20. Een gevangene ontvlucht
Doodmoe na mijn eerste uitstapje, mijn pogingen om te lopen, en Tony's dramatische woedeuitval, rolde ik de stoel naar het bed. Juist toen ik mezelf omhooghees en over het bed leunde, kwam Tony binnen.
'Annie, je mag nooit je deur dichtdoen', zei hij berispend. 'Anders weet ik immers niet wanneer je iets nodig hebt? En kijk nou eens hoe je worstelt om in bed te komen. Je wist toch dat ik meteen boven zou komen om je te helpen.' Hij schoof de rolstoel weg en zwaaide mijn benen op het bed.
'Dat kan ik zelf wel', protesteerde ik.
'O, Annie, je lijkt precies op Heaven - koppig. Jullie samen zouden zelfs een priester tot wanhoop kunnen brengen.'
'Wij samen?' Ik draaide me met een ruk om. 'Mama is dood... dood!' schreeuwde ik. Ik was zo moe en geestelijk zo uitgeput, dat ik geen geduld had met zijn wartaal.
'Dat weet ik, Annie', zei hij zacht. 'Het spijt me dat ik beneden zo tegen je tekeer ging, maar je hebt iets heel verkeerds gedaan, en het werd me allemaal een beetje te veel.'
'Het geeft niet, Tony, laat maar', zei ik, om een eind te maken aan de discussie. Ik wilde naar bed, rusten, eten, slapen en wachten tot Luke kwam.
'Het geeft wél! Maar ik zal het goedmaken, dat beloof ik je. Er zijn zoveel dingen die ik voor je wil en zal doen, Annie. Dingen die ik voor Heaven had kunnen doen als ze me de kans had gegeven.'
'Oké', zei ik. Ik deed mijn ogen dicht en voelde zijn hand op mijn voorhoofd.
'Arme Annie... mijn arme, arme Annie.' Hij streek met een teder gebaar over mijn haren, en toen ik in zijn ogen keek zag ik een hartelijke, bezorgde blik. Het was me allemaal te gecompliceerd, te verwarrend. Ik kon het er niet nog bij hebben. Ik wilde alleen weg uit Farthy.
Plotseling veranderde de uitdrukking in zijn ogen.
'Die trui die je aan hebt. Waar heb je die vandaan?' vroeg hij.
Ik wilde Troy niet in moeilijkheden brengen, maar ik wilde er ook niet om liegen. Tony had de hele garderobe geïnspecteerd die Drake voor me had meegebracht, en wist precies wat er in de kast hing en in de laden lag.
'Ik heb hem van iemand gekregen', zei ik.
'Iemand? Wie?'
'Een heel aardige man die in de bungalow woont aan de andere kant van de doolhof', antwoordde ik. Ik besloot net te doen of ik niet wist wie Troy in werkelijkheid was.
'De andere kant van de doolhof? Ben je in de doolhof geweest?'
'Ik ben moe, Tony. Erg moe. Alsjeblieft. Ik wil niet meer praten. Ik wil alleen maar slapen.'
'Ja, ja. Ik zal je helpen uitkleden', zei hij, en maakte aanstalten om mijn trui uit te trekken.
'Nee! Dat doe ik zelf! Ik wil alleen zijn. Laat me alsjeblieft!' riep ik uit. Hij trok zich terug of ik hem een klap in zijn gezicht had gegeven.
'Natuurlijk', mompelde hij. 'Natuurlijk. Ik zal je laten rusten en je eten gaan halen.'
'Dank je.' Ik bewoog me niet, om duidelijk te laten merken dat ik niets zou doen voor hij weg was. Hij begreep het en knikte, nog steeds met een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht. Toen draaide hij zich om en liep de kamer uit.
Ik was veel vermoeider dan ik verwacht had, en de inspanning om me uit te kleden en mijn nachthemd aan te trekken putte me uit. Het leek een eeuwigheid te duren. Toen ik eindelijk onder de dekens lag en mijn hoofd op het kussen legde, viel ik na een paar ogenblikken in slaap.
Ik werd plotseling wakker. Het duurde even voor ik weer wist waar ik was, en toen ik op de klok naast het bed keek, zag ik dat ik tot midden in de nacht had geslapen. Het was doodstil in huis; mijn gordijnen waren dichtgetrokken en alleen het zwakke lampje in de zitkamer brandde en wierp lange lichtgele schaduwen op de muren. Mijn maag knorde en klaagde omdat ik door het avondeten heen had geslapen. Ik ging overeind zitten. Waarom had Tony me niet wakker gemaakt om te eten? Rye was ook niet binnen geweest om een blad te brengen.
'Tony?' riep ik. Er kwam geen antwoord en ik hoorde hem ook niet in de zitkamer. 'Tony?' Ik verhief mijn stem en wachtte weer, maar er kwam nog steeds geen reactie.'Tony/' schreeuwde ik.
Ik verwachtte dat hij binnen zou komen rennen om me een standje te geven dat ik had geslapen en niet gegeten, en de schuld zou geven aan mijn uitstapje. Maar hij kwam niet. Alles bleef stil. Ik strekte mijn hand uit om de lamp op het nachtkastje aan te doen. Ik zou in de rolstoel gaan zitten en de gang inrijden. Ik wilde zien wat er aan de hand was en waarom niemand reageerde. Maar toen ik het licht had aangedaan ontdekte ik tot mijn schrik dat mijn rolstoel verdwenen was.
En het looprek ook! Ik was een gevangene in bed.
'Dat kun je niet maken, Tony', mompelde ik. 'Je kunt me hier niet gevangen houden. Ik ga weg. Hoor je me? Morgenochtend ga ik weg !'
Geen antwoord. Uitgeput en wanhopig liet ik me terugvallen op het kussen. Ik moet weer in slaap zijn gevallen, want ik deed plotseling met bonzend hart mijn ogen open toen ik een beweging bespeurde naast het bed. Ik wreef met mijn vuisten in mijn ogen om wakker te worden. Tony was kennelijk teruggekomen terwijl ik sliep en had de lamp uitgedraaid. Zelfs het licht in de zitkamer leek zwakker. Ik kon zijn silhouet aan het voeteneind van mijn bed nauwelijks onder-scheiden, maar ik herkende zijn vage gestalte.
'Tony? Wat doe je? Waarom loop je rond in het donker, en waarom heb je mijn rolstoel en mijn looprek weggenomen?' vroeg ik. Hij gaf geen antwoord. Hij bleef doodstil staan en staarde naar me in het donker. 'Tony!' riep ik uit. Mijn stem klonk schril. 'Waarom geef je geen antwoord? Waarom kijk je zo naar me? Je maakt me bang!' Lange tijd bleef het stil, tot hij eindelijk antwoordde.
'Je moet niet bang zijn, Leigh', zei hij hardop fluisterend.
'Wat?'
'Je moet niet bang zijn. Ik doe je geen kwaad.' Hij sprak of hij het tegen een klein kind had dat geschrokken was van zijn plotselinge verschijning.
'Tony, wat zeg je?'
'Ik zeg dat ik van je hou, naar je verlang. Ik heb je nodig, Leigh', fluisterde hij schor.
'Leigh? Ik ben Leigh niet. Ik ben Annie. Tony, wat is er met je? Alsjeblieft... ga Rye halen. Ik wil Rye spreken. Ik heb honger', zei ik. Ik was zenuwachtig en bang. 'Ik heb me verslapen en niet gegeten en ik heb honger. Ik weet zeker dat Rye wel op wil staan om iets te eten te maken voor me', brabbelde ik, in de hoop hem uit zijn droom wakker te schudden. Het leek of hij slaapwandelde. 'Ga hem alsjeblieft roepen.'
'Ze slaapt. Ze zal niets merken', zei hij, en liep naar de zijkant van mijn bed.
'Ze slaapt? Wie?' Mijn hart klopte in mijn keel. Ik had het gevoel of mijn longen elk moment konden barsten. Ik snakte naar adem. Mijn gezicht gloeide, mijn hals stond in brand, en mijn mond was zo verschrikkelijk droog dat ik niet kon slikken.
'Niet dat het er iets toe doet. Ze weet niet wat ik 's nachts doe of waar ik heen ga. Het kan haar ook niet meer schelen. Ze heeft haar eigen belangstelling, haar eigen vrienden.' Hij lachte. 'Ze heeft zichzelf. Ze heeft altijd zichzelf gehad en dat is altijd genoeg geweest voor haar, maar het is niet genoeg voor mij, Leigh. Je had gelijk.' Hij wilde mijn hand pakken. Ik trok hem terug en bewoog me zo snel ik kon naar de andere kant van het bed, maar de kracht die ik vandaag in mijn onderlichaam had teruggevonden, leek me weer in de steek te hebben gelaten. De angst beroofde me van alle energie. Ik voelde me verlamd, en niet alleen in mijn benen. Ik moest hem tot rede zien te brengen; ik móest het proberen.
'Tony, ik ben Leigh niet. Ik ben Annie. Annie!'
Een tijdlang bewoog hij zich niet en zei niets, en ik dacht al dat ik tot hem was doorgedrongen, maar toen maakte hij plotseling zijn badjas los en liet die op de grond vallen. In het vage licht dat uit de zitkamer naar binnen viel zag ik dat hij volkomen naakt was. O, nee! dacht ik. Hij droomt, hij leeft in een fantasiewereld, en er is niemand om me te helpen, zelfs niet die afschuwelijke verpleegster. Ik wilde om Rye gillen, maar was bang dat Tony gewelddadig zou worden of nog waanzinniger dan hij nu al was, en bovendien sliep Rye in de vleugel voor de bedienden, heel ver weg, zodat hij me waar- schijnlijk toch niet zou horen. Mijn enige hoop was Tony met praten weer normaal te krijgen.
'Tony, het is Leigh niet; het is Heaven niet. Het is Annie, Annie. Je vergist je!'
'Ik geloof dat ik van je hield zodra ik je zag', antwoordde hij. 'Jillian is mooi. Ze zal altijd mooi zijn, maar zoals een vlinder mooi is. Als je haar aanraakt kan ze niet meer vliegen, en sterft. Dat soort schoonheid moet worden opgesloten in een glazen kast, om te worden gezien, bewonderd, maar nooit bemind en ervaren zoals jouw schoonheid, Leigh. Jillian is een schilderij dat je aan de muur hangt; jij bent een vrouw, een echte vrouw', ging hij op sensuele toon verder. Hij ging op bed zitten en strekte zijn hand naar me uit. Ik kromp ineen.
'TONY! Je bent de man van mijn overgrootmoeder. Ik ben Annie, Heavens dochter, Annie. Je weet niet wat je doet. Alsjeblieft, ga van mijn bed af. Ga weg. Alsjeblieft', smeekte ik, maar ik sprak voor dovemansoren, oren die niets anders konden horen dan de geluiden en woorden in zijn verbeelding.
'O, Leigh... Leigh, mijn liefste Leigh.' Zijn zoekende hand vond mijn linkerpols, en hij begon me naar zich toe te trekken. Ik probeerde me te verzetten, maar was te zwak en te moe. Hij scheen het op te vatten als een aanmoediging. 'We zullen de hele nacht vrijen, net als we eerder hebben gedaan, en als je wilt, kun je me papa noemen.'
Hem papa noemen? Wat was dat nou weer?
Tony's hand lag op mijn schouder en hij bracht zijn gezicht vlak bij het mijne, zijn lippen raakten bijna mijn mond. Ik trok mijn hoofd terug, maar zijn andere hand lag op mijn middel en greep dat stevig vast. Zonder de kracht van mijn onderlichaam kon ik niets uitrichten.
'TONY! STOP! STOP!'
Zijn hand ging omhoog van mijn middel naar mijn borsten
en hij kreunde van genot.
'O, Leigh, mijn Leigh.'
Ik wist mijn linkerpols los te rukken en zijn arm te grijpen. Fel sloeg ik zijn vingers van mijn borst. De klap deed hem opschrikken.
'TONY! STOP! IK BEN ANNIE! EN JE DOET IETS VRESELIJKS,
IETS WAAR JE JE LEVEN LANG SPIJT VAN ZULT HEBBEN!'
Mijn woorden troffen eindelijk doel. Hij verstarde in een zittende positie. Om mijn verzet nog duidelijker te maken boog ik me naar voren en duwde met beide handen tegen zijn borst.
'Wat?' zei hij, alsof hij stemmen hoorde die ik niet kon horen.
'Ga weg', smeekte ik gesmoord. 'Ga weg. Laat me met rust.'
'Wat?' Hij draaide zich om en staarde naar de donkerste hoek van de kamer. Verbeeldde hij zich dat daar iemand was? Riep een van Rye Whiskeys geesten hem? Misschien was het de geest van mijn overgrootmoeder, of zelfs de geest van mijn grootmoeder, die hem vroeg me met rust te laten. 'O, mijn God', zei hij bij zichzelf. 'O, mijn God.' Hij stond op en keek weer naar me. Ik wachtte met bonzend hart. Wat ging er door die verwrongen en gekwelde geest? Keerde hij terug in de werkelijkheid of nam hij een ander pad door de doolhof van zijn waanzin?
'Ik... ik... het spijt me',fluisterde hij. 'O,God, het spijt me zo...' Hij hurkte op de grond en pakte zijn badjas op.
Hij trok hem snel aan en snoerde hem stevig dicht. Ik keek zwijgend toe, bang dat het geluid van mijn stem hem weer zou doen terugvallen in zijn waanzin. 'Ik... ik moet... gaan', zei hij. 'Welterusten.'
Ik hield mijn adem in en draaide nauwelijks mijn hoofd om, toen hij van het bed vandaan liep, de deur uit. In een oogwenk was hij verdwenen, maar mijn bonzende hart kwam niet tot bedaren. Ik was doodsbang dat hij terug zou komen, en ik voelde me te zwak en te veel van streek om te proberen mijn bed uit te komen en de suite uit te kruipen. Ik transpireerde zo hevig dat mijn nachthemd aan me vastplakte. Ik moest hier weg. Ik moest Drake of Luke of wie dan ook overhalen me onmiddellijk mee te nemen. Maar Drake was in New York. En als Luke eens niet kwam? Wanhopig en in paniek dacht ik na. Rye Whiskey! Ik moest hem zover krijgen dat hij me hielp! Of Troy! Of Parsons! Wie dan ook! Laat alsjeblieft iemand me helpen aan deze gek te ontkomen! Wat had hij met mijn grootmoeder gedaan dat ze gevlucht was? Ik kon er zelfs niet aan denken. Mijn enige troost was dat het gauw ochtend zou zijn. Ik sloeg mijn armen om me heen, zoals mama me vroeger vasthield als ik naar gedroomd had. Maar dit was meer dan een nare droom. Dit was een levende nachtmerrie. Ik durfde niet meer te gaan slapen uit angst dat ik weer wakker zou worden met een naakte Tony naast mijn bed, maar mijn oogleden werden zwaar en ik viel in een uitgeputte slaap.
'Goeiemorgen', zei Tony opgewekt. Mijn ogen gingen open en ik zag dat hij de gordijnen openschoof. Het heldere zonlicht verdreef alle schaduwen. Hij schoof de ramen open, zodat er frisse lucht binnen kon komen, en de gordijnen begonnen een vrolijk dansje boven de vensterbank. Ik hief mijn hoofd niet op van het kussen. Ik bleef zwijgend liggen en keek naar hem terwijl hij door de kamer liep. Hij had een schone, blauwzijden ochtendjas aan en zag er fris en kwiek uit. Deed hij net alsof, om me in de waan te brengen dat wat er vannacht gebeurd was niet echt gebeurd was?
'Ik kom direct je ontbijt brengen', zei hij.
'Het helpt niet of je aardig tegen me bent vanmorgen, Tony.
Ik ben het niet vergeten van vannacht.'
'Vannacht?' Hij draaide zich glimlachend om. 'O... vannacht. Je bedoelt toen ik gisteravond zo tegen je tekeer ging beneden. Dat heb ik je al uitgelegd, en ik heb je mijn verontschuldigingen aangeboden, Annie. Je moet geen wrok koesteren. We maken allemaal wel eens een fout.'
'Dat bedoel ik niet. Ik bedoel, toen je midden in de nacht mijn kamer binnenkwam', snauwde ik. Ik had geen medelijden meer met hem. Hij was verantwoordelijk voor zijn daden, en hoe het ook zij, ik was vastbesloten vandaag weg te gaan.
'Wat? Heb je weer gedroomd? Arm kind. Wat heb je het toch moeilijk.' Hij schudde zijn hoofd en kneep zijn lippen op elkaar, als een bezorgde grootvader. 'Maar als je wat behoorlijks gegeten hebt -'
'Ik wil mijn rolstoel. Ik wil naar beneden om te telefoneren.'
'Rolstoel? O, nee, Annie, vandaag niet. Je hebt minstens een hele dag rust nodig na watje hebt doorgemaakt. Vandaag krijg je ontbijt op bed. Vind je dat niet fijn?'
'IK WIL MIJN ROLSTOEL!' eiste ik luider dan ik ooit tegen hem had gesproken. Hij staarde me even aan en liep toen naar de deur alsof hij me niet had gehoord.
'TONY!'
Hij draaide zich niet om, en deze keer deed hij de deur achter zich dicht toen hij mijn kamer uitging.
'JE KUNT ME HIER NIET GEVANGENHOUDEN!'
Ik ging zitten en manoeuvreerde voorzichtig mijn benen over de rand van het bed. Ik voelde me zwak en moe, maar ik was vastberaden. Ik zou de kamer uit gaan, al moest ik kruipen. Ik moest hulp halen, Rye zien te bereiken. Ik wist zeker dat hij me zou helpen.
Ik wilde juist mijn voeten naar de grond brengen toen Tony binnenkwam met mijn ontbijt.
'O, nee, Annie. Je moet met je rug tegen het hoofdeinde gaan zitten, zodat ik het bedtafeltje over je benen kan zetten.'
Hij zette het blad op het nachtkastje, pakte mijn bovenarmen beet en duwde me terug in bed. Mijn zwakke tegenstand mocht niet baten.
'Alsjeblieft', riep ik uit. 'Laat me alsjeblieft opstaan.'
'Als je gegeten hebt en gerust, kom ik kijken hoe het met je gaat. Dat beloof ik je.' Hij glimlachte of we de beste vrienden ter wereld waren en zette het tafeltje op bed. Toen zette hij het blad met mijn ontbijt erop en deed een stap achteruit. Zijn mond was vertrokken in een clowneske grijns.
Hij was gek, dacht ik. Er was gisteren iets in hem geknapt. Het had geen zin om te proberen tot hem door te dringen.
Ik staarde naar het blad. Een glas sinaasappelsap en een bord warme havermout met iets van honing eroverheen; de gebruikelijke droge toast en een glas halfvolle melk. Rye had dat ontbijt niet klaargemaakt. Tony moest vroeg zijn opgestaan en het zelf hebben gedaan. Hij bleef naast me staan en het leek me beter om maar wat te eten en op die manier wat energie op te doen. Ik dronk het sinaasappelsap en lepelde een beetje havermout naar binnen. De toast smaakte naar karton, maar ik slikte het naar binnen met de melk. Hij knikte met een irriterende glimlach.
Toen ik klaar was, nam hij het blad en het tafeltje weg.
'Zo', zei hij, 'nu voel je je een stuk beter, hè? Ja toch? Zal ik je met wat lotion inwrijven?'
'Nee', zei ik zo nadrukkelijk mogelijk.
'Je bedoelt nee, omdat je je veel beter voelt?'
'Ja', zei ik door mijn tranen heen. 'Alsjeblieft, alsjeblieft, geef me mijn rolstoel.'
'Dat zullen we nog wel zien als je geslapen hebt', zei hij. Hij liep naar de kast en haalde er een nieuw, rood nachthemd uit, een van de nachthemden die hij voor me had meegebracht toen ik in het Boston Memorial Hospital lag. 'Je moet een schoon nachthemd aan. Ik denk dat dit wel wat is, denk je ook niet? Rood heeft je altijd goed gestaan.' Hij liep ermee naar het bed. Ik bleef zitten met de deken tot aan mijn nek toe opgetrokken. 'Kom nou. Je zult je veel beter voelen met een schoon nachthemd.'
Ik was bang dat hij me niet met rust zou laten voor ik het rode hemd had aangetrokken, dus pakte ik het aan. Hij deed een stap achteruit en keek naar me terwijl ik het nachthemd dat ik aanbad uittrok en het andere snel over mijn hoofd trok.
'Zo, is dat nou geen prettig gevoel?'
'Ja', zei ik, hem zijn zin gevend. Ik was nog banger omdat ik, in plaats van me na het ontbijt energieker te voelen, zoals ik had gehoopt, weer slaperig en moe was. Zijn stem klonk van heel ver weg.
'Ik wil... ik wil...'
'Je wilt slapen. Ik weet het. Dat verwachtte ik al. Slaap lekker.' Hij trok de deken om me heen en stopte hem zo stevig in als een dwangbuis.
'Nee... ik...'
'Slapen, Annie. Ga slapen, dan voel je je veel beter als ik terugkom. Al die belachelijke nachtmerries zijn verdwenen als je weer wakker wordt.'
Ik probeerde iets te zeggen, maar kon de woorden niet uitbrengen. Mijn lippen leken verzegeld. Een paar ogenblikken later sliep ik weer. Mijn laatste bewuste gedachte was dat hij een slaapmiddel in het eten had gedaan.
Toen ik wakker werd, voelde ik me volkomen in de war. Ik had geen idee hoe laat het was. Langzaam, in wat uren leek in plaats van minuten, slaagde ik erin de stevig ingestopte deken los te wurmen en van me af te gooien. Ik hees me omhoog in een zittende houding en leunde toen hijgend en met wild kloppend hart tegen het kussen.
Ik zag dat het bijna twaalf uur was. De deur van mijn slaapkamer was nog dicht, maar de ramen waren open en een koele, frisse zeebries woei naar binnen. Ik verlangde ernaar om weer buiten te zijn. Plotseling, eerst heel vaag, maar steeds duidelijker, hoorde ik een bekende stem. Die stem kwam van beneden... van de voorkant van het huis.
'Luke !'
Ik hoorde ook Tony's stem. Met uiterste krachtsinspanning zwaaide ik mijn benen over de rand van het bed, maar ze gaven me geen steun. Alle pas hervonden vitaliteit was verdwenen. Tony had me iets gegeven dat mijn kracht weer had verdreven.
'Luke!' schreeuwde ik. Mijn stem weergalmde in de lege kamer. Ik liet me op de grond vallen, als een jurk die van een hangertje in een kast is geglipt. Ik draaide me om en om en begon een langzame worsteling naar het raam. Ik trok en kronkelde en sleepte, aangemoedigd door het voortdurende geluid van Lukes stem. Ik begon een paar woorden te onderscheiden.
'Maar ze stond erop dat ik kwam', smeekte hij.
'Ze mag nog geen bezoek hebben.'
'Waarom heeft ze dan gebeld?'
'Dat heeft ze niet gedaan. Dat is onmogelijk. Het moet een vergissing zijn geweest.'
'Ik ben dat hele eind hier naartoe gereden. Kan ik haar niet een paar ogenblikken zien?' smeekte hij.
'De dokter vindt het niet goed.'
'Waarom niet?'
'Jongeman, ik heb niet de hele dag de tijd om je de medische procedures uit te leggen. Bovendien is het tijd voor Annies therapie, en dan kan ze zeker geen bezoek hebben.'
'Goed, dan wacht ik buiten wel.'
'Je bent een koppige jongeman.'
Ik was nog maar een centimeter of dertig van de vensterbank verwijderd. Ik drukte me tegen de grond om mijn lichaam omhoog te kunnen heffen en strekte toen zo snel mogelijk mijn handen omhoog om me aan de vensterbank vast te grijpen, maar ik miste en sloeg met mijn hoofd tegen de muur. Even bleef ik versuft liggen.
'Goed, ik ga weg, maar wilt u tegen haar zeggen dat ik geweest ben?' Zijn stem klonk berustend.
'Natuurlijk.'
'Nee', mompelde ik. 'Nee... nee...'
Ik reikte weer omhoog, en deze keer kreeg ik de vensterbank te pakken en trok ik me op naar het open raam.
'Dank u.'
Ik hoorde de voordeur dichtvallen. Hij ging weg; Luke ging weg! Tony had hem weggejaagd! Mijn enige hoop! Luke... Ik zat op mijn knieën en met inspanning van al mijn krachten wist ik mijn gezicht op gelijke hoogte te brengen met het raam.
'LUKE!' schreeuwde ik uit alle macht. 'LUKE! GA NIET WEG, LUKE, KOM BOVEN. KOM ME HALEN. LUKE...' Ik bleef gillen tot ik niet meer kon en mijn armen te moe werden om me overeind te houden. Vlak voordat ik weer op de grond viel, meende ik een glimp op te vangen van Troy, die aan de rand van de doolhof stond en omhoogkeek. Maar misschien was het alleen maar een visioen, iets wat ik graag wilde zien.
Met mijn gezicht op het kleed bleef ik liggen, mijn lichaam dubbelgevouwen, huilend en kreunend om Luke. Zo vond Tony me.
'O, arme Annie', zei hij. 'Je bent uit bed gevallen. Ik wist dat er zoiets zou gebeuren. Het is mijn schuld. Ik had de zijkleppen aan het bed moeten bevestigen.'
'MONSTER!' schreeuwde ik. 'Hoe kon je hem wegsturen? Je weet hoe lang ik op zijn bezoek heb gewacht. Je weet hoe belangrijk het voor me is. Hoe kon je dat doen? Hoe kon je zo wreed zijn? Het kan me niet schelen wat er mis is met je of hoe triest en tragisch je leven is geweest. Dat was gemeen, intens gemeen! Ik haat je! Ga hem halen. Zorg dat hij terugkomt. LAAT HEM TERUGKOMEN!'
Hij negeerde mijn uitbarsting en tilde me op van de vloer. Hij droeg me terug naar het bed en stopte de deken weer stevig in. Toen deed hij een stap achteruit en haalde diep adem.
'Maak jezelf toch niet zo van streek, Annie. Zo word je alleen maar zieker. Probeer te rusten. Je weet dat ik het beste voor je wil, alleen het allerbeste voor mijn kleine Annie.'
'Ik ben je kleine Annie niet. Ik wil dat Luke terugkomt', mompelde ik. 'Luke komt terug... hij komt terug.'
'Natuurlijk. Jij wordt beter en hij komt terug. Als je maar naar me luistert, dan heb ik je in een mum van tijd weer op de been. Eh, wat wilde ik ook weer doen? O, ja, de zijkleppen.'
Hij ging weg en kwam even later terug. Ik bleef hulpeloos liggen terwijl hij de zijsteunen aan het bed bevestigde en me als een dier in een kooi stopte.
'Zo. Nu hoeven we ons niet meer ongerust te maken datje uit bed valt. Voel je je veilig?'
Ik wendde me af, deed mijn ogen dicht en wachtte tot hij de kamer uit was. Toen ik zag dat hij weg was, deed ik mijn ogen weer dicht en verbeeldde me dat ik in het prieel in Winnerrow was. O, Luke, luister naar me. Hoor me door de afstand en de tijd heen en besef hoe erg dit is en hoe ik je nodig heb. Je moet me hier weghalen.
Farthy is niet het paradijs, het magische kasteel waarvan we gedroomd hebben. Het is een afschuwelijke gevangenis, duister en gevaarlijk en vol verwrongen wanhoop. Ik had beter naar mijn moeder moeten luisteren... zij wist het... Eerst dacht ik dat ik nog steeds droomde, want toen ik mijn ogen opendeed hoorde ik stemmen. Ik keek op de klok en zag dat het bijna zeven uur 's avonds was. Ik had de hele dag geslapen. De stemmen klonken luider. Ze kwamen door de gang naar mijn suite.
Een paar ogenblikken later werd de deur van de slaapkamer opengegooid, en daar stonden mijn tante Fanny en... God zij dank... Luke.
'Nee maar, ze ligt erbij als een baby in een wieg', zei tante Fanny met haar schrille stem. 'En moet je dat zien... haar haar heeft een andere kleur. Net als Heavens haar vroeger.'
'Annie!'
Ik hief mijn hand op en Luke holde naar het bed om over de zijkleppen heen mijn hand vast te pakken. Zodra onze vingers elkaar raakten, begon ik te huilen.
'Niet huilen, Annie. We zijn bij je.'
Ze waren er? Ze waren er echt? Ik keek naar hen als iemand op een onbewoond eiland naar haar redders zou kijken, half ongelovig, half dol van vreugde. Het was of er een schitterend licht in de sombere suite viel, alsof er tralies van de ramen waren genomen en sloten opengebroken. Mijn Winner- row-wereld kwam naar binnen en wekte een stroom van herinneringen. Mijn hart sprong op van blijdschap. De nachtmerries verdwenen. Ik zou ontsnappen aan deze waanzin. Luke was me niet vergeten, had me niet in de steek gelaten. Onze liefde was zo sterk dat hij alle obstakels zou overwinnen. Mijn krachten kwamen weer terug. Ik voelde me als een bloeiende plant die in een donkere hoek was gezet en geen water had gekregen. Maar vlak voordat hij verdord was, werd hij te voorschijn gehaald in de koesterende zon en door de liefkozende regen tot leven gewekt. Hij kon weer bloeien. Ik kon weer bloeien. Luke en ik zouden weer bij elkaar zijn.
'O, Luke, alsjeblieft... neem me mee naar huis.'
'Dat doen we, Annie.'
Tony kwam boven en ging achter tante Fanny staan.
'Ben je nou tevreden? Kun je niet zien hoe ziek ze is?' gilde hij.
'Nee, Luke. Nee, ik ben niet ziek... hij maakt me ziek. Hij doet medicijnen in mijn eten die me zwak maken. Geloof hem niet.'
'Precies wat ik dacht... precies wat die man zei.' Tante Fanny kwam dichter bij het bed. Haar gezicht stond bezorgd.
'Wat voor man, Luke?'
'Een of andere man heeft mijn moeder gebeld en haar gezegd dat ze samen met mij zo gauw mogelijk hierheen moest gaan om jou te halen en naar huis te brengen.'
'Troy!' riep ik uit. Wie kon het anders zijn?
'Wat bedoel je?' vroeg Luke.
'Niets... God zij dank datje teruggekomen bent.'
'We hebben je in een vloek en een zucht hier vandaan, Annie.'
'Je kunt haar niet meenemen zonder met de dokter te hebben gesproken. Ze is invalide; ze heeft speciale zorg nodig, speciale medicijnen.' Tony zag zo rood als een kreeft, hij was zenuwachtig en deed zijn uiterste best zich te beheersen. Zijn blik was verwilderd en zijn haren stonden overeind. Hij zag eruit als iemand die een elektrische schok had gehad.
'Luister niet naar hem, tante Fanny', smeekte ik.
'Het is jouw schuld als ze instort... misschien wel doodgaat.'
Tante Fanny draaide zich langzaam om en zette haar handen op haar heupen. Ze zag eruit als een havik die op het punt staat zich op een muis te storten.
'Het lijkt me meer dat jij degene bent die dat arme kind een instorting bezorgt. Moetje die stakkerd zien. Bleek en ingevallen, opgesloten in deze' - ze snoof - 'muf stinkende grafkelder. Dit huis is precies zoals ik dacht dat het zou zijn.'
'Ik ga... de dokter bellen.'
'Je belt maar. Wat voor dokter is dat trouwens? Kijk eens om je heen. Is die vent blind of stom of niet zo slim als die deftige heren beweren te zijn? Hoe kan je als dokter iemand in die bouwval hier achterlaten? Het is een puinhoop. Het stinkt hier naar schimmel.'
'Ik ben niet van plan die scheldwoorden nog langer aan te horen', zei Tony, met alle trots en arrogantie van de Tattertons. Hij liep de suite uit, maar ik dacht niet dat hij ver weg zou gaan.
Tante Fanny richtte haar aandacht weer op mij.
'Maak je maar niet bezorgd, Annie. Je gaat met ons mee naar huis. Luke, doe die dingen naar beneden, zodat je haar uit bed kan halen. Ik zal een koffer zoeken om haar spullen te pakken.'
'Wat rechts in de kast hangt is van mij, tante Fanny. Het is niet veel. De koffer staat daar op de grond.'
Luke kneep in mijn hand. 'Ik ben zo blij je te zien.'
'Je hebt geen idee hoe blij ik ben jou te zien, Luke. Waarom ben je niet eerder gekomen?'
'Ik heb het geprobeerd. Ik heb Tony Tatterton gebeld en hij stelde het steeds weer uit. Hij zei dat de dokter niet wilde dat je bezoek kreeg.'
'En Drake?'
'Drake zei precies hetzelfde. Ze wilden dat ik zou wachten.'
'Zelfs nadat je mijn brief had ontvangen?'
'Brief? Ik heb nooit een brief van je gehad.'
'Hij heeft hem niet verstuurd. Ik had het moeten weten. Al dat geklets over je examens en het studentencorps en je vrienden.. . vriendinnen.' Ik schaamde me zo, voelde me zo schuldig dat ik Luke ervan had verdacht dat hij egoïstisch en verwaand was geworden. Hoe had ik aan hem kunnen twijfelen? Ik had het moeten weten. Ik was van begin af aan een gevangene geweest, en van begin af aan had Tony me bedrogen. Ik werd misselijk bij de gedachte dat hij zo gemeen tegen me had gelogen.
'Wat voor vriendinnen?'
'Zijn jullie van plan te blijven klessebessen of gaan we naar huis?'
'We gaan naar huis, ma.'
'Doe dan wat ik zeg en klap die dingen omlaag.'
Luke maakte de zijkleppen los terwijl tante Fannie mijn koffer pakte en kleren voor me klaarlegde om aan te trekken.
'Ga jij vast met die koffer naar beneden, Luke, terwijl ik Annie aankleed.'
'Breng alsjeblieft mijn rolstoel mee terug, Luke. Er staat er boven een en beneden een.'
'En laatje door niets of niemand tegenhouden', beval tante Fanny.
'Nee, baas', zei Luke en salueerde grijnzend. Het was zo'n verrukkelijke opluchting om weer te kunnen lachen.
'O, schiet op, jij. Heb je ooit zo'n knul... sorry, jongeman, gezien?'
'Hij is fantastisch. O, tante Fanny... ik ben zo blij dat je gekomen bent. Ik ben nog nooit zo blij geweest je te zien.'
'Dat geloof ik graag. Maar je moet er nu niet over praten. We moeten eerst zorgen dat we hier wegkomen. Wat kan ik doen om te helpen?'
'Gisteren had ik het allemaal alleen kunnen doen, tante Fanny, maar ik voel me zo moe en zwak... misschien wil je me even helpen met mijn ondergoed. Ik beloof je dat ik je geen last zal bezorgen in Winnerrow.'
'Och, arme meid', zei ze met een tedere blik in haar ogen en zelfs een floers van tranen. Ik had nooit geweten dat tante Fanny zo lief en zorgzaam kon zijn. 'Dacht je nou heus dat me dat wat kon schelen? Je bent maar zo lastig als je wilt, hoor, doet er allemaal niks toe. We zijn familie, wat ze ook zeggen.'
'Wat bedoel je, tante Fanny?'
'Ik bedoel niks. Ik zal je helpen met aankleden.'
Ze hielp me en even later kwam Luke terug met de rolstoel. Hij tilde me uit bed of ik een baby was en zette me voorzichtig neer in de stoel. Ik voelde me zo heerlijk en veilig in zijn armen. Daarna reed hij me de kamer uit. Ik keek achterom naar het hemelbed, de toilettafel, de kasten - de oude kamer van mijn moeder, waar ik me zo gelukkig had moeten voelen. Wat triest dat het een kamer vol nachtmerries was geworden. Het bed was een kooi, de badkamer een martelkamer. Ik had werkelijk het gevoel of ik uit een gevangenis ontsnapte. Alle magie, al het wonderbaarlijke van Farthy was alleen maar iets wat Luke en ik ons hadden verbeeld, de droom van een kind. De realiteit was veel harder en wreder.
Ik zag dezelfde teleurstelling op het gezicht van Luke toen ik naar hem keek terwijl we door de gang liepen. Hij zag de spinnenwebben, de kapotte gloeilampen in de kroonluchters, het versleten tapijt, de afgebladderde muren en de oude, verschoten gordijnen voor de ramen, die de gangen donker en vochtig maakten.
Ik zei tegen Luke dat hij me naar de liftstoel moest rijden.
'Dat is gemakkelijker.'
'Maar, Annie, weet je zeker hoe je met dat ding om moet gaan? Ik wil niet dat er hier ongelukken gebeuren. Ik wil niet dat Tony Tatterton naar ons toe komt met zijn: "Ik heb het je wel gezegd." '
'Het is doodeenvoudig, tante Fanny.'
Ik hees mezelf in de liftstoel en gespte me stevig vast. Toen drukte ik op de knop en de stoel begon aan zijn afdaling.
'Wel verdraaid. Moet je dat zien, Luke. We zullen ook zoiets moeten aanschaffen in Hasbrouck House.'
'De naam van de firma staat erop', zei Luke. Hij haalde een pen uit zijn zak en schreef de naam op. Luke was altijd op alles voorbereid.
'Hoe was het op de universiteit, Luke?'
'O, goed, Annie', zei hij. Hij liep met me mee terwijl de stoel de trap afzakte. 'Maar ik heb een goed idee.'
'O?'
'Ik geef het zomercollege op. Ik hóef helemaal niet meteen te beginnen.
'Je gaat van de zomer niet naar college? Waarom niet?'
'Omdat ik de rest van de zomer thuis wil zijn bij jou om je te helpen beter te worden', zei hij glimlachend.
'O, Luke, dat moet je niet doen.'
De lift stopte onder aan de trap en ik ging in de gereedstaande rolstoel zitten.
'We hoeven er niet over te discussiëren, Annie. Ik ben vastbesloten', zei hij vol overtuiging.
Ik wist dat het egoïstisch van me was, maar ik voelde me in de zevende hemel.
'Wat zegt tante Fanny ervan?'
'Ze is blij dat ik nog een tijdje thuisblijf. Mijn moeder is erg veranderd, Annie. Je zult het wel merken. Door dat tragische ongeluk heeft ze verantwoordelijkheidsbesef gekregen. Ik ben echt trots op haar.'
'Daar ben ik blij om, Luke.'
'Juffrouw Annie', riep iemand, en we bleven staan bij de voordeur. Het was Rye Whiskey, die uit de keuken kwam.
'Rye. Het is Rye Whiskey, Luke. De kok.'
'Gaat u naar huis, juffrouw Annie?'
'Ja, Rye. Dit is mijn tante Fanny en dit is Luke, mijn neef. Ze zijn me komen halen.'
'Dat is goed, juffrouw Annie', zei hij zonder enige aarzeling. Tante Fanny knikte voldaan. 'Ik heb nooit iets lekkers voor u kunnen klaarmaken met die verpleegster achter me toen ze hier was, en nu...'
'Ik weet het, Rye. Het spijt me.'
'U moet gauw eens terugkomen als u weer beter bent, dan zal ik de beste maaltijd voor u klaarmaken aan deze kant van het paradijs.'
'Daar houd ik je aan, Rye.'
Zijn gezicht werd weer ernstig.
'En die geesten zijn ook niet weggebleven, hè, juffrouw Annie?'
'Ik vrees van niet, Rye.'
Hij knikte en keek naar tante Fanny.
'Wat heeft hij gedronken? God, wat een huis is dat hier.'
'Ik drink alleen maar tegen slangenbeten, mevrouw.'
'Is het heus?'
Ryes ogen schitterden.
'Jawel, en het helpt, want ik ben nog nooit gebeten.'
'Laten we gaan, Luke', zei tante Fanny en knikte naar de voordeur. Luke maakte hem open, maar toen hij terugkwam om me naar buiten te rijden, hoorden we Tony schreeuwen.
We keken om en zagen hem met opgeheven vuist boven aan de trap staan.
'Als jullie haar meenemen, zijn jullie verantwoordelijk voor alles wat er gebeurt. Ik heb haar dokter al gebeld. Hij is razend.'
'Zeg dan maar tegen hem dat hij zelf naar een dokter moet gaan', zei tante Fanny grinnikend. Ze gaf Luke een wenk dat hij door moest lopen, en hij begon me naar buiten te rijden.
'Stop!' schreeuwde Tony. Hij kwam de trap afgerend.
'Die vent is gek', mompelde tante Fanny.
'Stop !' herhaalde hij, terwijl hij naar ons toe kwam. 'Je kunt haar niet meenemen. Ze is van mij.'
'Van jou?' Tante Fanny begon minachtend te lachen.
'Ze is van mij! Ze is echt van mij!' Hij haalde diep adem en deed toen een wanhopige bekentenis. 'Ze is mijn echte kleindochter. Ze is mijn vlees en bloed. Dat is een van de redenen waarom je moeder is weggelopen', zei hij tegen mij. 'Toen ze ontdekte...'
'Toen ze wat ontdekte, Tony?' Ik draaide mijn stoel om en keek naar hem.
'Ontdekte dat Leigh en ik... haar moeder en ik... Heaven was mijn dochter, niet de dochter van Luke.'
'Goeie God!' zei tante Fanny, en deed een stap achteruit.
'Het is waar. Ik schaam me voor wat ik gedaan heb, maar ik schaam me niet dat je mijn kleindochter bent, Annie. En dat ben je. Snap je het dan niet? Je hoort hier bij mij, bij je grootvader', smeekte hij.
Ik staarde hem aan. Ik begon te begrijpen wat er gisternacht was gebeurd. Geen wonder dat hij me Leigh had genoemd toen hij naar mijn bed kwam. Hij herleefde zijn verhouding met haar, een verhouding die hij in dit huis had gehad, toen ze nog maar een jong meisje was!
'Dus wat er vannacht is gebeurd, is in werkelijkheid al eerder gebeurd', zei ik.
'Wat is er vannacht gebeurd?' vroeg tante Fanny, die naar voren kwam.
'Het spijt me wat er vannacht is gebeurd, Annie. Ik raakte in de war.'
'In de war?' Al die keren dat hij me had gekust, me aangeraakt, gisteren toen hij me in bad had gedaan en ik hem achter me zag staan met zijn lippen bijna op mijn hals... alles kwam weer bij me boven, en plotseling was het allemaal zo weerzinwekkend. Ik voelde me misselijk worden. Ik kon bijna niet meer denken, ik voelde me zo vies, zo vernederd. 'Je bent walgelijk', gilde ik. 'Geen wonder dat mama wegliep en niets meer met je te maken wilde hebben.' Toen begon me iets te dagen. Hij scheen te voorvoelen wat ik ging zeggen. Ik zag het in zijn ogen, aan de manier waarop hij ze opensperde. Hij deed een stap achteruit. 'Raakte je ook in de war met mijn moeder? Was dat soms de reden waarom ze jou en Farthy in de steek liet?'
'Nee, ik... het was niet mijn schuld.' Hij keek naar Luke en tante Fanny, of hij hoopte dat ze hem op een of andere manier te hulp zouden schieten, maar ze staarden naar hem met dezelfde blik van afschuw en walging. 'Je kunt me niet haten. Ik kan dat alles niet nog eens doormaken, Annie. Alsjeblieft, vergeef me. Het was niet mijn bedoeling...'
'Nietje bedoeling? Wat was niet je bedoeling? Mijn grootmoeder zwanger te maken? Je hebt haar weggejaagd, net als je mama hebt weggejaagd en mij wegjaagt.' Mijn woorden leken op nagels aan een doodskist. Hij werd doodsbleek en schudde zijn hoofd. 'Je wilde me bezitten zoals... zoals... zoals dat portret van mama aan de muur', zei ik knikkend. 'Daarom loog je tegen me toen je zei dat je Luke had gebeld. Je hebt hem nooit gebeld en je hebt nooit die brief op de post gedaan. Je wilde me hier gevangenhouden!'
'Ik heb het alleen maar gedaan omdat ik van je hou en je nodig heb. Jij bent de ware erfgename van Farthinggale en alles wat erbij hoort. Je hoort hier. Ik laat je niet gaan!' gilde hij.
'O, ja, dat doe je wel', zei Luke, en kwam tussen ons in staan. Mijn Luke, mijn edele ridder die me kwam redden, die de valse tovenaar uit onze fantasieën versloeg.
Tony bleef staan toen Luke hem strak aankeek.
'Laten we gaan, Luke', zei tante Fanny. Luke pakte mijn stoel weer vast en reed me naar de deur.
'Annie!' riep Tony. 'Alsjeblieft...'
Tante Fanny deed de deur open en Luke duwde me naar buiten.
'ANNIE!' brulde Tony. 'ANNIE! HEAVEN! O, HEAVEN, NEE. ..'
Fanny trok de deur achter ons dicht om zijn geschreeuw niet meer te horen. Ik hield mijn handen voor mijn oren. Luke gebruikte de oprit om me naar de wachtende auto te brengen.
'Jij mag voorin zitten als je wilt, Annie.'
'Graag', zei ik.
Luke maakte het portier open en tilde me uit de stoel. Ik liet mijn hoofd tegen zijn borst rusten, terwijl hij me voorzichtig in de auto zette.
'We kunnen die rolstoel net zo goed meenemen, Luke. Het heeft geen nut die hier met de rest te laten wegrotten.'
Luke vouwde hem op en borg hem in de kofferbak. Tante Fanny ging achterin zitten en Luke achter het stuur.
Luke reed weg over de oprijlaan.
'Luke, tante Fanny, voor we gaan zou ik nog even naar het graf willen gaan. Alsjeblieft?'
'Natuurlijk, Annie.'
Luke nam de bocht en reed naar het familiekerkhof van de Tattertons en naar het graf van mijn ouders. Ik keek uit het raam. Het was donker, maar de maan wierp een geel licht over het kerkhof, zodat ik het toch kon zien.
'Vaarwel, mama en papa. Rust in vrede. Binnenkort kom ik terug en loop ik naar jullie graf.'
'Dat staat als een paal boven water', zei tante Fanny.
Luke drukte mijn hand. Ik keek naar hem op om me te koesteren in de warmte van zijn liefde.
'Laten we naar huis gaan, Luke', zei ik.
Toen we wegreden keek ik achterom en zag Troy Tatterton uit het bos te voorschijn komen, waar hij blijkbaar mijn vertrek had gadegeslagen.
Hij hief zijn arm op en zwaaide. Ik zwaaide terug.
'Naar wie zwaai je, Annie?'
'Niemand, tante Fanny... niemand.'