32
Riverside
14 februari 1943
Op het pijporgel van de Sint Timotheüskerk klonk het gezang ‘God of Our Fathers’ veel grootser, met bezielende ‘trompetstoten’ voor elk couplet. Toch vond Allie, die de akkoorden stevig aansloeg op de piano van de Groveside Bijbelgemeente, het resultaat groots genoeg.
‘Lead us from night to never-ending day,’ zongen de gemeenteleden uit volle borst, een enkeling schor van emotie. Aan het eind van het lied hoorde ze sniffen en zuchten; dat was haar meer waard dan een staande ovatie.
Zou Baxter het verschil voelen tussen de saaie kerkdiensten in de Sint Timotheüskerk en de oprechte aanbidding in de Grovesidegemeente? Allie wierp een blik op haar verloofde, die onberispelijk gekleed en met een beleefd gezicht op de derde bank zat.
Allie ging weer naast hem zitten; ze vond het nog steeds ongelooflijk dat ze hem had kunnen overhalen om mee te komen. Ze had erop aangedrongen, hem verteld dat ze speciaal voor deze kerkdienst een pianostuk had ingestudeerd en dat ze haar verloofde graag aan haar zijde wilde hebben. Tot haar verrassing had haar pleidooi gewerkt.
Aangezien God erop leek te staan dat ze met een christen trouwde, zou Baxter christen moeten worden – en snel ook. ‘Alstublieft, Heer, laat de preek zijn hart raken,’ vroeg ze in stilte.
Baxter zat rechtop met zijn hoed op zijn schoot en zijn hoofd een beetje scheef, zoals een heer betaamt. Allie werd zenuwachtig toen ze alles door zijn ogen bekeek. Voor het eerst in maanden zag ze het sjofele interieur en de niet-modieuze kleding van de gemeenteleden. Ze hoorde de nasale klank in de stem van de predikant en het ‘Amen!’-geroep om zich heen. Ze voelde de armoedige kussens en het zonlicht dat niet getemperd werd door gebrandschilderde ramen.
Kon Baxter het woord van God wel horen als hij vooroordelen koesterde over de mensen die de boodschap brachten? Als hij in Groveside niet luisterde, waar kon hij het dan horen? In elk geval niet in de Sint Timotheüskerk.
Moest hij het van Allie horen? In de afgelopen vijf jaar had ze hem niet kunnen beïnvloeden, en dat terwijl ze vaste verkering hadden. Zouden de komende vijf maanden iets uitmaken?
En als ze eenmaal getrouwd waren? Allie ademde hoorbaar in en sperde haar ogen wijd open om dreigende tranen tegen te houden.
‘Als jullie van elkaar houden en samen God liefhebben en dienen, zal Hij jullie huwelijk zegenen,’ had Walt in zijn laatste brief geschreven. Het was een opgewekte felicitatiebrief, hoewel hij in het ziekenhuis lag. Wat was hij toch een goede vriend!
Ze moest niet aan Walt denken. Het ging helemaal niet om Walt. Het ging hier om Baxter, Allie en God. Maar de opmerking van Walt had haar onaangenaam getroffen. Baxter en zij hielden niet van elkaar, en Baxter had God niet lief en diende Hem evenmin, dus dat konden ze niet samen doen.
‘Allie,’ fluisterde Baxter. Hij stootte haar aan en wees met zijn hoofd in de richting van de piano.
Stilte. Dominee Morris glimlachte naar Allie. Ze had zijn seintje dat ze het slotgezang moest inzetten gemist. ‘Jong en verliefd,’ zei de predikant.
Onder goedmoedig gelach liep Allie naar de piano. Het was een eenvoudig gezang, maar vandaag had ze moeite met de akkoorden. Verliefd? Ze moesten eens weten!
Na de kerkdienst begeleidde Baxter haar door het gangpad naar buiten; hij gaf haar nauwelijks tijd om hem aan een paar mensen voor te stellen. Tijdens de snelle wandeling naar huis was zijn afkeuring bijna tastbaar, maar Allie voelde een onverklaarbare vrede in haar hart. God wilde dat ze naar deze kerk ging; het was de beste plaats voor haar. Wat Baxter ook zou zeggen, haar blijdschap kon hij niet wegnemen.
‘Ik heb zeven personeelsleden van Miller Kogellagers gezien,’ zei hij toen ze bij het terrein van de familie Miller aangekomen waren.
‘O ja?’ Ze stopte haar handen in de zakken van haar camel mantel. Ze wist wel wat hij bedoelde, maar ze wilde dat hij zijn arrogantie zelf onder woorden bracht.
‘Het is niet gepast voor directieleden om samen met de arbeiders naar de kerk te gaan.’
‘Waarom niet?’ vroeg ze. Ze kon haar vrolijkheid nauwelijks onderdrukken.
Baxter trok een lelijk gezicht. ‘Het is niet gepast. Het ondermijnt het gezag. Het suggereert dat jullie gelijken zijn.’
‘Dat zijn we ook.’
‘Doe niet zo bespottelijk.’
‘Nee, dat is niet bespottelijk.’ Met de neus van haar schoen schopte ze een verdord boomblad opzij. ‘Jezus Christus – de Koning der koningen, de Heer der heren – ging met arme mensen om. Waarom zou ik dat dan niet doen? Bij de kerkgang draait het om God, niet om maatschappelijke status.’
‘Doe niet zo naïef. Alles draait om maatschappelijke status.’
Allie stond stil en keek hem recht aan. ‘Vooral bij het kiezen van een echtgenote.’
‘Ja, inderdaad. En omwille van ons huwelijk moet jij onthouden wat jouw plaats in de maatschappij is.’ Hij wees in de richting van Groveside. ‘Aan dat soort mensen probeer ik mijn hele leven al te ontkomen. En jij? Jij hebt alles: rijkdom, een goede opvoeding, een maatschappelijke positie. Dat gooi je zomaar overboord en je bezoedelt de naam van je familie.’
Ze verstijfde. ‘Wat bedoel je daarmee, dat ik de naam van mijn familie bezoedel?’
‘Er wordt over ons geroddeld, Allie.’ Hij bekeek het smeedijzeren hek rond de tuin van de familie Miller over de hele lengte. ‘Iedereen praat erover. Je ouders voelen zich vernederd, en dat geldt ook voor mij. Je moeder zegt tegen de mensen dat je liefdadigheidswerk doet, maar niemand gelooft dat. Ze weten dat die vieze kleine kerk misbruik van je maakt. Voor die mensen ben je niets meer dan een bankrekening.’
Ze schoot in de lach. ‘Waarom zou jij je daaraan ergeren? Zo zie jij me toch ook?’
Baxter zette grote ogen op. ‘Dat... dat is niet waar.’
‘Je hebt gelijk. Voor jou beteken ik veel meer: een erfenis, maatschappelijke status, fatsoenlijkheid en een kans om mijn vader te plezieren.’
‘Dat is onzin.’ Hij draaide zich om en liep met grote stappen langs de Magnolialaan. Hij was zachter gaan praten, maar ze hoorde dat zijn stem beefde. ‘Je begint over iets anders. We hebben het over die kerk. Ze laten je veel te hard werken, alsof je een arbeidersvrouw bent. Daar ben jij te goed voor. Jij zou achter de schermen moeten werken, net als je moeder, om geld te werven voor goede doelen.’
‘Dat wil ik niet. Ik wil juist dienen.’ Allie paste haar tempo aan het zijne aan.
Hij keek haar woedend aan. ‘Ik heb dit gedoe getolereerd omdat ik wist dat het maar tijdelijk was, maar nu heb ik er genoeg van.’
‘Tijdelijk?’
‘Als we getrouwd zijn, zul je geen tijd meer hebben voor het Rode Kruis en dan ga je niet meer naar die kerk.’
‘Dat doe ik wel.’ Maar kon ze dat doen? Konden ze echt naar verschillende kerken gaan? En hun kinderen dan? Zou hij toestaan dat zij ze meenam naar de Grovesidegemeente? Ze mocht niet toestaan dat hun kinderen naar de Sint Timotheüskerk gingen.
Baxter draaide zich naar haar om en keek haar aan met een wilskracht die ze onder andere omstandigheden aantrekkelijk gevonden zou hebben. ‘Dat verbied ik je. Sterker nog: ik verbied het je hier en nu. Je zegt dat werk bij het Rode Kruis op fatsoenlijke wijze op, en je komt nooit meer in die kerk.’
Verwachtte hij echt van haar dat ze haar vrijwilligerswerk opgaf en terugkeerde naar de Sint Timotheüskerk? Moest ze terugkeren naar een saai, doelloos leven? Moest ze God ongehoorzaam zijn? Want dat eiste hij nu van haar: dat ze tegen de wil van God inging. Ze keek naar zijn scherpe blauwe ogen onder de marineblauwe hoed. Als echtpaar zouden ze eensgezind moeten zijn, maar ze waren het fundamenteel met elkaar oneens. En dat zou zo blijven, tenzij Allie bezweek onder de verleiding omwille van de harmonie naar Baxter te luisteren. Maar als ze Baxter meer gehoorzaamde dan God, zou ze schade lijden aan haar ziel.
Baxters gezicht werd vriendelijker. Hij pakte haar elleboog vast en leidde haar de straat door. ‘Kom, het is voor je eigen bestwil.’
Dat betekende ‘in een en hetzelfde span lopen’. Ineens zag ze die situatie voor zich. Nu al voelde ze zich heen en weer getrokken tussen Baxter en God. Ze zou erdoor verscheurd worden.
Plotseling leken het schandaal, het geroddel, het ongemak en zelfs de woede en de afkeuring van haar ouders haar niet zo belangrijk meer. Op dit belangrijke moment leek de tijd stil te staan. Het was tijd om te kiezen.
‘Lieve Heer, als dit werkelijk uw wil is, geef me dan alstublieft kracht,’ bad ze.
Baxter leidde haar om de bakstenen zuil onder aan de oprijlaan.
Allie haalde diep adem. ‘Baxter, ik kan niet doen wat je van me vraagt.’
‘Pardon?’ Hij stond stil; nu stonden ze tegenover elkaar onder de glanzende bladeren van een sinaasappelboom. Toen hij de uitdrukking op haar gezicht zag, begonnen zijn wenkbrauwen te trillen; zijn greep op haar elleboog werd steviger. ‘Jij zegt toch altijd dat je de Bijbel moet gehoorzamen?’
‘Ja.’ Ze voelde zich groter, sterker en dapperder dan ooit tevoren.
‘Nou, in de Bijbel –’ Zijn mond bewoog zenuwachtig. ‘In de Bijbel staat dat een vrouw haar man onderdanig moet zijn.’
‘Ja, dat klopt.’ Allie trok haar arm los uit Baxters greep en schoof de verlovingsring van haar vinger. ‘Daarom kan ik niet met je trouwen.’
‘Wat?’ Hij verbleekte.
Ze hield hem de ring voor. ‘Ik wil geen man onderdanig zijn die van me vraagt dat ik God ongehoorzaam ben.’
‘Dat... dat vraag ik niet.’
‘Jawel.’ Rustig, maar vastberaden drukte ze hem de ring in de hand en vouwde ze zijn vingers eromheen. ‘Het spijt me. Ik weet dat je huis bijna klaar is en dat er geroddel en een schandaal van komt, maar dit is echt het beste. Kom nou, we houden niet eens van elkaar.’
‘Hoe kun je... hoe kun je dat nu zeggen?’
Allie zuchtte en keek naar zijn geschokte gezicht. J. Baxter Hicks had zijn dromen al bijna verwezenlijkt en nu had ze zijn hoop de bodem ingeslagen. ‘Het spijt me echt. Ik geef wel om je, maar ik hou niet echt van je, en ik weet dat jij niet van mij houdt.’
‘Liefde?’ Baxter kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Jij bent te lelijk om kieskeurig te zijn. Moet ik je daar echt aan herinneren?’
‘Je bent een aantrekkelijke vrouw, Allie Miller, en je bent heel bijzonder,’ had Walt op het perron tegen haar gezegd, en zijn blik en zijn kus hadden die woorden bekrachtigd. ‘Laat je door niemand wijsmaken dat het niet zo is.’
‘Hoe durf je? Dat is niet waar.’ Het verraste haar dat haar stem zo krachtig klonk. ‘En al was het wel waar, dan betekent dat nog niet dat ik geen liefde waard ben. Cressie is nooit mooi geweest, en haar man aanbidt haar. Zo’n huwelijk wil ik: gebaseerd op liefde, vriendschap en geloof. Als ik dat niet kan krijgen, trouw ik liever helemaal niet. Juffrouw Montclair is gelukkig, en dat kan ik ook zijn.’
‘Dit is absolute onzin. Kom mee. We praten er later wel over.’
Allie volgde Baxter naar het huis, al viel er niets meer te bespreken. Ze keek naar haar kale ringvinger en huiverde van opluchting om deze verrukkelijke vrijheid.
Vader vouwde de krant op toen Baxter en Allie de salon binnenkwamen. ‘Hoe was de kerkdienst?’
‘Ze gaat daar niet meer naartoe,’ zei Baxter zacht.
‘O, jawel.’ Met veerkrachtige stappen liep ze naar de keuken. ‘Hallo, moeder.’
‘Zo, hallo.’ Moeder schoof de kip in de oven. ‘Hoe was het in de kerk?’
‘Ik vond het heerlijk. Baxter vond het vreselijk.’ Allie drapeerde haar mantel over een stoel en onderdrukte een opborrelende lach. Ze had een beslissing genomen die hun gezin op zijn kop zou zetten, en ze kon haar vreugde nauwelijks bedwingen.
‘O ja?’ zei moeder. ‘Wat zeg je dat opgewekt.’
‘Ja, raar, hè?’ Allie waste haar handen boven de gootsteen en moeder kwam naast haar staan om een pan met water te vullen. Allie keek haar moeder diep in de ogen. Wat zou het fijn zijn als moeder haar begreep. Wat zou het heerlijk zijn als ze het goedkeurde. ‘Wees alstublieft blij voor me.’
Moeder trok haar voorhoofd in rimpels. ‘Ik ben heel blij voor je. Je gaat met een uitstekende man trouwen.’ Ze keek eerst naar Allies linkerhand, toen naar de rechterhand en weer terug. ‘O, Allie, je ring! Je bent hem toch niet kwijtgeraakt? Och heden, waar kan hij zijn? Weet Baxter dat je hem kwijt bent?’
Allie zuchtte. ‘Ja, dat weet hij. Dit kunnen we beter na het eten bespreken.’
Maar moeder deed meteen haar schort af en haastte zich de keuken uit.
O, nee. Niet nu. Niet zo! Allie haastte zich achter haar aan naar de salon.
‘Wat erg dat ze haar verlovingsring kwijt is, Baxter,’ zei moeder. ‘Maar we zullen hem vinden, al moeten we het hele huis ondersteboven keren.’
‘De ring?’ Baxter glimlachte. Hij viste de ring uit zijn borstzakje. ‘Die heb ik hier. Maak je geen zorgen, Allie, ik heb hem goed voor je bewaard.’
‘Gelukkig maar.’ Moeder pakte de ring en bracht hem naar Allie. ‘Je hebt me voor niets ongerust gemaakt.’
Beiden glimlachten haar toe. Baxter keek heel tevreden.
Hiermee bood hij Allie de gelegenheid om aan de woede van haar ouders te ontsnappen. Maar haar besluit stond vast. Ze trok haar schouders naar achteren, alsof ze het juk opnieuw afwierp. ‘Ik heb hem aan Baxter teruggegeven, maar dat wilde ik jullie liever na het eten vertellen.’
‘Niets om bezorgd over te zijn,’ zei Baxter. Hij glimlachte stijfjes, maar vol zelfvertrouwen. ‘Gewoon een ruzietje tussen gelieven.’
Allie rolde met haar ogen. Gelieven? Dat waren ze niet.
‘Allie, pas op je woorden als je ruzie hebt. Zeg nooit iets waar je later spijt van krijgt.’ Moeder pakte Allies hand om haar de ring terug te geven.
Ze trok haar hand los. ‘Ik wil hier nu liever niet over praten.’
Moeder begon wit weg te trekken, vader stond op en Baxter ging met een zelfvoldane glimlach zitten. Allie keek naar een berglandschap aan de muur. ‘Heer, nu heb ik een berg van uw kracht nodig,’ bad ze in stilte.
Vader ging met een strak gezicht naast moeder staan. ‘Allie, doe je ring om.’
Ditmaal zou hij haar niet in bescherming nemen. De moed zakte haar in de schoenen; ze haalde diep adem om stand te houden. ‘Nee, dat doe ik niet. We hebben geen ruzie gemaakt, maar ik heb geen spijt van wat ik gezegd heb. Ik heb hierover gebeden, en ik weet dat ik de juiste beslissing genomen heb.’
Baxter stak een sigaret op. ‘Ze komt hier nog wel op terug. Elke bruid heeft last van koudwatervrees.’
Allie bedwong met moeite haar ergernis. Als ze nu haar zelfbeheersing verloor, zouden ze denken dat ze een overhaaste beslissing genomen had. ‘Daar heeft het niets mee te maken. Ik heb de verloving verbroken. Ik wil niet met je trouwen.’
‘Allie...’ Moeder draaide de opzichtige ring tussen haar vingers.
Arme moeder! ‘Het spijt me zo. Ik weet dat het voor jullie afschuwelijk is. Ik weet dat dit huwelijk de vervulling van jullie dromen is, maar ik wil niet dat het ten koste van mij gaat.’
‘Ten koste van jou?’ Baxter blies een rookwolk uit. ‘Ten koste van onnozele meisjesdromen, bedoel je. Ga door. Leg maar eens uit wat je bedoelt.’
Ze keek haar ouders smekend aan. ‘Ik wil net zo’n gelukkig huwelijk als jullie hebben. Wat is daar mis mee? Ik kan niet trouwen met een man van wie ik niet hou, ik kan niet trouwen met een man die niet van mij houdt en ik kan niet trouwen met een man die mijn geloof niet deelt.’
‘O,’ zei moeder naar adem snakkend. ‘Hoe kun je zulke dingen nu zeggen?’
Vader wees naar Baxter. Zijn arm beefde. ‘Allie, bied Baxter onmiddellijk je excuses aan.’
‘Met alle plezier. Ik bied mijn excuses aan voor het gedoe, de schande en de teleurstelling die ik jullie aandoe. Maar ik weiger me te verontschuldigen voor mijn beslissing.’
Moeders lippen beefden en vaders gezicht liep rood aan. Allie schudde haar hoofd en liep de kamer uit, op weg naar boven. Ze zou vandaag niet eten, maar dat gold waarschijnlijk ook voor de anderen.
‘Maak je geen zorgen, Baxter,’ zei vader. ‘Allie is een verstandig meisje. Ze trekt wel weer bij.’
‘Ik ga niets afzeggen,’ zei moeder. ‘Jullie trouwen op 3 juli.’
Allie zuchtte. Deze beproeving was nog lang niet voorbij, maar God zou haar helpen. Hij had haar al bovenmate geholpen door haar zo veel kracht, vrede en vreugde te geven. In de spiegel in de gang ving ze een glimp van zichzelf op en ze stond stil. Ze zag er niet bijna aantrekkelijk uit, zoals haar moeder gezegd had. Ze was heel aantrekkelijk, met een glimlach op haar gezicht en glanzende ogen.
Allegro en adagio. ‘Een puike combinatie.’ Haar glimlach kwam tot een crescendo en haar hakken klikten in pizzicato op de trap.
In haar eigen kamer haalde ze haar briefpapier tevoorschijn en ze schreef een lange brief aan Walt over alles wat er die dag gebeurd was. Ironisch genoeg was ze juist door zijn zegen op haar verloving geholpen om die verloving te verbreken, en ook dat schreef ze hem. Het werd een bijzonder vrolijke brief.
Toen ze klaar was, las ze de brief nog eens door; ze schrok van de vertrouwelijke toon. Als Walt zich nu eens verantwoordelijk voelde, wat dan? Als hij dacht dat ze ongepaste gevoelens voor hem koesterde?
Allie blies haar wangen bol. Ze had tijd en gebed nodig om te bedenken hoe ze het hem op een fatsoenlijke manier kon vertellen.
Fatsoenlijk? Was het fatsoenlijk dat Walter Novak de eerste was aan wie ze dit wilde vertellen?