16. Invalide!

'Ik heb een schitterende verrassing voor je', kondigde Tony aan. Uit de wijze waarop hij in de deuropening stond, even terzijde, meende ik op te maken dat de verrassing Lukes komst zou zijn; maar het was iets anders. 'Je moet uit de kamer komen om het te kunnen zien. Het is trouwens toch tijd om naar het kerkhof te gaan.'

Ik keek naar mevrouw Broadfield, die bezig was de handdoeken op te vouwen die ze voor het masseren gebruikte. Haar gezicht was zo onbewogen als een masker. Maar ik voelde dat ze wist wat de verrassing was.

'Kom je naar buiten?' Hij knikte en ik rolde de stoel naar de deur. Ik droeg de zwarte jurk van mijn moeder en de bedelarmband van Luke. René, de kapper, kwam later op de ochtend terug om mijn haar op te kammen. Mevrouw Broadfield had mijn ochtendtherapie niet overgeslagen met het oog op de dienst aan het graf van mijn ouders, maar óf ze had gelijk wat mijn groeiende tolerantie en kracht betrof, óf ik was gewoon vastbesloten me er niet door te laten vermoeien.

Tony deed een stap achteruit en gebaarde dat ik door moest gaan. Ik keek even naar mevrouw Broadfield om te zien of ze meeging, maar ze bleef aan het werk in de kamer, en leek er geen belangstelling voor te hebben. Tony dirigeerde me naar links, de lange gang door. Even later zag ik Parson, de tuinman, die mijn televisietoestel had geïnstalleerd, en nog een andere man, ook in een overall, boven aan de trap staan. Ik keek vragend naar Tony, die me met een geheimzinnige grijns voortduwde.

En toen zag ik zijn verrassing.

Hij had een liftstoel laten installeren, zodat ik met de rolstoel naar de trap kon rijden, me dan op de liftstoel hijsen, een knop indrukken en langzaam langs de trap naar de benedenverdieping afdalen.

'Nu kunnen we je gemakkelijk de trap op en af helpen', zei Tony. 'En binnenkort kun je zelf van de ene verdieping naar de andere. Ik zal onder aan de trap een tweede rolstoel voor je klaarzetten.'

Ik staarde even naar de lift. Ik wist dat Tony teleurgesteld was over mijn reactie, maar ik kon er niets aan doen. Dit soort dingen bevestigden alleen maar mijn invaliditeit en suggereerden dat mijn herstel nog heel lang op zich zou laten wachten.

'Maar, Tony', zei ik, 'straks zal ik zelf weer kunnen lopen! Dan heb je al dat geld voor niets uitgegeven!'

'O, maak je je daar bezorgd over? Geen probleem. Hij is maar gehuurd. We gebruiken hem zolang we hem nodig hebben en geen minuut langer. En die tweede stoel - wees maar niet bang, dat is echt geen grote uitgave voor me. En nu', ging hij verder, in zijn handen klappend, 'is het tijd voor de eerste proefrit. Voor jou tenminste. Ik heb hem al geprobeerd, en hij

kon mijn gewicht goed houden, dus het jouwe zeker.'

Ik keek achterom of mevrouw Broadfield zou komen helpen, maar ze was nog steeds in de kamer. Vanaf mijn zittende positie in de rolstoel leek de trap akelig steil en hoog.

'Rol de stoel naast de lift', adviseerde Tony. 'Klap de linkerleuning op en laat jezelf in de stoel van de lift glijden. De bedoeling is dat je alles zelf doet.'

Ik kon de angst bijna door mijn bloed voelen stromen. Het koude zweet brak me uit. Ik voelde dat ik die grote marmeren trap af zou vallen en hulpeloos onderaan zou blijven liggen.

Parson en de man naast hem keken naar me met bezorgde, medelevende blikken. Ik glimlachte zo dapper mogelijk, reed naar de lift en deed mijn best de leuning van mijn stoel omhoog.te klappen. Hij leek een beetje te klemmen, maar niemand bood aan te helpen. Waarschijnlijk hoorde het bij de test - ze moesten zien of ik het alleen kon. Eindelijk was de leuning los en hees ik me in de liftstoel.

'Als u eenmaal zit, juffrouw', zei de man naast Parson, 'moet u de veiligheidsriem vastmaken, net als in een auto.'

Alleen al het woord 'auto' deed mijn hart bonzen. Ik kreeg het benauwd en was bang dat ik geen adem meer kon halen. Waar was mevrouw Broadfield? Waarom was dit niet belangrijk genoeg voor haar om naast me te staan?

'O, Tony, ik weet niet of ik het kan', jammerde ik.

'Natuurlijk wel. Je wilt toch zeker zelf naar beneden kunnen, naar mijn kantoor? Na een tijdje zul je beneden in de eetkamer kunnen eten, op dezelfde plaats waar je moeder altijd zat. En je wilt toch zo graag naar buiten?'

'Als u klaar bent, juffrouw', zei de man, 'moet u op die rode knop in de rechterleuning drukken, dan gaat u omlaag. Met de zwarte knop gaat u omhoog.'

'Vooruit', moedigde Tony me aan.

Angstig drukte ik op de rode knop en deed mijn ogen dicht.

'Kies de hoge bergen', hoorde ik in gedachten Lukes stem. 'Je kunt het, Annie. Jij en ik zijn bijzondere mensen. We overwinnen de moeilijkste en grootste obstakels op onze weg. Doe je best. Het moet lukken.'

Ik wilde dat hij degene was die me aanmoedigde en mijn hand vasthield. Met Luke naast me zou ik niet bang zijn en zou ik alles durven als het betekende dat ik sneller weer gezond en sterk zou zijn. De stoel schoot met een ruk naar voren en begon toen aan een langzame afdaling. De drie mannen volgden me. Het mechanisme zoemde regelmatig.

'Geweldig, hè?' vroeg Tony. Ik deed mijn ogen open en knikte. De stoel schommelde een beetje, maar verder voelde hij heel veilig aan, en het was heerlijk om de trap af te kunnen zonder iemand tot last te zijn.

'Hoe weet hij wanneer hij moet stoppen?'

'O, hij is goed afgesteld, juffrouw', en inderdaad, zodra we onder aan de trap waren stopte hij. Parson had mijn rolstoel naast de lift neergezet.

Op dat moment kwam Drake te voorschijn, die het schouwspel in de deur had gadegeslagen. Hij klapte vrolijk in zijn handen.

'Hoera voor het luchtschip Annie!'

'Drake Ormand Casteel, waarom verstop je je in plaats van naast me te staan toen ik hulp en steun nodig had?' klaagde ik.

'Dat was het nou juist', legde Drake uit. 'Tony wilde datje het deed zonder dat iemand je hielp, zodat je vlugger onafhankelijk zou zijn.'

'Jullie zijn samenzweerders', berispte ik hen plagend. Heimelijk was ik trots op mezelf en blij dat Tony het me zelfstandig had laten doen. Ik keek langs Drake heen. 'Maar waar is Luke? Verstopt hij zich ook?'

Drakes gezicht verstrakte. Hij keek naar Tony, die onbewogen voor zich uit keek. Zijn ogen waren koud en donkerblauw, als twee saffieren.

'Hij is mee op een kennismakingspicknick voor de eerstejaars.'

'Picknick?' Ik keek weer naar Tony. 'Maar ik dacht dat je een boodschap had achtergelaten dat de rouwdienst vanmorgen zou worden gehouden, Tony.'

'Dat heb ik ook gedaan, bij de jongen die de telefoon aannam. Tenminste, mijn secretaresse heeft gebeld. Ze zei dat ze een hoop lawaai hoorde op de achtergrond; het klonk of ze een feest gaven.'

'Heb jij hem gisteren niet gebeld, Drake? Toen je hier wegging?' Ik voelde een lege, holle plek op de plaats van mijn hart. Waarom was Luke er niet? Waarom had hij niet gereageerd?

'Ik heb vanmorgen vroeg gebeld, maar ze waren al weg.'

'Ik begrijp het niet.'

'Een misverstand waarschijnlijk', zei Drake. 'Hij heeft de boodschap niet gekregen en is weggegaan zonder het te weten van de rouwdienst.'

'Hoe kon er nou een misverstand zijn? Het was geen uitnodiging voor een dansavond. Degene die de boodschap heeft aangenomen moet toch geweten hebben hoe ernstig het was? Hij kan zoiets niet vergeten zijn. Zo onverschillig kan niemand zijn.'

'Hij is er niet', zei Drake zacht.

'Maar ik weet zeker dat hij erbij zou willen zijn!' riep ik uit. 'Het is... de dienst is ook voor zijn vader!' Ik voelde dat ik mijn zelfbeheersing ging verliezen. Alles kwam tegelijk op me af - het ongeluk, de dood van mijn ouders, mijn invaliditeit, Lukes afwezigheid. Ik voelde een onbedwingbare neiging in me opkomen om hard te gaan schreeuwen. 'Ik begrijp het niet!' herhaalde ik met schrille stem.

Tony en Drake keken allebei bedrukt. De uitdrukking op hun gezicht dwong me tot zelfbeheersing. Ik mocht niet hysterisch worden en een uitstel van de dienst riskeren. Die was te belangrijk. Parson en de liftmonteur excuseerden zich en liepen snel naar buiten.

Ik hees me weer moeizaam in de rolstoel. 'Het gaat alweer.' Ik veegde mijn ogen af met de rug van mijn hand. 'Het is alweer in orde', loog ik. 'Luke zal een andere keer moeten komen.'

'Drake, rij jij Annie vast naar de voorkant en wacht daar tot ik Miles heb gevraagd de auto voor te rijden.' Tony gaf me een klopje op mijn hand en haastte zich weg. Drake reed me naar de voordeur. Op het moment dat hij hem openmaakte, kwam mevrouw Broadfield naast me staan, zo stil en snel als een geest.

Drake reed me naar buiten; de zon scheen stralend op het portiek en de trap. De dag was geen afspiegeling van mijn trieste stemming. Het was of zelfs de natuur weigerde rekening te houden met mijn gevoelens. In plaats van dofgrijze wolken zweefden er witte watten in de helderblauwe lucht. De bries die langs mijn gezicht streek en de haartjes op mijn voorhoofd deed wapperen, was zacht en warm. Overal waar ik keek fladderden en zongen de vogels. De frisse geur van pasgemaaid gras hing in de lucht.

Overal om me heen zag ik leven en blijdschap, geen dood en verdriet. Bij het zien van die vrolijke, mooie dag, voelde ik me nog eenzamer. Niemand kon begrijpen waarom, niemand behalve Luke. Was hij maar hier om mijn hand vast te houden. We zouden elkaar aankijken en hij zou begrijpend knikken. Zijn vingers zouden zich in de mijne strengelen, en ik zou niet meer het gevoel hebben dat de wereld tegen me samenspande om mijn verdriet nog groter te maken. Ik zou in staat zijn terug te vechten. Het verlangen er weer bij te horen zou al het andere overheersen. Meer dan wat ook zou ik weer willen lopen.

Wanhopig probeerde ik die kracht op te wekken, ook zonder dat Luke erbij was. Ik drukte mijn handen op de armleuningen van de stoel en dwong mijn voeten op de voetsteun, maar mijn spieren weigerden mee te werken. Ik voelde slechts een lichte tinteling in mijn kuiten en dijen. Teleurgesteld liet ik me achterovervallen.

Miles reed de limousine zo dicht bij de trap als hij kon. Tony en hij stapten uit, juist toen de dominee verscheen - een lange, magere man met scherpe trekken en grijzend blond haar. Tony gaf hem een hand en sprak even met hem, en toen kwamen ze de trap op, gevolgd door Miles.

'Dit is mijn achterkleindochter, Annie.'

'God zegene je, kind', zei de dominee, terwijl hij mijn hand in de zijne nam. 'Je bent een sterk en moedig kind.'

'Dank u.'

Tony gaf Miles en Drake een wenk me met stoel en al de trap af te dragen naar de auto. Ik zag Rye Whiskey in een oud zwart pak in de buurt staan. Zijn dunne, grijze haar was achterovergekamd en plat over zijn hoofd geborsteld. Zijn glimlach en troostende ogen verwarmden mijn kille hart.

De auto reed door het grote hek en sloeg rechtsaf naar het kerkhof van de familie Tatterton. Toen we dichter bij het grote marmeren grafmonument kwamen, deed mijn hart pijn. Het leek op een kleine vuist die zich zo stevig mogelijk dichtkneep. Een zachte kreet ontsnapte me. Drake pakte mijn hand en drukte die zachtjes. Toen de auto stopte, maakte Drake het portier open en hij en Miles tilden me op en zetten me in de gereedstaande stoel. Toen draaide Drake de stoel om en zat ik oog in oog met de grote steen waarin gebeiteld stond:

STONEWALL LOGAN ROBERT HEAVEN LEIGH

GELIEFDE ECHTGENOOT GELIEFDE ECHTGENOOT

Ik staarde er ongelovig naar, diep onder de indruk. De realiteit van de dood van mijn ouders was nooit zo goed tot me doorgedrongen als op dit moment, maar mijn lichaam verwelkte niet als een tere bloem. Ik was even hard en koud als de steen waarnaar ik keek.

De dominee liep naar het graf, sloeg zijn bijbel open en begon de dienst. Toen zijn woorden mijn oren bereikten, leidden mijn hersens ze naar een archief in de bibliotheek van mijn geheugen. Ik zag zijn mond bewegen en zag hem de pagina's omslaan, maar ik verstond er geen woord van. Inwendig hoorde ik de woorden die ik wist dat mama zou zeggen als ze nu naast me kon staan.

' Annie', zou ze zeggen, 'je moet weer sterk en gezond worden. Je moet niet een zwak en afhankelijk wezen worden dat wegkwijnt in de schaduw van Farthy, want dan zul je verwelken en doodgaan als een bloem die geen zon krijgt.'

'M'n lieve Annie', zou papa haar bijvallen, 'ik wilde dat we naast je konden staan om je de liefde en steun te geven die we je ons leven lang hebben gegeven, maar dat kunnen we niet. Ik weet dat je weer op je eigen benen kunt leren staan om het werk voort te zetten dat je moeder en ik in Winnerrow zijn begonnen.'

'We zijn bij je, Annie, we zijn een deel van je.'

'Mama', fluisterde ik.

Maar ik kon de realiteit niet ontkennen. Het betekende het eind van de wereld die ik gekend had. Ik was hier gekomen om afscheid te nemen van papa en mama, maar ik nam tevens afscheid van mijzelf als klein meisje. Afscheid van het getinkel van muziekdozen en het lachen van een verenigd gezin, intiem, verlangend elkaar elke dag terug te zien. Afscheid van de omhelzingen en kussen en bemoedigende woorden. Afscheid van mama's troostende omhelzing als de wereld koud en wreed leek. Afscheid van papa's lach die door het huis galmde en de zorgen verjoeg.

Afscheid van de zondagse diners als we allemaal door elkaar heen praatten aan tafel. Afscheid van alle vakanties, het openmaken van de cadeaus onder de kerstboom, de feestelijke kerstdiners. Afscheid van de Thanksgiving-diners met familie en gasten. Afscheid van het zingen rond de piano en het opvoeren van charades. Afscheid van het zoeken naar paaseieren en het kauwen op chocoladehazen. Afscheid van de zondagse wandelingen en van vakanties aan zee.

Afscheid van het opblijven op oudejaarsavond om mama en papa een zoen te geven en elkaar gelukkig nieuwjaar te wensen. Afscheid van alle redenen om een dag vrij te nemen. Afscheid van alle cadeaus en feestverpakkingen en linten en verrassingen. Afscheid van alles wat het leven prettig en opwindend en gezellig maakte.

Ik schudde ongelovig mijn hoofd. Ik had het gevoel of ik zelf een geest was, leeg, beroofd van elk gevoel, doelloos rondzwevend. Zelfs de laatste woorden van de dominee klonken hol, gingen verloren in de wind.

Ik verzoek u met mij te zingen. 'De Heer is mijn herder...'

Ik verborg mijn gezicht in mijn handen en voelde Drakes hand op mijn schouder. Zodra de psalm ten einde was en de dominee zijn bijbel had dichtgeslagen keerde Drake mijn stoel in de richting van de auto. Ik leunde achterover en sloot mijn ogen.

'Laten we haar gauw naar boven brengen en naar bed brengen', mompelde Tony. De stoel werd sneller voortgeduwd.

Miles deed het portier open, en hij en Drake tilden me op de achterbank. Ik voelde me zo slap als een vaatdoek. Tony ging aan de andere kant naast me zitten, en de auto reed terug naar huis.

Ik deed mijn ogen open en wilde nog een keer achteromkijken naar het grafmonument toen we het kerkhof verlieten, maar iets in het naburige bos leidde mijn aandacht af. Het was een snelle beweging, een schaduwachtige gestalte die tot leven kwam, even in het zonlicht stapte en toen snel verdween in de beschuttende schemer van het bos.

Hij was het, de lange, magere gestalte die ik uit mijn raam had gezien!

Als een gast die iedereen had vergeten uit te nodigen, had hij de rouwplechtigheid stil en ongezien op de achtergrond bijgewoond, om zich daarna weer haastig terug te trekken. Niemand behalve ik scheen het te hebben gemerkt.

Ik nam een kalmerende pil en viel in slaap. Laat in de middag werd ik wakker. Het was doodstil in huis. Ik had zo diep geslapen door de pil die ik had ingenomen, dat het even duurde voor ik me realiseerde waar ik was en wat er gebeurd  was. Eerst leek het allemaal een nare droom, een nachtmerrie; maar de rolstoel, de medicijnen, handdoeken en lotions op de toilettafel waren het bewijs dat het helaas geen droom was.

Toen ik uit het raam keek, zag ik dat de wolkjes van witte watten waren veranderd in een donkergrijze deken, die de middag versomberde en verduisterde, een passende nasleep van de plechtigheid van die ochtend. Ik duwde me omhoog in een zittende houding en schonk nog wat water in uit de blauwe plastic kan op de nachttafel naast het bed. De stilte om me heen was raadselachtig. Waar was mevrouw Broadfield? Tony? Was Drake terug naar Boston? 

Ik trok aan het bellenkoord en wachtte. Er kwam niemand. Ik belde weer, deze keer iets langer en luider. Er kwam nog steeds niemand. Hadden ze verwacht dat ik nog langer zou blijven slapen? Waarschijnlijk wel, dacht ik, maar ik had honger. Ik had tijdens de lunch doorgeslapen en straks was het alweer tijd voor het avondeten.

'Mevrouw Broadfield?' riep ik.

Vreemd dat ze niet bij de deur zat. Ze kwam altijd binnenhollen zodra ik riep. De aanhoudende stilte ergerde me. Gedwongen in bed te blijven liggen, altijd afhankelijk van anderen... Het maakte me kwaad. Aangespoord door mijn ergernis en woede boog ik me voorover en strekte mijn arm uit, zodat ik de leuning van mijn rolstoel kon pakken. Ik zou ze wel eens wat laten zien. Waarom stond die stoel trouwens zo ver van mijn bed? vroeg ik me af. Het was bijna of mevrouw Broadfield wilde dat ik gevangen bleef.

Ik trok de stoel dicht bij het bed en klapte de rechterarmleuning op. Ik had het nog nooit gedaan, maar ik was er nu van overtuigd dat ik het kon. Ik trok me naar de rand van het bed en sleepte mijn benen als twee loden pijpen achter me aan.

Ik blokkeerde de wielen van de rolstoel, zodat hij niet weg kon rijden, haalde diep adem en hees mezelf uit bed.

Eerst lag ik op mijn linkerzij op de stoel; toen draaide ik me langzaam om, zodat ik op mijn rug lag. Daarna steunde ik op de armleuningen van de stoel en hief mijn onwillige onderlichaam langzaam omhoog tot ik me in een zittende positie bevond. Aangemoedigd door mijn succes, besefte ik dat ik mijn benen kon optillen door de onderkant van mijn dijen vast te grijpen. Mijn voeten bungelden slap omlaag. Ik zwaaide ze op de voetsteunen en leunde uitgeput achterover. Het was gelukt! Ik was niet zo hulpeloos als ze allemaal deden voorkomen! Ik sloot mijn ogen en wachtte tot mijn

bonzende hart tot bedaren kwam.

Weer luisterde ik naar geluiden van buiten, maar ik hoorde alleen een diepe stilte. Ik deblokkeerde de wielen, zodat ik de stoel naar de deuropening kon rijden. Daar stopte ik en keek om me heen in de zitkamer. Mevrouw Broadfield was nergens te bekennen, er lagen geen opengeslagen tijdschriften of boeken, niets.

Ik reed door de zitkamer naar de gang. Daar was het koeler; de lichten waren nog gedimd en de schaduwen lang en donker. Ik ging linksaf naar de trap, waar ik naar beneden wilde roepen, maar toen werd de verleiding te groot om in m'n eentje op onderzoek uit te gaan, mijn nieuwe bewegingsvrijheid te gebruiken om het avontuur te zoeken. Waar zou Tony's slaapkamer zijn? Was die niet deze kant op? Misschien was hij wel in zijn kamer. Misschien hadden de activiteiten van vanmorgen hem ook uitgeput. Ik gebruikte dat als excuus om mijn angstig bonzende hart tot bedaren te brengen, en reed verder. Nu en dan bleef ik stilstaan om te luisteren, maar ik hoorde niets.

Ik ging verder tot ik bij een openstaande dubbele deur kwam. Ik zag dat de suite bijna identiek was aan die van mij. Er brandde een enkele lamp, maar toen ik naar binnen ging, zag ik niemand.

'Tony? Ben je daar?'

Wiens suite was dit? vroeg ik me af. Het leek me geen vertrek voor Tony. Het had iets vrouwelijks. Toen drong de sterke geur van jasmijn in mijn neus. Mijn nieuwsgierigheid leek een magneet - sterker dan mijn voorzichtigheid. Hij trok me naar de tweede deur, de deur van de slaapkamer.

Ik reed naar binnen en stopte abrupt. Op de stoel voor de witmarmeren toilettafel lag een ivoorkleurig gewaad, afgezet met perzikkleurige kant. De tafel zelf was bezaaid met poederdozen en potten crème, en talloze flessen lotion en par- fum. Maar wat mijn aandacht trok was het blanke ovaal van een kale muur. Het glas in de spiegel die boven de toilettafel had gehangen was verwijderd. Waarom?

Toen ik naar links draaide, zag ik dat hetzelfde was gebeurd met de wandspiegel en de spiegel op de kast. Alleen de lijsten waren over. Ik was nu zo nieuwsgierig dat ik verder reed. Naast het enorme hemelbed, dat bijna een duplicaat was van het mijne, stond een paar rood satijnen schoenen. Op het bed lag een vuurrode avondjurk met een crinoline en pofmouwen en een ruche langs de hals. Het bed was opengeslagen, alsof er net iemand was uitgestapt.

Verder naar rechts zag ik dat de laden van de kast openstonden. Het leek of iemand was binnengekomen en de laden had doorzocht, op zoek naar verborgen kostbaarheden. Ondergoed en kousen bungelden over de zijkant.

Boven op de kasten en tafels lagen geopende sieradenkist- jes. Ik zag glinsterende kettingen, met juwelen bezette oorbellen, diamanten en smaragden armbanden, die overal rondslingerden. Ik voelde me een indringster en begon achteruit weer naar buiten te rijden. Maar plotseling botste ik tegen een muur. Toen ik me omdraaide keek ik in de felle ogen van mevrouw Broadfield.

Haar gezicht zag vuurrood. Ze zag eruit of ze hard gelopen had. Haar gewoonlijk perfect geborstelde haar vertoonde rechtopstaande pieken die eruitzagen als pianosnaren. Omdat ik zo laag zat en naar haar opkeek, leken haar neusgaten groter, als van een stier. Haar boezem ging hijgend op en neer onder het strakke, steriele, witte verpleegstersuniform. De knopen leken elk moment los te kunnen springen en ik was bang dat ze voor mijn ogen zou ontploffen. Ik wilde wegrijden, maar ze greep de armleuning van de stoel vast en voorkwam elke beweging.

'Wat doe je hier?' vroeg ze dreigend.

'Wat ik doe?'

'Toen ik in je kamer kwam, zag ik dat je niet in je bed lag en de rolstoel verdwenen was.' Ze haalde diep adem en drukte haar hand tegen haar keel. 'Ik riep je, want ik wist dat je niet beneden was, en ging toen in de gang zoeken. Ik had geen idee dat je deze kant op was gegaan. Ik kon me niet voorstellen... ik dacht dat er iets met je gebeurd was.'

'Er is niets gebeurd.'

'Je hoort hier niet', zei ze. Ze kwam achter me staan en duwde me snel de kamer uit. 'Meneer Tatterton heeft me speciaal gevraagd erop te letten dat niemand hier kwam. Hij zal mij de schuld geven, denken dat ik je hierheen heb gebracht', zei ze. Voor ze me de gang induwde keek ze naar links en naar rechts en liep toen pas verder.

Ik vond het belachelijk dat ze me stiekem terugbracht naar mijn eigen suite. 'Tony zou het vast niet erg vinden dat ik hiernaartoe ging', protesteerde ik, maar ze bleef even snel doorlopen. Het was duidelijk dat ze doodsbang was haar baan te verliezen.

'Als hij het ontdekt zal ik hem vertellen dat het allemaal mijn schuld was, mevrouw Broadfield.'

'Dat maakt geen verschil. Ik ben verantwoordelijk voor je. Ik ga heel even een wandelingetje maken om wat frisse lucht te happen, en moet je zien wat er gebeurt! Je wordt wakker, gaat in je rolstoel en rijdt het hele huis rond.'

'Maar waarom zou Tony dat erg vinden?'

'Misschien zijn sommige delen van het huis niet veilig meer... vergane vloerplanken of zoiets. Hoe moet ik het weten? Hij heeft me verteld wat hij wilde. Dat was heel simpel. Wie had kunnen denken dat je zoiets zou doen? Hemeltjelief!' Ze duwde me snel de suite in.

'Ik zal het hem vragen als hij komt.'

'Waag het niet iets erover te zeggen. Misschien merkt hij

het niet en dan doet het er niet toe.'

Ze stopte bij mijn bed en deed een stap achteruit. Ze keek naar me en schudde het hoofd.

'Er woont hier nog iemand, hè? Wie?'

'Nog iemand?'

'Behalve Tony en het personeel, en u en ik. Die kamer wordt gebruikt.'

'Ik heb niemand gezien. Zie je, je begint je dingen te verbeelden, verhalen te verzinnen. Meneer Tatterton zal woedend zijn. Zeg er niets meer over', waarschuwde ze met half dichtgeknepen, kille ogen. 'Als ik hierdoor in moeilijkheden kom... dan zullen we er allebei onder te lijden hebben', ging ze verder, met een duidelijke dreiging in haar stem. 'Ik ben niet van plan mijn baan kwijt te raken omdat een invalide kind zich niet aan de regels houdt.'

Invalide kind! Niemand had me ooit nog dat etiketje opgeplakt. Ik was zo woedend dat de tranen in mijn ogen sprongen. Ze had dat 'invalide' uitgesproken op een manier of ik geen normaal mens was.

Ik was geen invalide kind!

'Ik heb u geroepen', zei ik. 'Ik had honger, maar er was niemand. Zelfs toen ik al in de rolstoel zat heb ik nog geroepen.'

'Ik was maar even weg. Ik kwam meteen terug. Je moet wat meer geduld hebben.'

'Geduld!' riep ik uit. Deze keer, toen ik haar in de ogen keek, wendde ik mijn blik niet af. De rebellie laaide in me op als een reusachtig vuur. Ik keek haar recht in de ogen en richtte al mijn woede op haar. Ze deed een stap achteruit of ze een klap in haar gezicht had gekregen. Haar gezicht vertrok op een afschuwelijke manier. Haar mond bewoog alsof ze trachtte woorden te vormen, haar ogen werden groot en toen weer klein. De aderen in haar slaap zwollen op. Ze deed een paar stappen naar me toe.

'Ja, geduld!' herhaalde ze minachtend. 'Je bent een verwend kind. Ik heb meer patiënten gehad zoals jij - rijke, jonge meiden die in de watten werden gelegd en alles kregen wat hun hartje begeerde. Ze weten niet wat het is om je opofferingen te getroosten en te vechten, pijn en moeilijkheden door te maken.

Maar ik zal je eens wat vertellen', ging ze verder met een idiote glimlach, 'rijke, verwende mensen zijn zwak en hebben niet de kracht om tegenslag te verdragen, dus blijven ze invalide... verlamd, gevangen in hun weelde en luxe, de stommerds.' Ze klemde haar handen ineen en wreef ze krachtig tegen elkaar, zo krachtig of ze buiten in de ijzige kou stond. 'Klei om te worden gekneed, niet langer in staat zichzelf tot iets te kneden. O, ze zijn nog zacht en mooi, maar ze zijn als...' Ze keek naar de klerenkast. 'Als zijden ondergoed, goed om aan te raken en te dragen en dan op te bergen.'

'Zo ben ik niet!' riep ik uit.

Ze glimlachte weer, deze keer of ze het tegen een volslagen idioot had.

'O, nee? Waarom kun je dan niet luisteren naar mijn bevelen en doen wat ik zeg, in plaats van me voortdurend tegen te werken?'

'Ik luister wél! Alleen ben ik...' De woorden bleven in mijn keel steken. Ik dacht dat ik erin zou stikken.

'Ja?'

'Eenzaam. Ik ben mijn ouders kwijt, ik ben mijn vrienden kwijt, en ik ben... ik ben...' Ze knikte, moedigde me aan het te zeggen. Ik wilde het niet zeggen. Ik zou het niet zeggen.

'Invalide?'

'NEE!'

'O, jawel, dat ben je wel! En je blijft invalide tot je luistert naar wat ik je zeg. Wil je dat soms?'

'U bent God niet!' snauwde ik. Ik voelde me zo verschrikkelijk gefrustreerd.

'Nee, ik heb nooit gezegd dat ik God was.' Haar kalme, professionele toon maakte me nog woedender. 'Maar ik ben een gediplomeerd verpleegster, ik heb geleerd om mensen als jij te behandelen, en wat hebben die ervaring en die opleiding voor nut als de patiënt koppig en verwend is en weigert bevelen op te volgen?

Je vindt me wreed? Misschien lijkt het zo, maar als ik dat ben, ben ik alleen maar wreed om te helpen. Je hebt niet gehoord wat ik zei... rijke, verwende meiden, zoals jij, zijn zwak; ze hebben geen pit in hun lijf als er moeilijkheden komen. Je moet hard worden, je eenzaamheid verwerken, een muur om je heen bouwen... een korst over je wonden vormen, zodat je kunt vechten, anders zal dat zachte, afgrijselijke iets wat je invalide heeft gemaakt zijn greep op je behouden. Wil je dat zo graag?' vroeg ze. Mijn hart bonsde omdat het zo waar leek wat ze zei. Ik zat niet gevangen in mijn lichamelijke problemen; ik zat gevangen in haar woorden.

'Ik heb u al gezegd', zei ik, terwijl ik verslagen het hoofd boog, 'dat ik honger had en me verlaten voelde. Ik hoorde en zag niemand, en niemand gaf antwoord toen ik riep... Tony niet, Drake niet en u niet.'

'Goed, ik ga naar beneden om te zien of je eten klaar is.'

'Als Drake er nog is, laat hem dan bovenkomen', smeekte ik.

'Hij is er niet. Hij moest terug naar Boston.'

'Waar is Tony dan?'

'Dat weet ik niet. Ik heb het al moeilijk genoeg met voor jou te zorgen', mompelde ze en liep de kamer uit.

Een tijdje staarde ik naar de lege ruimte. Ze mocht dan een goede verpleegster zijn, misschien zelfs een geweldige verpleegster, dacht ik, maar ik mocht haar niet. Ondanks alles wat Tony voor me had gedaan - de dokters, de apparatuur en de particuliere verpleging, wilde ik dat ik hier weg kon. Misschien had tante Fanny gelijk; misschien was ik beter af als ik herstelde te midden van de mensen van wie ik hield, mensen die van mij hielden.

Ik moest toegeven dat ik de kans om naar Farthy te gaan met beide handen had aangegrepen, niet alleen omdat ik daar altijd heimelijk naar verlangd had, maar om dezelfde reden waarom Drake me liever niet terug wilde naar Hasbrouck House en Winnerrow. Ik had niet de moed om terug te gaan en de kamers van mijn ouders te zien met hun kleren en hun bezittingen, om elke ochtend wakker te worden in de verwachting papa's voetstappen te horen en zijn hartelijke 'goei- emorgen, prinses'. Ik wist dat ik voortdurend zou opkijken in de verwachting dat mama binnen zou komen.

Nee, mijn komst naar Farthy had de onvermijdelijke confrontatie met de realiteit uitgesteld. Maar nu vroeg ik me af of ik het juiste besluit had genomen. Misschien zou ik beter af zijn met tante Fanny, die me op haar onnavolgbare wijze zou amuseren - roddelend over de rijke mensen in Winnerrow, lachend over de manier waarop ze haar behandelden - ook zonder alle speciale apparatuur en particuliere verpleging.

Ik wilde dat Luke me was komen opzoeken, zodat we het hadden kunnen bespreken. Met Drake kon ik er niet over praten. Hij was zo weg van Tony en de zaak dat hij blind was voor alle feilen en problemen van Farthy. Nu was hij bijna even blind als Tony, zelfs als het ging om de vervallen, haveloze toestand van Farthinggale.

Ik moet met Luke in contact komen, dacht ik. Ik moet hem zien. Ik móet!

Ik rolde de stoel naar het bureau en vond nog wat briefpapier. Ik wilde Luke een nieuwe brief schrijven, waarin ik hem duidelijk wilde maken hoe wanhopig ik me voelde.

Beste Luke,

Het schijnt dat de ene verwarde toestand na de andere je heeft belet me in Farthy te komen opzoeken. Boodschappen worden niet doorgegeven of misschien niet juist.

Ik moet je zo gauw mogelijk spreken. Er is zoveel gebeurd sinds mijn komst hier. Ik geloof dat ik wel wat sterker ben, maar mijn benen zijn nog niet opvallend vooruitgegaan, ondanks de therapie.

De waarheid is dat ik niet zeker weet of ik hier nog langer moet blijven, en daar wil ik het graag met jou over hebben. Kom alsjeblieft. Je hebt geen speciale toestemming nodig. Kom zo gauw je deze brief ontvangen hebt.

Liefs, Annie

Ik stopte hem in een envelop en plakte hem onmiddellijk dicht. Toen adresseerde ik hem op dezelfde manier als de eerste brief die ik hem had geschreven, de brief die Millie nooit aan Tony had gegeven.

'Wil je in je rolstoel of in bed eten?' vroeg mevrouw Broadfield zodra ze terugkwam met mijn diner.

'In de rolstoel.'

Ze zette het blad neer en pakte het tafeltje dat over de armleuningen van de rolstoel paste. Daarna bracht ze me het blad. Ik tilde het zilveren deksel op en zag een gekookte kipfilet, een portie doperwten en worteltjes uit het water en een snee beboterd witbrood. Het zag eruit als onsmakelijke ziekenhuiskost.

'Heeft Rye Whiskey dit klaargemaakt?'

'Ik heb het door zijn assistent laten bereiden, volgens mijn specifieke instructies.'

'Het ziet er niet lekker uit... bah!'

'Ik dacht dat je honger had.'

'Dat heb ik ook, maar ik verwachtte iets heel anders... iets van Rye.' 'Hij gebruikt te veel kruiden; hij maakt je eten te exotisch.'

'Maar ik vind het lekker. Ik eet nu alles op en dat wilde dr. Malisoff toch?' protesteerde ik.

'Hij wil ook dat je dingen eet die licht verteerbaar zijn. Je conditie in aanmerking genomen -'

Ik smeet het deksel op de schaal. Mijn trots kwam boven. Ik kon even ijzig zijn als zij, dacht ik. Ik leunde achterover en sloeg mijn armen over elkaar.

'Ik wil dat Rye iets voor me klaarmaakt. Dit eet ik niet.'

Ze staarde me aan. Ik wist dat ze razend was, maar de blik in haar ogen bleef helder, kalm en ondoorgrondelijk. Er speelde zelfs een gedwongen glimlachje om haar mond.

'Goed.' Ze pakte het blad op. 'Misschien heb je minder honger dan je denkt.'

'Ik heb wél honger. Zeg tegen Rye dat hij iets voor me maakt.'

'Er is iets voor je gemaakt, maar je weigert het te eten.'

'Ik mag dan invalide zijn, maar ik hou nog wel van lekker eten. Vraag of Tony komt, alsjeblieft', commandeerde ik.

'Je beseft niet hoe kinderachtig je je gedraagt, Annie. Ik probeer alleen maar te doen wat het beste voor je is.'

'Ik heb nog nooit last gehad van iets wat Rye heeft klaargemaakt.'

'Oké', gaf ze toe. 'Als je dan met alle geweld iets van Rye wilt hebben, zal ik vragen of hij de kip maakt.'

'En ook de groenten en aardappelen. En ik wil wat van zijn eigengebakken brood.'

'Klaag niet als je straks maagpijn krijgt', zei ze voordat ze wegging. Ze moest het laatste woord hebben. Maar ik wist nu hoe ik haar moest laten doen wat ik wilde - naar Tony vragen.

Tony kwam voordat mevrouw Broadfield terug was met mijn nieuwe maaltijd.

'En, hoe voel je je nu?'

'Moe, maar hongerig. Ik wacht tot mevrouw Broadfield terugkomt met het eten van Rye. Ik wil niet lastig zijn, maar wat zij had laten maken vond ik niet lekker.' Ik vertelde het hem omdat ik dacht dat ze zich later bij hem over mij zou beklagen en alleen haar kant van het verhaal vertellen.

'Maak je daar maar geen zorgen over', suste hij. 'Je bent helemaal niet lastig. Ik weet zeker dat Rye het niet erg vindt om desnoods dag en nacht voor je te koken.'

'Nee, dat weet ik.'

'Je klinkt geïrriteerd.'

Even reageerde ik niet, toen zei ik: 'Tony, ik weet dat mevrouw Broadfield een ervaren verpleegster is en dat ik bof dat ik iemand heb die ervaring heeft met mijn problemen en tevens therapeut is, maar ze kan erg vervelend zijn.'

'Ik zal met haar praten', zei hij vriendelijk en vol medeleven, en ik vertrouwde erop dat hij precies wist wat ik bedoelde. 'Mijn voornaamste zorg is dat jij gelukkig bent, Annie. Al het andere is van ondergeschikt belang. Dat weetje toch?'

'Ja, Tony. Ik waardeer het wat je voor me hebt gedaan.' Ik voelde me kalmer worden. Toen dacht ik aan de brief die op mijn schoot lag.

'Tony, ik heb nog een brief aan Luke geschreven. Wil je alsjeblieft zorgen dat die aan hem wordt gestuurd... per expres, zodat hij hem meteen krijgt?'

'Natuurlijk.'

Hij nam hem van me aan en stopte hem snel in zijn zak.

'Ik ga naar beneden om te kijken hoe het met je eten staat. Ik wil niet datje hongerlijdt in mijn huis.'

'Het geeft niet. Ik kan wachten.'

'Ik zal er toch even naar kijken. En ik zal met mevrouw Broadfield praten.'

'Ik wil je geen extra last bezorgen.' 'Onzin. Dat heb ik je al gezegd. Jij gaat voor', verzekerde hij me en draaide zich om.

'0,Tony...'

'Ja?' Hij bleef bij de deur staan.

'Woont er nog iemand hier in huis? Een vrouw?'

'Een vrouw? Je bedoelt behalve mevrouw Broadfield?'

'Ja. Vanmiddag ben ik met de rolstoel de gang opgereden en toen kwam ik in een andere suite, net als deze, en -'

'O.' Hij kwam weer terug in de kamer. 'Je bedoelt de suite van Jillian.'

'Jillian?' Maar Jillian was al zo lang dood, dacht ik. Die suite zag eruit of hij vandaag nog was gebruikt.

'Ja. Ik moet vergeten hebben de deur dicht te doen. Ik wil niet dat iemand daar komt', zei hij. Zijn stem klonk harder en strenger dan ik hem ooit gehoord had.

'Het spijt me. Ik -'

'Het is niet erg', zei hij snel. 'Niets aan de hand. Ik heb de kamer onveranderd gelaten sinds de dag waarop ze gestorven is. Het is zo moeilijk je te realiseren dat ze er niet meer is.'

'Waarom zijn alle spiegels verdwenen?'

'Dat was een deel van haar waanzin tegen het eind. In ieder geval is er verder niemand in huis.' Hij lachte geforceerd. 'Vertel me niet dat jij ook Ryes geesten ziet.' Hij schudde zijn hoofd en liep weg.

Nog een kamer die als een museum werd bewaard? Bewoog Tony zich van het ene moment in het verleden naar het andere, en hield hij zijn herinneringen levend door de illusie in stand te houden dat Jillian nog steeds bestond? Ik kon begrijpen waarom een eenzame man zich vastklampte aan souvenirs, foto's, brieven, dingen die een speciale betekenis voor hem hadden, maar haar kamer in stand houden zoals hij was op de dag dat ze was gestorven... dat was luguber. Er ging een koude rilling door me heen, en ik vroeg me af of het geen tijd werd om terug te gaan naar Winnerrow.

Kort daarna kwam mevrouw Broadfield terug met een nieuw blad. Deze keer had ze Ryes beroemde gebraden kip bij zich, zijn speciale aardappelpuree en gestoomde groenten, die vers en verrukkelijk roken. Ik had zo'n honger en het zag er zo heerlijk uit, dat ik alles naar binnen schrokte.

Mevrouw Broadfield stond er met een uitdrukkingsloos gezicht en kille ogen bij. Het was of ze een masker droeg; alleen haar ogen fonkelden in het levenloze gezicht. Ze ging naar de zitkamer en kwam terug toen ik gegeten had.

'Het was heerlijk', zei ik.

'Zal ik je in bed helpen?'

'Nee, ik wil in de stoel televisie kijken.'

Ze pakte het blad en ging weg. Met de afstandsbediening zette ik de televisie aan. Ik koos een film die ik nog nooit had gezien en leunde behaaglijk achterover, maar na een paar minuten voelde ik een stekende pijn in mijn buik. Ik kreunde en drukte mijn handen tegen mijn buik. De pijn zakte en ik haalde diep adem. Maar toen kwam de pijn weer terug, deze keer nog heviger, hij schoot op en neer en drong door tot in mijn borst.

Ik hoorde mijn maag borrelen. Ik wist dat er elk moment een ongeluk kon gebeuren.

'Mevrouw Broadfield! Mevrouw Broadfield!' gilde ik. Maar ze antwoordde niet. Ik reed naar de deur. 'Mevrouw Broadfield!'

Het gebeurde. Mijn lichaam kwam in opstand.

'O, nee. Mevrouw Broadfield!'

Toen ze eindelijk kwam zat ik voorovergebogen in mijn stoel in een vieze troep.

Ze stond in de deuropening met haar handen op haar heupen en een kille, voldane glimlach op haar gezicht.

'Ik heb het je wel gezegd', merkte ze hoofdschuddend op.

Ik zat voorovergebogen in mijn stoel te kreunen en smeekte haar me te helpen.