23
De hemel had zich geopend en de regen kletterde als duizend hamertjes op het dak van Deans auto. De ruitenwissers sloegen heen en weer over een waterig uitzicht van stilstaand verkeer en overstroomde straten.
‘Het is maar goed dat je vanavond niet terugvliegt,’ zei hij. ‘Op het vliegveld zal het wel een puinhoop zijn.’
‘In dit weer blijf ik inderdaad liever met mijn benen op de grond staan.’
Hij wierp een geamuseerde blik op haar. ‘Laat ik nou gedacht hebben dat je nergens bang voor was.’
‘Waarom dacht je dat?’
‘Door jou zelf. Je werkt er hard aan. Je legt nooit je harnas af.’
‘Je probeert weer in mijn hoofd te kruipen. Dat doe je de hele tijd.’
‘Pure gewoonte. Dat was mijn taak tijdens de Golfoorlog. Psychologische operaties.’
‘Ik ben anders niet de vijand.’
‘Dat heb ik ook nooit gedacht, Jane.’
Ze keek naar hem en zoals altijd bewonderde ze onwillekeurig de strakke, scherpe lijnen van zijn profiel. ‘Maar je vertrouwde me niet.’
‘Ik kende je toen nog niet.’
‘En ben je nu van gedachten veranderd?’
‘Waarom denk je dat ik je gevraagd heb naar Washington te komen?’
‘Och, ik weet het niet,’ zei ze met een roekeloze lach. ‘Omdat je me miste en nauwelijks kon wachten me weer te zien?’
Zijn zwijgen deed haar blozen. Opeens voelde ze zich dom en wanhopig, precies de dingen die ze in andere vrouwen verachtte. Ze staarde uit het raam om zijn blik te mijden, met de klank van haar eigen stem, haar eigen malle woorden, nog in haar oren.
Verderop begon de file eindelijk in beweging te komen. Banden slurpten door diepe plassen.
‘Eerlijk gezegd,’ zei hij, ‘wilde ik je inderdaad graag zien.’
‘O ja?’ Ze zei het op een nonchalante toon. Ze had zichzelf zojuist voor gek gezet en was niet van plan die fout nóg een keer te maken.
‘Ik wilde je mijn verontschuldigingen aanbieden. Voor het feit dat ik tegen Marquette had gezegd dat je het werk niet aankon. Daarin had ik me vergist.’
‘Wanneer ben je tot die conclusie gekomen?’
‘Niet op een specifiek moment. Ik… ik zag je gewoon werken, dag in dag uit. Zo geconcentreerd. Er zo op gespitst alles voor elkaar te krijgen.’ Hij voegde er zachtjes aan toe: ‘En toen hoorde ik waar je sinds de zomer van vorig jaar mee worstelt. Dingen waar ik geen weet van had.’
‘Goh… “En ze slaagt er evengoed in haar werk te doen.”‘
‘Nu denk je dat ik medelijden met je heb,’ zei hij.
‘Het is niet bepaald vleiend om te moeten horen: “Kijk toch eens wat ze heeft bereikt, ondanks wat ze allemaal moet doorstaan.” Geef me dan meteen maar een medaille in de Olympische Spelen voor gehandicapten. De Olympische Spelen voor emotioneel murwgeslagen politieagenten.’
Hij slaakte een moedeloze zucht. ‘Zoek je altijd achter ieder compliment, ieder woord van lof een verborgen reden? Sommige mensen menen gewoon wat ze zeggen, Jane.’
‘Je snapt toch wel waarom ik redenen heb om me sceptisch op te stellen tegenover alles wat je zegt?’
‘Je denkt dat ik nog steeds bijbedoelingen heb.’
‘Ik weet het zo onderhand niet meer.’
‘Die móét ik wel hebben. Omdat jij beslist geen oprecht compliment van mij verdient.’
‘Oké, ik snap het.’
‘Je snapt het misschien wel, maar je gelooft het niet.’ Hij stopte voor een rood stoplicht en keek naar haar. ‘Waar komt al dat wantrouwen vandaan? Heb je het zo zwaar gehad als Jane Rizzoli?’
Ze lachte vermoeid. ‘Laten we daar maar niet over beginnen, Dean.’
‘Zit het ‘m in het feit dat je een vrouwelijke agent bent?’
‘Je kunt de rest zelf wel invullen, lijkt mij.’
‘Je collega’s lijken je anders best respect voor je te hebben.’
‘Er zijn een paar opmerkelijke uitzonderingen.’
‘Die zijn er altijd.’
Het licht sprong op groen en hij richtte zijn blik weer op de weg.
‘Dat hoort nu eenmaal bij ons vak,’ zei ze. ‘Een overdaad aan testosteron.’
‘Waarom heb je er dan voor gekozen?’
‘Omdat ik voor de huishoudschool gezakt was.’
Daar moesten ze allebei om lachen. De eerste oprechte lach die ze deelden.
‘Eerlijk gezegd,’ zei ze, ‘wist ik op mijn twaalfde al dat ik bij de politie wilde.’
‘Waarom wilde je dat?’
‘Iedereen heeft respect voor agenten. Althans zo ziet een kind het. Ik wilde de penning, het pistool. De dingen die ervoor zouden zorgen dat de mensen me zouden zien staan. Ik wilde niet terechtkomen op een of ander kantoor waar ik zou verdwijnen. Waar ik zou veranderen in de onzichtbare vrouw. Het is voor mij net zoiets als levend begraven worden, wanneer je iemand bent naar wie niemand luistert. Die niemand opvalt.’ Ze zette haar elleboog tegen het portier en liet haar hoofd in haar hand rusten. ‘Nu begint anonimiteit echter wel te lokken.’ Dan zou de Chirurg in elk geval niet weten hoe ik heet.’
‘Je klinkt alsof je er spijt van hebt dat je bij de politie bent gegaan.’
Ze dacht aan de lange nachten die ze had doorgewerkt, draaiend op cafeïne en adrenaline. Aan het afgrijzen van te moeten kijken naar de vreselijke dingen die mensen elkaar kunnen aandoen. En ze dacht aan de Vliegtuigman, van wie ze het dossier nog steeds op haar bureau had liggen, een hardnekkig symbool van futiliteit. Die van hem en die van haar. We dromen allemaal, dacht ze, en soms brengen die dromen ons naar plaatsen die we nooit hadden verwacht. De kelder van een boerderij met de geur van bloed in de lucht. Of een vrije val uit de blauwe hemel, ledematen spartelend tegen de aantrekkingskracht van de aarde. Maar het zijn onze dromen en we gaan naar waar zij ons toe leiden.
Uiteindelijk zei ze: ‘Nee, ik heb er geen spijt van. Dit is wat ik doe. Dit is waar ik om geef. Dit is waar ik kwaad om word. Ik geef eerlijk toe dat er veel boosheid bij te pas komt. Ik kan niet naar het lijk van een slachtoffer kijken zonder pisnijdig te worden. Dan word ik hun advocaat – wanneer ik hun dood persoonlijk ga opvatten. Misschien zal ik weten dat het tijd is om ermee op te houden, wanneer ik niet meer boos word.’
‘Niet iedereen heeft zoveel vuur in zijn donder als jij.’ Hij keek naar haar. ‘Ik geloof dat ik niemand anders ken die alles zo intens doet.’
‘Dat is helemaal niet zo goed.’
‘Jawel, intensiteit is goed.’
‘En als het inhoudt dat je vreselijk opvliegend bent?’
‘Ben jij zo?’
‘Helaas wel.’ Ze staarde naar de regen die tegen de voorruit sloeg. ‘Ik zou moeten proberen meer te zijn als jij.’
Hij gaf daarop geen antwoord en ze vroeg zich af of ze hem had beledigd met die laatste opmerking. Met haar zinspeling dat hij kil en emotieloos was. Maar zo was hij altijd op haar overgekomen: de man in het grijze pak. Al weken was hij een raadsel voor haar en nu wilde ze hem, uit pure frustratie, prikkelen om een emotie los te krijgen, ook al was die nog zo onaangenaam, alleen maar om te bewijzen dat ze ertoe in staat was. De uitdaging te proberen door het pantser heen te dringen.
Maar juist zulke uitdagingen leidden ertoe dat vrouwen zichzelf voor gek zetten.
Toen hij voor het Watergate Hotel stopte, zat ze klaar met een kort en pittig afscheid.
‘Bedankt voor de lift,’ zei ze. ‘En voor de onthullingen.’ Ze draaide zich om en deed het portier open. Meteen stroomde een golf warme, vochtige lucht binnen. ‘Dan zie ik je wel weer in Boston.’
‘Jane?’ ‘Ja?’
‘Geen verborgen redenen meer tussen ons, goed? Wat ik zeg is wat ik bedoel.’
‘Zoals je wilt.’
‘Je gelooft me niet, hè?’
‘Maakt dat echt iets uit?’
‘Ja,’ zei hij zacht. ‘Dat maakt mij heel veel uit.’
Ze gaf geen antwoord, maar voelde haar hartslag opeens versnellen. Ze draaide haar hoofd weer naar hem toe. Ze hadden zo lang dingen voor elkaar geheimgehouden dat ze geen van tweeën wisten hoe ze de waarheid in de ogen van de ander moesten herkennen. Het was een moment waarop van alles gezegd kon worden, van alles kon gebeuren. Ze durfden geen van beiden de eerste stap te zetten. De eerste fout te maken.
Een schaduw gleed over het open portier aan haar kant. ‘Welkom in het Watergate, mevrouw! Hebt u hulp nodig met uw bagage?’
Rizzoli keek geschrokken om en zag de hotelportier tegen haar glimlachen. Hij had het open portier gezien en aangenomen dat ze op het punt stond uit de auto te stappen.
‘Ik heb hier al een kamer, dank u,’ zei ze en ze keek weer naar Dean. Maar het ogenblik was vervlogen. De portier bleef staan wachten tot ze zou uitstappen. Dus deed ze dat.
Een blik door het raampje, een zwaai; dat was hun afscheid. Ze draaide zich om en liep de lobby in, waar ze nog even omkeek en zijn auto onder het baldakijn vandaan zag rijden en in de regen verdwijnen.
In de lift leunde ze tegen de wand, met gesloten ogen, zichzelf honend om iedere naakte emotie die ze had getoond, alle domme dingen die ze in de auto nog had kunnen zeggen. Tegen de tijd dat ze haar kamer bereikte, wilde ze nog maar één ding: het hotel onmiddellijk verlaten en terugkeren naar Boston. Er was vast nog wel een vlucht vanavond. Of ze kon de trein nemen. Ze hield van reizen met de trein.
In een plotselinge haast om te vluchten, Washington en alle gênante momenten daar achter zich te laten, deed ze haar koffer open en begon ze te pakken. Ze had erg weinig meegenomen en had er dan ook niet veel tijd voor nodig om haar extra blouse en lange broek uit de kast te halen waarin ze die had opgehangen, ze boven op haar pistool en holster te gooien en haar tandenborstel en kam in haar toilettas te doen. Ze ritste alles dicht in de koffer en trok die achter zich aan naar de deur toen er geklopt werd.
Op de gang stond Dean, zijn grijze pak bespikkeld door de regen, zijn haar nat en glinsterend. ‘Volgens mij waren we nog niet uitgepraat,’ zei hij.
‘Wilde je me dan nog iets vertellen?’
‘Ja, inderdaad.’ Hij stapte haar kamer binnen en deed de deur dicht. Keek met een frons naar haar koffer, ingepakt en gereed voor vertrek.
Jezus, dacht ze. Iemand moet hier even moed tonen. Iemand moet de koe bij de hoorns vatten.
Voordat er nog iets kon worden gezegd, trok ze hem naar zich toe. Tegelijkertijd voelde ze zijn armen rond haar middel glijden. Tegen de tijd dat hun lippen elkaar vonden, twijfelden ze er geen van beiden aan dat deze omhelzing wederzijds was, dat als het een vergissing was, ze er allebei evenveel schuld aan hadden. Ze wist vrijwel niets van hem af, alleen dat ze hem begeerde en later de gevolgen wel onder ogen zou zien.
Zijn gezicht was nat van de regen en de kleren die hij uitdeed lieten de geur van natte wol achter op zijn huid, een geur die ze gretig opsnoof terwijl haar mond zijn lichaam ontdekte en hij terrein won op het hare. Ze had geen geduld om kalm de liefde te bedrijven; ze wilde het koortsachtig en roekeloos. Ze voelde dat hij zich inhield, probeerde langzaam aan te doen, het tempo te bepalen. Ze vocht ertegen, tergde hem met haar lichaam. En bij dit samenkomen, hun eerste keer, was zij de overwinnaar. Hij was degene die zich overgaf.
Ze sliepen terwijl het namiddaglicht langzaam vervaagde achter het raam. Toen ze wakker werd, was de man die naast haar lag alleen nog maar te zien in de zwakke gloed van de schemering. Een man die zelfs nu nog een vraagteken voor haar was. Ze had zijn lichaam gebruikt zoals hij het hare, en hoewel ze wist dat ze zich toch wel een beetje schuldig zou moeten voelen om het genot dat ze voor zichzelf hadden opgeëist, voelde ze alleen maar vermoeide tevredenheid. En iets van verwondering.
‘Je had je koffer gepakt,’ zei hij.
‘Ik was van plan het hotel te verlaten en naar huis te gaan.’
‘Waarom?’
‘Ik vond dat het geen zin had hier te blijven.’ Ze legde haar hand op zijn gezicht om de stoppeltjes van zijn baard te strelen. ‘Tot jij opeens voor de deur stond.’
‘Ik was bijna niet gekomen. Ik heb een paar keer een blokje om gereden. Om moed te verzamelen.’
Ze lachte. ‘Dat klinkt alsof je bang voor me bent.’
‘Als je het heel eerlijk wilt weten: je bent een formidabele vrouw.’
‘Kom ik echt zo over?’
‘Fel. Hartstochtelijk. Ik sta versteld van alle hitte die je uitstraalt.’ Hij streelde haar dij en de aanraking van zijn vingers zorgden voor een nieuwe rilling door haar hele lichaam. ‘In de auto zei je dat je wou dat je meer zo was als ik. Eerlijk gezegd, Jane, zou ik willen dat ik meer was zoals jij. Dat ik net zo intens was als jij.’
Ze legde haar hand op zijn borst. ‘Je praat alsof hier helemaal geen hart klopt.’
‘Is dat niet wat jij dacht?’
Ze zei niets. De man in het grijze pak.
‘Zeg het gerust,’ zei hij.
‘Ik wist niet wat ik van je moest denken,’ gaf ze toe. ‘Je leek zo gereserveerd. Niet echt menselijk.’
‘Verdoofd.’
Hij had het zo zachtjes gezegd, dat ze zich afvroeg of het wel de bedoeling was dat ze het zou horen. Of een gedachte die hij alleen zichzelf had toegefluisterd.
‘We reageren ieder op onze eigen manier,’ zei hij. ‘Op de dingen waar we mee te maken krijgen. Jij zei dat je boos wordt.’
‘Vaak, ja.’
‘En daarom gooi je je in de strijd. Met hart en ziel. Net zoals je met hart en ziel op het leven afstormt.’ En hij voegde er met een zachte lach aan toe: ‘Ook al ben je kortaangebonden.’
‘Hoe slaag jij erin niet kwaad te worden?’
‘Dat sta ik mezelf niet toe. Alleen dan kan ik het hoofd boven water houden. Ik doe een stap achteruit, haal diep adem, behandel elke zaak als een legpuzzel.’ Hij keek haar aan. ‘Daarom intrigeer je me zo. Al die beroering, al die emotie die je stopt in alles wat je doet. Het lijkt me ergens… gevaarlijk.’
‘Waarom?’
‘Het is geheel in strijd met wat ik ben. Wat ik probeer te zijn.’
‘Je bent bang dat je erdoor besmet zult worden.’
‘Het is net zoiets als te dicht bij het vuur komen. Je wordt ertoe aangetrokken, ook al weet je donders goed dat je je eraan kunt branden.’
Ze drukte haar lippen op de zijne. ‘Een beetje gevaar,’ fluisterde ze, ‘kan erg opwindend zijn.’
De avond ging over in de nacht. Onder de douche wasten ze elkaars zweet weg en in de identieke badjassen van het hotel grinnikten ze elkaar in de spiegel toe. Ze lieten een maaltijd op hun kamer brengen en dronken wijn in bed terwijl ze naar het Comedy Channel keken. Vanavond wilden ze geen CNN, geen narigheden die de sfeer zouden verpesten. Vanavond wilden ze een miljoen kilometer bij Warren Hoyt vandaan blijven.
Maar zelfs afstand en de troost van de armen van een man om haar heen konden Hoyt niet uit haar dromen houden. Ze schrok in het donker wakker, badend in het zweet, niet van hartstocht maar van angst. Boven het bonken van haar hart uit hoorde ze haar mobiele telefoon overgaan. Ze had er een paar seconden voor nodig om zich uit Deans armen los te maken, over hem heen naar het nachtkastje aan zijn kant van het bed te reiken en haar mobieltje open te klappen.
‘Rizzoli.’
Ze hoorde de stem van Frost. ‘Ik neem aan dat ik je wakker heb gebeld?’
Ze tuurde naar de klokradio. ‘Om vijf uur ‘s ochtends? Ja, daar kun je wel van uitgaan.’
‘Alles in orde?’
‘Ja, prima. Hoezo?’
‘Ik weet dat je vandaag terugkomt, maar het leek me het beste het je nu alvast te vertellen.’
‘Wat?’
Hij gaf niet meteen antwoord. Door de telefoon hoorde ze iemand hem iets vragen over het meenemen van bewijsmateriaal en begreep ze dat hij aan het werk was.
Naast haar bewoog Dean zich, gealarmeerd door haar plotseling gespannen houding. Hij ging zitten en deed het licht aan. ‘Wat is er?’
Frost kwam weer aan de lijn. ‘Rizzoli?’
‘Waar ben je?’ vroeg ze.
‘Ik was bij een 10-64 geroepen. Daar ben ik nu –’
‘Waarom reageer jij op een inbraakmelding?’
‘Omdat het jouw flat is.’
Ze bleef volkomen stil zitten, de telefoon tegen haar oor gedrukt, en hoorde het kloppen van haar hart.
‘Omdat je de stad uit was, hadden we tijdelijk de surveillance bij je gebouw opgeheven,’ zei Frost. ‘Een buurvrouw op jouw etage, van flat 203, heeft ons gewaarschuwd. Even kijken, hoe heet ze ook alweer…’
‘Spiegon,’ zei ze zachtjes. ‘Ginger.’
‘Ja. Lijkt me een gis meisje. Ze vertelde dat ze als barmeisje werkt bij McGinty’s en glasscherven onder de brandtrap had gezien toen ze na haar werk thuiskwam. Toen ze opkeek en zag dat jouw raam gebroken was, heeft ze meteen de politie gebeld. De agent die op de melding reageerde, zag dat het jouw flat was en heeft mij meteen gebeld.’
Dean raakte met een zwijgende vraag haar arm aan. Ze negeerde hem. Schraapte haar keel. En slaagde erin met bedrieglijke kalmte te vragen: ‘Heeft hij iets meegenomen?’ Ze gebruikte meteen al het woord hij. Zonder zijn naam te noemen wisten ze allebei wie de dader was.
‘Dat zul jij ons moeten vertellen wanneer je terug bent,’ zei Frost.
‘Ben je er nog?’
‘Ik sta in je woonkamer.’
Ze sloot haar ogen, voelde zich bijna misselijk van woede toen ze zich voorstelde hoe allerlei mensen door haar huis banjerden, haar kasten opendeden, haar kleren aanraakten. Iets te lang stil bleven staan bij haar meest persoonlijke bezittingen.
‘Zo te zien staat alles nog op z’n plek,’ zei Frost. ‘Je tv en cd-speler. Een grote pot kleingeld op het aanrecht. Zijn er andere dingen die mogelijk de moeite waard waren om te stelen?’
Mijn gemoedsrust. Mijn geestelijk welzijn.
‘Rizzoli?’
‘Ik zou het niet weten.’
Een korte stilte. Toen zei hij op zachte toon: ik zal de hele flat samen met jou doornemen. Centimeter voor centimeter. Zodra je thuis bent doen we dat samen. De huisbaas heeft het raam al dicht laten timmeren, zodat het niet kan binnenregenen. Als je soms een poosje bij ons wilt komen logeren, weet ik zeker dat Alice dat prima zal vinden. We hebben een extra kamer die we nooit gebruiken –’
‘Nee, dat is niet nodig,’ zei ze.
‘Het is echt geen probleem –’
‘Het is niet nodig.’
Er lag woede in haar stem, en gekrenkte trots. Bovenal gekrenkte trots.
Frost begreep dat hij beter niet kon aandringen en zich ook niet beledigd hoefde te voelen. Onverstoord zei hij: ‘Bel me zodra je terug bent.’
Dean keek naar haar toen ze ophing. Opeens kon ze het niet verdragen dat hij haar zag terwijl ze naakt en bang was. Ze wilde niet dat hij kon zien hoe kwetsbaar ze was. Ze stapte uit bed, liep naar de badkamer en deed de deur dicht.
Even later klopte hij aan. ‘Jane?’
‘Ik wil nog een keer onder de douche.’
‘Sluit me niet buiten.’ Hij klopte nogmaals. ‘Kom terug en praat met me.’
‘Zo dadelijk, wanneer ik klaar ben.’ Ze draaide de kraan van de douche open. Stapte onder de waterstraal, niet omdat ze er behoefte aan had zich te wassen, maar omdat stromend water een gesprek onmogelijk maakte, een luidruchtig gordijn van privacy was waarachter ze zich kon verstoppen. Met gebogen hoofd, haar handen plat tegen de tegelmuur, liet ze het water op zich neerkletteren, terwijl ze vocht tegen haar angst. Ze beeldde zich in hoe die over haar huid wegstroomde als modder en in het putje verdween. Laag voor laag werd de angst van haar afgewassen. Toen ze uiteindelijk de kraan dichtdraaide, was ze gekalmeerd. Gezuiverd. Ze droogde zich af en ving in de beslagen spiegel een glimp op van haar gezicht, nu niet bleek meer maar rozig van de warmte. Wederom gereed om Jane Rizzoli haar publieke rol te laten spelen.
Ze liep de badkamer uit. Dean zat in de leunstoel bij het raam. Hij zei niets, keek alleen maar toe toen ze zich begon aan te kleden, haar kleren van de vloer rapend rondom het bed met de verkreukelde lakens die het stille bewijs waren van hun hartstocht. Waar met één telefoontje een einde aan was gekomen. Ze bewoog zich door de kamer met een. broze vastberadenheid, knoopte haar blouse dicht, trok de rits van haar broek omhoog. Buiten was het nog donker, maar voor haar was de nacht voorbij.
‘Mag ik weten wat er aan de hand is?’ vroeg hij.
‘Hoyt is in mijn flat geweest.’
‘Weten ze al dat hij het was?’
Ze draaide zich naar hem toe. ‘Wie kan het anders geweest zijn?’
De woorden klonken schriller dan haar bedoeling was geweest. Ze kreeg een kleur en bukte zich om haar schoenen onder het bed vandaan te halen. ‘Ik moet naar huis.’
‘Het is vijf uur. Je vlucht is pas om halftien.’
‘Denk je nu werkelijk dat ik nog kan slapen? Na dit nieuws?’
‘Je zult doodmoe zijn tegen de tijd dat je in Boston aankomt.’
‘Ik ben niet moe.’
‘Omdat je op adrenaline draait.’
Ze stak haar voeten in haar schoenen. ‘Hou op, Dean.’
‘Waarmee?’
‘Met te proberen voor me te zorgen.’
Er viel een stilte. Toen zei hij met een zweem van sarcasme: ‘Sorry. Ik vergeet aldoor dat je heel goed in staat bent voor jezelf te zorgen.’
Ze bleef staan met haar rug naar hem toe en had nu al spijt van haar woorden. Voor het eerst wenste ze dat hij wel voor haar zou zorgen. Dat hij zijn armen om haar heen zou slaan en haar zachtjes mee terug zou trekken naar het bed. Dat ze in elkaars armen zouden slapen tot het tijd was om te vertrekken.
Maar toen ze zich naar hem omdraaide, zag ze dat hij was opgestaan en zich stond aan te kleden.