21

 

 

 

Riverside

7 november 1942

 

Allie stapte uit de bus en sloeg haar armen over elkaar tegen de kou. Twee oudere mensen bij de bushalte glimlachten waarderend naar haar. Allie glimlachte terug, trots op haar uniform van het Rode Kruis: een grijze japon met witte boord en manchetten en een wit kapje met een grijze sluier aan de achterkant. Dit uniform vertegenwoordigde Clara Barton die tijdens de Burgeroorlog op de slagvelden voor de gewonden zorgde. Het stond voor tientallen jaren van hulp tijdens rampen en in oorlogstijd, en ook voor Allies eigen, kleine offer.

 Ze haastte zich door een straat in een onaangenaam deel van de stad. De avondschemering was ingevallen, en er kwam geen licht uit straatlantarens of ramen. Als dat wel gebeurde, zou de overtreder meteen te maken krijgen met een opzichter van de Civil Defense. Sinds september, toen het bos in Oregon door Japanse vliegtuigen met brandbommen bestookt was, trad de CD strenger op dan ooit.

 Allie tuurde naar de huisnummers en gaf zichzelf een standje omdat ze trots was. Kon ze haar werk wel een offer noemen? Ze las de mannen voor, schreef brieven voor hen, serveerde koffie en speelde piano in de recreatiezaal. Ze hoefde zich niet in het zweet te werken of haar handen vuil te maken, laat staan dat ze zich in levensgevaarlijke situaties begaf zoals Walt, Jim Carlisle en Larry, de man van Louise Morgan. Alleen in haar dromen had ze soms met gevaar te maken. Tweemaal had ze gedroomd dat Walt in zijn vliegtuig onder vuur genomen werd. Over de eerste droom had ze hem geschreven, maar zodra ze de envelop in de brievenbus had laten vallen, had ze er spijt van gehad. Het was onbehoorlijk om een man te vertellen dat je over hem gedroomd had.

 Allie stond stil. Cressies huis moest het kleinste zijn dat ze ooit gezien had: waarschijnlijk bestond het uit niet meer dan een woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer. Zelfs in het schemerdonker kon ze zien dat het huis geel was, niet een beschaafde pasteltint, maar knalgeel.

 Wat zouden de dames van de Sint Timotheüskerk denken als ze zagen dat de dochter van Mary Miller zo’n huis binnenging? Ze schoot in de lach en klopte op de deur. Dat zouden de dames in kwestie nooit zien, omdat ze nooit een fraai geschoeide voet in deze buurt zouden zetten.

 ‘Allie, ben jij dat? Kom binnen, lieverd.’

 Ze hapte naar adem. De piepkleine woonkamer van Cressie was volgepakt met vrouwen: Cressie zelf, Daisy, Opal Morris, Mabel Weber – de hele vrouwenkring.

 ‘Verrassing! Gefeliciteerd!’

 Gefeliciteerd? De tranen sprongen haar in de ogen en haar hand ging onwillekeurig naar de ketting met het kruisje om haar hals. Dit was al de tweede verrassing die ze voor haar verjaardag kreeg. Walts cadeautje was een week eerder aangekomen, tot Allies grote verbazing; ze kon zich absoluut niet herinneren dat ze hem verteld had wanneer ze jarig was.

 Cressie omhelsde Allie stevig, liet haar weer los en klakte afkeurend met haar tong. ‘Moet je die tranen zien. Je zou haast gaan denken dat er iemand gestorven is.’

 Allie snoof om haar tranen te bedwingen. ‘Och heden. Dank jullie wel, allemaal. Dank je wel, Cressie.’

 Cressie draaide zich om naar de keuken en wuifde haar dank weg. ‘Het was Daisy’s idee, lieverd. We hebben allemaal boter en suiker geleverd voor de taart.’

 Allie wendde zich tot Daisy, die haar bruine haar onwaarschijnlijk hoog opgekamd had. ‘O, ik heb toch geen taart nodig.’

 ‘Nou en of. Ik werd er verdrietig van toen je tegen je moeder tekeerging omdat je geen verjaardagstaart zou krijgen.’

 Allie voelde een knoop in haar maag bij de herinnering aan de scène die ze gemaakt had, in het bijzijn van Daisy nog wel.

 ‘O, is dat nieuw?’ Daisy pakte het kruisje. ‘Dat is nog eens mooi.’

 ‘Ja, hè? Mijn vriend Walt heeft het me gestuurd vanuit Engeland.’

 ‘Wat heeft Baxter voor je gekocht?’

 ‘Oorbellen.’ Ze glimlachte, nog altijd opgelucht om wat ze níét in het doosje had aangetroffen.

 Daisy trok haar voorhoofd in rimpels en keek naar Allies oorlellen.

 ‘Hij heeft de verkeerde soort gekocht. Ik heb geen gaatjes in mijn oren.’

 ‘Dat was hem niet eens opgevallen.’ Daisy rolde met haar ogen. ‘Echt iets voor een man.’

 Allie wilde niet kritisch zijn, maar de tegenstelling was wel groot. Walt was het opgevallen dat ze geen ketting met kruisje droeg. Baxter wist niet eens dat ze geen gaatjes in haar oren had.

 Cressie kwam terug met een witte taart en liet Allie op de ereplaats zitten. Op de bekleding van deze stoel paradeerden reusachtige rode en oranje hanen tegen een fel turkooizen achtergrond. Een springveer prikte in haar dij. Ze kruiste haar enkels en zette haar elleboog op een gehaakt kleedje op de armleuning. Een paars kleedje. Waar had Cressie paars haakgaren gekocht, en waarom?

 Toch sprak het zelfvertrouwen dat Cressie moest hebben om paarse kleedjes te durven gebruiken Allie aan. Cressie maakte zich nooit druk over uiterlijkheden of goed fatsoen of over wat de mensen ervan zouden denken – alleen wat God ervan dacht vond ze van belang.

 Gelukkig had Cressie een betere smaak als het op bakken aankwam. De taart was bijna even heerlijk als de vriendschap van deze vrouwen.

 Cressie schonk de theekopjes van de dames opnieuw vol. ‘Mijn excuses voor het feit dat ik geen koffie schenk. Allie, ik hou van je, maar niet zo veel dat ik al mijn koffie voor je overheb.’

 Allie schoot in de lach. Aangezien koffie schaars was, zou die vanaf 29 november gerantsoeneerd worden en vanaf dat moment zou er nog geen kop koffie per persoon per dag te krijgen zijn. Iedereen mopperde erover, maar Allie vond het niet erg om thee te drinken.

 Thee. Zou Walt Engelse thee drinken en echt op zijn Engels fish-and-chips eten? Was hij in Londen geweest om de Big Ben, de Tower en Buckingham Palace te bekijken?

 Veel te snel stonden de dames weer op om naar huis te gaan. Allie bleef nog wat langer om haar gastvrouw nogmaals te bedanken. Terwijl de anderen vertrokken, bestudeerde zij een foto die aan de muur hing. Een knappe jongeman, gekleed in een donker kostuum, keek neer op een jongedame met een witte overhemdblouse en een lange, strakke rok aan. Verbaasd hield Allie haar adem in. Cressie was destijds ronduit lelijk geweest: ze had een grof gezicht met een brede mond, een kromme neus en dichte, zwarte wenkbrauwen. De tijd was haar goedgezind geweest. Omdat ze nu dikker was, leek haar gezicht zachter, en haar wenkbrauwen vielen minder op nu ze grijs waren. Toch was duidelijk dat haar echtgenoot haar bewonderde, zowel op de foto als nu, ongeveer veertig jaar later.

 ‘Ik ben dol op die foto,’ zei Cressie. ‘Wat ziet Bert er verliefd uit, hè?’

 ‘Dat viel mij meteen op. Is deze foto genomen tijdens jullie verloving?’

 Cressie snoof. ‘Nee, dat had niet gekund. We zijn uit pure noodzaak getrouwd... Nee, niet zoals jongelui dat tegenwoordig doen. Weet je, Bert werd op zijn achttiende wees. Hij had vijf jongere zusjes voor wie hij moest zorgen, een huishouden en een eigen bedrijf. Hij had een echtgenote nodig, en snel ook, en ik was het enige huwbare meisje in ons stadje in Kansas.’

 In Allies hart gloeide hoop op. ‘Is jullie liefde pas gegroeid nadat jullie getrouwd waren?’

 ‘Precies. Ik ging naar een opwekkingssamenkomst en daar leerde ik Jezus Christus persoonlijk kennen. Ik was nota bene de dochter van de koordirigent, maar ik had de waarheid nog nooit echt tot me laten doordringen. Onvoorstelbaar, hè? Nou, dat was een hele verandering. En Bert viel als een blok voor de nieuwe Cressie.’

 Allie streek over het gepolijste houten fotolijstje. ‘Was hij... was hij ook gelovig?’

 ‘Helemaal niet. Een koppige, jonge dwaas, dat was hij. Hij heeft zich nog een jaar verzet en dat jaar leek eindeloos te duren. Maar daarna heeft God vat gekregen op Bert en Hij wilde hem niet meer loslaten. Toen viel ik ook voor Bert.’

 Allie citeerde het bijbelvers dat ze inmiddels opgezocht en uit haar hoofd geleerd had. ‘In 1 Petrus 3 staat: “Voor u, vrouwen, geldt hetzelfde: erken het gezag van uw man. Dan zullen mannen die weigeren Gods boodschap te aanvaarden daarvoor gewonnen worden door het gedrag van hun vrouw, zonder dat zij iets hoeft te zeggen, omdat ze zien hoe zuiver u leeft uit ontzag voor God.”’

 Cressie zweeg. Allie nam haar enveloptasje onder haar arm en stak haar hand uit naar de deurknop.

 ‘Wat een vreemd bijbelvers om uit je hoofd te leren,’ zei Cressie.

 ‘Ik vind het mooi. Het is toch...’ Allie draaide zich om, maar bleef de deurknop vasthouden. ‘Het is toch bemoedigend? En hoopvol?’

 Cressie kneep haar kleine, blauwe ogen tot spleetjes; ze verdwenen bijna in haar wangen. ‘Die jongeman van jou... Ik dacht dat hij een broeder in Christus was. Is hij geen christen?’

 Allie trok een grimas. Waarom had ze dat laten doorschemeren?

 ‘Dat bijbelvers moet je nog maar eens goed lezen. Petrus schrijft daar aan getrouwde vrouwen, aan echtgenotes die na hun huwelijk tot geloof komen, zoals ik. Niet aan ongetrouwde vrouwen.’

 Allie keek haar met scheefgehouden hoofd aan. Waarom was dat anders?

 Cressie keek naar het plafond en trommelde met haar vingers op haar dij. ‘Waar staat dat andere gedeelte? Korintiërs? Ja, 1 Korintiërs 6... ik weet het bijna zeker.’

 ‘Ik zal het lezen.’ Allie glimlachte dankbaar en omhelsde Cressie. ‘Nogmaals bedankt. Het was een gezellig feestje.’

 ‘Dat verdien je, lieverd.’ Cressie smoorde Allie bijna tegen haar mollige schouder. ‘Jij bent een bijzonder meisje.’

 Ze liet Cressie los en glimlachte. ‘Jij bent ook heel bijzonder voor mij. Je bent een van mijn favoriete mensen.’

 ‘Een van de velen?’ Cressie wierp haar een nijdige blik toe. ‘Wie zijn er dan nog meer?’

 Allie schoot in de lach. ‘Betty, natuurlijk.’ Zij was degene door wie Allie tot geloof was gekomen en geleerd had wat vriendschap en plezier betekenden. ‘En Walter.’ Hij was degene die haar begreep, haar vergeven had en haar aanmoedigde.

 Cressie zuchtte treurig. ‘Dat had ik kunnen weten. Zoals je over die twee praat...’