10
Rizzoli was op de veranda blijven staan, voor de open voordeur. Ze kon de geur van de dood daarvandaan al ruiken en had er moeite mee de eerste stap naar binnen te doen. Te gaan kijken naar wat ze al wist dat ze zou zien. Ze had het liefst nog even gewacht, zich op de beproeving voorbereid, maar Darren Crowe, die had opengedaan, stond afwachtend naar haar te kijken, dus had ze geen andere keus dan handschoenen en schoenbeschermers aan te trekken en te gaan doen wat er gedaan moest worden.
‘Is Frost er al?’ vroeg ze toen ze de handschoenen aantrok.
‘Ja, die is een minuut of twintig geleden aangekomen. Hij is binnen.’
‘Ik zou er eerder zijn geweest als ik niet helemaal uit Revere had moeten komen.’
‘Wat deed je in Revere?’
‘Mijn moeder is jarig.’
Hij lachte. ‘Zo te horen was het een zeer geslaagd feest.’
‘Breek me de bek niet open.’ Ze trok de tweede schoenbeschermer aan en richtte zich op, haar gezicht weer in de plooi. Mannen als Crowe hadden alleen respect voor kracht en kracht was het enige wat ze hem zou laten zien. Ze wist, toen ze naar binnen liepen, dat hij naar haar keek, dat hij afwachtte hoe ze zou reageren op wat ze te zien zou krijgen. Steeds weer werd ze op de proef gesteld, wachtten ze op het moment dat ze te kort zou schieten. Ervan overtuigd dat het vroeg of laat zou gebeuren.
Hij deed de voordeur achter hen dicht en opeens kreeg ze een claustrofobisch gevoel, afgesneden van de buitenlucht. De stank van de dood werd sterker, haar longen werden gevuld met het gif ervan. Ze liet echter niets van deze emoties merken toen ze haar blik door de hal liet glijden met de vier meter hoge muren en de antieke staande klok – die niet tikte. Ze had Beacon Hill altijd beschouwd als haar ideaal, de droomwijk waar ze zou gaan wonen als ze de loterij won of, nog onwaarschijnlijk, als ze ooit haar droomprins zou vinden. En dit had heel goed haar droomhuis kunnen zijn. Ze werd nu al nerveus van de overeenkomsten met de moord op de Yeagers. Een prachtige villa in een dure wijk. De geur van een slachting in de lucht.
‘Het alarmsysteem stond af,’ zei Crowe.
‘Afgezet?’
‘Nee. De slachtoffers hebben het niet aangezet. Misschien wisten ze niet hoe het moest, omdat het niet hun huis is.’
‘Wiens huis is het dan?’
Crowe klapte zijn notitieboekje open en las: ‘De eigenaar is Christopher Harm, een tweeënzestigjarige gepensioneerde beursagent. Zit in het bestuur van het Boston Symphony Orchestra. Verblijft ‘s zomers in Frankrijk. Heeft meneer en mevrouw Ghent aangeboden van zijn huis gebruik te maken wanneer ze tijdens hun tournee Boston zouden aandoen.’
‘Hun tournee? Hoe bedoel je?’
‘Het zijn musici. Ze zijn een week geleden overgevlogen uit Chicago. Karenna Ghent is pianiste. Haar echtgenoot Alexander was cellist. Vanavond zou hun laatste optreden zijn geweest in de Symphony Hall.’
Het ontging haar niet dat Crowe over de man in de verleden tijd sprak, maar niet over de vrouw.
Hun papieren schoenbeschermers ritselden over de houten vloer toen ze de gang doorliepen, op het geluid van stemmen af. Toen Rizzoli de woonkamer binnenging, zag ze het lijk niet meteen, omdat het zicht erop haar werd ontnomen door Sleeper en Frost, die met hun rug naar haar toe stonden. Wat ze wel zag, was het inmiddels bekende griezelverhaal dat op de muren stond geschreven: meervoudige bogen slagaderlijk bloed. Ze maakte vermoedelijk een geschrokken geluid, want Frost en Sleeper draaiden zich gelijktijdig om en zagen haar staan. Ze deden beiden een stap opzij en nu zag ze dokter Isles die op haar knieën bij het slachtoffer zat.
Alexander Ghent zat tegen de muur geleund als een trieste marionet, zijn hoofd achterover zodat de gapende wond waar zijn keel had gezeten, te zien was. Zo jong, was haar eerste geschrokken reactie toen ze naar het hartverscheurend onschuldige gezicht keek, het open blauwe oog. Wat was bij nog jong geweest.
‘Een pr-vrouw van de Symphony Hall – Evelyn Petrakas – was hen om ongeveer zes uur komen halen voor het concert,’ zei Crowe, ‘maar ze deden niet open. Toen ze merkte dat de deur niet op slot zat, is ze naar binnen gegaan om te zien waar ze bleven.’
‘Hij draagt een pyjamabroek,’ zei Rizzoli.
‘Hij verkeert in rigor mortis,’ zei dokter Isles terwijl ze overeind kwam. ‘En hij is al aardig afgekoeld. Ik zal nauwkeuriger details kunnen geven nadat ik de uitslag van het vitreus-kaliumonderzoek binnen heb, maar naar mijn voorlopige schatting is hij zestien tot twintig uur dood. Dat wil zeggen dat hij…’ Ze keek op haar horloge. ‘… tussen één en vijf uur vannacht is vermoord.’
‘Het bed is niet opgemaakt,’ zei Sleeper. ‘Ghent en zijn vrouw zijn gisteravond voor het laatst gezien. Ze zijn rond elf uur uit de Symphony Hall vertrokken en hier door mevrouw Petrakas afgezet.’
De slachtoffers hadden liggen slapen, dacht Rizzoli, starend naar Alexander Ghents pyjamabroek. Ze hadden liggen slapen, zonder zich ervan bewust te zijn dat er iemand in hun huis was. Dat er iemand naar hun slaapkamer kwam.
‘Er is een open keukenraam dat uitkomt op een plaatsje achter het huis,’ zei Sleeper. ‘We hebben een aantal voetafdrukken gevonden in het bloemperk, maar niet allemaal van dezelfde schoenmaat. Sommige zijn misschien van een tuinman. Of van de slachtoffers zelf.’
Rizzoli staarde naar de tape rond Alex Ghents enkels. ‘En mevrouw Ghent?’ vroeg ze, al wist ze het antwoord al.
‘Die wordt vermist,’ zei Sleeper.
Ze liet haar blik in een steeds grotere cirkel rond het lijk gaan, maar ze zag geen gebroken theekopje, geen scherfjes porselein. Er zit iets fout, dacht ze.
‘Rechercheur Rizzoli?’
Ze draaide zich om en zag een technicus van het onderzoeksteam in de deuropening staan.
‘De agent buiten zegt dat er iemand is die beweert dat hij u kent en dat hij een hoop stennis maakt omdat hij naar binnen wil. Wilt u even gaan kijken?’
‘Ik weet wie het is,’ zei ze. ‘Ik ga hem wel even halen.’
Korsak liep met een sigaret in zijn hand op de stoep heen en weer, zo kwaad dat men hem tot het niveau van een doodgewone omstander had verlaagd, dat er zelfs rook uit zijn oren leek te komen. Toen hij Rizzoli zag, smeet hij de peuk neer en trapte hem uit alsof het een smerig insect was.
‘Probeer je me erbuiten te houden?’ vroeg hij.
‘Sorry. Ik had vergeten het aan de agent door te geven.’
‘Snotjong. Toonde geen greintje respect.’
‘Hij wist het niet. Het is mijn schuld.’ Ze hield het politielint omhoog en hij dook eronderdoor. ‘Kom even kijken.’
Bij de voordeur wachtte ze terwijl hij schoenbeschermers en latexhandschoenen aantrok. Hij wankelde toen hij probeerde op één been te staan. Toen ze hem bij de arm greep, merkte ze tot haar schrik dat zijn adem naar alcohol rook. Ze had hem vanuit haar auto gebeld; hij had geen dienst gehad en was thuis geweest. Nu had ze er spijt van dat ze het had gedaan. Hij was in een boze, opstandige bui, maar ze kon hem geen toegang weigeren zonder het risico te lopen een lawaaierige en erg publieke scène te creëren. Ze kon alleen maar hopen dat hij nog zo nuchter was dat hij hen niet allebei in verlegenheid zou brengen.
‘Goed,’ zei hij. ‘Laat maar eens zien wat we hier hebben.’
In de woonkamer staarde hij zonder iets te zeggen naar het lijk van Alexander Ghent, onderuitgezakt in een plas bloed. Korsaks overhemd hing half uit zijn broek en zoals gewoonlijk ademde hij luidruchtig. Ze zag Crowe en Sleeper hun kant uit kijken en Crowe zijn ogen ten hemel slaan en opeens was ze woedend op Korsak dat hij in een dusdanige toestand hierheen was gekomen. Ze had hem gebeld omdat hij de eerste rechercheur was geweest die bij de Yeagers naar binnen was gegaan en ze had willen weten wat hij van deze moord dacht. In plaats daarvan zat ze nu met een dronken smeris die haar met zijn aanwezigheid alleen al in verlegenheid bracht.
‘Het zou onze jongen kunnen zijn,’ zei Korsak.
Crowe snoof. ‘Denk je echt, Sherlock?’
Korsak richtte zijn bloeddoorlopen ogen op Crowe. ‘Jij bent zeker een van die wonderkinderen, die alles weten?’
‘Niet dat je een wonderkind moet zijn om te weten wat we hier hebben.’
‘Wat denk jij dan dat we hier hebben?’
‘Een herhaling van de vorige keer. Nachtelijke insluiping. Echtpaar overrompeld in bed. Vrouw ontvoerd, man achtergelaten met doorgesneden keel. Het klopt allemaal.’
‘Waar is het theekopje dan?’ Korsak mocht dan niet helemaal helder zijn, hem was wél meteen hetzelfde opgevallen als Rizzoli.
‘Er is geen theekopje,’ zei Crowe.
Korsak staarde naar de lege schoot van het slachtoffer. ‘Hij heeft het slachtoffer in positie gezet. Zittend tegen de muur om naar de voorstelling te kijken, net als de vorige keer. Maar hij heeft het waarschuwingssysteem weggelaten. Het theekopje. Hoe heeft hij de man dan in de gaten gehouden, toen hij de vrouw verkrachtte?’
‘Ghent is een mager mannetje. Geen grote bedreiging. Bovendien was hij vastgebonden. Hoe had hij overeind moeten komen om zijn vrouw te verdedigen?’
‘Ik zeg alleen maar dat dit anders is dan de vorige keer.’
Crowe haalde zijn schouders op en liep weg. ‘Dan heeft hij zijn script veranderd.’
‘Kijk eens aan, de mooie jongen weet letterlijk alles.’
Er viel een stilte in de kamer. Zelfs dokter Isles, die vaak klaarstond met een ironische opmerking, zei niets, maar keek toe met een vaag geamuseerde uitdrukking op haar gezicht.
Crowe draaide zich om, zijn blik als laserstralen op Korsak gericht. Maar hij sprak tot Rizzoli: ‘Rechercheur, is er een reden waarom deze man zich op onze plaats delict moet begeven?’
Rizzoli greep Korsaks arm. Die was blubberig en vochtig en ze rook zijn zure zweet. ‘We hebben de slaapkamer nog niet gezien. Kom mee.’
‘Ja,’ lachte Crowe. ‘Sla vooral de slaapkamer niet over.’
Korsak rukte zijn arm los en deed een wankele stap in Crowes richting. ‘Ik ben al veel langer met deze moordenaar bezig dan jij, lul.’
‘Kom mee, Korsak,’ zei Rizzoli.
‘… ieder spoor heb ik verdomme nagelopen. Ik had hier als eerste bijgeroepen moeten worden, want ik ken hem nu. Ik kan hem ruiken.’
‘O. Is dát wat ik ruik?’ zei Crowe.
‘Kom nou mee,’ zei Rizzoli, die zich bijna niet meer kon inhouden. Ze was bang voor alle woede die bulderend naar buiten zou komen als ze haar zelfbeheersing kwijtraakte. Woede die zowel Korsak als Crowe gold, om hun stompzinnige gehak op elkaar.
Uiteindelijk was het Barry Frost die elegant tussenbeide kwam om de spanning weg te nemen. Rizzoli had van nature de neiging om zich onvervaard in disputen te storten, Frost was de vredestichter. Zo word je vanzelf als je het middelste kind bent, had hij een keer tegen haar gezegd, het kind dat weet dat zijn gezicht anders met de vuisten van alle betrokken partijen in aanraking zal komen. Hij deed niet eens een poging Korsak te kalmeren, maar zei in plaats daarvan tegen Rizzoli: ‘Kom even kijken wat we in de slaapkamer hebben gevonden. Het is de schakel tussen deze twee zaken.’ Hij liep de woonkamer door naar een gang. Zijn doelbewuste passen zeiden: Als je erbij wilt blijven, moet je mij volgen.
Even later deed Korsak dat ook.
In de slaapkamer keken Frost, Korsak en Rizzoli naar de verkreukelde lakens en de weggeslagen dekens. Naar de parallelle banen in de vloerbedekking.
‘Uit bed gesleurd,’ zei Frost. ‘Net als de Yeagers.’
Maar Alexander Ghent was kleiner en veel minder gespierd geweest dan dokter Yeager, en de moordenaar zou er veel minder moeite mee gehad hebben hem door de gang te slepen en tegen de muur zetten. Hem bij zijn haar te grijpen en zijn keel bloot te leggen.
‘Op het ladekastje,’ zei Frost.
Het was een kobaltblauw nachthemdje, keurig opgevouwen en bespikkeld met bloed. Het soort lingerie dat een jonge vrouw draagt om een minnaar te verleiden, haar echtgenoot op te winden. Karenna Ghent had er geen idee van gehad dat dit kledingstuk ooit nog eens als kostuum én rekwisiet zou dienen in een zo gewelddadig theater. Ernaast lagen twee reisenveloppen van Delta Airline. Rizzoli keek erin en zag het reisschema dat was geregeld door hun impresario.
‘Ze hadden morgen verder moeten reizen,’ zei ze. ‘Hun volgende halte was Memphis.’
‘Graceland krijgen ze dus niet meer te zien,’ zei Korsak. ‘Jammer.’
Buiten gingen zij en Korsak in zijn auto zitten met de raampjes open. Korsak rookte een sigaret. Hij nam lange trekken en slaakte steeds een tevreden zucht terwijl de rook zijn giftige wonderen verrichtte in zijn longen. Hij leek kalmer, beter geconcentreerd dan toen hij drie uur geleden was aangekomen. De nicotinefix had zijn geest gescherpt. Of misschien was de invloed van de alcohol eindelijk afgenomen.
‘Denk je dat het onze jongen is of heb je twijfels?’ vroeg hij haar.
‘Geen twijfel aan.’
‘De Crimescope heeft geen sperma gevonden.’
‘Misschien is hij ditmaal voorzichtiger geweest.’
‘Of hij heeft haar niet verkracht,’ zei Korsak. ‘En had hij daarom het theekopje niet nodig.’
Geïrriteerd door de rook draaide ze haar gezicht naar het open raam en wapperde ze met haar hand. ‘Een moord plegen gaat niet volgens een filmscript,’ zei ze. ‘Ieder slachtoffer reageert anders. Het is een stuk voor twee hoofdpersonen, Korsak. De moordenaar en het slachtoffer. Ze kunnen beiden invloed hebben op de afloop. Dokter Yeager was veel forser dan Alex Ghent. Misschien was de dader er niet zeker van dat hij Yeager in bedwang kon houden en heeft hij het serviesgoed als waarschuwingssignaal gebruikt. En misschien vond hij dat bij Ghent niet nodig.’
‘Ik weet het niet.’ Korsak tikte as buiten het raam. ‘Het is zoiets raars, dat gedoe met dat theekopje. Een soort handtekening. Iets dat hij niet zomaar zou weglaten.’
‘Al het andere was precies hetzelfde,’ zei ze. ‘Een welgesteld echtpaar. De man gekneveld en tegen de muur gezet. De vrouw ontvoerd.’
Ze zwegen allebei toen bij hen beiden dezelfde lugubere gedachte opkwam: De vrouw. Wat heeft hij met Karenna Ghent gedaan?
Rizzoli wist het antwoord al. Straks zou op alle televisieschermen in de stad een foto van Karenna verschijnen en de bevolking opgeroepen worden te helpen; de politie van Boston zou iedere telefoontip nalopen, iedere melding over een donkerharige vrouw onderzoeken, maar Rizzoli wist al hoe het zou aflopen. Ze vóélde het, als een koude steen in haar maag. Karenna Ghent was dood.
‘Het lijk van Gail Yeager is pakweg twee dagen na de ontvoering gedumpt,’ zei Korsak. ‘Hoeveel tijd is er verstreken sinds dit stel is aangevallen? Twintig uur ongeveer?’
‘Stony Brook-reservaat,’ zei Rizzoli. ‘Daar zal hij haar naartoe brengen. Ik zal zeggen dat ze het surveillanceteam moeten uitbreiden.’ Ze wierp een blik op Korsak. ‘Denk je dat Joey Valentine hier iets mee te maken heeft?’
‘Daar ben ik mee bezig. Hij heeft me uiteindelijk een bloedmonster gegeven. Binnenkort weten we zijn DNA.’
‘Dat zou een schuldige man nooit doen. Laat je hem nog steeds in de gaten houden?’
‘Nee, dat heb ik gedaan tot hij een klacht indiende dat ik hem lastigviel.’
‘Was dat zo?’
Korsak lachte en met zijn lach kwamen wolkjes rook naar buiten. ‘Iedere volwassen kerel die geil wordt van het bepoederen van dode dames, zal uiteindelijk krijsen als een meid, ongeacht wat ik doe.’
‘En hoe krijsen meisjes precies?’ vroeg ze geërgerd. ‘Ongeveer net als jongens?’
‘Jezus, ga nou alsjeblieft niet de beha-verbrandende feministe uithangen. Daar heb ik mijn dochter voor. Tot ze geld te kort komt en bij haar chauvinistische vader aanklopt om hulp.’ Opeens leunde Korsak naar voren. ‘Hallo, wie hebben we daar?’
Een zwarte Lincoln parkeerde op een vrije plek aan de overkant van de straat. Rizzoli zag Gabriel Dean uit de auto komen, zijn slanke, atletische gestalte regelrecht uit een modeblad. Hij keek op naar de rode bakstenen van het huis. Toen liep hij naar de agent die de perimeter bewaakte en liet hem zijn penning zien.
De agent liet hem meteen door.
‘Krijg nou wat!’ zei Korsak. ‘Daar kan ik nou vreselijk de pest over in krijgen! Die stomme klabak heeft mij laten darren tot jij me kwam halen. Alsof ik een of andere schooier was. Dean hoeft alleen maar met zijn magische penning te zwaaien en “FBI” te zeggen en hij is binnen. Waarom mag die klojo wél zo doorlopen?’
‘Misschien omdat hij de moeite heeft genomen zijn overhemd in zijn broek te stoppen.’
‘Laat me niet lachen. Zelfs met het mooiste pak van de wereld zou ik er niet langs gekomen zijn. Het zit ‘m in je houding. Moet je hem zien. Alsof hij de baas van de hele wereld is.’
Ze keek naar Dean die bevallig op één been balanceerde om een schoenbeschermer aan te doen. Daarna stak hij zijn lange handen in handschoenen, als een chirurg die aan een operatie gaat beginnen. Ja, het zat ‘m in je houding. Korsak was een nijdige vuistvechter die verwachtte van iedereen een schop te krijgen. En dus gebeurde dat ook.
‘Wie heeft hem erbij gehaald?’ vroeg Korsak.
‘Ik niet.’
‘En toch komt hij weer opdagen.’
‘Zoals iedere keer. Iemand houdt hem op de hoogte. Niet een van mijn mensen. Iemand hogerop.’
Ze staarde naar de voordeur. Dean was naar binnen gegaan. Ze beeldde zich in hoe hij in de woonkamer stond en naar de bloedspatten keek. Hoe hij ze las zoals een ander een verslag erover las, helderrode spatten, ontdaan van de menselijkheid van hun bron.
‘Weet je, ik heb daarover zitten denken,’ zei Korsak. ‘Dean is drie dagen nadat de Yeagers waren aangevallen, pas op het toneel verschenen. We hebben hem voor het eerst in het Stony Brook-reservaat gezien, nietwaar, toen het lijk van mevrouw Yeager was gevonden?’
‘Ja.’
‘Waarom had hij daar zo lang over gedaan? Laatst zaten we te spelen met de gedachte dat het een executie was, weet je nog wel? Dat de Yeagers in moeilijkheden waren geraakt. Als ze op het radarscherm van de FBI stonden – als die een onderzoek naar hen instelde of ze in de gaten hield – zou je toch denken dat de FBI er meteen bij zou zijn geweest toen dokter Yeager was vermoord. Maar ze hebben drie dagen gewacht. Waarom hebben ze uiteindelijk toch iemand gestuurd? Waar is hun belangstelling door gewekt?’
Ze keek hem aan. ‘Heb je een VICAP-rapport ingediend?’
‘Ja. Ben ik goddomme een uur mee bezig geweest. Honderdnegenentachtig vragen. Idiote dingen als “Waren er delen van het lichaam afgebeten? Welke voorwerpen waren in de lichaamsopeningen gestoken?” Nu moet ik er nog eentje indienen over mevrouw Yeager.’
‘Heb je meteen om een profielevaluatie gevraagd toen je het formulier hebt opgestuurd?’
‘Nee. Ik vond het niet nodig een profielschetser van de FBI te vragen mij te vertellen wat ik al weet. Ik heb mijn plicht gedaan en het VICAP-formulier opgestuurd.’
VICAP, het Violent Criminals Apprehension Program, was de database van de FBI over gewelddadige misdadigers. Het bijhouden van die database vereiste de medewerking van agenten die al tot hun nek in het werk zaten en vaak geen zin hadden om de ellenlange vragenlijst in te vullen.
‘Wanneer heb je het formulier opgestuurd?’ vroeg ze.
‘Meteen na de autopsie op dokter Yeager.’
‘En toen kwam Dean. De dag daarop.’
‘Denk je dat het ‘m daarin zit?’ vroeg Korsak. ‘Daar hij daardoor is gekomen?’
‘Misschien heeft jouw formulier een alarmbel laten afgaan.’
‘Maar waar zouden ze dan zo’n belangstelling voor hebben?’
‘Geen idee.’ Ze keek naar de voordeur, waarachter Dean was verdwenen. ‘En dat zal hij ons heus niet vertellen.’