9

‘Agent Dean is vanochtend bij me geweest,’ zei inspecteur Marquette. ‘Hij heeft twijfels over jou.’

‘Dat is dan wederzijds,’ zei Rizzoli.

‘Hij twijfelt niet aan je bekwaamheid. Hij vindt je een prima agent.’

‘Maar?’

‘Hij vraagt zich af of jij de aangewezen figuur bent om dit onderzoek te leiden.’

Ze gaf niet meteen antwoord, maar zat kalm tegenover Marquette aan diens bureau. Toen hij haar die ochtend bij zich had geroepen, had ze al geweten waar het over ging. Ze was naar hem toegegaan met het ijzersterke voornemen haar emoties in bedwang te houden, hem geen enkele glimp te gunnen van waar hij op wachtte: een teken dat ze al stond te wankelen, dat ze vervangen moest worden.

Toen ze sprak, deed ze dat op een rustige, redelijke toon. ‘Waar maakt hij zich precies bezorgd om?’

‘Dat je wordt afgeleid. Dat je met hangende problemen worstelt betreffende Warren Hoyt. Dat je nog niet geheel bent hersteld van het onderzoek betreffende de Chirurg.’

‘Wat bedoelde hij met “nog niet geheel hersteld”?’ vroeg ze. Al wist ze precies wat hij daarmee bedoelde.

Marquette aarzelde. ‘Jezus, Rizzoli. Het valt niet mee om zoiets te moeten zeggen. Dat weet je best.’

‘Maar u zegt de dingen altijd recht voor hun raap.’

‘Hij vindt je labiel.’

‘En wat vindt u, inspecteur?’

‘Ik vind dat je nogal veel tegelijk te doen hebt. En ik geloof dat je danig van streek bent door Hoyts ontsnapping.’

‘Vindt u me labiel?’

‘Dokter Zucker heeft ook zijn bezorgdheid geuit. Je bent afgelopen herfst niet komen opdagen voor psychologische hulp.’ ‘Daar had ik geen bevel toe gekregen.’

‘Werkt dat bij jou zo? Moet je ertoe bevolen worden?’

‘Ik vond dat ik het niet nodig had.’

‘Zucker is van mening dat je de Chirurg nog niet hebt losgelaten. Dat je Warren Hoyt achter iedere boom ziet. Hoe kun je dit onderzoek leiden als je nog steeds bezig bent met het vorige?’

‘Ik wil het toch echt van u horen, inspecteur. Vindt ú dat ik labiel ben?’

Marquette zuchtte. ‘Ik weet het niet. Maar wanneer agent Dean bij me komt en me uitlegt waarom hij zich zorgen maakt, moet ik daar acht op slaan.’

‘Naar mijn mening is agent Dean geen echt betrouwbare bron.’

Marquette keek haar zwijgend aan. Leunde naar voren en fronste. ‘Dat is een ernstige aantijging.’

‘Niet ernstiger dan waar hij mij van beschuldigt.’

‘Heb je iets om dat te staven?’

‘Ik heb vanochtend het kantoor van de FBI hier in Boston gebeld.’

‘En?’

‘Er is bij hen niets bekend over agent Gabriel Dean.’

Marquette leunde achterover in zijn stoel en keek haar aan, maar zei niets.

‘Hij is regelrecht uit Washington gekomen,’ zei ze. ‘Hun afdeling Boston heeft er niets mee te maken gehad. Zo werkt dat normaal gesproken niet. Wanneer we hun om een crimineel profiel vragen, loopt dat altijd via hun plaatselijke veldcoördinator. Dit is niet via hen gelopen. Dit is allemaal in Washington geregeld. Waarom bemoeit de FBI zich eigenlijk met mijn onderzoek? En wat heeft Washington ermee te maken?’

Marquette zei nog steeds niets.

Ze ging door, met groeiende frustratie die dreigde haar zelfbeheersing te ondermijnen. ‘U hebt gezegd dat het bevel om mee te werken afkomstig was van het OPC.’

‘Dat is ook zo.’

‘Wie bij de FBI heeft het OPC benaderd? Over welk onderdeel van de FBI gaat het?’

Marquette schudde zijn hoofd. ‘Het was de FBI niet.’

‘Wat?’ ‘Het verzoek is niet afkomstig van de FBI. Ik heb het OPC vorige week gebeld, op de dag dat Dean hierheen is gekomen. Ik heb ze dezelfde vraag gesteld.’

‘En?’

‘Ik heb ze beloofd dat ik dit zou behandelen als vertrouwelijke informatie. Dat verwacht ik ook van jou.’ Pas nadat ze bevestigend had geknikt, ging hij door. ‘Het verzoek was afkomstig van het kantoor van senator Conway.’

Ze staarde hem verbijsterd aan. ‘Wat heeft onze senator hiermee te maken?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Wilden ze u dat bij het OPC niet vertellen?’

‘Daar weten ze het misschien ook niet. Maar zo’n verzoek kunnen ze niet naast zich neerleggen, niet wanneer het rechtstreeks afkomstig is van Conway. En hij vraagt per slot van rekening niet erg veel. Alleen maar samenwerking tussen twee overheidsinstanties. Dat is niets bijzonders.’

Ze leunde naar voren en zei op zachte toon: ‘Er zit iets scheef, inspecteur, en dat weet u heel goed. Dean heeft ons niet alles verteld.’

‘Ik heb je niet bij me geroepen om over Dean te praten. We hadden het over jou.’

‘Maar u gaat af op wat hij zegt. Geeft de FBI tegenwoordig bevelen aan de politie van Boston?’

Daar had Marquette niet van terug. Hij richtte zich op en keek haar over zijn bureau heen aan. Ze had de vinger precies op de zere plek gelegd. De FBI tegen Ons. Bent u wel de baas?

‘Goed,’ zei hij. ‘We hebben gepraat. Je hebt geluisterd. Dat is voor mij genoeg.’

‘Voor mij ook.’ Ze stond op.

‘Maar ik hou je in de gaten, Rizzoli.’

Ze knikte in zijn richting. ‘Dat doet u toch altijd?’

‘Ik heb interessante vezels gevonden,’ zei Erin Volchko. ‘Ze zijn met cellotape van de huid van Gail Yeager gelicht.’

‘Nog meer van die marineblauwe tapijtvezels?’ vroeg Rizzoli.

‘Nee. Eerlijk gezegd weet ik niet zeker wat het is.’

Erin gaf niet vaak toe dat ze voor het blok zat. Dat wakkerde Rizzoli’s belangstelling aan voor de dia die onder de microscoop lag. Door de lens zag ze een donkere draad.

‘Dit is een synthetische vezel, waarvan ik de kleur saaigroen heb genoemd. Gebaseerd op de brekingsindex is dit onze oude vriend Dupont nylon 6-6.’

‘Net als de marineblauwe tapijtvezels.’

‘Ja. Nylon 6-6 is een vezel die het goed doet omdat hij zo sterk en veerkrachtig is. Hij is te vinden in een grote verscheidenheid aan stoffen.’

‘En je zegt dat deze vezels van Gail Yeagers huid zijn gelicht?’

‘Deze vezels zaten op haar heupen, borsten en een van haar schouders.’

Rizzoli fronste zijn wenkbrauwen. ‘Een laken? Iets waar hij haar lichaam in heeft gewikkeld?’

‘Ja, maar geen laken. Daar is nylon niet geschikt voor, omdat het vrijwel geen vocht opneemt. Verder zijn de draden van deze stof samengesteld uit bijzonder dunne vezels van dertig denier, tien vezels per draad. En de draad is dunner dan een mensenhaar. Een dergelijke draad kan een product opleveren dat uitermate strak geweven is. Misschien waterbestendig.’

‘Een tent? Een dekzeil?’

‘Zou kunnen. Dat zijn goede stoffen om een lijk in te wikkelen.’

Rizzoli zag opeens een bizar plaatje voor zich: opgerolde dekzeilen in de doe-het-zelfzaak, met op het etiket aanwijzingen van de fabrikant: geschikt voor kamperen, het waterdicht verpakken van goederen en het vervoeren van lijken.

‘Als het gewoon dekzeil is, hebben we te maken met een erg alledaagse stof,’ zei ze.

‘Denk je nu werkelijk dat ik je helemaal hierheen had laten komen om naar een alledaagse stof te kijken?’

‘Is het dat dan niet?’

‘Het is juist erg interessant.’

‘Wat is er zo interessant aan zeildoek?’

Erin pakte een map van een werkblad en haalde daar een computergrafiek uit, een lijntjessilhouet met scherpe pieken. ‘Ik heb deze draad aan een ATR-analyse onderworpen. Dat heeft dít opgeleverd.’

‘Wat is een ATR-analyse?’

‘Een methode waarbij infrarode microspectroscopie wordt gebruikt om afzonderlijke vezels te onderzoeken. Een infrarode straal wordt op de vezel gericht en dan lezen we het spectrum van licht dat terugkaatst. Deze grafiek laat de infrarode kenmerken van de vezel zien. Het is een bevestiging dat het om nylon 6-6 gaat, zoals ik al zei.’

‘Dat is dus geen verrassing.’

‘Nee, dat niet,’ zei Erin met een slinkse glimlach rond haar lippen. Ze haalde een tweede grafiek uit de map en legde die naast de eerste. ‘Hier zien we de infrarode analyse van dezelfde draad. Valt je iets op?’

Rizzoli keek van de ene naar de andere grafiek. ‘Ze zijn niet hetzelfde.’

‘Inderdaad.’

‘Maar zouden ze niet identiek moeten zijn als het om dezelfde draad gaat?’

‘Voor de tweede grafiek heb ik het beeldvlak veranderd. Deze ATR is de reflectie van de oppervlakte van de draad. Niet de kern.’

‘Dus de oppervlakte en de kern verschillen van elkaar.’

‘Ja.’

‘Twee verschillende draden die ineen zijn gestrengeld?’

‘Nee, het is maar één draad, maar de oppervlakte van de stof is bewerkt. Dat is te zien in de tweede analyse – van de oppervlaktechemicaliën. Ik heb hem in de chromatograaf gestopt en het lijkt een basis van silicone te hebben. Nadat de draden waren geweven en geverfd, is op het gerede product een laagje silicone aangebracht.’

‘Waarom?’

‘Dat weet ik nu juist niet. Om het waterdicht te maken? Scheurbestendig? Het moet een duur grapje zijn. Volgens mij wordt deze stof voor een heel specifiek doel gemaakt. Ik weet alleen niet wat het is.’

Rizzoli leunde achterover op haar laboratoriumstoel. ‘Als we deze stof vinden,’ zei ze, ‘hebben we onze dader.’

‘Ja. In tegenstelling tot gewone blauwe tapijtstof, is deze stof uniek.’

De geborduurde handdoeken waren over de salontafel gedrapeerd zodat alle bezoekers ze konden zien. De letters AR, Angela Rizzoli, waren met barokkrullen ineengestrengeld. Jane had de lievelingskleur van haar moeder gekozen, perzik, en extra betaald voor een luxe cadeauverpakking met abrikooskleurig lint en een tuiltje zijden bloemetjes. Het was afgeleverd door Federal Express, omdat haar moeder de rood-wit-blauwe bestelauto’s associeerde met verrassingen en blijde gebeurtenissen.

En Angela Rizzoli’s negenenvijftigste verjaardag zou een blijde gebeurtenis moeten zijn. Van verjaardagen werd bij de Rizzoli’s altijd veel werk gemaakt. Wanneer Angela in december een kalender voor het nieuwe jaar kocht, noteerde ze onmiddellijk de verjaardagen van alle familieleden in de betreffende datumhokjes. De verjaardag van een familielid vergeten, was een ernstige overtreding. De verjaardag van je moeder vergeten, was een onvergeeflijke zonde en Jane haalde het dan ook niet in haar hoofd die dag zonder festiviteiten voorbij te laten gaan. Zij was degene die het ijs had gekocht en de slingers opgehangen, degene die de uitnodigingen naar de tientallen buren had gestuurd die nu in de zitkamer van de familie Rizzoli bijeenzaten. Zij was degene die nu de taart sneed en op plastic bordjes doorgaf aan de gasten. Zoals altijd had ze haar plicht gedaan, maar dit jaar was het feest een flop. En dat kwam door Frankie.

‘Er is iets mis,’ zei Angela. Ze zat op de bank tussen haar echtgenoot en haar jongste zoon, Michael en staarde vreugdeloos naar de cadeautjes die op de salontafel stonden uitgestald – voldoende badparels en talkpoeder om haar nog tien jaar lekker te laten ruiken. ‘Misschien is hij ziek. Misschien is er een ongeluk geweest en heeft nog niemand me gebeld.’

‘Frankie mankeert heus niks, mam,’ zei Jane.

‘Nee,’ viel Michael haar bij. ‘Misschien hebben ze hem – hoe noem je dat ook alweer? Wanneer ze de oorlog nabootsen?’

‘Manoeuvres,’ zei Jane.

‘O ja. Misschien hebben ze hem op manoeuvre gestuurd. Of misschien zelfs naar het buitenland en mag hij er tegen niemand iets over zeggen en heeft hij nergens een telefoon in de buurt.’

‘Hij is Rambo niet. Hij is maar een gewone drilsergeant.’

‘Zelfs Rambo stuurt zijn moeder een kaartje voor haar verjaardag,’ zei Frank senior nijdig.

In de plotselinge stilte zochten alle gasten dekking door simultaan een hapje taart te nemen. Een paar seconden kauwden ze allemaal ingespannen.

Het was Gracie Kaminsky, de naaste buurvrouw van de Rizzoli’s, die dapper de stilte verbrak. ‘Wat een heerlijke cake, Angela! Wie heeft die gebakken?’

‘Ik,’ zei Angela. ‘Moet je nagaan. Ik heb mijn eigen verjaardagstaart moeten bakken. Maar zo gaat het nu eenmaal in dit gezin.’

Jane kleurde alsof ze een klap had gekregen. Het was allemaal Frankies schuld. Angela was boos op hém, maar zoals gewoonlijk was Jane degene die de klappen kreeg. Ze zei, heel redelijk: ‘Ik heb gezegd dat ik een taart kon meebrengen, mam.’

Angela schokschouderde. ‘Van een banketbakker.’

‘Ik had geen tijd om er een te bakken.’

Het was de waarheid, maar het was precies wat ze níét had moeten zeggen. Ze wist het voordat haar woorden koud waren. Ze zag haar broer Mike op de bank ineenkrimpen. Zag haar vader rood aanlopen en zich schrap zetten.

‘Ze had geen tijd,’ zei Angela.

Jane stootte een wanhopig lachje uit. ‘Mijn taarten lijken bovendien nergens op.’

‘Ze had geen tijd,’ herhaalde Angela.

‘Wil je soms wat ijs, mam?’

‘Als je het zo druk hebt, moet ik je eigenlijk op mijn blote knieën danken dat je überhaupt op de verjaardag van je eigen moeder bent gekomen.’

Haar dochter zei niets, stond er alleen maar bij met een vuurrode kleur, vechtend tegen haar tranen. De gasten namen haastig nog een hap van hun cake en durfden elkaar niet aan te kijken.

Op dat moment ging de telefoon. Iedereen verstijfde.

Frank senior nam op. Zei: ‘Je moeder zit hier naast me,’ en gaf de draadloze telefoon aan Angela.

Jezus, Frankie, het zal tijd worden. Met een zucht van opluchting begon Jane gebruikte plastic bordjes en vorkjes op te halen.

‘Welk cadeautje?’ zei haar moeder. ‘Ik heb helemaal geen cadeautje gekregen.’

Jane trok een gezicht. Nee, Frankie. Probeer níét mij dat in de schoenen te schuiven.

In de volgende zin was alle boosheid op magische wijze uit haar moeders stem verdwenen.

‘Ja, Frankie, dat begrijp ik best, hoor, lieverd. Ze beulen je echt af, hè?’

Jane liep hoofdschuddend naar de keuken, maar haar moeder riep haar na: ‘Hij wil je spreken.’

‘Wie, mij?’

‘Dat zei hij.’

Jane pakte de telefoon van haar aan. ‘Hallo, Frankie,’ zei ze.

‘Verdomme, Janie!’ beet haar broer haar toe.

‘Pardon?’

‘Je weet heel goed waar ik het over heb.’

Ze liep snel de kamer uit, nam de telefoon mee de keuken in en liet de deur achter zich dichtvallen.

‘Zo’n kleinigheid, en dat kun je nog niet eens voor me doen,’ zei hij.

‘Bedoel je het cadeautje?’

‘Ik bel om haar te feliciteren en ze valt me meteen aan.’

‘Dat had je kunnen verwachten.’

‘Je vindt dit zeker wel leuk, hè? Dat je me op haar zwarte lijst hebt gekregen?’

‘Dat heb je helemaal aan jezelf te danken. Als ik het goed heb gehoord, ben je er trouwens op je eigen slinkse manier alweer in geslaagd er af te komen.’

‘En dat kan jij niet hebben.’

‘Het interesseert me niets, Frankie. Het is een zaak tussen jou en mam.’

‘Ja, maar jij zit er steeds bij en doet allerlei dingen achter mijn rug. Als je me maar zwart kunt maken. Je hoefde alleen maar mijn naam erbij te zetten op dat stomme cadeau van je.’

‘Mijn cadeau was al bezorgd.’

‘En het was zeker te veel moeite om uit mijn naam een kleinigheidje te kopen?’

‘Inderdaad. Ik hoef jou niet te bedienen. Ik werk achttien uur per dag.’

‘Ach ja, dat is ook zo. Dat moet ik iedere keer weer horen. “Arme ik, ik werk zo hard dat ik ‘s nachts maar een kwartier mijn ogen dicht kan doen.”‘

‘Je hebt me trouwens het geld voor het vorige cadeau nog niet eens teruggegeven.’

‘Wel waar.’

‘Niet waar.’ En ik kan het nog steeds niet hebben dat mam altijd zegt: ‘Die mooie lamp die ik van Frankie heb gekregen’.

‘Het gaat dus om het geld,’ zei hij.

Haar pieper trilde aan haar riem. Ze keek naar het nummer. ‘Het geld interesseert me niet. Wat me dwarszit, is dat jij altijd overal onderuit komt. Je steekt nooit een vinger uit, maar je wordt evengoed overladen met dank.’

‘Zijn we weer terug bij “arme ik”?’

‘Ik ga nu ophangen, Frankie.’

‘Geef me mam nog even.’

‘Ik moet eerst mijn pieper beantwoorden. Bel zo dadelijk maar terug.’

‘Wat!? Je denkt toch niet dat ik nog een keer helemaal vanuit Californië –’

Ze verbrak de verbinding. Wachtte even om tot rust te komen en drukte toen het nummer in dat in het raampje van haar pieper stond.

Darren Crowe nam op.

Ze was niet in de stemming voor nóg een vervelende kerel dus beet ze hem toe: ‘Rizzoli. Je hebt me gepiept.’

‘Jezus, neem een valium.’

‘Ga je me vertellen wat er is, ja of nee?’

‘Een nieuwe moord. In Beacon Hill. Sleeper en ik zijn hier ongeveer een halfuur geleden aangekomen.’

Ze hoorde gelach in haar moeders zitkamer en keek naar de gesloten deur. Dacht aan de scène die onvermijdelijk zou oplaaien als ze halverwege Angela’s verjaardagsfeest afscheid kwam nemen.

‘Dit moet je zien,’ zei Crowe.

‘Waarom?’

‘Wacht maar tot je hier bent.’