauwde en slikte gedachteloos. Elk stukje gebraden kip smaakte naar bordpapier. Het lag niet aan het zorgvuldig bereide eten. Ik was gewoon te moe en te gedeprimeerd om iets te proeven.
Ik was net klaar, toen er op de deur werd geklopt. Ik keek op en zag een oude, zwarte man die Rye Whiskey moest zijn. Hij had zijn keukenschort nog voor en droeg een klein schoteltje gelatinepudding.
'Kom binnen', riep ik, en hij kwam langzaam naar voren. Toen hij dichterbij kwam zag ik dat zijn ogen opengesperd waren. Het wit rond de zwarte pupillen was zo helder of er een kaars achter brandde, zoals de kaarsen in de pompoenen op Hallo ween. Wat hij in me zag deed hem kennelijk naar adem snakken.
'Jij moet Rye Whiskey zijn.'
'En jij bent Annie, Heavens dochter. Toen ik je net zag, dacht ik dat ik naar een geest keek. En dat zou niet de eerste keer zijn dat ik zoiets zag in dit huis.'
Hij hield zijn hoofd achterover en prevelde een paar op een gebed lijkende woorden, en keek toen naar mij met een gezicht vol droefenis en bezorgdheid. Ik wist dat hij alles hier had meegemaakt: de vlucht van mijn grootmoeder uit huis, de waanzin van mijn overgrootmoeder Jillian en haar dood, de komst van mijn moeder en haar uiteindelijke afscheid van Tony Tatterton, en nu mijn tragische komst.
Zijn dunne haar was zo wit als sneeuw, maar hij had een opmerkelijk glad, rimpelloos gezicht, en zag er fit uit voor een man die toch dicht bij de tachtig moest zijn, zo niet ouder.
'Mijn moeder heeft zo vaak en zo aardig over je gesproken, Rye.'
'Ik ben blij dat te horen, juffrouw Annie, want ik hield veel van je mama.' Zijn glimlach werd breder en hij knikte. Zijn hoofd wiebelde heen en weer alsof zijn hals een veer was. Hij keek naar het blad. 'Was het lekker?'
'Heel lekker, Rye. Ik heb alleen niet zo'n honger op het ogenblik.'
'Nou, daar zal Rye Whiskey wel eens verandering in brengen.' Er verschenen lachrimpeltjes om zijn ogen en hij knikte weer. 'En hoe gaat het nu, juffrouw Annie?'
'Het is moeilijk, Rye.' Gek, dacht ik, maar tegen hem kon ik meteen eerlijk zijn. Misschien kwam het door de manier waarop moeder over hem had gesproken.
'Dat geloof ik graag.' Hij wiegde heen en weer op zijn voeten. 'Ik herinner me nog de eerste keer dat je moeder bij me in de keuken kwam. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Ze leek ook zoveel op haar eigen mama. Ze zat soms uren bij me terwijl ik bezig was met koken. Ze zat op een kruk en steunde met haar hoofd in haar handen en vroeg me van alles over de Tattertons. Ze was zo nieuwsgierig als een klein katje.'
'Wat wilde ze weten?'
'O, alles wat ik me maar kon herinneren over de familie Tatterton - ooms, tantes, de papa en grootpa van meneer Tatterton. Wiens portret het was dat daar aan de muur hing, en wiens portret dit was. Natuurlijk waren er dingen, zoals in elke familie, waar fatsoenlijke mensen niet over praten.'
Wat voor dingen, wilde ik hem vragen, maar ik zweeg, beidde mijn tijd. Rye sloeg zijn handen op zijn dijen en zuchtte.
'Is er iets speciaals dat ik voor je kan maken?' vroeg hij, snel van onderwerp veranderend.
'Ik hou van gebraden kip. Mijn kok in Winnerrow maakt een beslag -'
'O, ja? Nou, je hebt die van mij nog niet geproefd, kind. Ik zal deze week een heerlijke kip voor je maken. Tenzij je verpleegster anders beveelt.' Hij keek snel achterom alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat mevrouw Broadfield niet bij de deur stond. 'Ze komt de keuken binnen met een lijst van wat wel en wat niet mag. Ze maakte mijn hulp, Roger, zo zenuwachtig als de duivel op zondag.'
'Ik zou niet weten waarom gebraden kip niet goed zou zijn, Rye', zei ik, naar het raam kijkend. 'Farthy was een stuk mooier toen mijn moeder hier woonde, hè?'
'Nou, en hoe! Als de bloemen bloeiden, leek het wel de Poort van de Hemel.'
'Waarom heeft meneer Tatterton het zo verwaarloosd?'
Hij wendde snel zijn blik af. Ik zag dat mijn vraag hem nerveus maakte, maar dat maakte me alleen maar nieuwsgieriger naar zijn antwoord.
'Meneer Tatterton heeft een moeilijke tijd gehad, juffrouw Annie, maar hij is erg veranderd sinds je komst. Hij is bijna weer zoals vroeger - hij praat over alles wat hij wil laten vernieuwen en verbouwen. Het huis komt weer tot leven, en dat is goed voor ons en slecht voor de geesten', fluisterde hij.
'Geesten?'
'Nou, zoals elk groot huis waar zoveel mensen hebben gewoond, blijven de geesten hangen, juffrouw Annie.'
Hij knikte nadrukkelijk. 'Maar ik heb daar geen bezwaar tegen, en meneer Tatterton ook niet. We leven zij aan zij met ze, en we vallen ze niet lastig.'
Ik zag dat hij het serieus meende.
'Zijn hier nog veel bedienden die er waren toen mijn moeder hier woonde, Rye?'
'O, nee, juffrouw Annie. Alleen ik, Curtis en Miles. Alle dienstmeisjes en tuinlieden zijn weg, de meeste dood.'
'Werkt hier ook een lange, magere man, een man die veel jonger is dan Curtis?'
Hij dacht even na en schudde zijn hoofd.
'Er zijn tuinlieden, maar die zijn allemaal klein en gezet.'
Wie was die man aan het graf van mijn ouders? vroeg ik me af. Rye bleef naar me kijken met een tedere glimlach op zijn gezicht.
'Is het moeilijk voor je geweest in de afgelopen jaren, Rye, toen meneer Tatterton zo was?'
'Nee, triest, maar niet moeilijk. Natuurlijk bleef ik na het eten in mijn kamer en liet het huis over aan de geesten. Nu', ging hij glimlachend verder, 'zullen ze zich terugtrekken en rondzweven bij hun graven, omdat er weer licht en leven is in huis. Geesten hebben er een hekel aan als er jonge mensen rondlopen. Maakt ze schrikachtig, omdat jonge mensen zoveel energie en leven in zich hebben.'
'Heb je die geesten echt gehoord in huis, Rye?' Ik glimlachte naar hem, maar hij glimlachte niet terug.
'O, ja. Heel wat nachten. Er is één geest, een heel ongelukkige, die door de gangen zwerft, en zoekend van kamer tot kamer gaat.'
'Waarnaar?'
'Dat weet ik niet, juffrouw Annie. Ik praat niet met hem en hij praat niet met mij. Maar ik heb hem horen lopen en ik heb de muziek gehoord.'
'Muziek?'
'Pianomuziek. Mooie muziek.'
'Heb je meneer Tatterton er wel eens naar gevraagd?'
'Nee, juffrouw Annie. Dat hoefde ik niet. Ik zag het in zijn ogen.'
'Wat zag je?'
'Dat hij dezelfde dingen hoorde en zag als ik. Maar vergeet dat maar, juffrouw Annie. Je moet gauw weer beter en sterk worden. De ouwe Rye zal koken als de beste nu er weer iemand is om voor te koken.'
Ik dacht even na.
'Rye, is hier een paard dat Scuttles heet?'
'Scuttles? Er zijn nu geen paarden meer. Al heel lang niet meer. Scuttles?' Zijn ogen bewogen heen en weer terwijl hij nadacht, in zijn geheugen zocht. En toen zag ik dat hem iets daagde.
'Scuttles, dat was de naam die juffrouw Jillian haar pony had gegeven. Als jong meisje woonde ze op een paardenfarm. Ik herinner me nu weer dat ze het altijd over die pony had. Maar we hebben er hier nooit een gehad die Scuttles heette. Haar paard heette Abdulla Bar. Een duivels dier', voegde hij eraan toe, met een angstige blik in zijn ogen.
'Waarom zeg je dat, Rye?'
'Niemand mocht hem berijden, behalve juffrouw Jillian, dus meneer Tatterton hield iedereen er uit de buurt, behalve die ene verschrikkelijke keer. Maar dat was niet zijn schuld', voegde hij er haastig aan toe.
'Welke verschrikkelijke keer, Rye?'
'O, dit is niet het moment om over droevige dingen te praten, juffrouw Annie. Je hebt je eigen problemen.'
'Alsjeblieft, Rye, ik wil het niet aan meneer Tatterton vragen, maar ik moet het weten.'
Hij keek weer achterom en kwam dichter bij het bed. Hij schudde zijn hoofd en sloeg zijn ogen neer.
'Het was zijn broer, meneer Troy. Op een dag sprong hij op die hengst en reed ermee de zee in. Alleen een duivels paard zou dat hebben gedaan. Elk ander paard zou hebben geweigerd de zee in te gaan.'
'Dus dat bedoelde Drake toen hij zei dat Troy zelfmoord pleegde. Hij reed op het paard van mijn overgrootmoeder de zee in en -'
'En hij verdronk. Het schijnt dat dit huis meer dan zijn portie narigheid heeft gehad, hè?' Hij schudde zijn hoofd. 'Soms is het moeilijk om een rijpe leeftijd te bereiken. Je wordt achtervolgd door nare herinneringen en je hoort de vele eenzame geesten.' 'Maar waarom heeft hij dat gedaan, Rye?'
'Dat weet ik niet', zei hij snel; te snel, dacht ik. 'Troy was zo'n knappe jongeman, en talentvol ook. Hij heeft veel van het speelgoed ontworpen. Alleen noemde ik het nooit speelgoed. Het was meer kunst.' Hij glimlachte bij de herinnering. 'Kleine huizen en kleine mensen, en van sommige maakte hij ook nog muziekdozen.'
'Muziekdozen?'
'Met mooie melodieën... als zachte pianomuziek.'
'Chopin', mompelde ik. De herinnering aan de muzikale bungalow van mijn moeder deed mijn hart sneller kloppen en een golf van droefheid door me heen gaan.
'Wat is er, juffrouw Annie?'
Ik wendde snel mijn blik af, want ik wilde niet dat hij mijn tranen zou zien.
'Ik dacht aan een componist.'
'O. Kom, ik moet weer eens naar beneden naar de keuken om te zien wat Roger uitspookt. Hij is mijn - hoe zal ik het noemen - mijn leerling. De ouwe Rye kan niet verwachten dat hij eeuwig in de keuken zal blijven werken, en meneer Tatterton heeft een goeie kok nodig als ik bij mijn Schepper word geroepen. Hoewel ik me op het ogenblik nog doof houd', zei hij met een brede glimlach. We lachten samen.
'O, ik vergat bijna je gelatinepudding.' Hij zette het schoteltje op het blad.
'Sorry dat ik je chocoladetaart niet kan eten, Rye. Hij zag er verrukkelijk uit.'
'O, ja, die heeft ze weer teruggebracht.' Hij keek achterom en boog zich toen naar me toe. 'Natuurlijk zal ik wel een manier vinden om weer een stukje naar boven te smokkelen. Wacht maar.'
'Dank je, Rye. En kom me alsjeblieft weer eens opzoeken.'
'Dat zal ik zeker doen.' 'Hé, wat hebben we nu?' zei Tony, die plotseling in de deuropening verscheen. 'Komt de kok controleren of zijn kookkunst wel wordt geapprecieerd?'
'Iemand moest de gelatinepudding boven brengen, en het leek me een goed moment om mijn opwachting te komen maken, meneer Tatterton.' Hij keek weer naar mij en knipoogde naar me. 'Maar nu moet ik weer terug naar de keuken.'
'Dank je, Rye', riep ik, toen hij haastig de deur uit liep. Tony keek hem na en draaide zich toen om naar mij.
'Waarom heeft Millie die pudding niet boven gebracht?' vroeg hij zich hardop af.
'Ik had Millie gevraagd Rye naar boven te sturen.'
'O?' Hij kneep zijn blauwe ogen samen.
'Ik hoop dat het goed was', zei ik haastig. Hij leek van streek.
'Ik had hem willen zeggen dat hij na het eten naar je toe moest gaan. Het is in orde', ging hij verder, terwijl zijn blik verzachtte. 'Hij is nog steeds een van de beste koks aan de oostkust. Zijn Yorkshire-pudding is beter dan van wie ook.'
'Hij is precies zoals mijn moeder hem had beschreven. Hij moet toch zeker al over de tachtig zijn, hè?'
'Wie zal het zeggen? Hij kan zich zijn verjaardag echt niet meer herinneren of hij jokt over zijn leeftijd. En hoe gaat het ermee? Voel je je al wat sterker?'
'Moe van de therapie, en gefrustreerd. Ik wil de kamer uit en rondkijken in het huis en buiten.'
'Nou, misschien vindt mevrouw Broadfield het goed als we morgenochtend een klein ritje door de gang maken. De dokter komt overmorgen.'
'Heeft Luke nog gebeld?' vroeg ik hoopvol.
'Nog niet.'
'Ik begrijp er niets van.' Ik voelde me diep teleurgesteld. Zouden Drakes voorspellingen nu al uitkomen?
'Hij wil je natuurlijk de kans geven je op je geraak te installeren.'
Hij schoof een stoel naast het bed. Toen hij ging zitten, sloeg hij zijn benen over elkaar en gleed met zijn vinger langs de scherpe vouw van zijn grijze broekspijp.
'Dat is niets voor hem. We zijn heel intiem met elkaar', legde ik uit. 'Wist je dat we op dezelfde dag geboren zijn?'
'Is het heus? Dat is iets bijzonders!'
De verjaardag van Luke en mij was zo'n belangrijk feit in mijn leven, dat het ongelooflijk leek dat Tony niets over dat toeval wist. Mijn ouders hadden hem volledig buiten hun leven gesloten, dacht ik. Ik vroeg me af of hij wist dat Luke en ik in werkelijkheid halfbroer en halfzuster waren.
'Ja. En sindsdien is onze relatie zo ongeveer geweest als die van mijn moeder met haar broer Tom, die zo tragisch om het leven is gekomen bij dat circusongeluk.'
'O, ja.' Hij staarde me weer heel intens aan, zo doordringend dat ik het gevoel had dat zijn ogen zich in mijn ziel boorden. 'Je moeder heeft het heel moeilijk gehad daarmee, maar ze was een heel sterke jonge vrouw, zoals jij ongetwijfeld ook bent. "Wat me niet verplettert, sterkt me", placht mijn vader te zeggen. Hij had de uitdrukking ontleend aan een of andere Duitse filosoof, ik weet niet meer welke.
"Anthony", zou hij zeggen', herinnerde Tony zich, die stram rechtop ging staan in wat blijkbaar de houding van zijn vader was geweest.' "Je moet iets leren van elke tegenslag in je leven, anders ga je er onderdoor." ' Hij ontspande zich en glimlachte. 'Natuurlijk was ik pas vijf of zes toen hij me die goede raad gaf, maar vreemd genoeg is het me altijd bijgebleven.'
'De Tattertons zijn een fascinerende familie, Tony.'
'O, ik weet zeker dat sommigen van mijn familieleden heel vervelend zijn. De helft van mijn neven zie ik nooit. Dood- saaie mensen. En Jillians kant van de familie was niet veel beter. Haar beide zusters en haar broer zijn een tijdje geleden gestorven. Ik kwam er pas achter toen ik de overlijdensadvertentie las. Toen Jillian eenmaal gestorven was...' Zijn ogen werden glazig toen hij verdiept raakte in de herinnering.
'Vertel eens wat over je broer, Tony. Alsjeblieft', voegde ik er snel aan toe, toen ik zag dat zijn gezicht verhardde en zijn ogen nee zeiden.
'Je moet rusten.'
'Een beetje maar. Vertel me een klein beetje over hem.' Misschien omdat hij er niet meer was, of misschien omdat ik hier en daar maar iets over hem had opgevangen, bleef Troy in mijn gedachten een geheimzinnige man. 'Alsjeblieft.'
Zijn ogen werden zachter en er verscheen een flauwe glimlach om zijn lippen. Toen boog hij zich voorover en verraste me door over mijn haar te strijken, net zoals mama zo vaak had gedaan.
'Als je zo smekend kijkt, doe je me zo erg denken aan Leigh toen ze nog een jong meisje was en me smeekte haar ergens mee naar toe te nemen of haar iets te laten zien. Ze kwam mijn kantoor binnengestormd, onderbrak mijn werk, en vroeg me met haar te gaan zeilen of paardrijden. En hoe druk ik het ook had, ik gaf altijd toe, net als nu. De Tatterton- mannen verwennen hun vrouwen, maar', ging hij met fonkelende ogen verder, 'ze doen het graag.'
'Troy?' Dwaalde hij met opzet zo af of kon hij het niet helpen?
'Troy. Tja, zoals ik je al verteld heb, was hij een stuk jonger dan ik. Als kleine jongen was hij zo vaak ziek dat ik vrees dat ik hem als een molensteen om mijn nek beschouwde. Onze moeder stierf toen hij heel klein was, en spoedig daarna stierf ook vader. Toen Troy opgroeide beschouwde hij me meer als zijn vader dan zijn oudste broer.
'Maar hij was een heel intelligente jongen en hij was pas achttien toen hij afstudeerde aan de universiteit.'
'Pas achttien!' riep ik verbaasd uit. 'En wat deed hij toen?'
'Hij werkte in de zaak. Hij was heel talentvol en ontwierp veel van ons beroemdste speelgoed. Dat is het', zei hij, met de bedoeling een eind te maken aan zijn verhaal over Troy.
'Maar waarom pleegde hij zelfmoord, Tony?'
Zijn zachte blauwe ogen verhardden of ze op hetzelfde ogenblik in ijs waren veranderd.
'Hij pleegde geen zelfmoord; het was een ongeluk, een tragisch ongeluk. Wie heeft gezegd dat het zelfmoord was? Heeft je moeder je dat verteld?'
'Nee, zij heeft nooit over hem gesproken', antwoordde ik. Ik slikte moeilijk. Hij keek zo kwaad. Zijn lippen klemden zich zo stevig op elkaar dat zich een witte lijn er omheen vormde. Die verandering in zijn gezicht maakte me bang, en ik geloof dat hij dat zag, want hij keek onmiddellijk weer wat vriendelijker, maar bleef er triest en ontsteld uitzien.
'Troy was een melancholieke man, heel gevoelig, diepzinnig, overtuigd dat hij niet lang zou leven. Hij was heel fatalistisch over het leven. Wat ik ook deed, ik kon hem niet veranderen. Ik vind het niet prettig over hem te praten, omdat... omdat ik me enigszins verantwoordelijk voel, zie je. Ik kon hem niet helpen, wat ik ook deed.'
'Het spijt me, Tony. Het was niet mijn bedoeling je somber te maken.' Ik zag dat hij de gedachte niet onder ogen wilde zien dat zijn broer zelfmoord had gepleegd. Het was wreed van me om te proberen hem daartoe te dwingen.
'Ik weet dat je nooit iets zou doen om me te kwetsen; je bent veel te lief, te puur.' Hij glimlachte stralend. 'Laten we niet over trieste dingen praten. Alsjeblieft. Laten we ons althans voorlopig concentreren op alles wat mooi, prettig, hoopvol en wonderbaarlijk is. Oké?'
'Oké', zei ik.
'Goed, als je je er al tegen opgewassen voelt: ik heb een lijst aangelegd van boeken die je moet lezen. Die zal ik naar je kamer laten brengen. En ik zal morgen ook een televisietoestel laten bezorgen. Ik zal de gids doorkijken en de goede programma's voor je aanstrepen', voegde hij eraan toe.
Belachelijk, dacht ik. Hoe dacht hij in vredesnaam dat ik was opgevoed? Ik wist heus wel welke boeken ik moest lezen en naar welke programma's ik moest kijken. Mijn moeder prees vaak mijn smaak in literatuur. Tony gedroeg zich of ik een of andere hillbilly was die leiding en onderricht nodig had. Maar ik wilde niet klagen en hem beledigen. Hij keek zo blij dat hij dit allemaal voor me kon doen.
'En ik moet een lijst maken van de dingen die Drake voor me mee moet brengen uit Winnerrow', bracht ik hem in herinnering.
'Juist, ja. Hij komt morgenmiddag. Laat eens zien, is er nog iets?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Goed dan. Ik moet nog wat werken. Ik zie je morgenochtend. Slaap lekker, Heaven.'
'Heaven?'
'O, sorry. Je doet me zo erg aan je moeder denken dat ik -'
'Dat geeft niet, Tony. Ik vind het niet erg als je je nu en dan vergist en me Heaven noemt. Ik hield erg veel van mijn moeder.' Mijn tranen kwamen zo snel dat het leek of ze hun kans hadden afgewacht.
'O, nou heb ik je weer verdrietig gemaakt.'
'Nee, het is niet jouw schuld.'
'Arme Annie.' Hij boog zich over me heen en kuste me zacht op de wang. Hij liet zijn lippen even op mijn huid rusten en snoof de geur van mijn haar in zich op. Toen trok hij zich abrupt terug, beseffend hoe lang hij erover deed om
me een nachtzoen te geven. 'Welterusten', zei hij, en liep de kamer uit.
Ik legde mijn hoofd op het kussen en dacht na over een paar dingen die ik te weten was gekomen. Rye had gelijk. Dit huis had meer dan zijn portie tragedies. Verging het alle grote families zo, rijke, machtige families die zoveel hadden en toch zoveel leden?
Lag er een vloek op de Tattertons en op iedereen die met hen in contact kwam? Misschien zat Rye Whiskey er niet zo ver naast toen hij zei dat hier geesten rondzwierven. Misschien was die man die ik in de verte bij het graf van mijn ouders had gezien een ervan.
Misschien had Drake gelijk; misschien moest ik die droevige dingen met rust laten. Maar ik wist dat ik dat niet kon. Er waren dingen die ik absoluut moest weten. Ze jeukten, en net als bij een hardnekkige jeuk, moest ik krabben.
Op het ogenblik was een van de dingen die me verontrustten Lukes stilzwijgen. Het was niets voor hem om zo lang weg te blijven. Het was zo frustrerend dat ik hem niet kon bellen, niet eens wist in welk studentenhuis hij woonde.
Millie kwam binnen om het blad weg te halen, en plotseling kreeg ik een idee.
'Millie, wil je eens in de la van het bureau daar kijken of je een pen, een vel briefpapier en een envelop kunt vinden?'
'Ja, Annie.' Ze vond briefpapier en een pen. 'Het is geparfumeerd briefpapier', zei ze, terwijl ze het papier onder haar neus hield en snoof. 'Ruikt nog steeds lekker.'
'Kan me niet schelen. Ik wil alleen gauw een briefje schrijven. Zou je over een kwartier terug willen komen om hem te halen?'
'Natuurlijk.'
Ze ging weg met het blad en ik gebruikte de bedtafel om een brief aan Luke te schrijven.
Beste Luke,
Ik weet dat je met Tony hebt gesproken na de diploma-uit- reiking, en ik ben blij dat je toespraak zo goed ontvangen is. Je hebt het verdiend. Ik wilde alleen dat ik erbij had kunnen zijn, dat mijn vader en moeder erbij hadden kunnen zijn.
Drake heeft me opgezocht in Farthy en me verteld dat je in Harvard bent aangekomen. De dokters willen dat ik rust houd om zo gauw mogelijk beter te worden, dus ik heb nog geen telefoon, anders zou ik proberen je te bellen in plaats van deze briefte sturen. Ik zal vragen hem per expres te laten sturen, zodat je hem zo snel mogelijk hebt.
Ik brand van verlangen iets van je te horen en je te zien. Ik maak al plannen voor onze speurtocht door Farthy.
Kom alsjeblieft zo gauw mogelijk.
Liefs, Annie
Ik adresseerde de brief aan Luke Toby Casteel, Campus, Harvard College, en schreef 'Per Expres' op de envelop. Toen Millie terugkwam riep ik haar bij me en gaf haar speciale instructies.
'Geef deze brief alsjeblieft aan meneer Tatterton, en vraag hem of hij de rest van het adres in Harvard erop schrijft en meteen wegstuurt.'
'Ik zal het meteen doen, Annie.'
Ik keek haar na, en dacht dat Luke wel onmiddellijk zou reageren als hij die brief kreeg. Vol vertrouwen dat hij over een dag of zo bij me zou zijn, legde ik mijn hoofd op het kussen en deed mijn ogen dicht. Ik deed ze op een kiertje weer open toen ik mevrouw Broadfield hoorde binnenkomen. Ze nam mijn bloeddruk op en voelde mijn pols, trok mijn deken recht en deed toen het licht uit.
De zon was onder en de lucht was bewolkt, en de duisternis viel als een zwaar gordijn om me heen. Het was mijn tweede nacht in Farthy, maar in tegenstelling tot de eerste nacht had ik nu iets om naar te luisteren: de geesten van Rye Whiskey. Misschien droomde ik, omdat hij zo dramatisch deed toen hij erover sprak, maar op een gegeven moment, midden in de nacht, meende ik de zachte tonen van een piano te horen. Een wals van Chopin.
Was het alleen de herinnering aan de zachte glimlach van mijn moeder als ze mijn haar borstelde? Of had Rye Whiskey gelijk? Was er een geest die zoekend door het huis dwaalde?
Misschien zocht hij mij. Misschien had hij me altijd verwacht.