verdieping van zijn vertrekken had weten te begeven. Dergelijke vragen waren zinloos. Hij accepteerde dat het de indringer was gelukt. Hij deed wat hem gevraagd was. Hij liep hem met een boog voorbij, opende de deur van zijn slaapvertrek en nodigde de man binnen.

Ook hier waren lichten ontstoken, maar even spaarzaam als op de gang, en de indringer ging direct in de schaduwen staan.

'Gaat u zitten, excellentie, dan zal ik u vertellen wat ik wil.'

Sen Dunsidan nam plaats in een stoel met een hoge rugleuning en kruiste op zijn gemak zijn benen. Hij was inmiddels van zijn eerste schrik en verbazing bekomen. Als de ander van plan was geweest hem iets aan te doen, zou hij niet de moeite hebben genomen zich kenbaar te maken. Hij kwam voor iets dat een minister van Defensie van de Federatieve Coalitieraad te bieden had, dus er was geen directe reden voor verontrusting. Nog niet, in elk geval. Dat zou kunnen veranderen als hij de vragen van de ander niet naar tevredenheid kon beantwoorden. Maar Sen Dunsidan was een volleerd meester in het zeggen van dingen die anderen wilden horen.

'Een koud biertje?' vroeg hij.

'Schenk uzelf maar in, excellentie.'

Sen Dunsidan aarzelde, van zijn apropos gebracht door het dwingende in de stem van de ander. Toen stond hij op en begaf zich naar de tafel naast zijn bed, waarop een ijsemmer met een bierkruik erin en wat glazen stonden. Hij keek naar het bier terwijl hij inschonk, zijn zilverkleurige haar los op zijn schouders, behalve boven zijn oren waar het volgens de laatste mode was gevlochten. Hij was niet blij met hoe hij zich op dit moment voelde, daarvoor was zijn hervonden kalmte te snel weer ondermijnd. Hij kon maar beter voorzichtig zijn met deze man.

Hij keerde terug naar zijn stoel en begon van zijn bier te nippen. Zijn krachtige gezicht richtte zich op de ander, een nauwelijks zichtbare aanwezigheid in de schaduwen.

'Ik moet u iets vragen,' zei de ongenode gast op zachte toon.

Sen Dunsidan knikte en maakte een uitnodigend gebaar.

De indringer verplaatste zich een beetje. Wees gewaarschuwd, excellentie. Denk niet dat u mij met loze beloftes kunt afschepen. Ik ben niet gekomen om mijn tijd te verdoen met dwazen die denken mij met een kluitje in het riet te kunnen sturen. Als ik u op dubbelhartigheid betrap, zal ik u simpelweg doden en ben dan klaar met u. Begrijpt u dat?'

Sen Dunsidan haalde diep adem om zichzelf te kalmeren. 'Jawel.'

De ander bleef een ogenblik zwijgen en kwam toen uit de diepe schaduwen naar de rand van het licht. 'Ik sta bekend als de Morgawr. Ik ben de mentor van de Ilseheks.'

'Ah.' De minister van Defensie knikte. Hij had het dus bij het rechte eind gehad wat hun uiterlijke overeenkomst betrof.

De verhulde gedaante kwam iets dichterbij. 'U en ik staan op het punt een samenwerking aan te gaan, excellentie. Een nieuwe samenwerking die in plaats zal komen van degene die u met mijn leerlinge had. Zij heeft u niet langer nodig en zal u niet langer opzoeken. Maar ik wel. Dikwijls.'

Weet zij hiervan?' vroeg Dunsidan zacht.

'Zij weet lang niet zoveel als zij denkt.' De stem van de ander was diep en dreigend. 'Zij heeft besloten mij te bedriegen en zal voor haar ontrouw worden gestraft. Ik zal de straf voltrekken als ik haar weerzie. Dit gaat u verder niet aan, maar nu weet u waarom u haar niet meer zult zien. In al die jaren was ik de drijvende kracht achter haar inspanningen. Ik was degene die haar de kracht gaf om allianties te sluiten zoals ze dat met u deed. Maar ze heeft mijn vertrouwen geschonden en daarmee mijn bescherming verspeeld. Zij is niet langer van nut.'

Sen Dunsidan nam een diepe teug van het bier en zette het glas opzij. 'U moet me vergeven indien ik een vleugje scepsis uit. Ik ken u niet, maar haar ken ik maar al te goed. Ik weet waar zij toe in staat is. Ik weet wat er gebeurt met lieden die haar verraden, en ik ben niet van plan om daar een van te worden.'

'Misschien zou u er beter aan doen om bang voor mij te zijn. Ik ben degene die hier tegenover u staat.'

Wellicht. Maar de Duistere Vrouwe heeft de gewoonte op de meest onverwachte momenten op te duiken. Toon mij haar hoofd en ik zal met alle plezier een nieuwe overeenkomst met u bespreken.'

De gestalte in de mantel lachte zachtjes. 'Fraai gesproken, excellentie. U geeft een diplomatiek antwoord op een harde eis. Maar ik denk dat u dit zult moeten heroverwegen. Kijk naar mij.'

Hij greep naar z'n kap en zette hem af om zijn gezicht te tonen. Het was het gezicht van de Ilseheks, jong, glad en macaber. Sen Dunsidan schrok er onwillekeurig van. Daarna veranderde het gezicht van het meisje alsof het een luchtspiegeling was en werd het gezicht van Sen Dunsidan - hoekig, met doordringende blauwe ogen, lang, zilverwit haar en een vage glimlach die in staat leek om wat dan ook te beloven.

'U en ik lijken erg op elkaar, excellentie.'

Het gezicht veranderde opnieuw, in dat van een jongeman die op niemand leek die Sen Dunsidan eerder had gezien. Het was onopvallend, bijna zo nietszeggend dat je het zou kunnen vergeten, gespeend van elk interessant of gedenkwaardig kenmerk.

'Ben ik dit werkelijk, excellentie? Geef ik mij nu bloot?' Hij zweeg een moment. 'Of ben ik eerder dit?'

Het gezicht vervaagde en veranderde in iets monsterlijks, een reptielachtige tronie met een stompe snuit en spleetogen. Ruwe grijze schubben bedekten een verweerd gelaat met een brede, gezaagde mond die een dubbele rij vlijmscherpe tanden onthulde. Priemende ogen vol haat en verderf glommen van een groen vuur.

De indringer zette zijn kap weer op en zijn gezicht verdween in de schaduw. Sen Dunsidan zat roerloos in zijn stoel. Hij was zich maar al te bewust van de boodschap die hier werd overgebracht. Deze man beschikte over zeer krachtige magie. Hij kon op zijn minst van gedaante veranderen, maar was waarschijnlijk tot nog veel meer in staat. Het was een man die, net als de minister zelf, van de uitwassen van de macht genoot en die macht zonder pardon zou gebruiken om te bemachtigen wat hij zocht.

'Ik zei al dat we op elkaar leken, excellentie,' fluisterde de indringer. We geven ons allebei voor iets anders uit dan we in werkelijkheid zijn. Ik ken u. Ik ken u als mijzelf. U hebt er alles voor over om uw macht binnen de Federatie te vergroten. U gaat zich te buiten aan pleziertjes die voor anderen verboden zijn. U smacht naar wat u niet kunt krijgen en smeedt plannen om dit te bereiken. U glimlacht en veinst vriendschap terwijl u in werkelijkheid de adder bent die uw vijanden vrezen.'

Sen Dunsidan volhardde in zijn diplomatieke glimlach. Wat wilde dit creatuur van hem?

'Ik vertel u dit alles niet om u te ergeren, excellentie, maar om er zeker van te zijn dat u mijn bedoelingen niet misverstaat. Ik ben hier om uw ambities te voeden, in ruil voor hulp waarvan u mij kunt voorzien. Mijn doel is de heks op haar reis te volgen. Ik hoop erbij te zijn als zij het gevecht met de druïde aangaat, wat zij ongetwijfeld van plan is. Ik hoop haar te kunnen overmeesteren wanneer ze in het bezit is van de magie waarnaar zij op zoek is, daar ik van zins ben haar die af te pakken en haar daarna te doden. Maar om dit te bereiken heb ik een vloot bemande luchtschepen nodig.'

Sen Dunsidan keek hem vol ongeloof aan. *Wat u vraagt is onmogelijk.'

'Niets is onmogelijk, excellentie.' De zwarte gewaden maakte een zacht, ruisend geluid toen de ongenode gast door de kamer liep. 'Is wat ik vraag onmogelijker dan wat u nastreeft?'

De minister van Defensie aarzelde. 'En dat is?'

'Minister-president worden. De leiding van de Coalitieraad voor eens en altijd op u nemen. Heersen over de Federatie en daarmee over de Vier Landen.'

Er schoten een aantal gedachten door Sen Dunsidans hoofd, maar ze kwamen allemaal op één ding neer: de indringer had gelijk. Sen Dunsidan zou alles doen om minister-president te worden en zeggenschap te krijgen over de Coalitieraad. Zelfs de Ilseheks was op de hoogte van zijn ambities, al had zij het nog nooit op deze manier onder woorden gebracht, als iets dat wellicht binnen zijn bereik lag.

'Beide lijken mij onmogelijk,' antwoordde hij voorzichtig.

'U slaagt er niet in te zien wat ik u vertel,' zei de indringer. 'Ik vertel u waarom ik een betere medestander ben dan de kleine heks. Wie staat er tussen u en uw doel? De minister-president, die taai en gezond is? Hij zal nog jaren regeren voor hij aftreedt. Zijn gedoodverfde opvolger, de minister van Financiën, Jaren Arken? Hij is jonger dan u, maar even machtig, even meedogenloos. Hij wil minister van Defensie worden, nietwaar? Hij wil uw plek in de raad.'

Bij het horen van deze woorden werd Sen Dunsidan door een kille woede bevangen. Het was waar, natuurlijk - alles. Arken was zijn ergste vijand, een man zo glad en ongrijpbaar als een slang, zo koudbloedig als een reptiel. Hij wilde de man uit de weg hebben, maar had nog geen manier gezien om dit te doen. Hij had de Ilseheks om hulp gevraagd, maar wat hij er ook tegenoverstelde, zij bleef weigeren deze man voor hem te doden.

Wat is uw aanbod, Morgawr?' vroeg hij botweg. Hij begon dit spel beu te worden.

'Het volgende. Morgenavond zullen de mannen die u in de weg staan er niet meer zijn. Geen blaam of verdenking zal u treffen. De positie die u ambieert zal voor het grijpen liggen. Niemand zal u in de weg staan. Niemand zal uw leiderschap in twijfel trekken. Dat is wat ik voor u kan doen. In ruil daarvoor moet u doen wat ik vraag. Geef me de bemande schepen. Een minister van Defensie kan dat, zeker als hij op het punt staat minister-president te worden.' De stem van de Morgawr daalde tot fluistersterkte. 'Aanvaard de samenwerking die ik aanbied, dan zullen we elkaar niet alleen nu helpen, maar dit zo nodig ook in de toekomst kunnen doen.'

Sen Dunsidan nam de tijd om over het voorstel na te denken. Hij wilde niets liever dan minister-president worden. Hij had er alles voor over om die positie te veroveren. Maar hij wantrouwde dit schepsel, deze Morgawr, een wezen dat niet helemaal menselijk was, een beoefenaar van een magie die een man te gronde kon richten voor hij wist wat hem overkwam. Hij was nog steeds niet overtuigd van de raadzaamheid van het voorgestelde. Hij was bang voor de Ilseheks, al zou hij dit, behalve tegenover zichzelf, nooit toegeven. Als hij haar dwarsboomde en zij zou erachter komen, dan zou dat zijn dood betekenen; ze zou hem opsporen en korte metten met hem maken. Aan de andere kant, als de Morgawr van plan was haar te vernietigen, zoals hij zei, dan zou hij er goed aan doen zijn bedenkingen te heroverwegen.

Eén vogel in de hand was, zoals algemeen bekend, meer waard dan tien in de lucht. Als het pad naar de positie van minister-president van de Coalitieraad geëffend kon worden, dan was dat bijna elk risico waard.

Wat voor soort luchtschepen heeft u nodig?' vroeg hij kalm. 'Hoeveel?'

'Zijn we het over de samenwerking eens, excellentie? Ja of nee? Draai er niet omheen. Geen voorbehoud. Ja of nee!'

Sen Dunsidan was nog steeds onzeker, maar hij kon deze kans om zijn eigen doeleinden te realiseren niet laten lopen. Toch voelde het alsof hij vuur uitademde toen hij het woord uitsprak dat zijn lot bezegelde. 'Ja.'

De Morgawr bewoog als vloeibaar duister langs de randen van de schaduwen in het slaapvertrek. 'Afgesproken. Morgen na zonsondergang zal ik terug zijn en u laten weten wat uw aandeel in de overeenkomst precies inhoudt.'

Toen verliet hij de kamer en was verdwenen.

Sen Dunsidan sliep die nacht slecht. Hij werd geplaagd door dromen en slapeloosheid, achtervolgd door het besef dat hij zich voor een prijs had verkocht die nog bepaald moest worden, een prijs die zijn middelen wel eens te boven zou kunnen gaan. Maar terwijl hij wakker lag tussen de korte perioden van onrustige slaap in, overdacht hij de omvang van de verandering die zich wellicht zou voltrekken, en kon daar niet anders dan opgewonden naar uitzien. Natuurlijk was geen enkele prijs te hoog als daar het minister-presidentschap tegenover stond. Een handvol schepen en wat manschappen, dat stelde niet veel voor — niet voor hem. Als het er op aankwam zou hij tot veel meer bereid zijn geweest om de heerschappij over de Federatie te krijgen. Om eerlijk te zijn zou hij elke prijs betaald hebben.

En toch zou het allemaal tot niets kunnen leiden. Het zou ook slechts een proefballon kunnen zijn om zijn loyaliteit jegens de Ilseheks op de proef te stellen.

Maar toen hij wakker werd en zich aankleedde, hoorde hij op weg naar de raadsvertrekken dat de minister-president overleden was. Hij was gaan slapen en niet meer wakker geworden; een hartstilstand. Het was gezien zijn relatief jonge leeftijd en goede gezondheid weliswaar vreemd, maar het leven zat nu eenmaal vol verrassingen.

Sen Dunsidan voelde een golf van vreugde en opwinding door zich heen gaan toen hij het nieuws vernam. Hij stond zichzelf toe te geloven dat het ondenkbare misschien werkelijk binnen handbereik lag, dat het woord van de Morgawr betrouwbaarder was dan hij had durven hopen. Minister-president Dunsidan, fluisterde hij tegen zichzelf, diep van binnen, waar zijn duistere geheimen verborgen lagen.

Eenmaal in de vertrekken van de Coalitieraad bereikte hem het nieuws dat ook Jaren Arken dood was. De minister van Financiën had in reactie op het plotselinge verscheiden van de minister-president zijn huis in grote haast verlaten, ongetwijfeld van zins om van het machtsvacuüm gebruik te maken, en was op de trap voor zijn huis gestruikeld en met zijn hoofd op de stenen decoratie aan de voet ervan geslagen. Toen zijn bedienden hem bereikten, was hij al overleden.

Sen Dunsidan nam het nieuws inmiddels laconiek op, niet langer verbaasd, alleen verheugd en opgewonden. Hij zette zijn rouwgezicht op en gaf allen die hem benaderden zijn diplomatieke antwoord — en dat waren er velen, want hij was nu de man op wie alle ogen gericht waren. Hij bracht de dag door met het organiseren van de begrafenissen en respectbetuigingen, sprak zijn ondraaglijke verdriet en verslagenheid uit en werkte ondertussen aan de versterking van zijn macht. Twee zulke belangrijke en opmerkelijke leiders in één klap weggevaagd; er moest een sterke man gevonden worden om deze leemte op te vullen. Hij stelde zich beschikbaar en beloofde zich volledig in te zetten voor iedereen die hem zou steunen.

Tegen het vallen van de avond gingen de gesprekken niet meer over de doden; men sprak alleen nog over hem.

Na zonsondergang zat hij lange tijd op zijn kamer na te denken over wat er zou gebeuren wanneer de Morgawr terugkwam. Dat hij voor zijn aandeel terug zou komen, stond vast. Wat hij precies zou willen, was minder zeker. Hij zou niet dreigen, maar de dreiging hing hoe dan ook in de lucht. Als hij zo gemakkelijk over het lot van de minister-president en de minister van Financiën kon beschikken, kon het niet al te moeilijk zijn om hetzelfde met een weerspannige minister van Defensie te doen. Sen Dunsidan was nu tot aan zijn nek in deze affaire verwikkeld. Er was geen weg meer terug. Het enige dat hij kon doen, was proberen de wederdienst aan de Morgawr zo laag mogelijk uit te laten vallen.

Het liep tegen middernacht toen de ander verscheen. Hij glipte geluidloos door de deur van het slaapvertrek, een en al zwarte gewaden en dreiging. Sen Dunsidan had inmiddels een aantal glazen bier weggewerkt en had daar alweer spijt van.

'Ongeduldig, excellentie?' vroeg de Morgawr op zachte toon terwijl hij onmiddellijk in de schaduwen ging staan. 'Dacht u soms dat ik niet zou komen?'

'Ik wist dat u zou komen. Wat wilt u?'

'Zo kortaf? Kan er zelfs geen bedankje af? Ik heb u tot ministerpresident gemaakt. Er hoeft alleen nog te worden gestemd in de Coalitieraad, niet meer dan een formaliteit. Wanneer vindt die stemming plaats?'

'Over twee dagen. Goed, goed, u heeft uw bijdrage geleverd, wat is de mijne?'

'linieschepen, excellentie. Schepen die een lange reis en een gevecht bij aankomst aankunnen. Schepen die bemanningen en voorraden kunnen vervoeren. Schepen die de schatten die ik verwacht te vinden mee terug kunnen nemen.'

Sen Dunsidan schudde bedenkelijk zijn hoofd. 'Zulke schepen zijn moeilijk te vinden. Alles wat ik heb is ingezet op de Prekkendorranhoogvlakte. Als ik er eens, laten we zeggen, een dozijn weghaalde...'

'Het dubbele aantal komt dichter in de buurt bij wat ik in gedachten had,' onderbrak de ander hem minzaam.

Twee dozijn? De minister van Defensie ademde langzaam uit. "Nou, vooruit, het dubbele aantal. Alleen, de verdwijning van een zo groot aantal schepen zal worden opgemerkt en zal vragen oproepen. Hoe moet ik het uitleggen?'

U bent bijna minister-president, u hoeft zich niet te verantwoorden.' Er viel een zweem van ongeduld in de ruwe stem te bespeuren. 'Neem die van de nomaden, als u er zelf niet genoeg hebt.'

Sen Dunsidan nam een snelle teug van het bier dat hij niet zou moeten drinken. 'De nomaden zijn neutraal in deze strijd. Huurlingen, maar neutraal. Als ik hun schepen in beslag laat nemen, zullen ze weigeren er nog meer voor mij te bouwen.'

'Ik had het niet over inbeslagname. Steel ze en leg de schuld elders.'

'En de bemanning? Wat voor soort mannen hebt u nodig? Moet ik hen ook stelen?'

'Haal ze uit de gevangenis. Mannen die op luchtschepen hebben gezeild en gevochten. Grenslanders, elfen, nomaden, maakt niet uit. Geef me er zoveel dat ik er een bemanning uit samen kan stellen. Maar verwacht niet dat ik ze weer mee terugbreng. Als ik klaar met ze ben, zal ik me van ze ontdoen. Ze zullen toch nergens meer toe in staat zijn.'

Sen Dunsidans nekharen gingen recht overeind staan. Tweehonderd man, weggegooid als een paar oude schoenen. Beschadigd, versleten, niet langer voor gebruik geschikt. Wat had dit te betekenen? Hij kreeg ineens veel zin om de kamer uit te vluchten, om het op een lopen te zetten en te blijven lopen tot hij zich niet meer zou herinneren waar hij vandaan kwam.

'Ik zal tijd nodig hebben om het te regelen. Een week misschien.' Hij probeerde met vaste stem te spreken. 'Twee dozijn vermiste schepen, daar zal over gepraat worden. Ontbrekende gevangenen zullen gemist worden. Ik moet nadenken hoe dit moet worden aangepakt. Hebt u er werkelijk zo veel nodig om uw doel te bereiken?'

De Morgawr deed er even het zwijgen toe. U lijkt niet in staat om ook maar iets van wat ik van u verlang zonder vragen uit te voeren. Waarom? Heb ik u gevraagd hoe ik me van de twee mannen moest ontdoen die u ervan weerhielden om minister-president te worden?'

Sen Dunsidan begreep ineens dat hij te ver was gegaan. 'Nee, nee. Natuurlijk niet. Het was gewoon...'

'Lever mij de mannen vannacht,' onderbrak de ander hem.

'Maar dat kost tijd.'

U hebt ze in de gevangenissen hier in de stad. Laat ze vrij. Nu.'

'Het vrijlaten van gevangenen is aan regels gebonden.'

'Overtreed ze.'

Sen Dunsidan had het gevoel alsof hij op drijfzand stond en snel wegzakte. Maar hij zag geen manier om zich hier uit te redden.

'Geef mij vannacht mijn bemanning, excellentie,' siste de ander zachtjes. 'U persoonlijk. Als blijk van uw goede wil en om mij te tonen dat het gerechtvaardigd was die twee mannen uit de weg te ruimen. Om er zeker van te zijn dat onze verbintenis op meer dan woorden berust.'

'Maar ik...'

De andere man kwam snel uit de schaduw en greep de minister bij zijn hemdskraag. 'Volgens mij hebt u een demonstratie nodig. Een voorbeeld van wat er met mensen gebeurt die mij tegenwerken.' De vingers verstrakten zich tot een ijzeren greep en tilden Sen Dunsidan op tot hij op de toppen van zijn tenen stond. 'U beeft, excellentie. Zou het kunnen dat ik nu toch uw volle aandacht heb?'

Sen Dunsidan knikte sprakeloos, zo bang dat hij niets durfde zeggen.

'Mooi. Kom dan met mij mee.'

Sen Dunsidan ademde diep uit toen de ander hem losliet. 'Waarheen?'

De Morgawr liep langs hem, opende de deur van het slaapvertrek en keek hem aan vanuit de schaduw van zijn kap. "Naar de gevangenis, excellentie, om mijn mannen te gaan halen.'