7
‘Necrofilie,’ zei dr. Lawrence Zucker, ‘oftewel “liefde voor de doden”, is altijd een van de diepste geheimen van het mensdom geweest. Het woord stamt uit het Grieks, maar bewijsmateriaal over dergelijke praktijken gaan terug tot de tijd van de farao’s. Wanneer in die tijd een mooie of hoogstaande vrouw stierf, werd er minstens drie dagen gewacht met het balsemen. Dat deed men om er zeker van te zijn dat haar lichaam niet seksueel misbruikt zou worden door de mannen die haar voor haar begrafenis gereed moesten maken. Over seksueel misbruik van de doden is door de hele geschiedenis heen gewag gemaakt. Zelfs van koning Herodes wordt gezegd dat hij nog zeven jaar na de dood van zijn vrouw seks met haar had.’
Rizzoli keek de vergaderzaal rond en werd erdoor getroffen hoe griezelig bekend het tafereel was: een groep vermoeide rechercheurs, een tafel vol dossiers en misdaadfoto’s. Plus de fluisterstem van de psycholoog Lawrence Zucker, die hen diep de geest van een roofdier binnenvoerde. En de kou – die herinnering was nog het sterkst: hoe koud het in deze kamer was geweest en hoe de kou in haar botten was gekropen en haar handen had verdoofd. Ook veel van de gezichten waren dezelfde als van toen: rechercheurs Jerry Sleeper en Darren Crowe, en haar vaste maatje Barry Frost – de agenten met wie ze een jaar geleden aan de opsporing van de Chirurg had gewerkt.
Een andere zomer, een ander monster.
Er ontbrak echter een gezicht in de ploeg. Rechercheur Thomas Moore was er niet bij en ze miste hem, ze miste zijn kalme zelfverzekerdheid, zijn standvastigheid. Hoewel ze tijdens het onderzoek naar de Chirurg één keer erg met elkaar overhoop hadden gelegen, was hun vriendschap sindsdien hersteld en nu zag ze zijn afwezigheid als een gapend gat in het team.
In plaats van Moore, op de stoel waarop Moore altijd had gezeten, zat nu een man die ze niet vertrouwde: Gabriel Dean.
Zelfs een buitenstaander kon meteen zien dat Dean een buitenbeentje was in deze groep agenten. Van zijn op maat gemaakte pak tot en met zijn militaire houding week hij af van de anderen en ze waren zich allemaal bewust van de scheidslijn. Niemand sprak met Dean; hij was de stille toeschouwer, de FBI-man wiens rol voor hen allen een mysterie was.
Dr. Zucker ging door. ‘Seks met een lijk is iets waar de meeste mensen niet eens aan willen denken. Maar het wordt herhaaldelijk genoemd in de literatuur, in de geschiedenisboeken en er is sprake van geweest bij een aantal misdaadzaken. Negen procent van de slachtoffers van seriemoordenaars wordt na hun dood seksueel misbruikt. Jeffrey Dahmer, Henry Lee Lucas en Ted Bundy hebben allen toegegeven het te hebben gedaan.’ Zijn blik gleed naar de autopsiefoto van Gail Yeager. ‘De aanwezigheid van vers sperma in dit slachtoffer is dus niet verrassend.’
Darren Crowe zei: ‘Vroeger zei men dat alleen krankzinnige mensen dit soort dingen deden. Dat heeft een profielschetser van de FBI me een keer verteld. Dat dit alleen gedaan wordt door van die rare figuren die in zichzelf lopen te mompelen.’
‘Ooit werd het inderdaad beschouwd als een eigenschap van ernstig gestoorde moordenaars,’ zei Zucker. ‘Van mensen die zich in een psychotische waas bevinden. Het is waar dat sommigen van de mensen die zich hieraan schuldig maken psychoten zijn die thuishoren in de categorie van ongeorganiseerde moordenaars, die niet goed bij hun hoofd zijn en ook niet erg intelligent. Die hun impulsen zo slecht kunnen beheersen dat ze veel bewijsmateriaal achterlaten. Haren, sperma, vingerafdrukken. Ze worden dan ook snel gepakt omdat ze niets van de forensische wetenschap weten en zich evenmin daarom bekommeren.’
‘En onze man?’
‘Onze man is niet psychotisch. Hij is een heel ander type.’ Zucker opende een map met foto’s van het huis van de Yeagers en legde ze op een rijtje op de tafel. Toen keek hij naar Rizzoli. ‘Rechercheur Rizzoli, u hebt de plaats delict bekeken.’
Ze knikte. ‘De dader is methodisch te werk gegaan. Hij had alle benodigde spullen bij zich. Hij heeft zijn misdaad trefzeker en efficiënt gepleegd. Hij heeft vrijwel geen navolgbare sporen achtergelaten.’
‘Wel sperma,’ merkte Crowe op.
‘Ja, maar niet op een plek waar we ernaar zouden zoeken. We hadden het makkelijk over het hoofd kunnen zien. Dat is zelfs bijna gebeurd.’
‘Uw algemene indruk?’ vroeg Zucker.
‘Hij heeft zijn spulletjes goed voor elkaar. Hij is intelligent.’ Ze wachtte een moment. Toen voegde ze eraan toe: ‘Net zoals de Chirurg.’
Zuckers blik hechtte zich aan de hare. Zucker had haar altijd een onaangenaam gevoel bezorgd en ze voelde zich in haar waarde aangetast door zijn speculatieve blik. Maar iederéén had Warren Hoyt in zijn gedachten. Ze was vast niet de enige die het gevoel had dat dit een herhaling was van een oude nachtmerrie.
‘Ik ben het met u eens,’ zei Zucker, ‘dat dit een goed georganiseerde moordenaar is. Hij volgt een thema dat sommige profielschetsers een cognitief-onderwerpthema noemen. Zijn gedrag is niet gericht op snelle bevrediging. Zijn daden hebben een specifiek doel en dat doel is het lichaam van een vrouw volledig te beheersen – in dit geval het lichaam van het slachtoffer, Gail Yeager. Hij wil haar volledig bezitten, haar zelfs na haar dood gebruiken. Door haar in bijzijn van haar echtgenoot te verkrachten, maakt hij van dat bezitsrecht een feit. Hij wordt de baas, de baas over hen beiden.’
Hij pakt de autopsiefoto. ‘Ik vind het belangwekkend dat ze niet verminkt is en dat haar ook geen ledematen zijn afgesneden. Afgezien van de natuurlijke veranderingen door beginnende ontbinding lijkt het lijk in vrij goede conditie te verkeren.’ Hij keek Rizzoli aan, wachtend op bevestiging.
‘Er waren geen open wonden,’ zei ze. ‘De doodsoorzaak is wurging.’
‘De intiemste manier om iemand te doden.’
‘Intiemste?’
‘Denk er even over na hoe het gaat wanneer je iemand wurgt. Hoe persoonlijk dat is. Het intieme contact. Huid op huid. Jouw handen op haar vlees. Je drukt op haar keel terwijl je het leven uit haar voelt wegvloeien.’
Rizzoli staarde hem met walging aan. ‘Jezus.’
‘Zo denkt hij. Dit voelt hij. Dit is het universum waarin hij leeft en wij moeten erachter zien te komen hoe dat universum eruitziet.’ Zucker wees naar de foto van Gail Yeager. ‘Hij moet en zal haar lichaam bezitten, het volledig beheersen, dood of levend. Hij is een man die een persoonlijke band ontwikkelt met een lijk en het lijk blijft minnen. Het seksueel blijft misbruiken.’
‘Waarom heeft hij zich er dan van ontdaan?’ vroeg Sleeper. ‘Waarom houdt hij het niet zeven jaar bij zich? Net als die koning Herodes?’
‘Om praktische redenen?’ opperde Zucker. ‘Misschien woont hij in een flatgebouw, waar de stank van een ontbindend lijk aandacht zou trekken. Je kunt een lijk niet langer dan drie dagen bij je houden.’
Crowe lachte. ‘Ik niet eens drie seconden.’
‘U zegt dus dat hij het lijk bijna als een minnaar bemint,’ zei Rizzoli.
Zucker knikte.
‘Dan moet het hem zwaar zijn gevallen haar te dumpen, daar in Stony Brook.’
‘Ja, dat is heel moeilijk voor hem geweest. Alsof zijn meisje hem had verlaten.’
Ze dacht aan de plek in het bos. De bomen, de schaduwvlekjes. De tegenstelling met de hitte en het lawaai van de stad. ‘Het is niet alleen maar een stortplaats,’ zei ze. ‘Misschien is het heilige grond.’
Ze keken allemaal naar haar.
‘Pardon?’ zei Crowe.
‘Rechercheur Rizzoli heeft precies het punt aangesneden waar ik op aanstuur,’ zei Zucker. ‘Die plek in het natuurreservaat is niet zomaar een geschikte plek om onbruikbaar geworden lijken te dumpen. We moeten ons afvragen waarom hij ze niet begraaft. Waarom laat hij ze open en bloot liggen, met het risico dat iemand ze zal vinden?’
Heel zachtjes zei Rizzoli: ‘Omdat hij steeds naar ze teruggaat.’
Zucker knikte. ‘Als ware het zijn minnaressen. Zijn harem. Hij gaat steeds terug, om naar ze te kijken, ze aan te raken. Misschien neemt hij ze zelfs in zijn armen. Daarom laat hij elders haren van dode mensen achter. Wanneer hij iets met de lijken doet, blijven hun haren aan zijn kleren hangen.’ Zucker keek Rizzoli aan. ‘De haar die u hebt gevonden was afkomstig van het andere lijk?’
Ze knikte. ‘Rechercheur Korsak en ik waren er aanvankelijk van uitgegaan dat de dader die haar had opgepikt op de plek waar hij werkt. Heeft het zin het onderzoek naar mensen die in rouwkamers werken, voor te zetten, nu we weten waar die haar vandaan is gekomen?’
‘Ja,’ zei Zucker. ‘En ik zal u vertellen waarom. Necrofielen zijn dol op lijken. Ze raken seksueel opgewonden van het aanraken van lijken. Van het balsemen, het aankleden, het aanbrengen van de make-up. Ze proberen zoveel mogelijk aan hun trekken te komen door werk te zoeken in een van de beroepen die te maken hebben met lijken. In een rouwkamer, bijvoorbeeld, als aflegger. Vergeet niet dat het nog ongeïdentificeerde lijk misschien helemaal geen slachtoffer is geweest van een moordenaar. Een van de bekendste necrofielen was een psychopaat genaamd Ed Gein, die in eerste instantie alleen kerkhoven beroofde. Hij groef vrouwenlijken op en nam die mee naar huis. Pas later ging hij over tot moord om aan lijken te komen.’
‘Nou, nou,’ mompelde Frost. ‘Het wordt steeds gezelliger.’
‘Het is een van de aspecten in het brede spectrum van het menselijke gedrag. Necrofielen zijn in onze ogen ziekelijk en pervers. Maar ze hebben altijd te midden van ons geleefd, deze subcategorie van mensen die bezeten zijn van eigenaardige obsessies. Van een bizarre honger. Sommigen van hen zijn inderdaad psychotisch. Maar sommigen van hen zijn in ieder opzicht volkomen normaal.’
Ook Warren Hoyt was volkomen normaal.
Het was Gabriel Dean die nu het woord nam. Tot dan toe had hij nog helemaal niets gezegd en Rizzoli schrok op van zijn diepe bariton.
‘U zei dat het mogelijk is dat deze dader naar het bos terugkeert om zijn harem te bezoeken.’
‘Ja,’ zei Zucker. ‘Daarom moet de bewuste plek in Stony Brook constant in de gaten gehouden worden.’
‘En wat zal er gebeuren wanneer hij ziet dat zijn harem verdwenen is?’
Zuckers antwoord kwam traag. ‘Dat zal hem zwaar vallen.’
Rizzoli voelde een rilling door zich heen trekken bij die woorden. Het waren zijn minnaressen. Hoe reageert een willekeurige man wanneer zijn geliefde hem wordt ontstolen?
‘Hij zal buiten zichzelf raken,’ ging Zucker door. ‘Hij zal woedend zijn dat iemand zijn eigendom heeft weggehaald. Hij zal het verlorene willen vervangen. Hij zal weer op jacht gaan.’ Zucker wendde zijn blik naar Rizzoli. ‘U moet dit zo lang mogelijk stilhouden, de pers mag er niet achter komen. Er is een kans dat u hem in het bos te pakken kunt krijgen, want hij zal terugkeren naar dat bos, maar alleen als hij denkt dat het veilig is. En alleen als hij denkt dat zijn harem daar nog steeds op hem ligt te wachten.’
De deur van de vergaderzaal ging open. Ze keken allemaal om en zagen inspecteur Marquette zijn hoofd naar binnen steken. ‘Rechercheur Rizzoli,’ zei hij. ‘Ik moet je even spreken.’
‘Nu meteen?’
‘Graag, ja. Kom even mee naar mijn kantoor.’
Te oordelen naar de gezichten van de anderen in de kamer dacht iedereen hetzelfde: Rizzoli werd op het matje geroepen. En ze had geen idee waarom. Ze kreeg een kleur toen ze opstond en de kamer uit liep.
Marquette zei niets toen ze door de gang naar de afdeling Moordzaken liepen. Ze gingen zijn kantoor binnen en hij deed de deur dicht. Door de glazen wand zag ze rechercheurs naar haar staren vanaf hun werkplekken. Marquette liep naar het raam en deed de luxaflex dicht. ‘Ga zitten, Rizzoli.’
‘Nee, dank u. Ik wil alleen maar weten wat er aan de hand is.’
‘Ga toch maar even zitten.’ Zijn stem klonk zachter, zelfs vriendelijk.
Deze plotselinge bezorgdheid gaf haar een onrustig gevoel. Zij en Marquette mochten elkaar nog steeds niet erg. De afdeling Moordzaken was en bleef een jongensclub en ze wist dat zij een ongewenste indringer was. Met bonkend hart liet ze zich op een stoel zakken.
Een ogenblik zat Marquette er zwijgend bij, alsof hij moeite had de juiste woorden te vinden. ‘Ik wilde je dit vertellen voordat de anderen het horen. Omdat ik geloof dat het voor jou het zwaarst zal zijn. Ik heb er alle vertrouwen in dat het maar tijdelijk is en dat het probleem binnen een paar dagen, zo niet uren opgelost zal zijn.’
‘Welk probleem?’
‘Vanochtend rond vijf uur is Warren Hoyt ontsnapt.’
Nu begreep ze waarom hij erop had aangedrongen dat ze ging zitten. Hij had gedacht dat ze zou instorten.
Maar dat deed ze niet. Ze zat volkomen stil, haar emoties afgesloten, iedere zenuw verdoofd. Toen ze sprak, klonk haar stem zo griezelig kalm dat ze hem zelf nauwelijks herkende.
‘Hoe is het gebeurd?’ vroeg ze.
‘Het is gebeurd toen hij om medische redenen was overgebracht naar een ziekenhuis. Hij is vannacht wegens een acute blindedarmontsteking naar het Fitchburg Hospital vervoerd. We weten niet precies hoe het is gegaan, maar in de operatiezaal…’ Marquette slikte. ‘Er zijn geen getuigen die het kunnen navertellen.’
‘Hoeveel slachtoffers?’ vroeg ze. Haar stem klonk nog steeds toonloos. Als die van een vreemde.
‘Drie. Een operatiezuster en een vrouwelijke anesthesist die hem aan het voorbereiden waren voor de operatie. En de gevangenbewaarder die met hem mee was gegaan.’
‘Souza-Baranowski is een gesloten gevangenis.’
‘Ja.’
‘En ze hebben hem toch naar een burgerziekenhuis laten gaan?’
‘Als het een routineopname was geweest, hadden ze hem wel naar Shattuck gebracht. Bij spoedgevallen laat het Massachusetts Correctional Institute – het MCI – de gevangene naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis vervoeren. En dat was in dit geval Fitchburg.’
‘Wie heeft bepaald dat het om een spoedgeval ging?’
‘De gevangenisverpleegster, die Hoyt heeft onderzocht, in overleg met de arts van MCI. Ze vonden allebei dat hij ogenblikkelijk behandeld moest worden.’
‘Op welke ondervindingen waren hun meningen gebaseerd?’ Haar stem kreeg een scherp randje, het eerste teken dat er emoties begonnen door te schemeren.
‘Er waren symptomen. Pijn in de buik –’
‘Hij is medisch opgeleid. Hij wist precies wat hij moest zeggen.’
‘En de uitslagen van de laboratoriumonderzoeken waren abnormaal.’
‘Welke onderzoeken?’
‘Iets over een hoog gehalte aan witte bloedcellen.’
‘Wisten ze niet wie ze voor zich hadden? Hadden ze daar helemaal geen benul van?’
‘Een bloedonderzoek kun je niet vervalsen.’
‘Hij wel. Hij heeft in een ziekenhuis gewerkt. Hij weet hoe je laboratoriumonderzoeken kunt manipuleren.’
‘Rizzoli…’
‘Godallemachtig, hij was laborant van beroep!’ Ze schrok er zelf van hoe schril haar stem klonk. Ze staarde hem aan, geschrokken van haar uitbarsting. Volslagen van haar stuk gebracht door de emoties die eindelijk door haar lichaam raasden. Woede. Machteloosheid.
En angst. Al die maanden had ze het onderdrukt, omdat ze wist dat het niet rationeel was om bang te zijn voor Warren Hoyt. Omdat hij was opgesloten op een plek waar hij niet bij haar kon komen, waar hij haar niets kon doen. De nachtmerries waren alleen maar naschokken geweest, de nagalm van oude angsten die hopelijk op een gegeven moment zou verdwijnen. Maar nu was het weer volkomen reëel om bang te zijn en had de angst haar in zijn klauwen.
Met een abrupte beweging schoot ze overeind en liep ze naar de deur.
‘Rizzoli!’
In de deuropening bleef ze staan.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Ik geloof dat u wel weet waar ik naartoe moet.’
‘Het korps van Fitchburg en de regionale politie zijn ermee bezig.’
‘O ja? Voor hen is hij alleen maar een ontsnapte gevangene. Ze verwachten natuurlijk dat hij dezelfde fouten zal maken als andere ontsnapte gevangenen. Maar dat zal hij niet doen. Hij zal door de mazen van hun net glippen.’
‘Je onderschat ze.’
‘Ze onderschatten Hoyt. Ze weten niet wie ze tegenover zich hebben,’ zei ze.
Maar ik wel. Ik weet dat precies.
Buiten trilde het parkeerterrein witheet onder de brandende zon, en de wind die vanaf de straat kwam aanwaaien was drukkend warm en rook naar zwavel. Nog voordat ze bij haar auto was en kon instappen, was haar blouse doordrenkt met zweet. Hoyt hield van deze hitte, dacht ze. Die deed hem goed, zoals de hitte van woestijnzand de hagedis goed doet. En net zoals alle andere reptielen wist hij hoe hij er bij gevaar vliegensvlug vandaan kon glippen.
Ze zullen hem niet vinden.
Onderweg naar Fitchburg dacht ze na over de Chirurg, die opnieuw vrij rondliep. Ze stelde zich hem voor in de straten van de stad, het roofdier dat zich weer te midden van zijn toekomstige slachtoffers bevond. Ze vroeg zich af of ze nog steeds de kracht bezat hem het hoofd te bieden. Of dat ze, toen ze hem de eerste keer had verslagen, de volledige hoeveelheid moed waar ze een leven lang mee had moeten doen, had opgebruikt. Ze vond van zichzelf niet dat ze laf was; ze was uitdagingen nooit uit de weg gegaan en was altijd zonder aarzelen iedere soort branding ingedoken. Maar de gedachte dat ze Warren Hoyt nogmaals tegenover zich zou krijgen, deed haar beven.
Ik heb het één keer tegen hem opgenomen en dat is bijna mijn dood geworden. Ik weet niet of ik bet een tweede keer kan doen. Of ik sterk genoeg ben om het monster weer in zijn kooi te krijgen.
De buitenste ring was onbemand. Rizzoli bleef in de ziekenhuisgang staan en keek om zich heen, zoekend naar een politieagent, maar ze zag alleen wat verpleegsters, van wie twee troostend hun armen om elkaar hadden geslagen, terwijl anderen dicht bij elkaar stonden en op zachte toon spraken, hun gezichten wit van de schrik.
Ze dook onder het slappe politielint door en kon zonder dat iemand haar aanhield doorlopen naar de dubbele deuren, die met een sissend geluid automatisch openzwaaiden en haar toegang verschaften tot de receptieruimte van de operatieafdeling. Ze zag de uitgesmeerde, ingewikkelde danspassen die met bloed besmeurde schoenen op de vloer hadden achtergelaten. Een labtechnicus was al bezig zijn spullen in te pakken. De plaats delict was ‘koud’ – uitgekamd en vertrapt – en zou weldra vrijgegeven worden om te worden schoongemaakt.
Maar ook al was hij koud, ook al was het bewijsmateriaal nu besmet, ze kon duidelijk zien wat hier was gebeurd, want dat stond in bloed op de muren geschreven. Ze keek naar de opgedroogde bogen slagaderlijk bloed dat uit de pulserende halsader van een slachtoffer was gespoten. Het beschreef een sinuslijn op de muur, dwars over het grote schoolbord heen waarop het operatieschema van die dag stond, met de nummers van de operatiezalen, de namen van de patiënten en de chirurgen, en de uit te voeren operaties. Voor de hele dag waren operaties gepland. Ze vroeg zich af hoe het nu moest met de patiënten wier operatie plotsklaps was geannuleerd omdat er in de operatiezaal een aantal mensen was vermoord. Ze vroeg zich af wat de consequenties waren van een uitgestelde cholecystectomie – wat dat ook mocht zijn. Het volle dagprogramma verklaarde waarom de plaats delict zo snel werd vrijgegeven. De levenden waren belangrijker dan de doden. Je kon de drukste operatiezaal van Fitchburg niet voor onbepaalde tijd sluiten.
De bloedbogen vervolgden na het schoolbord hun weg in een hoek van negentig graden naar de volgende muur. Hier waren ze minder langgerekt omdat de bloeddruk was gedaald en het hart steeds zwakkere straaltjes naar buiten had gestuwd. De boogjes zakten ook steeds lager over de muur en eindigden in een uitgesmeerde plas bij de receptiebalie.
De telefoon. Degene die hier was gestorven had geprobeerd de telefoon te bereiken.
Achter de receptieruimte was een brede gang met aan de ene kant een rij wasbakken en aan de andere kant de deuren naar de operatiezalen. Mannenstemmen en het gekraak van een draagbare radio wezen haar de weg naar een open deur. Ze liep langs de rij operatiekleding, langs een labtechnicus die amper naar haar keek. Niemand vroeg haar iets, zelfs niet toen ze operatiezaal 4 binnenging en bleef staan, overdonderd door de bewijzen van de slachtpartij. Hoewel de slachtoffers zich niet meer in de zaal bevonden, was hun bloed overal te zien: op de muren, kastjes en werkbladen, en op de vloer, uitgesmeerd door alle mensen die in het kielzog van de moord waren binnengekomen.
‘Mevrouw? Pardon, mevrouw!’
Twee mannen in burger stonden bij het instrumentenkastje en keken fronsend naar haar. De langste van de twee kwam naar haar toe. Zijn papieren schoenbeschermers maakten een zuigend geluid op de kleverige vloer. Hij was midden dertig en liep met het hooghartige air van superioriteit die mannen met sterk ontwikkelde spieren altijd tentoonspreidden. Spieren, dacht ze, ter compensatie voor het feit dat hij al op zo jonge leeftijd kaal aan het worden was.
Voordat hij de voor de hand liggende vraag kon stellen, liet ze hem haar penning zien. ‘Jane Rizzoli. Afdeling Moordzaken, Boston P.D.’
‘Wat moet Boston hier?’
‘Pardon. U hebt me niet verteld wie u bent,’ antwoordde ze.
‘Brigadier Canady. Sectie Voortvluchtige Gevangenen.’
Een agent van de Massachusetts State Police. Ze wilde hem een hand geven, maar zag dat hij latexhandschoenen aanhad. Ze vermoedde dat hij sowieso niet van plan was geweest haar de hand te drukken.
‘Kunnen we iets voor u doen?’ vroeg Canady.
‘Misschien kan ik iets voor ú doen.’
Canady keek niet bepaald blij met dat aanbod. ‘Hoe bedoelt u?’
Ze keek naar de veelvoudige serpentines van bloed tegen de muur. ‘De man die dit heeft gedaan – Warren Hoyt –’
‘Ja?’
‘Ik ken hem goed.’
Nu kwam de kleinere man bij hen staan. Hij had een bleek gezicht en flaporen, en hoewel ook hij duidelijk een politieman was, leek hij Canady’s territoriumdrift niet te delen. ‘Hé, ik ken u. Rizzoli. U bent degene die hem achter de tralies heeft gezet.’
‘Ik maakte deel uit van de ploeg.’
‘Nee, u bent degene die hem in Lithia te pakken heeft gekregen.’ In tegenstelling tot Canady droeg hij geen handschoenen en schudde hij haar enthousiast de hand. ‘Rechercheur Arlen. Fitchburg P.D. Bent u speciaal hiervoor helemaal uit Boston gekomen?’
‘Ja, zodra ik het had gehoord.’ Haar blik dwaalde weer over de muren. ‘U beseft toch wel wie u tegenover zich hebt?’
Canady nam het woord weer. ‘We hebben de zaak onder controle.’
‘Bent u op de hoogte van zijn achtergrond?’
‘We weten wat hij hier heeft gedaan.’
‘Maar kent u hem?’
‘We hebben van Souza-Baranowski zijn dossier gekregen.’
‘En de gevangenbewaarders daar hadden geen idee wie ze tegenover zich hadden. Anders zou dit niet gebeurd zijn.’
‘Ik heb ze tot nu toe allemaal weer gepakt,’ zei Canady. ‘Ze maken allemaal dezelfde fouten.’
‘Deze niet.’
‘Hij is pas zes uur op vrije voeten.’
‘Zes uur?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Dan bent u hem al kwijt.’
Canady zette zijn stekels op. ‘We zijn bezig de buurt uit te kammen. We hebben wegversperringen neergezet en kijken alle auto’s na. De media zijn op de hoogte gebracht en zijn foto wordt door alle plaatselijke televisiezenders uitgezonden. Zoals ik al zei, hebben we de zaak onder controle.’
Ze gaf geen antwoord en richtte haar aandacht weer op de bogen bloed. ‘Wie zijn hier gestorven?’ vroeg ze zachtjes.
Arlen was degene die antwoord gaf. ‘De anesthesist en de operatiezuster. De anesthesist lag daar, bij de punt van de tafel. De operatiezuster is hier gevonden, bij de deur.’
‘Hebben ze niet gegild? Hebben ze de bewaker niet gealarmeerd?’
‘Ze hebben geen geluid kunnen maken. Bij beide vrouwen is het strottenhoofd doormidden gesneden.’
Ze liep naar het hoofdeinde van de operatietafel en keek naar de metalen paal waaraan een zakje met een infusievloeistof hing. Het plastic slangetje en de katheter hingen vlak boven een plas water op de vloer. Een glazen injectiespuit lag gebroken onder de tafel.
‘Ze hadden een infusie bij hem aangebracht,’ zei ze.
‘Dat was op de eerstehulpafdeling al gedaan,’ zei Arlen. ‘Nadat de chirurg hem beneden had onderzocht, is hij meteen hiernaartoe gebracht. De diagnose was een acute blindedarmontsteking.’
‘Waarom is de chirurg niet meteen meegegaan? Waar was hij?’
‘Hij was bij een andere patiënt op de eerstehulp geroepen. Hij is tien of vijftien minuten nadat dit was gebeurd, hierheen gekomen. Toen hij de dubbele deuren openduwde en de dode gevangenbewaarder in de receptieruimte zag, is hij rechtstreeks naar de telefoon gehold. Vrijwel het voltallige personeel van de eerstehulpafdeling is hiernaartoe gesneld, maar ze konden niets meer voor de slachtoffers doen.’
Ze keek naar de vloer en zag het bloed dat door te veel schoenen was uitgesmeerd. Een te grote chaos om nog uit wijs te kunnen.
‘Waarom was de gevangenisbewaarder niet hier, om de gevangene te bewaken?’ vroeg ze.
‘De operatiekamer moet steriel blijven. Niemand mag hier binnen in gewone kleren. Ze hebben waarschijnlijk gezegd dat hij op de gang moest wachten.’
‘Maar heeft het MCI geen regel dat een gevangene voortdurend geboeid moet blijven wanneer hij zich buiten de gevangenis bevindt?’
‘Jawel.’
‘Zelfs in de operatiekamer, zelfs onder verdoving, had Hoyt met zijn been of arm aan de tafel vastgeklonken moeten zitten.’
‘Klopt.’
‘Hebben jullie de handboeien gevonden?’
Arlen en Canady wierpen elkaar een blik toe.
Canady zei: ‘De handboeien lagen op de grond onder de tafel.’
‘Hij was dus wel geboeid.’
‘Aanvankelijk wel…’
‘Waarom hebben ze hem losgemaakt?’
‘Misschien om medische redenen?’ opperde Arlen. ‘Om nog een infusie aan te brengen? Hem anders neer te leggen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Daarvoor had de gevangenbewaarder erbij moeten komen. Die had de sleutel. En de gevangenbewaarder zou zijn gevangene hier nooit ongeboeid hebben achtergelaten.’
‘Dan is hij vermoedelijk toch onvoorzichtig geworden,’ zei Canady. ‘Iedereen op de eerstehulp had de indruk dat Hoyt erg ziek was en te veel pijn leed om iets te kunnen doen. Ze hadden natuurlijk nooit verwacht…’
‘Jezus,’ mompelde ze. ‘Hij is nog altijd even slim.’ Ze keek naar het anesthesiekarretje en zag dat een van de laden openstond. Erin flonkerden spuitjes thiopentaal in het felle licht van de operatiezaallampen. Een anestheticum. Ze staan op het punt hem in slaap te brengen, dacht ze. Hij ligt op deze tafel met dat infusieslangetje in zijn arm. Kreunend, zijn gezicht, vertrokken van pijn. Ze hebben geen idee wat hen te wachten staat; ze zijn druk bezig met hun werk. De operatiezuster denkt erover na welke instrumenten ze moet klaarleggen, welke de chirurg nodig zal hebben. De anesthesist berekent de doses anestheticum, terwijl ze de monitor in de gaten houdt waarop de hartslag van de patiënt wordt aangegeven. Misschien ziet ze zijn hartslag stijgen en denkt ze dat pijn daarvan de oorzaak is. Ze weet niet dat hij zijn spieren spant voor de aanval. Voor de dodelijke aanval.
En toen… wat is er toen gebeurd?
Ze keek naar het instrumentenblad bij de tafel. Er lag niets op. ‘Heeft hij een scalpel gebruikt?’ vroeg ze.
‘We hebben het wapen niet gevonden.’
‘Het is zijn favoriete instrument. Hij gebruikt altijd een scalpel…’ Een gedachte deed de haartjes in haar nek opeens overeind komen. Ze keek naar Arlen. ‘Is het mogelijk dat hij nog in het gebouw is?’
Canady was Arlen voor. ‘Hij is niet in het gebouw.’
‘Hij heeft zich al vaker voor arts uitgegeven. Hij weet zich uitstekend onder het verplegend personeel te mengen. Hebben jullie het ziekenhuis doorzocht?’
‘Dat is niet nodig.’
‘Hoe weet u zo zeker dat hij niet hier is?’
‘Omdat we bewijs hebben dat hij het gebouw heeft verlaten. Op een videoband.’
Haar hartslag versnelde. ‘Staat dat op de film van een van de beveiligingscamera’s?’
Canady knikte. ‘Ik neem aan dat u die zelf wilt bekijken?’