4

 

 

 

Woensdag 24 juni 1942

 

Wat een stomme afspraak. Walt had eindelijk een meisje ontmoet met wie hij kon praten en nu had hij afgesproken dat hij niet met haar zou dansen. Stom, stom, stom!

 Hij smeet een aardbei in zijn emmer zonder te weten of de vrucht rijp was. Allie zat in de volgende rij tussen de aardbeiplanten, dat wist hij wel. Normaal gesproken hield hij niet van lange broeken bij vrouwen, maar Allie stond het. Ze droeg het een of andere roze geval om haar hoofd geknoopt om haar haar naar achteren te houden, wat niet lukte. Ze veegde kleine krulletjes uit haar gezicht en er zat een veeg aardbeiensap op haar wang. Wat zag ze er schattig uit!

 Ja, echt een stomme afspraak. Twee linkervoeten? Dat was helemaal niet waar. Toen dat meisje hem de dansvloer op sleepte, had hij het puik gedaan, en hij had nog nooit de tenen van een meisje gekneusd.

 Hij moest onder die afspraak uit zien te komen.

 Het ergste van dansen was iemand ten dans vragen, maar met Allie kon hij praten, ondanks die ogen. ‘Jouw groene ogen met hun zachte licht...’

 Dat liedje kreeg hij niet meer uit zijn hoofd. Waarom had hij dat de vorige avond gespeeld? Hij had zich natuurlijk weer eens belachelijk gemaakt.

 Vandaag had hij nog geen kans gezien om met Allie te praten, maar als hij Dorothy zover kreeg dat ze hem inhaalde, zou hij Allie voor zich alleen hebben.

 Walt stond op, stak zijn armen omhoog en sloeg zijn handen achter zijn hoofd in elkaar om zich nog verder uit te rekken. Allie glimlachte traag naar hem op en die ogen... ‘die koele, klare groene ogen’. Wat betekende dat in vredesnaam: klare ogen?

 Hij knikte naar haar emmer. ‘Lukt het een beetje, stadsmeisje?’

 Ze lachte zacht en laag, niet sprankelend zoals Betty of giechelend zoals Dorothy. ‘Het gaat prima, plattelandsjongen.’

 Hij grijnsde en zette zijn handen op zijn heupen. ‘Dorpsjongen, zul je bedoelen. Was ik maar een plattelandsjongen. Grootvaders boerderij is de mooiste plek ter wereld.’

 ‘Het is zo mooi hierbuiten.’ Ze hield een hand boven haar ogen om ze tegen de middagzon te beschermen.

 Hij volgde haar blik naar het zuidwesten, waar goudgele heuvels als een karavaan in de richting van Mount Diablo liepen. ‘Ik vond de heuvels er altijd uitzien als een kudde kamelen. Het gras lijkt op kamelenhaar, weet je, en de eiken zijn net kleine nomaden met groene gewaden, die de kamelen voortdrijven.’

 Weer een trage glimlach. ‘Voor een geniesoldaat heb je behoorlijk wat fantasie.’

 ‘Je hebt geen idee hoe fantasierijk hij kan zijn. De verhalen die hij soms vertelt...’ Dorothy stond op en liep Walt voorbij. ‘O, Allie, je hebt iets op je gezicht.’

 Walt keek woedend naar de donkerbruine achterkant van Dorothy’s hoofd. Ze had alles voor hem bedorven, op twee manieren tegelijk. Dat kon je gemakkelijk aan Dorothy Carlisle overlaten.

 ‘Och heden.’ Allie keek naar de rode veeg op haar zakdoek. ‘Ik vraag me af hoe lang dat er al zat.’

 ‘Het is me niet eens opgevallen,’ zei Walt.

De rimpels in haar voorhoofd verdwenen weer. Maakte het haar iets uit hoe ze eruitzag als hij naar haar keek? Hij duwde zijn kwartiermuts nog iets verder naar voren om zijn krullen in bedwang te houden.

 Tegenover Allie ging hij op zijn hurken zitten. ‘Je doet het goed. Op één ding na: je moet de kroontjes erop laten zitten. Dan blijven ze vers. Neem deze bijvoorbeeld. Die blijft niet goed.’ Hij haalde de roodste, glanzendste aardbei uit haar emmer en propte die in zijn mond.

 ‘Met jou in de buurt blijven ze geen van alle goed.’ Ze schoof haar emmer weg; hij genoot evenzeer van haar lach als van de aardbei die smolt op zijn tong.

 ‘Grootmoeder vindt het niet erg. Ze houdt van me.’

 Allie plukte nog een aardbei, ditmaal met het kroontje erop. ‘Wat lijkt het me fijn om je grootouders zo dichtbij te hebben. De mijne wonen helemaal in het oosten van het land.’

 ‘Sjonge. Dus alleen je ouders en jij wonen in het westen?’

 ‘Ja. Betty wilde dat ik in de vakanties hierheen kwam, maar ik kon mijn ouders niet alleen laten zitten. En je hebt Betty ongetwijfeld horen mopperen over haar bezoek aan mijn familie.’

 Walt zocht in zijn herinnering tussen de miljoenen woorden die Betty gezegd had terwijl hij niet luisterde.

 Allie schoot in de lach. ‘Ik weet het. Ik vergeet ook altijd de helft van wat ze me vertelt. Hoe dan ook, mijn ouders zitten het liefst elke avond rustig thuis. Je had Betty moeten zien wiebelen en draaien. Zij snakt gewoon naar drukte, zoals een ander naar lucht.’

 ‘Inderdaad.’ Hij mikte een overrijpe aardbei tussen de planten. ‘Soms ga ik terug naar de luchtmachtbasis om uit te rusten.’

 ‘Voor mij is het thuis soms ál te rustig.’

 ‘O ja?’ Hij bestudeerde haar neerslachtige gezicht. ‘Help je mee in het bedrijf?’

 Ze schudde haar hoofd en weer dansten de krullen op haar wangen. Ditmaal veegde ze die weg met de rug van haar hand. ‘Mijn ouders vinden het een schande voor een vrouw om te werken. Maar nu, met het huidige tekort aan arbeidskrachten, is het misschien juist een schande om niet te werken.’

 ‘Vooral als je afgestudeerd bent in bedrijfskunde.’ Hij glimlachte om haar verbaasde blik. ‘Soms luister ik wel naar Betty.’

 Allie sloeg haar lange wimpers neer en glimlachte. Wat was ze aantrekkelijk! Hij had het vermoeden dat ze zich daar niet van bewust was en dat maakte haar nog aantrekkelijker, alsof hij een onontdekte schat gevonden had.

 ‘Waarom heb je eigenlijk voor bedrijfskunde gekozen?’ vroeg hij.

 ‘Tja, ik... Op een dag zal ik het bedrijf wel erven.’ Haar wangen werden weer rood, ditmaal zonder hulp van aardbeiensap. ‘Baxter – de bedrijfsleider – is bevoegd om leiding te geven aan het bedrijf, maar ik vind toch dat ik iets van bedrijfskunde moet begrijpen.’

 ‘Daar zit wat in.’ Hij zocht een plant af, maar er zaten geen aardbeien meer aan. Wat vreemd dat ze die vent bij zijn achternaam noemde.

 ‘Je zult me wel verwend en lui vinden.’

 ‘Hè?’ Walt concentreerde zich weer op het gesprek. ‘Omdat je geen baan hebt? Nee, natuurlijk vind ik dat niet. Trouwens, je kunt ook vrijwilligerswerk doen.’

 ‘Was het maar waar.’ Ze ging verderop zitten. ‘Mijn moeder kan me niet missen in huis. Onze huishoudster is weg. Ze is Japanse en ze werd naar een interneringskamp gestuurd.’

 Hij schoof op om bij haar in de buurt te blijven; zijn emmer liet een kring na in de volle, bruine grond. ‘Mijn beste vriend op de universiteit ook. Schande!’

 ‘Vind je dat echt?’ Haar stem klonk zacht, en ze keek hem met grote ogen aan. ‘Ik... Waarschijnlijk is het niet vaderlandslievend om te zeggen, maar ik vind het afschuwelijk. Mariko is staatsburger; ze is even Amerikaans als jij en ik.’

 ‘Ja. Eddie ook. De enige sabotage die hij ooit gepleegd heeft, was mijn plaats innemen als de beste techniekstudent.’

 ‘Ik dacht dat ik de enige was die er zo over dacht. Mijn ouders zeggen dat het voor Mariko’s veiligheid is. Het gemeentebestuur heeft haar echtgenoot ontslagen, niemand wilde haar iets verkopen en zelfs de melkboer wilde niet meer langskomen.’

 Walt schudde zijn hoofd en praatte ook zacht. ‘Ze mogen niet eens helpen bij de oorlogsinspanningen. Eddie wilde samen met mij bij de luchtmacht dienen, maar ze wilden hem niet aannemen.’

 Ze keek de rij planten langs. ‘Het is treurig als degenen die willen dienen dat niet mogen.’

 ‘Inderdaad.’ Hij volgde haar blik en haar gedachtegang. ‘Met het verstand van George is niks mis. Hij zou het geweldig doen in een administratieve baan, zodat een andere man vrijgesteld kan worden om te vechten.’

 Allie leunde dichter naar hem toe. ‘Ik durf het bijna niet te vragen, maar hoe zit het met Art? Is hij ook 4-F?’

 ‘Echt niet. Hij is 1-A en hij popelt om te gaan. Zijn vader heeft hem nodig in de winkel; hij heeft hem laten beloven dat hij zich niet zelf aanmeldt. Art kan niet wachten tot hij opgeroepen wordt.’

 ‘Hij heeft wel veel respect voor zijn vader. Daar moet zijn vader trots op zijn.’

 Walt haalde zijn schouders op en keek omhoog naar de witte boerderij. Grootmoeder stond op de veranda. Ze keek tussen de eiken door die het huis tegen de wind beschermden en wenkte. Blijkbaar was de lunch klaar. Walt zwaaide ten antwoord. ‘Ja, Art heeft veel respect voor hem... Een beetje te veel.’

 ‘Te veel respect? Dat kan toch niet?’

 ‘Natuurlijk moeten we onze ouders eren, maar God eren gaat voor.’ Hij stond op en stak zijn hand uit om Allies emmer aan te pakken. ‘Hallo allemaal. Tijd om te lunchen.’

 In plaats van het koude hengsel van de emmer in zijn handpalm voelde hij een warme hand die zich om de zijne sloot. Allie dacht blijkbaar dat hij haar overeind wilde helpen.

 Zijn keel kneep dicht. ‘O, Heer, niet nu,’ bad hij in gedachten. ‘Laat me nu niet verstarren.’

 Allie kwam overeind en liet zijn hand los. ‘Mijn ouders zijn geen christenen.’

 ‘Hè?’ Hij slikte moeizaam. Als hij niet kon praten terwijl hij haar aanraakte, was die afspraak zo stom nog niet.

 ‘Ze denken van wel, maar dat is niet zo.’

 Wat was niet zo? Snel richtte hij zijn aandacht weer op het gesprek. ‘Geen christenen?’

 ‘Zij denken dat ze christenen zijn omdat ze lid zijn van een kerk. Maar ik kom al achttien jaar in de Sint Timotheüskerk en al die tijd heb ik niemand van God horen getuigen zoals Betty doet: niet alleen met woorden, maar door de manier waarop ze leeft.’

 ‘En jij wilde hetzelfde hebben als Betty?’ Hij vond het fijn om meer over haar te weten te komen, maar wat had dit alles met Art en zijn vader te maken?

 ‘Ja. Ze is zo zeker van Gods liefde en zo blij met Gods aanwezigheid. Dat wilde ik ook, dat had ik echt nodig.’ Allie zette koers naar de boerderij.

 O ja, de lunch. Walt stak opnieuw zijn hand uit. ‘Geef mij je emmer maar, dan neem ik die mee.’

 ‘Dank je wel.’

 Nu zweeg ze, en de afstand over het groen en bruin gestreepte veld naar de boerderij leek nog langer dan toen hij een jongen was en naar grootmoeders taart snakte. Hij moest iets zeggen, maar wat?

 ‘De Sint Timotheüskerk.’ Allies blik concentreerde zich op een denkbeeldig punt ver achter de boerderij. ‘Daar is alles zo benauwd en kleingeestig; niet vreugdevol en vredig zoals in mijn kerk in Claremont.’

 Walt trok een lelijk gezicht. ‘Zo te horen heb je een nieuwe kerk nodig.’

 Ze draaide zich naar hem toe. ‘Dat is het hem juist. Ik zit in een lastig parket. Mag ik mijn ouders ongehoorzaam zijn?’

 Nu zag hij het verband met het verhaal van Art. ‘De echte vraag is: mag je God ongehoorzaam zijn? Je moet bidden en uitzoeken wat Hij wil dat je doet.’

 ‘Ik wil daar zijn waar ik God kan dienen en iets goeds kan doen, maar als familie moet je samen naar de kerk. Bovendien kan ik me gewoon niet voorstellen dat ik helemaal alleen een vreemde kerk zou binnenwandelen. En ik zou niet weten waar ik een nieuwe kerk zou moeten zoeken.’

 ‘Als je dat fijn vindt, kan ik wel voor je bidden.’

 ‘Zou je dat willen doen? Je weet niet half hoe ik dat zou waarderen.’

 Walts pet gleed naar achteren en de krul viel op zijn voorhoofd. Met een emmer in elke hand kon hij daar niets aan doen, maar dat kon hem niet schelen. Allie had naar hem geglimlacht. Ze had hem in vertrouwen genomen en ze wilde graag dat hij voor haar bad.

 

 ‘Hé, Walt.’ George wees op de oude houten schuur en knipoogde.

 Walt wierp zijn vriend een waarschuwende, boze blik toe.

 Betty trok haar verloofde aan zijn arm. ‘Georgie, als we eenmaal getrouwd zijn, moet je het me gewoon vertellen. Dat verhaal gaat al rond sinds de middelbare school.’

 ‘Sorry, lieveling, maar ik heb het beloofd.’ George knikte Walt toe.

 Hij knikte terug en liet zijn onderarmen op de ruwe omheining rusten. Hij kon erop vertrouwen dat zijn vrienden geen verhalen doorvertelden die hun toevertrouwd waren, zelfs als het om dwaze opschepperij ging.

 Om de hoek van de veekraal keek Allie hem nieuwsgierig aan. Walt rolde met zijn ogen, en ze glimlachte. Mooi. Ze begreep het.

 Een oude roodbonte koe slenterde naar hem toe. Walt gaf het dier een pluk gras. ‘Ha, Flossie.’

 Grootvader Novak zwaaide het hek van de veekraal open. ‘Ze hoort niks meer, dat weet je. Stokdoof.’

 Walt duwde zijn neus tegen Flossies pluizige kop. ‘Ze kan liplezen. Je bent nog steeds het mooiste meisje van de stad, Flossie. Zie je wel, ze kent me. Dat is haar geraden. Ik heb haar naam bedacht.’

 ‘Ja. Het origineel,’ zei Art met een grijns.

 Weer hield Allie haar hoofd scheef. Ditmaal kon hij antwoord geven. ‘Hiram Fortner, de eigenaar van een melkveehouderij in de buurt, heeft een standbeeld van een koe bij de ingang gezet. Iedereen noemt haar Fortners Flossie.’

 ‘Alleen is dat beeld verdwenen, de dag voordat Pearl Harbor gebombardeerd werd,’ zei grootvader. ‘Een kwajongensstreek, ongetwijfeld.’

 ‘Vast,’ zei Walt. ‘Als Jack niet bij Pearl Harbor geweest was, zou ik hem verdacht hebben.’

 Grootvader grinnikte en ontgrendelde de schuurdeuren. ‘Dat joch kan het nooit laten om kattenkwaad uit te halen. Ik heb trouwens onlangs een brief van hem gekregen.’

 ‘O ja? Ik heb al een tijdje niets van hem gehoord.’ Walt liet de jongelui achter en volgde zijn grootvader de stal in. Hij genoot van de geuren van hooi, oud hout en vee.

 ‘Die jongen denkt dat hij met zijn B-17 het hele Japanse leger aankan.’

 ‘Geweldig vliegtuig. Nu moeten we Ray nog in een Fort zien te krijgen.’

 Grootvader mompelde wat en krabde aan zijn neus, de Novakneus. Alleen als hij samen met grootvader was, kon Walt zijn eigen neus waarderen.

 ‘Wat zegt u?’ vroeg Walt. ‘Dat trainingsbaantje is veel te gemakkelijk voor Ray.’

 Grootvader schudde zijn hoofd. ‘Echt niet. Ray is een stille ziel. Hij is niet geschikt voor de ruwe ordeloosheid van de strijd, zoals Jack en jij.’

 Walt voelde zijn schouders rechter en breder worden. Grootvader vond dat hij de strijd wel aankon.

 ‘Oké, jongen, gebruik die legerspieren eens nuttig. Laten we die oude Jenny van haar zeildoek bevrijden.’

 Walt sprong gretig naar voren. Hij vond het altijd fijn om de tweedekker voor te bereiden op de vlucht. Ze werkten zwijgend samen, nog een reden waarom Walt dol was op de boerderij. Grootvader praatte nooit veel. Walt was van mening dat zijn ouders de drie jongens de goede namen gegeven hadden. Ray was vernoemd naar grootvader Garlovsky, gevoelig en muzikaal. Jack was vernoemd naar vader, extravert en gedreven. En Walt was vernoemd naar Jacob Walter Novak, al was hij blij dat zijn ouders de volgorde hadden omgekeerd. Jacob was zo’n ouderwetse naam.

 ‘Jenny heeft niet meer gevlogen sinds Rays laatste verlof. Hij heeft me geholpen met het besproeien van de oogst.’

 Het roer voelde stijf aan; daarom spoot Walt olie op het scharnier. ‘Denkt u dat Ray de strijd niet in wil?’

 Grootvader snoof. ‘Ray wil net zomin de strijd in als Jack en jij dominee willen worden.’

 ‘Hè? Jack wil zijn leven lang al dominee worden.’

 ‘Nee, je vader wil zijn leven lang al dat hij dominee wordt. Hoe eerder Jack dat beseft, hoe beter.’

 Walt veegde zijn handen af aan een oude lap. Inderdaad had hij altijd wat moeite om zich Jack op de kansel voor te stellen, Jack die altijd snode plannetjes bedacht en Walt zover kreeg dat hij hem rugdekking gaf. Maar Jack was een volwassen man en kon zijn eigen loopbaan kiezen. En hij had de goedkeuring van zijn vader; dat kon Walt niet zeggen. Grootvader had hem wel altijd begrepen. ‘Weet u, ik heb u nooit bedankt voor uw aanmoediging en steun. U bent altijd voor me opgekomen.’

 Grootvader bromde waarderend. ‘Ik wist niet dat het leger sentimentele dwazen trainde. Kom op, jongen, laten we Jenny de lucht in sturen.’

 Algauw stond het vliegtuig op het weiland. Walt trok zijn leren vliegeniersjack aan. ‘Wie gaat er mee?’

 Zoals altijd was Art de eerste. De mannen klauterden in de tweedekker en Walt startte het vliegtuig. Het gebrul van de motor klonk hem bijna even muzikaal in de oren als de pianoduetten met Allie. Hij keek op haar neer en salueerde, in de hoop dat hij er sportief en heldhaftig uitzag.

 ‘Kom op, Novak, laten we gaan,’ riep Art boven het geluid van de motor uit. ‘Dan kan ik tenminste doen alsof ik tegen de vijand vecht.’

 Walt bracht het vliegtuig voorzichtig in beweging over het grasveld en de lucht in. Ja, dit was pas vliegen. Natuurlijk, bommenwerpers waren krachtig, maar in de oude Jenny huppelde hij op de luchtstromingen met de wind in zijn gezicht.

 Zodra hij boven de stad was, tikte hij Art op zijn schouder, schudde even met het stuurwiel en wees op Art. ‘Neem de besturing over,’ riep hij.

 Art stak zijn duim omhoog. Walt haalde zijn fototoestel tevoorschijn en leunde over de rand om luchtfoto’s van zijn geboortestad te maken. Hij had het fototoestel cadeau gekregen toen hij afgestudeerd was; hij had het meteen gebruikt om vliegtuigen te fotograferen. Nu was hij een jaar weg geweest en hij wilde meer foto’s. Foto’s van zijn familie, zijn vrienden, van thuis.

 Hij nam de besturing weer over en stuurde Jenny terug naar de boerderij, zodat George mee kon vliegen. Tijdens de landing had hij zijwind, zodat hij kon demonstreren hoe bedreven hij als piloot was. Jammer dat Allie waarschijnlijk niet wist hoe gecompliceerd een landing met zijwind kon zijn.

 Art en Walt sprongen op het gras.

 ‘Man, wat ben ik jaloers!’ zei Art. ‘Jij wordt hier nog voor betaald ook.’

 Walt zette zijn vliegbril af. ‘Het is ongelooflijk, maar ze betalen me zelfs extra. Ze noemen het “een gevaarlijke taak”. Niet verder vertellen, maar ik zou het ook voor niks doen. Klaar, George?’

 ‘Reken maar.’

 ‘Nee.’ Betty trok George aan zijn arm. ‘O, lieveling, niet vandaag, drie dagen voor de bruiloft. Ik wil niet het risico lopen je te verliezen. Dat zou ik niet kunnen verdragen.’

 ‘Welnee, ik –’

 ‘Maar, lieveling, het leger noemt het niet voor niets gevaarlijk. Vandaag niet, alsjeblieft.’

 George zuchtte en nam Betty in zijn armen. ‘Vooruit dan maar. Alleen deze keer niet.’

 Nee toch! Walt wilde nog een keer vliegen. Maar grootvader had het druk met klusjes, Dorothy was nog nooit in de lucht geweest en Allie was te keurig voor zo’n avontuur. Of niet?

 Allie keek nog altijd naar het vliegtuig. Walt herkende die blik. Die had hij de eerste dag van de vliegopleiding gezien op het gezicht van de andere cadetten. Hij ging voor haar staan. ‘Jij overweegt het, of niet?’

 Allies ogen, even groen als die cadetten destijds waren, werden groot. ‘Ik heb nog nooit gevlogen.’

 ‘Wil je vliegen?’

 ‘Misschien.’ Haar lippen bewogen nauwelijks.

 Hij grijnsde. Ja, zij zou weleens de ware voor hem kunnen zijn.

 Betty slaakte een gilletje. ‘Nee, Allie! Ik heb jou ook nodig tijdens de bruiloft.’

 Ondanks het feit dat Betty aan haar arm rukte, bleef Allie Walt aankijken. ‘Zul je net zo vliegen als met Art? Geen acrobatische toeren?’

 ‘Geen looping, geen draai om de as, geen duikvlucht, dat beloof ik.’

 Betty omklemde Allies arm. ‘Je moet hem niet geloven. Dat heeft hij bij George allemaal wel gedaan.’

 ‘Eén keer maar,’ zei George, ‘en ik had erom gevraagd.’

 Walt huiverde. ‘Ja, en ik moest het vliegtuig achteraf schoonmaken. Dat was eens maar nooit weer. Alleen als ik solo vlieg.’

 ‘Vooruit dan maar,’ zei Allie.

 Walt keek haar verbijsterd aan. ‘Wil je mee? Sjonge. Kom, we gaan je inpakken voordat deze zeurkous je ompraat.’

 Aan haar gretige glimlach zag hij dat de zeurkous het niet zou winnen. Mooi. Ze had tenminste pit. Hij trok zijn vliegeniersjack uit en gaf het aan haar.

 ‘Heb jij dat niet nodig?’

 ‘Welnee. Ik moet toch aan de kou wennen. B-17 vliegtuigen vliegen meer dan zesduizend meter hoog. Daarboven is het dertig graden onder nul, soms nog kouder.’

 Hij hielp haar met de leren vlieghelm, waarbij hij zich zorgvuldig concentreerde op de gesp en niet op de zachte huid onder haar kin. Daarna deed hij een stap achteruit om zijn werk te inspecteren. Zijn jack hing tot over haar heupen, de vliegbril bedekte haar prachtige ogen en onder de helm piepten krullen uit. Ze was beslist de schattigste copiloot die hij ooit gehad had.

 ‘Oké, Allie, stap maar in.’ Hij maakte met zijn handen een opstapje voor haar. ‘Is dit nou “Allie op” of “Allie hop”?’

 Ze schoot in de lach en klauterde in de voorste cockpit. ‘Als ik uitglijd, wordt het “Allie oeps”!’

 O, wat was ze lief!

 Walt klom in de achterste cockpit, bracht Jenny weer voorzichtig in beweging over het goudgele grasveld en liet haar vrij in de lucht. Allie omklemde de rand van de cockpit met beide handen en haar krullen zwiepten rondom tegen haar hals. Nadat hij het vliegtuig horizontaal gekregen had, legde hij zijn hand op haar schouder. ‘Hoe gaat het met je?’ schreeuwde hij.

 Allies glimlach was even stralend als zijn eigen hoopvolle verwachtingen. ‘Ik vind het heerlijk.’

 Ja, zij zou de ware kunnen zijn. Ze was niet alleen een aantrekkelijke, intelligente vrouw, maar ze speelde ook nog piano en ze vond het fijn om te vliegen. Ze vond het echt fijn om te vliegen. En wat helemaal geweldig was: hij kon met haar praten, hoewel ze niet bezet was. Aan dat laatste viel niet te twijfelen. Niemand had haar ooit ten dans gevraagd en hij had het vermoeden dat niemand haar ooit verteld had dat ze aantrekkelijk was. Hij wilde de eerste zijn die haar dat vertelde. Jammer dat hij niet zo welbespraakt was als Ray of zo innemend als Jack, die met een grijns en een knipoog iedereen voor zich kon winnen.

 Hij zou het zelf moeten uitvogelen. Walt grinnikte. Daarvoor was hij nu wel in de juiste positie. Hij tikte Allie weer op haar schouder en wees naar beneden, naar Antioch. Ze strekte haar hals uit om over de rand te kijken, draaide zich om en schreeuwde iets wat hij niet verstond. Hij haalde zijn schouders op. Allie hield haar handen als een toeter voor haar mond en herhaalde het.

 ‘Ja,’ riep hij terug. ‘Net speelgoed.’

 Ze knikte en keek neer op de miniatuurstad langs de rivier. Wat zou het leuk zijn om samen naar de heuvels te vliegen, of stroomopwaarts. Brandstof was er nog genoeg, want grootvader kreeg als boer onbeperkt brandstof. Maar Walt wilde geen misbruik maken van die bevoorrechte positie.

 Hij vloog langs de rivieroever en porde Allie tegen haar schouder. ‘Zwemmen?’ Hij trok het stuurwiel naar rechts en drukte het rechter roerpedaal in. Het rolroer aan de rechterkant ging omhoog, dat aan de linkerkant ging omlaag en Jenny maakte een krappe bocht naar rechts.

 Allie gilde, maar Walt hoorde dat ze er plezier in had. Hij glimlachte.

 Nu kon hij indruk op haar maken door met zijwind te landen. Hij vloog een rondje om de witte boerderij en de verweerde grijze schuur om de landing vanaf het zuiden in te zetten. De westenwind was iets toegenomen, maar dat vond hij niet zorgwekkend.

 Walt liet de linkervleugel tegen de wind in zakken en zette weer druk op het rechter roerpedaal om te voorkomen dat Jenny linksaf ging. Allie zou de worsteling van het kleine vliegtuig tegen de wind vast wel kunnen voelen. Sjonge, wat was dit gaaf!

 Met de kleppen naar beneden en het stuurwiel naar voren liet hij het vliegtuig dalen, voortdurend bijsturend om elke verandering in de luchtstroom te compenseren.

 Nu kwam het leukste stuk: de snelle landing op één wiel, die noodzakelijk was bij zijwind. Dat zou Allie een hele sensatie vinden. Ongeveer drie meter boven de grond liet Walt de neus van het vliegtuig iets omhooggaan om de voorwaartse snelheid af te remmen en aan de grond te komen.

 Toen zag hij Flossie.

 ‘Walt!’ gilde Allie. ‘Een koe!’

 ‘Ik zie haar.’ Bijna recht in zijn baan, slenterend, en doof... stokdoof.

 Het was te laat om weer de lucht in te gaan. Te weinig snelheid, te kort veld. Het linkerwiel raakte de grond. Als hij het stuurwiel draaide om de koe te ontwijken, zou hij een lus op de grond beschrijven en misschien over de kop slaan. Maar als hij de koe raakte...

 ‘Heer, help me!’

 Het rechterwiel raakte de grond. Flossies achterste doemde vlak voor hem op. Walt liet het rechterroer ver genoeg zakken om van de neus van de koe weg te sturen, maar niet in een tolbeweging te raken. ‘O, Heer, verplaats die koe of hou dit vliegtuig tegen.’

 Allie gilde. Het vliegtuig sidderde en bonkte over het veld.

 Hij remde zo hard als hij kon zonder het vliegtuig over de kop te laten slaan. De punt van de rechtervleugel kwam met een klap tegen Flossies achterste. Ze loeide nijdig. Het vliegtuig kwam stuiterend tot stilstand.

 Walt omklemde het stuurwiel. Hij ademde snel en moeizaam. O, geweldig. Hij had indruk willen maken op Allie en juist dat had haar bijna het leven gekost. Nu zou ze nooit meer vliegen. Ze zou nooit meer een woord tegen hem zeggen. En dat allemaal omdat hij meer naar haar gekeken had dan naar het veld. Wat een stomme, amateuristische, bijna fatale fout.

 Allie draaide zich langzaam naar hem om; haar gezicht was bleek.

 ‘Gaat het een beetje?’ Hij zag op tegen haar antwoord.

 Ze knikte. ‘Hoe gaat het met de koe?’

 De koe. Walter wierp een blik op Flossie, die luid en verontwaardigd loeiend weg draafde. ‘Die is vreselijk kwaad.’

 Allie schoot in de lach. Ze lachte echt, en ze bleef lachen. Walt deed met haar mee, opgelucht omdat ze het er levend van afgebracht hadden en verbaasd over Allies goede humeur.

 Betty rende naar het vliegtuig. ‘Allie! Allie! Is alles goed?’

 Ze knikte, nog altijd lachend. ‘O, Walt, die koe... Zoals ze liep te loeien!’

 Weer schoten ze samen in de lach en Walt voelde zich meer in de wolken dan hij als piloot ooit werkelijk zou komen. Hij sprong uit het vliegtuig en stak zijn armen omhoog. ‘Kom op, Allie. Hou even op met lachen, anders kom je nooit meer uit dat levensgevaarlijke geval.’

 ‘Ik kan niet meer ophouden, geloof ik.’ Ze klauterde op de laagste vleugel.

 Hij legde zijn handen rond haar smalle middel en liet haar op de grond zakken. Haar gelach klonk hem als muziek in de oren, en hij zou haar het liefst tegen zich aan gedrukt en nooit meer losgelaten hebben.

 ‘Zeg, Walt,’ zei George, ‘geef je fototoestel eens. Ik zal een foto maken.’

 ‘Goed idee.’ Hij zette eerst zijn eigen vliegbril af en daarna die van Allie.

 ‘O nee, niet van mij.’

 ‘O ja, wel van jou. Jij bent mijn copiloot.’

 Nu glimlachte ze. ‘Beloof je dat mijn ouders die foto nooit te zien krijgen? Ik wil niet dat ze weten dat hun enige dochter voor Amelia Earhart gespeeld heeft.’

 ‘Zie je wel, je hebt iets gedaan wat je ouders niet zouden goedkeuren en je hebt het overleefd.’

 ‘Ternauwernood.’ De glinstering in haar ogen riep allerlei vreemde en wonderbaarlijke gevoelens bij Walt op.

 Hij liet zijn arm op de vliegtuigromp rusten, achter Allie langs. Als de jongens in Wendover deze foto zagen, zouden ze misschien denken dat Allie zijn meisje was. En misschien zou ze tegen die tijd ook echt zijn meisje zijn. Wie weet...