25
Die nacht verdween Katalya.
Ze had per se achter willen blijven toen de laatste groep van het kamp met Havik en Angel wegging. Volgens haar kon ze zich nuttiger maken door te blijven dan door mee te gaan. Toen haar nadrukkelijk om een verklaring werd gevraagd, had ze haar schouders opgehaald en tegen Logan gezegd dat als je er goed over nadacht dat toch wel duidelijk was. Had ze hem niet al een keer eerder gered? Stel dat ze hem opnieuw moest redden? Ze zei het gekscherend, maar er viel niet te tornen aan haar voornemen om bij hem in de buurt te blijven. In werkelijkheid was ze bang om hem opnieuw kwijt te raken, kennelijk was ze daar doodsbenauwd voor. Het was al een keer kantje boord geweest met hem, en daarna was hij dagen verdwenen op zoek naar de Elfen en hun talismans, en had hij een tweede keer ernstig gevaar gelopen. Kennelijk vond ze dat het genoeg was, ze bleef liever dicht bij hem in de buurt dan dat ze de veiligheid opzocht.
Hij besloot zich erbij neer te leggen. Toen het Panter ook niet lukte om haar om te praten, met inbegrip van het zwakke argument dat als zij bleef, hij ook wilde blijven, werd het hem duidelijk. Met sommige dingen moest je je gewoon niet bemoeien. Ze was volwassen genoeg om hierin haar eigen keuzes te maken. Hij had niet het gevoel dat ze echt bij hem hoorde, of dat hij veiliger was doordat ze bleef, maar als ze er zo over dacht, was het beter haar haar gang maar te laten gaan.
Zo had hij er gisteren over gedacht. Nu had hij spijt dat hij er niet op had gestaan dat ze meeging. Vroeg in de middag was hij met andere dingen bezig geweest, en zij had bijna achteloos voorgesteld dat ze misschien naar Krijt en de andere kinderen kon gaan zoeken. Zij had meer kans om ze te vinden dan de anderen, drong ze aan, zij had meer ervaring met dit soort dingen. Hij had geen idee hoe ze daarbij kwam, maar dat maakte niet uit, want hij stemde er toch niet mee in. Dat zei hij ook tegen haar, hij legde uit dat het schepsel, die kidnapper, veel te gevaarlijk was om je eraan te wagen.
'Waarom zou een mensenkinderen stelend monster iets met mij te maken willen hebben?' vroeg ze prompt. 'Ik ben een grotere freak dan hij.'
Hij bleef bij zijn weigering en toen ze zonder nog iets te zeggen schouderophalend wegliep, dacht hij dat daarmee de kous af was. Daarin had hij zich duidelijk vergist.
Soms vroeg hij zich af of wat hij deed nog wel iets uitmaakte. Hij moest degenen die zwakker en kwetsbaarder waren dan hij helpen en beschermen. Hij was verantwoordelijk voor hun veiligheid. Maar wanneer niemand naar hem wilde luisteren, wanneer ze ondanks zijn waarschuwingen maar wat deden - en soms leek dat wel voor iedereen op te gaan - wat kon hij dan nog uitrichten? Zelfs Simralin had niet naar hem willen luisteren toen hij zei dat ze samen met Kirisin en hem uit de Cintra moest wegvluchten, dat het veel te gevaarlijk was om achter te blijven, dat het daar niet veilig was.
In de afgelopen paar dagen had hij niet aan haar willen denken, hij had zijn ongerustheid zorgvuldig weggeborgen en afgeschermd van zijn verantwoordelijkheden voor de kampbewoners. Maar met de verdwijning van Krijt en nu Katalya, kwamen al zijn twijfels en angsten tegelijk aan de oppervlakte. Het was alsof er een dijk doorbrak, die in één keer onder het verpletterende gewicht van zijn emoties bezweek.
Hij kon zichzelf van alles en nog wat over haar wijsmaken, maar dat veranderde de werkelijkheid niet. Hij was verliefd op haar en hij kon het idee niet verdragen dat haar wellicht ook iets was overkomen.
Maar tegen de middag gebeurden er twee dingen waardoor zijn aandacht opnieuw werd afgeleid. Het eerste was dat Katalya terugkwam, ze kuierde met Konijn huppelend naast zich het kamp binnen, /zich op het oog onbewust van het feit dat ze iets onverwachts of verkeerds had gedaan. Haar zoektocht had geen resultaat opgeleverd, maar ze was ook nog niet overal geweest. Ze moest nog steeds een paar plekken aan een nader onderzoek onderwerpen. Ze had geen spoor van het schepsel of iets anders gezien, en ze was geen moment in gevaar geweest.
Logan moest zijn uiterste best doen om haar niet alles naar het hoofd te slingeren wat in hem opkwam, maar in plaats daarvan liet hij het er maar bij. Hij stelde alleen voor dat als ze weer op pad ging, hij misschien met haar mee moest gaan. Ze moesten het er in elk geval over hebben.
Korte tijd later, toen hij nog steeds aan het afwegen was of hij er wel goed aan had gedaan, sloegen de verdedigers op de brug alarm. Hij haastte zich erheen om te kijken wat er was gebeurd, en zag dat de mannen en vrouwen die de wacht hielden midden op de brug bij elkaar stonden en druk naar de overkant gebaarden.
Daar waren skrails geland, in kleine groepjes van twee of drie, tot nu toe misschien een stuk of tien, terwijl er nog vijftig in de lucht waren. Ze groepten op veilige afstand van de brugverdediging bij elkaar, als gruwels ineengedoken, terwijl ze met hun onheilspellende en berekenende ogen de mensen aanstaarden. Achter hen krioelde het op de Cascades-hellingen van de donkere gedaanten die naar de oevers van de Columbia stroomden. Duizenden misvormde, nachtmerrieachtige silhouetten, die zich tot zo ver het oog reikte in de heiige verte uitstrekten.
Logan Tom ademde diep in en langzaam weer uit.
Het leger van demonen en ooit-mensen had hen ingehaald.
Terwijl Helen Rice de logistiek regelde, hergroepeerde Logan Tom hun verdediging. Die was uit en te na besproken in de tijd dat ze op de vijand wachtten, dus nu hoefde hij er niet veel woorden aan vuil te maken. Het ging er vooral om dat ze hun beperkte middelen optimaal inzetten en een zo goed mogelijke verdedigingspositie innamen.
Logan had geen idee hoe groot de vijandelijke macht kon zijn, maar zoals het er nu naar uitzag waren het er heel wat meer dan duizend man. Hun eigen strijdmacht bestond uit nog geen tweehonderd mannen en vrouwen, een klein contingent, zelfs tegen een vijandelijke macht van maar een kwart zo groot. Ze zouden een verloren strijd voeren en wisten nu al dat ze die niet konden winnen. In het beste geval konden ze de aanval vertragen, de aanvallers lang genoeg bezighouden om de al op de vlucht geslagen kinderen en verzorgers nog meer tijd te gunnen. Wanneer het duidelijk werd dat de vijand zou doorbreken, dan zouden ze de brug opblazen en zich terugtrekken, daarmee de vijand de pas afsnijdend tot die via een andere brug of doorwaadbare plaats zou kunnen oversteken. Helen Rice had de dag daarvoor verkenners erop uitgestuurd, zowel stroomopwaarts als -afwaarts langs de rivier, over een afstand van een kleine vijftig kilometer, maar die waren nergens te bekennen.
De vooruitgeschoven verdedigingslinies stonden halverwege de brug en bestonden uit stalen steunberen en op hun kant liggende trucks, die ze van de verslagen milities hadden overgehouden en naar Logans inzicht opnieuw hadden opgesteld. Zwaarkaliber sprays en kanonnen vulden de gaten op. Bovendien vormde het brugframe een solide stalen dak dat boven de verdedigers uittorende. Het dikke bladerdak dat Havik een paar weken eerder had gecreëerd om de brug veilig te stellen, tierde nog altijd welig. Het bedekte de gehele overspanning van brug en binten, daarmee een dik scherm vormend waarachter en waaronder de verdedigers zich konden verschansen. De vijand kon vanaf de overkant moeilijk inschatten waar hun doelwitten precies zaten en welke wapens ze tot hun beschikking hadden.
Hoe dan ook, de aanvallers konden alleen maar klein materieel en lichtkaliber veldwapens inzetten. Zwaarder geschut zou de stabiliteit van de brug in gevaar brengen, en als ze de brug verloren, zou een aanval sowieso al geen zin hebben. De brug moest intact blijven, wilde de vijand naar de andere kant kunnen komen.
De verdediging had dat probleem niet. Ze wilden de brug alleen vasthouden om de vijand in zijn opmars te vertragen. Als ze de brug eerder moesten opblazen dan gepland, zou dat geen ramp zijn. Dat de brug de lucht in zou gaan, stond vast. Maar dat wist de vijand niet. Die wist niet dat ze over de benodigde explosieven beschikten. Hij zou moeten aanvallen om daarachter te komen. En hij zou zo hard en snel mogelijk moeten toeslaan, zodat ze de verdediging konden overrompelen voordat die de kans kreeg iets uit te richten.
Maar Logan had een paar verrassingen achter de hand. Halverwege de overkant en de voorste verdedigingslinies was een reeks draden aangebracht die bij een aanval tientallen clustermijnen zou laten ontploffen. Een rij aan de brugberen bevestigde vlammenwerpers, vlak achter de mijnen, kon vanachter de verdediging worden ontstoken. Pal voor de verdediging lagen over een afstand van vijfentwintig meter overal slagpunten: gemene explosieve tanden die aan de brug- plankieren waren vastgezet.
En als dat allemaal niet genoeg was, was er een drie rijen dikke, in veldschansen geplaatste batterij wapens achter de vooruitgeschoven verdediging geplaatst, de laatste verdedigingslinie. Wanneer de verdedigers uiteindelijk onder de voet werden gelopen, zouden de explosieven, die op een plek onder de stalen spanten en langs de kruisbalken waren bevestigd en waarmee de brug werd opgeblazen, vanaf een commandoplek op de rand van de noordelijke oever tot ontploffing worden gebracht. Wanneer de brug de lucht in ging, zou alles en iedereen die erop stond meegaan en werd elke opmars in de kiem gesmoord.
Logan schudde zijn hoofd terwijl hij het allemaal overdacht. Het was geen groots plan, maar het beste dat hij had kunnen verzinnen. Als Michael erbij was geweest, was die misschien met iets beters gekomen. Als het op gevechtstactieken aankwam was hij altijd slimmer geweest dan Logan. Maar dat was, net zoals zo veel andere dingen, een gepasseerd station.
De verdediging legde de laatste hand aan de voorbereidingen en nam haar positie in terwijl ze het demonenleger uit de bergen tevoorschijn zagen komen. Aanvallers bleven de hele middag tot 's avonds aan toe vanaf de brede heuvelruggen toestromen, waar ze zich op de zuidelijke rivieroever verzamelden en hun leiders ze voor de aanval groepeerden. Voor dageraad zouden ze niet aanvallen. Dit soort frontale charges kon alleen bij redelijk daglicht plaatsvinden, omdat er gecoördineerd en gemanoeuvreerd moest worden, en bovendien zou de opkomende zon de verdedigers in het gezicht schijnen. Een massale rechttoe, rechtaan aanval zou ook nog kunnen, maar dat zou ongelooflijk veel mankracht vergen en de kans op fouten was dan ook veel groter, waardoor het de demonen wellicht niet zou lukken om de brug te veroveren. Dus wachtten ze af.
Op een bepaald moment, toen de zon al achter de bergen wegzonk, ging Logan op zoek naar Katalya, om met haar te praten over haar zoektocht naar de vermiste kinderen. Maar niemand had haar gezien en hij kon haar zelf ook niet vinden. Nadat hij een uur lang tevergeefs had rondgekeken, was het wel duidelijk: ze had zijn raad in de wind geslagen en was er opnieuw in haar eentje op uitgetrokken.
De duisternis viel in en aan de overkant van de rivier brandden overal vuren, de gloed was kilometers ver in de omtrek te zien. Er waren inmiddels zo veel aanvallers dat de verdedigers de moed in de schoenen zonk. Het waren onverzettelijke mannen en vrouwen, guerrillastrijders die het buiten de nederzettingen hadden overleefd, ervaren strijders. Maar zelfs die raakten geïntimideerd door het schouwspel. Logan ging ze met Helen Rice een hart onder de riem steken en legde aan ze uit dat er op de brug slechts plaats was voor een bepaald aantal vijanden tegelijk. Je kon redelijk veilig aannemen dat ze elkaar behoorlijk in de weg zouden lopen.
Daarna praatte hij met Helen onder vier ogen over wat ze konden verwachten. Zij was niet door de strijd gepokt en gemazeld, had nooit zo'n enorme legermacht meegemaakt, had geen training gehad in het tactische gevecht zoals hij. Gelukkig hadden een paar commandanten dat wel. Wanneer de aanval losbarstte, zouden zij het bevel over de verschillende eenheden voeren. Maar ook al liet Helen het gezag op het slagveld aan anderen over, zij bleef de eindverantwoordelijke wanneer ze uiteindelijk zouden besluiten zich terug te trekken. Logan zou haar natuurlijk van advies dienen, zijn best doen om haar daarbij terzijde te staan, maar als kampleider was het haar beslissing.
Daarna ging hij bij het bruggenhoofd staan, en stelde zich het verloop van de strijd voor, zocht naar gaten in zijn verdedigingsplan, onvoorzienigheden die hij wellicht over het hoofd had gezien. Maar eigenlijk, dacht hij, deed het er niet toe. Hij had zo weinig krijgers om de brug vast te houden dat het al een wonder zou zijn wanneer ze het demonenleger zelfs maar een dag konden tegenhouden.
Hij dacht ook aan de oude man met de grijze mantel en de slappe hoed. De demon die Kirisin in het vuur had gezien. Waartegen Angel het in Anaheim had opgenomen. Waardoor Logan twintig jaar geleden zijn familie was kwijtgeraakt. Hij zag nog steeds het gezicht van de oude man voor zich, hoe dat goedkeurend naar hem had geglimlacht toen hij de Tyson flechette op een bende aanvallende ooit-mensen had leeggeschoten.
Hem was beloofd dat hij ooit de kans zou krijgen om met de demon af te rekenen, wanneer hij zijn missie had voltooid, namelijk het opsporen en beschermen van de zwerfmorf. Volgens hem was dat ook gelukt. Hij had zich aan zijn deel van de afspraak gehouden, en nu vroeg hij zich af of de Vrouwe zich aan het hare zou houden.
'Logan.'
Hij hoorde zijn naam zeggen en zijn gedachten werden onderbroken. Hij draaide zich om en zag Katalya achter zich staan met Konijn in haar armen. Ze zag er niet uit. Haar kleren waren gescheurd en smerig, haar gezicht zat onder de vuile zweetstrepen en haar ogen stonden opgejaagd. Haar kat lag ineengedoken in de kuiltjes van haar ellebogen, de ogen wijd open in een mengeling van angst en waakzaamheid. Iets had hun beiden de stuipen op het lijf gejaagd.
'We hebben ze gevonden,' zei ze.
Hij wist meteen wat ze bedoelde. 'De kinderen?'
Ze knikte. 'Konijn en ik. Eigenlijk Konijn. Hij heeft me naar ze toe geleid. Ze waren achter een paar rotsen en wat aarde verstopt, half begraven in een ravijn. Misschien ben ik er gisteren wel langsgelopen, maar toen was het donker, dus zeker weten doe ik het niet.'
'Allemaal?' Hij wilde het niet vragen, maar het was eruit voor hij er erg in had. 'Alle vermiste kinderen?'
Ze haalde diep adem, hield die even vast en ademde toen langzaam uit. 'Ik denk het wel. Ze waren in stukken, dus het is moeilijk met zekerheid te zeggen.'
Ze wachtte met onbewogen gezicht op zijn reactie. Nee, concludeerde hij plotseling, ze wachtte helemaal nergens op. Ze was in shock. Ze had zoiets verschrikkelijks gezien dat ze niet anders kon dan al haar emoties buitensluiten en zich terugtrekken in zichzelf. Het vergde het uiterste van haar om hier gewoon te blijven staan en hem op beheerste toon te vertellen wat ze had ontdekt.
'Het spijt me dat jij ze hebt gevonden,' zei hij, en hij wilde dat ze naar hem had geluisterd en er niet in haar eentje op uit was gegaan. Hij maakte een gebaar. 'Is jou niets overkomen? Alles goed met je?'
Ze staarde hem even aan en keek toen naar zichzelf. 'O, dat. Dat is niets, Logan. Ik ben niet gewond of zo. Ik ben nog gebleven om ze te begraven, ze een soort laatste rustplaats te geven zodat ze daar niet open en bloot zouden blijven liggen waar ze misschien...'
Ze huiverde en schudde haar hoofd. 'Ik had niet echt iets om mee te graven en de grond was hard. Het duurde even voor ik klaar was.'
'Je hebt het goed gedaan. Dat was dapper van je om zo op pad te gaan en ook dat je hebt volgehouden.'
Ze schokschouderde. 'Ik ben niet in gevaar geweest. Niet echt. Begrijp je?' Ze tilde haar gevlekte gezicht op alsof ze dat wilde bewijzen.
'Ga je maar een beetje opknappen en probeer dan wat te slapen,' zei hij tegen haar. 'Lekker wassen, andere kleren aan, wat eten. Het demonenleger staat aan de overkant van de rivier. Ze gaan bij zonsopgang aanvallen.'
Ze verroerde zich niet, stond er alleen maar. 'Ik ben het allemaal zo zat,' zei ze ten slotte.
'Dat zijn we allemaal. We willen allemaal dat er een eind aan komt.'
Ze bukte zich en zette Konijn naast haar voeten neer. De kat streek meteen langs haar benen en liet een kreetje ontsnappen. 'Het komt wel goed met je, stoere kat,' zei ze.
'Zeg nog maar niets tegen Fiksit,' zei hij tegen haar. 'Laten we nog een dag wachten, totdat we morgen achter de rug hebben. Tot die tijd hoeft hij het niet te weten.'
Ze glimlachte naargeestig. 'Hij hoeft het nooit te weten te komen,' zei ze toen ze wegliep. 'Ik wilde dat geen van ons het wist.'
Ze verdween weer in de duisternis terwijl Konijn om haar hielen huppelde.
De ooit-mensen vielen even na zonsopgang aan, precies zoals Logan had verwacht. Zonder plichtplegingen stormden ze naar voren, ze deden geen enkele poging om eerst hun verdediging met licht wapen- vuur of kleinere clustergranaten te verzwakken, maar gooiden zichzelf voluit in de strijd. Ze werden in een tierende zondvloed uit de wegstervende schaduwen van de bergketen uitgebraakt en joelden als krankzinnigen. Sommigen hadden automatische wapens bij zich, maar de meesten hadden niets anders dan eenvoudige zwaarden en stukken pijp en hout. Het leek ze weinig uit te maken of ze wel of geen wapens hadden. Rationeel gedrag werd door onmiskenbare bloeddorst weggevaagd. Er zat geen lijn in de aanval, er was geen sprake van een strategie of slagorde. Het was primitief, rauw en er zat verder niets bij, behalve de vastberadenheid van een stel waanzinnigen.
Vreters volgden in hun kielzog, er waren er duizenden, ze stuiterden als wilde dieren over het terrein.
De verdedigers volgden Logans orders op. Ze kropen achter hun beschermende barricades en keken toe. De eerste golf aanvallers stuitte op de clustermijnen en werd de lucht in geblazen. De tweede en derde golf kregen de vlammenwerpers voor hun kiezen en werden tot as verbrand. De daaropvolgende lawine, die zich over het slacht- veld van de eerste aanvallers moest worstelen, kwam op de slagnagels terecht. Bij het onmiskenbare geluid van de exploderende hinderlagen openden de verdedigers het vuur op de aanvallers. In de paar minuten daarna werden er honderden afgeslacht en de lijken stapelden zich in bloed doorweekte hopen op de brug op, die helemaal in rook was gehuld, terwijl de lucht was doortrokken van de stank van wapenvuur en dood.
De laatste aanvallers lieten het leven onder het uitdovende kruisvuur van de zich verschansende verdedigers, en net zo plotseling als de aanval was begonnen, was die weer afgelopen. Een diepe stilte daalde op de brug en de vlakten aan de zuidelijke oever neer, alsof alle aanvallers waren gedood en de strijd gestreden was.
Logan wist wel beter. Zich laag houdend bewoog hij zich snel van de ene positie naar de andere om de verdedigers te waarschuwen dat ze alert moesten blijven. 'Ze vallen zo weer aan,' zei hij tegen ze. 'Begin dan met de vlammenwerpers. Dat zal ze niet tegenhouden, maar wel vertragen. Schiet op de schepsels die erdoorheen komen, net zolang tot ze bij de slagnagels komen, en val dan naar de veldschansen terug.'
Hij had ze kunnen bevelen hun posities vast te houden, de vijand tegen te houden zodat ze niet bij de voorste verdedigers konden komen. Maar hij wist nu al dat dat onmogelijk zou zijn, dat ze het toch geen dag zouden volhouden, wat ze ook deden. Hij wilde niet dat ze alleen maar om het onafwendbare uit te stellen allemaal gedood werden. Zodra ze moesten ontsnappen, zouden ze de brug opblazen.
Helen Rice kwam gebukt naar hem toe lopen, er stond verbijstering op haar gezicht te lezen. 'Hoe lang kunnen ze dit volhouden?'
'Langer dan ons lief is. Dit zijn ooit-mensen, Helen. Ze voelen niet zoals wij. Doodgaan schrikt ze niet af. Ze blijven komen tot ze erdoorheen zijn.' Hij legde een kalmerende hand op haar schouder. 'Sorry, maar we houden ze niet lang meer tegen. Ga terug en zeg tegen de commandopost dat ze klaar moeten staan om de brug op te blazen. Wanneer we ons van de veldschansen terugtrekken, geef ik het signaal. Als je dat ziet, blaas je de boel op.'
Ze vloog onmiddellijk weer terug de brug over, blij dat ze van het slachtveld weg kon. Logan nam positie in het midden van de barricades in. Hij tuurde over het kleed des doods en vroeg zich af wat de volgende zet van de vijand zou zijn. Hij maakte zich zorgen dat de brug- verdedigers niet voldoende voorbereid zouden zijn om daarmee af te rekenen.
Hij had gelijk. De volgende aanval was volslagen anders. Terwijl zij de overkant aan het afzoeken waren naar tekenen van beweging, scheerden tientallen skrails in lange lussen uit de lucht en lieten blikken met explosieven vallen die zodra ze de grond raakten ontploften. In een oogwenk stond de verdediging in lichterlaaie en het midden van de brug werd geheel in een zwarte, kolkende rook gewikkeld. Pal daarna vielen de ooit-mensen opnieuw aan, ze stormden vanaf de vlakten de brug op, klauterden over de stoffelijke resten van hun gevallen kameraden, stoven door de onzichtbare, luchtledige lichamen van de razende vreters.
De brug zou verloren zijn geweest en de meeste verdedigers ook, als de aanhoudende oceaanwind die door de kloof blies de rook niet in een paar seconden had weggeveegd. De vuren bleven branden en een handvol verdedigers kwam in de vlammen om, maar de rest hield stand, volgde Logan Toms bevelen op, bracht de vlammenwerpers in stelling en vuurde met hun automatische wapens toen hun aanvallers dichterbij kwamen. Voor het eerst sinds het begin van de aanval gebruikte Logan zijn staf, hij dreef de vijandelijke golf uiteen, waardoor de gevleugelde schepsels op primitievere wapens moesten overgaan.
Vreters sprongen en buitelden overal over de doden en stervenden heen, vreugdevolle aaseters van de duisternis, die zich te goed deden aan de duisterste gevoelens.
Opnieuw werd de aanval afgeslagen. Maar aan de vooruitgeschoven verdedigingslinie was veel schade toegebracht en het middengedeelte van de brug lag in puin. Bij de volgende aanval zou de verdediging, de verdedigers of beide instorten en zouden ze allemaal weggevaagd worden.
'Terugtrekken!' beval hij. 'Zoek dekking achter de veldschansen!'
Ze trokken zich onmiddellijk terug, bleven laag bij de grond terwijl ze met hun wapens naar de stuk of vijf veldschansen terugrenden. Logan ging als laatste, nog altijd de in rook gehulde zuidelijke oever op bewegingen in de gaten houdend. Een volgende aanval stond op stapel, en die kwam eerder dan hem lief was.
Hij telde snel hoe groot de verliezen waren en stuurde de zwaarst gewonden naar Helen en de commandopost terug. Vervolgens hergroepeerde hij de anderen zodat ze zo evenwichtig mogelijk over de veldschansen verdeeld waren. Maar er waren nog geen vijftig mannen en vrouwen over die konden vechten, met inbegrip van degenen die voorbereidingen troffen voor de vlucht naar het noorden, dus op meer dan vijf of zes per veldschans kon hij niet rekenen.
Dat was niet genoeg. Maar aan de andere kant, hoeveel was tegen zo'n vijand wel genoeg?
Hij zocht nogmaals de verre oever af, op zoek naar iets waaruit hij kon opmaken wat ze van plan waren. Ze zouden de skrails niet nogmaals inzetten, ze wisten dat de verdedigers daar nu op bedacht waren. Dus zouden ze met iets anders komen, dacht hij. Maar wat?
Daarop drong zich een donkere massa door de rook heen de brug op. Tientallen Elfen, als slaven aan elkaar geketend, de handen op de rug gebonden, werden gedwongen voor een nieuwe macht ooit-mensen uit te marcheren. De Elfen waren wanhopig, hulpeloos, hun gezicht stond verbijsterd, hun ogen rolden wild alle kanten op. Hij hoorde hoe ze het uitschreeuwden, om hulp riepen. Hij zag de verschrikkelijke verwondingen en de met bloed besmeurde ledematen.
In het midden liep Simralin.
Logan Toms hart kreeg een schok en leek ermee te willen ophouden. Simralin! De ooit-mensen gebruikten haar - gebruikten alle Elfengevangenen - als een levend schild. Als je ons wilt vermoorden, was de boodschap, zul je ze eerst moeten doden.
Even stond hij daar zozeer als door de bliksem getroffen dat hij niet goed kon nadenken. Ze moesten haar in de Cintra gevangengenomen hebben. Ze moesten haar tot praten hebben gedwongen, ze moest verteld hebben dat hij een Ridder van het Woord was en van haar hield. Hoe zouden ze anders weten dat zij in het midden moest lopen? Hoe zouden ze anders weten dat hij van alle mogelijke tactieken hierdoor ontwapend zou worden? Hij werd voor een afgrijselijke en onmogelijke keus gesteld. De verdedigers om hem heen schreeuwden in het wilde weg, vroegen om orders, wisten niet wat ze moesten doen. Hij stond als aan de grond genageld en kon zich niet verroeren.
Hij kon Simralin toch niet vermoorden?
Toen, terwijl hij nogmaals met zijn ogen de naar hem toe marcherende Elfen afzocht, zag hij Praxia. Heel even dacht hij dat hij het zich verbeeldde. Maar nee, daar was ze - Praxia - haar kleine, donkere feeëngezichtje onmiskenbaar te midden van de andere, lichtere gezichten.
Maar Praxia was...
Hij had haar begraven...
Toen zag hij dat er geen vreters tussen de gevangenen kronkelden, geen enkele donkere gedaante in die hele hulpeloze massa vol mogelijke slachtoffers.
Hij kwam weer bij zinnen. Het was een truc.
'Vuur!' beval hij onmiddellijk. Hij hief zijn zwarte staf, en brulde woedend en met nieuw elan. 'Schiet op! Vuur!'
De verdedigers haalden de trekker van hun automatische wapen over, de Elfenmuur stortte ineen en ging in rook op, ter plekke verdwenen, volkomen weggevaagd. Een illusie, zoals Logan zich net op tijd realiseerde, een truc om de verdedigers wijs te maken dat de Elfen hun gijzelaars waren, terwijl dat niet zo was. Het was bijna gelukt. Logan had zich bijna in de luren laten leggen. Zijn gevoelens voor Simralin hadden hem bijna over de streep getrokken.
De oude man, dacht hij plotseling. De oude man had hem ontdekt en gebruikte wat hij te weten was gekomen - misschien van zijn spionnen, misschien van Kirisin - tegen hem. Hij kon zich nog altijd het sluwe gezicht van de ander voor de geest halen, de veelbetekenende glimlach, de zekerheid dat hij naar een acht jaar oud jongetje keek wiens ouders, broer en zus hij zojuist had vermoord.
Maar misschien ging dit helemaal niet om hem, maar om Kirisin. Misschien maakte hij gebruik van Simralin om hem uit te roken en ervoor te zorgen dat hij zichzelf bekend zou maken terwijl de verdedigers op datzelfde moment op de brug overweldigd werden. De man zou nog altijd hunkeren naar de macht die de jongen over de Elfen had, en zou niet aarzelen zijn zus tegen hem te gebruiken.
Logan voelde zo'n intense haatgolf door zich heen gaan dat hij er volkomen door verteerd dreigde te worden.
De voorste gelederen van de ooit-mensen hadden de barricades bereikt en verschansten zich erachter. Nog meer stroomden vanaf de vlaktes naar voren, honderden, duizenden, gillend en met hun wapens zwaaiend, met daarachter zwermen vreters. Logans verdedigers schoten op ze, maar het effect was nagenoeg nihil. De ooit-mensen hadden vaste voet aan de grond gekregen en waren niet te stoppen nu ze eenmaal zo ver waren, ook al werden er nog zo veel gedood.
De brug was verloren.
Logan kalmeerde en zette zijn haat voor de demon opzij. 'Iedereen van de brug!' riep hij om zich heen en hij gebaarde dat de verdedigers zich terug moesten trekken.
Intussen bleef hij op zijn plek en creëerde met de magie van zijn zwarte staf een muur van felle vlammen tussen henzelf en de ooit- mensen, zodat hun aanvallers op afstand bleven. De brug was in een paar seconden leeg waarna ook hij zich omdraaide en naar de oever rende. Zodra hij weer vaste grond onder de voeten had, gaf hij Helen het teken waarop ze stond te wachten.
'Blaas de brug op!' schreeuwde ze zodra hij bij de commandopost aankwam.
De man die daarvoor was aangewezen, draaide de schakelaar van de ontsteking om.
Er gebeurde niets.
Fiksit had tijdens de hele vijandelijke aanval achter de commandopost op zijn hurken gezeten, was bij elke charge ineengekrompen en nauwelijks in staat om te kijken naar wat er gebeurde. Hij tilde zijn hoofd pas op toen hij zag dat de verdedigers van de brug af stormden en Logan Tom het bevel hoorde geven om de explosieven tot ontploffing te brengen. Hij zag dat Cranston, de hoogste explosievendeskundige, de schakelaar overhaalde en er ongelovig naar staarde toen die weigerde, en het opnieuw probeerde, en nog eens, in een wanhopige poging hem aan de praat te krijgen.
Maar Fiksit wist al wat het probleem was. Hij had ze daarvoor gewaarschuwd toen hij ze de vorige dag de bedrading had zien aanbrengen, nadat hij door Logan was gestuurd om te kijken of hij iets kon doen. Niemand zat op zijn hulp te wachten, niemand nam de moeite naar hem te luisteren. Hij was een veertienjarige jongen, wat wist hij er nou van?
Maar hij wist er wel wat van. De ontsteking was met een draad aan een centraal relais verbonden, en dat relais stuurde een signaal naar de verschillende springladingen. Als het relais dienst weigerde, zou er helemaal niets ontploffen. Niemand had eraan gedacht dat dat kon gebeuren. Het relais werd door zonne-energie gevoed en had een reserveaccu, maar was evengoed afhankelijk van de ontstekingsdraad die de interne mechanismen in werking stelde, en hij vertrouwde de bedrading niet, hoe zorgvuldig die ook beschermd was. Er waren te veel factoren waardoor het contact met het relais kon worden verbroken. Jullie moeten Redline draadloos gebruiken, had hij gezegd. Neem Bluetooth Extreme. Neem iets waarbij geen rechtstreeks contact nodig is. Dat was betrouwbaarder en de kans op storingen was kleiner dan met het primitievere systeem dat ze nu hadden gebruikt.
Dus toen hij een paar meter achter hen op zijn knieën zat terwijl ze worstelden om het probleem vanuit de commandopost op te lossen, wist hij onmiddellijk dat het niet zou lukken. Vanaf die plek was er te weinig tijd om nog iets te kunnen uitrichten. Niet nu. De ooit-mensen kwamen achter de barricades vandaan, tartten het vuur van de verdedigers waarmee ze de zich terugtrekkende troepen dekking gaven, grepen hun kans om de brug over te steken en hem intact in handen te krijgen. Zelfs Logan Tom, die zich naar de nieuwe aanval omdraaide, leek de weg kwijt te zijn.
Maar Fiksit wist wat er gedaan moest worden. Zonder erbij na te denken sprong hij overeind en stormde naar de brug. Ze schreeuwden en riepen hem na, en Logans uitgestoken arm miste hem op een haar na. Het relais was op een bruggenbeer bevestigd, zo'n vijftien meter verderop, beschermd door stalen dwarsliggers en een provisorisch stalen frame. Hij rende er regelrecht naartoe, negeerde de troepen aanmarcherende ooit-mensen en de kogelregen die om zijn hoofd floot. Hij gooide zich op de grond toen het vuurgevecht heviger werd, kroop en rolde om de laatste meters te overbruggen tot hij achter het stalen frame en bij de dwarsliggers was. Hij steunde op zijn ellebogen, hield zijn hoofd veilig achter de stalen steunen en klikte de relaisdoos open.
Binnenin waren alle verbindingen intact.
Hij had zich vergist.
Woedend op zichzelf onderzocht hij het relaismechanisme op andere mogelijke gebreken, overtuigd dat het probleem 'm daarin zat en niet ergens anders. Er werd nu nog heftiger geschoten en hij zag de ooit-mensen gestaag naderbij komen. Logan hield ze met zijn staf op afstand, geholpen door de brugverdedigers, maar de ooit-mensen rukten evengoed op. Zonder een blik te wagen om te kijken hoe dicht ze hem naderden, wist hij dat het niet lang zou duren of ze zouden boven op hem zitten.
Toen zag hij het. Een beetje gruis had zich tussen de contactpunten opgehoopt, waardoor het circuit werd onderbroken en het signaal niet werd doorgegeven. Hij blies hard in het mechanisme, veegde het contact schoon, duwde de contactdoos weer op zijn plek in zijn beschermende behuizing, stond op en racete terug naar waar hij vandaan gekomen was.
Zijn hart bonsde. Hoe lang had hij nog? Het deed er niet toe. Als hij snel was, zou hij nog altijd...