24
Omdat hij het nooit eerder had gedaan en niet goed wist hoe hij diende te handelen, haastte Bek Ohmsford zich niet. Hij ging zorgvuldig, stap voor stap, te werk en sloeg Quentin nauwlettend gade om te zorgen dat de magie van het wenslied geen nadelige uitwerking had. Hij riep de magie op met een langzaam geneurie dat in zijn borst opwelde als een warm, zacht kloppend gevoel. Hij bleef Quentins handen vasthouden, want hij wilde lichamelijk contact bewaren om na te gaan of alles naar wens ging.
Toen de toverkracht voldoende op peil was, stuurde hij een kleine sonde Quentins beschadigde lichaam in om de schade op te nemen. Felle scheuten pijn schoten naar hem terug en door hem heen. Snel haalde hij de sonde terug. Logisch. Een gewond lichaam onderzoeken zonder gepaste zelfbescherming was geen goed idee. Nadat hij zich had afgeschermd, probeerde hij het opnieuw, maar ook nu liep hij tegen een muur van weerstand op. Nog steeds neuriënd probeerde hij binnen te komen via Quentins geest, om na te gaan wat er in zijn neef omging. Weer liep hij tegen een blinde muur op. Quentins geest leek gesloten, of in elk geval niet te reageren met iets dat Bek kon ontcijferen.
Een ogenblik lang was hij uit het veld geslagen. Beide pogingen om een plek te bereiken waar hij iets kon ondernemen waren stukgelopen, en hij wist niet goed wat hij verder moest proberen. Wat hij wilde, was dicht genoeg bij één specifieke kwetsuur komen om te zien wat de magie kon uitrichten om die te genezen. Maar als hij de barrières die Quentin had opgeworpen om zichzelf te beschermen niet kon slechten, zou hij niets kunnen uitrichten.
Hij probeerde een meer globale benadering. Hij wikkelde Quentin in de sluier van zijn magie, een omhulling van zowel geest en lichaam. Dit had het beoogde effect - Quentin werd onmiddellijk kalmer, zijn ademhaling stabieler en gelijkmatiger. Bek doorliep de stille gestalte van zijn neef op zoek naar een ingang, vanuit de gedachte dat als zijn lichaam zich ontspande, Quentin zijn barrières zou laten zakken. Langzaam, heel langzaam, tastend en strelend, streek hij met zijn toverzang rimpels van pijn en ongemak glad en zocht naar de dieper gelegen, ernstiger kwetsuren.
Het werkte niet. Hij kwam niet voorbij de buitenkant van Quentins lichaam, zelfs niet wanneer hij de open wonden onder het verband tegenkwam, die hem een gemakkelijke toegang hadden moeten bieden.
Het was zo frustrerend dat hij zijn pogingen volledig staakte. Stil, bewegingloos, bleef hij naast Quentin zitten en zijn hand vasthouden — dat contact wilde hij niet verbreken. Hij probeerde te bedenken wat hij verder nog kon doen. Iets in de manier waarop hij het probleem benaderde wierp barrières op. Hij wist dat hij zich een weg in Quentins lichaam kon forceren, de beschermende muren die hem in de weg stonden kon afbreken. Maar de consequentie van zo'n brute inbreuk zou fataal kunnen zijn voor een systeem dat al bijna op instorten stond. Wat nodig was, was tact en zorgzaamheid, een vriendelijk aanbod van genezing, dat zou worden omhelsd en geen verzet zou ontmoeten.
Wat was daarvoor nodig?
Hij probeerde het nog eens. Ditmaal viel hij terug op een vertrouwde kant van de magie. Hij zong Quentin toe zoals hij Grianne had toegezongen, over hun leven als jongens, over de Hooglanden van Leah, over familie en vrienden, over avonturen die ze gedeeld hadden. Hij zong verhalen voor zijn neef, vanuit het idee dat ze een middel waren om het verzet tegen zijn behandeling te verminderen. Nu en dan probeerde hij een uitstapje in lichaam en geest, door een verhaal een kant op te sturen die zich leende voor een welkom. Ze waren immers voor eeuwig en altijd vrienden.
Niets.
Hij veranderde de aard van zijn lied in een van openbaring en waarschuwing. Zo staat het er voor, Quentin, zong hij. Je bent heel erg ziek en hebt dringend genezing nodig. Maar je verzetje tegen me. Het zou prettig zijn als je meewerkte. Je moet je voor mij openstellen en mij het wenslied laten gebruiken om je beter te maken. Alsjeblieft, Quentin, luister naar me. Luister.
Als zijn neef hem al hoorde, dan deed hij niets om dat te laten blijken, en niets om Bek enige verdere toegang te verlenen. Hij lag eenvoudig in zijn kooi onder een lichte deken en vocht voor zijn leven op zijn eigen voorwaarden. Hij bleef buiten bewustzijn en reageerde niet. Net zoals Grianne was hij ergens waar Bek hem niet kon bereiken.
Bek versaagde niet. Hij bleef bijna het hele volgende uur proberen om met zijn lied genezing te brengen, terwijl hij via zijn handen contact hield. Hij benaderde het probleem vanuit elke invalshoek die hij kon bedenken, zelfs als hij vermoedde dat een bepaalde poging futiel was. Hij stortte er zich zo diep in dat hij verder alles vergat.
Het mocht niet baten.
Tenslotte gaf hij het uitgeput en gefrustreerd op. Hij liet zich achterover vallen, legde zijn gezicht in zijn handen en begon te snikken. Dit gehuil voelde dwaas en zwak aan, maar hij was zo moe van zijn pogingen dat het een impulsieve, onontkoombare reactie was. Het gebeurde ondanks zijn pogingen om het te stoppen en kwam eruit in een golf die hem zwak en misselijk achterliet. Hij had gefaald. Er was niets meer over om te proberen, geen enkele ingang meer over.
'Arm baby'tje,' suste een stem in zijn oor terwijl slanke armen zich om zijn nek vouwden en hem dichterbij trokken.
Eerst dacht hij dat het Ruta Meridian was die ongemerkt de hut binnen was gekomen. Maar haast vóór hij de gedachte had afgemaakt, besefte hij dat het haar stem niet was. Grijze gewaden vielen over zijn gezicht terwijl hij zijn hoofd omdraaide om een snelle blik te werpen.
Het was Grianne.
Hij was zo geschokt dat hij even aan zijn stoel was genageld en zich liet vasthouden. 'Jochie, jochie toch, wees niet verdrietig.' Ze sprak niet met haar volwassen stem, maar met de stem van een kind. 'Het is goed, baby Bek. Je grote zus is hier. Ik zal voor je zorgen. Ik zal je niet meer in de steek laten, niet meer weggaan. Het spijt me zo, het spijt me zo.'
Haar handen streelden zijn gezicht, zacht en troostend. Ze kuste zijn voorhoofd terwijl ze koerende geluidjes maakte en hem aanraakte alsof hij een baby was.
Hij sloeg zijn ogen weer op en keek in de hare. Ze keek naar hem terug en zag hem voor het eerst sinds hij haar in Kastellaber had gevonden. Weg was de lege blik, weg de doodse uitdrukking. Ze was terug. Ze was wakker.
'Grianne!' hijgde hij opgelucht.
'Nee, nee, baby, niet huilen,' antwoordde ze meteen. Ze beroerde zijn lippen met haar vingers. 'Zo dan, zo dan. Grianne zorgt dat het allemaal goed komt. Zeg me maar wat er is, kleintje.'
Bek hapte naar adem. Ze zag hem, maar niet zoals hij werkelijk was, maar zoals ze zich hem herinnerde.
Plotseling verplaatste ze haar blik. "Wat is dat nou? Is je hondje ziek, Bek? Heeft hij iets verkeerds gegeten? Heeft hij zichzelf pijn gedaan? Arm hondje.'
Ze keek Quentin recht aan. Bek was zo van zijn stuk dat hij haar alleen maar aanstaarde. Hij herinnerde zich vaag een jonge hond van toen hij nog heel klein was, een zwart vuilnisbakkenras dat om het huis dartelde en in de zon sliep. Hij herinnerde zich verder niets van het dier, zelfs niet zijn naam.
'Geen wonder dat je huilt.' Zachtjes streek ze zijn haar uit zijn gezicht. 'Je hondje is ziek en je kunt hem niet beter maken. Het komt wel goed, Bek. Grianne weet wel raad. We zullen mijn speciale medicijn gebruiken om de pijn weg te nemen.'
Ze liet hem los en liep naar het hoofdeinde van het bed om naar Quentin te kijken. 'Zo'n pijn,' fluisterde ze. 'Ik weet niet of ik je weer beter kan maken. Soms helpt ook het bijzondere medicijn niet. Soms is er niets dat helpt.'
Er ging een koude rilling door Bek heen toen hij zich realiseerde dat hij zich wellicht in haar vergiste. Misschien was ze zijn zuster helemaal niet, maar was ze de Ilseheks. Als ze dacht zoals de heks en niet zoals Grianne, als ze nog niet zijn zuster was, zou ze Quentin kunnen helpen zoals ze zoveel van haar problemen had verholpen. Ze zou hem kunnen vermoorden.
'Nee, Grianne!' riep hij, en wanhopig strekte hij zijn handen naar haar uit.
'Nee, nee, baby,' maande ze, en ze pakte zijn polsen. Ze was veel sterker dan hij had gedacht en hij kwam niet los. 'Laat Grianne haar gang gaan.'
Ze was al bezig haar magie te ontplooien. Bek voelde de kracht over zich heen spoelen, voelde hoe het hem in fluwelen ketenen sloot en hem vasthield. Binnen een paar tellen was hij als verlamd. Ze zette hem terug en liep zacht neuriënd weer naar het hoofdeinde en Quentin Leah.
'Arm hondje,' herhaalde ze terwijl ze het gezicht van de Hooglander begon te strelen. 'Je bent zo ziek, je hebt zo'n pijn. Wat is er toch met je gebeurd? Je bent van binnen helemaal gebroken. Wat is je toch overkomen?'
Bek was buiten zichzelf. Hij kon bewegen noch spreken. Hij keek hulpeloos toe, niet in staat tussenbeide te komen, doodsbang voor wat er zou gebeuren als hij dat naliet.
Ze begon weer tegen hem te praten, nu met een oudere, meer volwassen stem. 'O, Bek, ik heb je zo teleurgesteld. Ik heb je alleen gelaten en ben niet teruggekomen. Dat had ik moeten doen, maar ik liet het na. Dat was heel slecht van me, Bek.'
Ze huilde. Zijn zuster huilde. Het was verbazingwekkend, en Bek zou vreugde hebben gevoeld als hij niet zo bang was geweest dat het niet zijn zuster was die hier sprak. Hij vocht om iets te zeggen, om haar te stoppen, maar er wilden geen woorden uit zijn mond komen.
'Ach, hondje toch,' fluisterde ze triest, en haar handen omvatten Quentins gezicht. 'Laat me je helemaal beter maken.'
Toen bukte ze zich en kuste hem teder op de lippen en zoog zijn adem naar binnen.
Ruta Meridian lag te slapen in een provisorische hangmat van zeil die ze tussen de fokkenmast en de reling had gespannen, en ging helemaal op in een droom over aalscholvers en papegaaiduikers, toen ze Beks hand op haar schouder voelde en wakker werd. Toen ze zijn gezicht zag, vroeg ze meteen: Wat is er loos?' Het was een lastig te ontcijferen blik, verontrust en verbluft tegelijk, een mengeling van twijfel en ontzag. Hij leek wel verdwaald, alsof hij hier bijna per ongeluk terecht was gekomen. Haar eerste gedachte was dat zijn komst een verlate reactie was op wat ze hem uren tevoren had verteld. Ze ging snel overeind zitten, zwaaide haar benen over de rand van de hangmat en stond op. 'Bek, wat is er gebeurd?'
'Grianne is uit haar verdoving wakker geworden. Ik begrijp niet waardoor. De magie, misschien. Ik maakte er gebruik van om Quentin te helpen, om hem te genezen zoals Brin Ohmsford ooit Rone Leah heeft genezen. Of misschien gebeurde het toen ik huilde. Ik was zo gefrustreerd en moe dat ik me gewoon niet kon beheersen.' Hij zuchtte. 'Ze sprak tegen me. Ze noemde me bij mijn naam, maar ze was niet zichzelf. Niet volwassen, maar een kind, want ze sprak met een kinderstem en noemde me "arme baby, arme Bek" en zei dat ik niet moest huilen.'
Wacht even, rustig aan,' zei ze terwijl ze hem bij zijn schouders pakte. 'Kom eens hierheen.'
Ze leidde hem naar de voorsteven en zette hem in de schaduw van de stormram aan stuurboord, op de plek waar de kromming van de horen een beschutte plek vormde. Ze ging met opgetrokken knieën en haar armen om haar benen tegenover hem zitten. 'Oké, vertel me de rest. Ze werd wakker en sprak tegen je. En toen?'
'Je zult het niet geloven,' fluisterde hij alsof hij het zelf ook niet geloofde. 'Ze behandelde hem. Ze gebruikte haar magie om hem te genezen. Ik dacht eerst dat ze hem wilde doden. Ze noemde hem hondje - ik vermoed dat ze dacht dat hij dat was. Ik probeerde haar tegen te houden, maar ze deed iets magisch met me waardoor ik me niet kon verroeren of spreken. Toen begon ze met hem. Ik was er zeker van dat ze hem wilde helpen door hem te doden, om zijn pijn en lijden weg te nemen. Dat zou de Ilseheks hebben gedaan, en ik was bang dat ze nog steeds de heks was.'
Ruta boog zich naar voren. 'Hoe kon ze hem genezen, Bek? Hij had zoveel inwendige verwondingen. Hij is de helft van zijn bloed kwijtgeraakt.'
'De magie kan dat. Het kan genezende kracht activeren. Ik heb het bij Quentin zien gebeuren. Hij is nog niet helemaal beter. Hij is nog niet eens bij kennis. Maar ik zag hem voor mijn ogen meer kleur krijgen. Ik hoorde zijn ademhaling rustig worden en, naderhand, toen ik weer kon bewegen, voelde ik dat zijn polsslag ook krachtiger was. Sommige van de wonden die jij hebt verbonden zijn helemaal dichtgegaan.'
'Duistere schimmen,' fluisterde ze terwijl ze het zich probeerde voor te stellen.
Hij leunde achteruit in de kromming van de horen en keek naar het firmament. Toen ze klaar was, kwam ze weer naar mij toe. Ze streelde mijn wang en hield me vast. Ik kon me weer bewegen, maar ik wilde haar niet storen in wat ze deed, omdat ik dacht dat het haar misschien hielp. Ik zei haar naam, maar ze reageerde niet. Ze wiegde me alleen en begon te huilen.' Zijn ogen zochten de hare. 'Ze zei aldoor hoezeer het haar speet, steeds opnieuw. Ze zei dat het nooit meer zou gebeuren, me in de steek laten. Ze zou me niet meer alleen laten zoals voorheen, nooit meer. En dat alles met haar meisjesstem, haar kinderstem.'
Beks ogen sloten zich. 'Ik wilde haar gewoon helpen, haar laten weten dat ik het begreep. Ik probeerde haar vast te houden. Toen ik dat deed, trok ze zich meteen weer in zichzelf terug. Zei niets meer en bewoog zich niet. Ze zag me niet meer. Ze was weer zoals daarvoor. Ik kon niets doen om haar terug te halen. Ik probeerde het, maar ze reageerde niet.' Hij schudde zijn hoofd. 'Dus liet ik haar alleen en kwam jou zoeken. Ik moest het iemand vertellen. Het spijt me dat ik je wakker heb gemaakt.'
Ze stak haar armen uit, trok hem naar zich toe en kuste hem op de mond. 'Ik ben blij dat je het hebt gedaan.' Ze stond op en trok hem met zich mee. 'Kom bij me liggen, Bek.'
Ze nam hem mee terug naar de hangmat en trok hem naast zich. Ze drukte zich tegen hem aan en nam hem in haar armen. Ze moest nog steeds wennen aan het idee dat hij zoveel voor haar betekende. Haar liefdesverklaring had haar verrast, maar ze had er achteraf geen spijt van gekregen. Door Bek Ohmsford voelde ze zich een compleet mens; het was alsof ze in hem een ontbrekend deel van zichzelf had gevonden. Hij gaf haar een goed gevoel, en het was een tijd geleden dat haar dat met iemand was overkomen.
Ze lagen een poosje zonder te bewegen of te praten, ze hielden elkaar alleen maar vast en luisterden naar de stilte. Maar ze wilde meer. Ze wilde hem meer geven, dus begon ze hem te kussen. Ze kuste hem lange tijd, van zijn mond en ogen en neus omlaag naar zijn hals en zijn borst. Hij probeerde haar terug te kussen, maar dat liet ze niet toe; ze wilde dat alles van haar uitging. Toen hij er vredig uitzag, ging ze liggen en vlijde zijn hoofd in de holte van haar schouder. Hij viel een tijdje in slaap en ze hield hem vast terwijl hij droomde.
Ik hou van je, Bek Ohmsford. Ze prevelde de woorden in stilte. Ze vond het ongelooflijk vreemd dat ze in zulke bizarre omstandigheden verliefd was geworden. Het leek onhandig en ietwat belachelijk. Havik zou geschokt zijn geweest. Hij dacht dat ze nooit verliefd zou worden. Te onafhankelijk, te eigenzinnig. Zij had niemand nodig, wilde nooit iemand. Zij was al compleet. Ze kon zijn gedachtegang volgen. Tot nu toe had ze zelf ook zo gedacht
Ze schoof haar handen onder Beks kleren en raakte zijn huid aan. Ze legde haar vingers over zijn hart en telde de slagen, sloot haar ogen en dommelde weg.
Toen ze weer wakker werd, sliep hij nog steeds. Boven hen werd de hemel al lichter door de naderende dageraad.
'Het is bijna dag,' fluisterde ze in zijn oor om hem wakker te maken.
Hij knikte in haar schouder. Hij bleef even stil liggen om de laatste resten van zijn slaap af te schudden. Ze voelde zijn adem in haar hals en de kracht in zijn armen.
'Wanneer we terug zijn in de Vier Landen...' begon hij, maar zweeg toen. 'Wanneer dit allemaal voorbij is en we moeten beslissen waar we...'
'Nee, Bek,' zei ze vriendelijk maar ferm. 'Niet praten over wat er later zal gebeuren. Maak je daar geen zorgen over. We zijn te ver van huis om ons daarmee bezig te houden. Laat het rusten.'
Hij werd weer stil en bleef tegen haar aangedrukt liggen. Ze streek haar haar uit haar gezicht. Zijn ogen volgden de beweging met belangstelling en hij stak zijn hand uit om te helpen. 'Ik moet afdalen naar het Hoenderwoud,' zei hij. 'Ik moet Quentins zwaard terughalen. Ik wil dat het er weer is wanneer hij bijkomt.'
Ze knikte. 'Oké.'
Wil jij voor Grianne zorgen terwijl ik weg ben?'
Ze glimlachte en kuste hem op de lippen. 'Dat gaat niet, Bek.' Ze raakte het puntje van zijn neus aan. 'Ik ga namelijk met je mee.'
Zodra ze het zei, raakte Bek in paniek. Naar buiten toe had hij de paniek onder controle, maar van binnen, waar zijn emoties vrij spel hadden, was hij ontdaan. Hij kon alleen maar denken aan hoe bang hij was, hoe bang dat haar iets akeligs zou overkomen. Het was Quentin al overkomen, en zijn neef had nog de bescherming van het Zwaard van Leah gehad. Ruta had één arm in een doek en beschikte niet over toverkracht. Als hij goedvond dat ze meeging, was hij verantwoordelijk voor hen beiden. Hij was er niet zeker van of hij dat wilde, zo kort nadat hij Quentin zoiets ellendigs had laten overkomen.
'Dat lijkt me geen goed idee,' antwoordde hij, niet zeker wat hij anders moest zeggen om te zorgen dat ze niet woedend en wellicht nog vastberadener werd.
Ze leek over de verdiensten van zijn bezwaar na te denken. Toen glimlachte ze. "Weet je wat ik het allerleukst aan jou vind, Bek? Niet hoe je eruitziet of hoe je denkt, niet je lach of je kijk op de wereld, al bevallen die dingen me ook prima. Wat me echt aan jou bevalt, is dat je nooit doet alsof ik minder ben dan de anderen. Je gaat er gewoon van uit dat ik evenveel waard ben, en behandelt me met respect. Ik hoef er niet eens voor te vechten. Ik kan er gewoon op rekenen. Ik ben je gelijke; in sommige dingen misschien zelfs iets beter.' Ze zweeg een moment. 'Dat zou ik niet kwijt willen.'
Daar viel niet veel op te zeggen. Dus knikte hij domweg en glimlachte terug, waarop ze hem innig kuste om te laten zien dat ze zijn begrijpende houding waardeerde. Hij vond het heerlijk dat ze hem kuste, maar het gaf hem geen beter gevoel over haar plan om mee te gaan.
Maar de teerling was geworpen, dus lieten ze zich over de kant van het schip zakken, liepen over de rand van het klif naar het begin van het pad en begonnen af te dalen. Het was inmiddels zo licht dat ze de vormen van de bomen en de zachte beweging van bladeren en takken in de milde ochtendbries konden ontwaren. Op weg naar beneden ontplooide Bek zijn magie, want hij wilde niet worden verrast, ook al zouden zijn acties de partner van de dode Graak kunnen alarmeren. Als die partner ergens in de buurt was, zouden ze rechtsomkeert maken, had hij al besloten. Zelfs Kleine Rooie kon daar niets tegenin brengen.
Maar het lot was hun welgezind. Ze glipten het Hoenderwoud even onzichtbaar binnen als waren ze schimmen. Bek gebruikte de magie van het wenslied voor een camouflerende omhulling waardoor ze in het regenwoud opgingen; hij koos er beelden en geuren voor die geen vleeseters zouden aantrekken. Gehuld in sluiers van mist en verfrist door de ochtendbries wandelden ze door het woud, met het gemak en de vrijheid van schaduwen, gevrijwaard van de gevaren die zich bij deze gelegenheid elders bevonden. Ze vonden het zwaard van Quentin, onder de modder maar nog steeds intact, naast het lichaam van de dode Graak, namen het mee en aanvaardden de terugtocht. De zon verscheen boven de kartelige bergen in het oosten toen ze terugklommen over het pad omhoog.
Dat was een fluitje van een cent, dacht Bek verrast toen ze de rand van het klif weer bereikten. Waarom had het voor Quentin niet zo makkelijk kunnen zijn? Maar dan zou Grianne natuurlijk geen reden hebben gehad om wakker te worden, en zou hij niet met eigen ogen hebben gezien dat haar reacties op pijn en leed niet langer die van de Ilseheks waren, maar die van zijn zuster. Hij zou niet hebben ontdekt dat ze wellicht op den duur toch naar hem terug zou kunnen keren.
Ruta Meridian draaide zich naar hem om met een mengeling van guitigheid en voldoening in haar groene ogen. 'Geef het toe. Dat viel best mee.'
Hij schudde zijn hoofd en zuchtte. 'Nee, helemaal niet.'
'Onthou dat, als je nog eens overweegt om zonder mij iets gevaarlijks te ondernemen.' Ze pakte hem met beide handen bij zijn nek en trok hem naar zich toe. 'Als jij van mij houdt zoals ik van jou hou, is er geen sprake van dat dat ooit nog gebeurt. Of de gevoelens die we voor elkaar koesteren zijn niet echt. En betekenen niets.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Jawel. Ze betekenen alles.'
Ze grinnikte en veegde haar lange haar uit haar gezicht. 'Weet ik. Dus vergeet het niet.'
Ze versnelde haar pas en liep voor hem uit. Hij staarde haar na, nauwelijks in staat zichzelf te bedwingen. In haar woorden en haar glimlach, in alles wat ze zei en deed, zag hij een toekomst die al zijn verwachtingen van wat hij ooit voor mogelijk had gehouden te boven ging. Het was maar een droom, maar ontsproot de werkelijkheid niet aan dromen?
Zijn euforie bereikte een hoogtepunt, om vervolgens in een zee van twijfel te verdrinken. Het was dwaas, dacht hij, om zo te denken, om zich zo door zijn emoties te laten meeslepen. Moest je zien waar hij was. Moest je zien wat hem overkomen was. Waar in dit alles paste dit soort dromen?
Hij zag dat Ruta Meridian er nog een schepje bovenop deed, en terwijl hij haar voorbeeld volgde, voelde hij de dromen vervagen, te broos om vast te houden, te vluchtig om naar te grijpen. Hij tekende in het zand terwijl de vloed opkwam..
Toen ze het begin van het pad bereikten en naar de Jerle Shannara terugliepen, troffen ze Rodo Altmer en zijn nomaden aan bij de rand van het klif, met het gezicht naar het oosten. De vleugelruiters kwamen aanvliegen vanaf de kust en ze hadden iemand bij zich.