Vrijdag 24 april 2009

Carrie opende haar ogen. Alles was wit. Zuiver, oogverblindend wit.

‘Het komt wel goed.’

Ze herkende haar eigen stem niet, had een onbekende smaak in haar mond. Er zat iemand naast haar. Een donkere schaduw, een spook uit haar verleden. Een glimp van haar toekomst. Haar hoofd deed pijn. Een snijdende pijn van haar ene slaap naar de andere, dwars door haar hersenen.

‘Alles komt goed, toch?’ Ze kwam omhoog op haar ellebogen. Het laken was hard tegen haar huid. Dus ze was niet thuis. Ze lag in een klein vertrekje. Eén raam. Wit. Een ziekenhuis. Het rook naar ziekenhuis.

Had ze een ongeluk gehad?

De donkere figuur sprak. Nee, zei hij. Het komt niet goed, Carrie.

O, het verdriet. Ze voelde het door haar botten trillen, diep in het merg. Haar hart schrijnde, maar ze wist niet waarom. Ze herkende de stem. Ze draaide haar hoofd om. Eindelijk kon ze zien door het ondoorzichtige laagje dat haar ogen bedekte. Ze zag haar ex-man.

‘Brody?’ fluisterde ze.

Iets warms pakte haar hand.

Je bent flauwgevallen. Hebt je hoofd bezeerd. Ze kon hem niet echt verstaan, maar op de een of andere manier zaten de woorden in haar hoofd.

Ze hield zich vast aan de warmte. Braaksel steeg op naar haar mond. Ze wendde haar hoofd af en spuugde het uit. Er was een verpleegster in het vertrek.

‘Ben ik ziek?’

Nee, Carrie. Brody weer. Waarom kon ze hem niet hóren? Net als haar eigen stem, net als de stemmen die door de rest van het vertrek sneden?

Omdat ze hem niet wílde horen.

‘Brody,’ zei ze.

Zijn hoofd viel op de rand van het bed. Ze voelde zijn gewicht.

Het gewicht van hun verdriet op het kleine bed.

Carrie liet haar hoofd in het schuimrubberen kussen zakken. In haar gedachten zakte het bed in onder de zware last en vielen ze samen naar het middelpunt van de aarde.

+++

Ze liepen langzaam naast elkaar. Ze waren niet alleen. Iemand had het over een rolstoel gehad. Ze herinnerde zich dat ze haar hoofd schudde. Ze weigerde het te geloven voor ze hem zag.

Bewíjs het, had ze gegild. Ze kreeg een verwrongen visioen van de set van Reality Check. Hoorde zichzelf dezelfde woorden schreeuwen, terwijl het publiek achter haar in solidaire razernij huilde en joelde. Ze belde Leah, probeerde het uit te leggen.

‘Nee,’ zei ze. ‘Nee. Nee.’ Ze liep verder tot een hand in haar rug haar beduidde dat ze links af moest slaan. Ze zag een deur. Het mortuarium. Nee, nee, nee...

‘Hier.’ Een stem die ze niet herkende.

Nee, nee, nee...

En plotseling stond ze binnen, naast een tafel. Een wit laken.

‘Bent u klaar, mevrouw Kent?’

Nee, nee, nee...

Carrie zag de man alsof ze door een taaie vloeistof naar hem keek. Wie bent u? Haar vingers tintelden. Ze had geen gevoel in haar benen. Ademhalen deed pijn in haar borst. Ze knikte.

Langzaam trok de arts het laken weg. De lange bult eronder veranderde in haar zoon. Ze moest denken aan een goochelaar. Het was allemaal een truc.

Zaag hem doormidden... de wonderbaarlijke zwevende jongen... de verdwijnende tiener.

Opnieuw gal in haar keel.

Zijn haar was zo zijig, alsof hij het pas die ochtend gewassen had. Een paar puistjes op zijn wangen, die nog steeds mollig waren.

‘Waarom heeft hij die dingen aan?’ vroeg ze. Dat was het enige wat ze kon bedenken.

‘We hebben hem schone kleren aangetrokken.’

Dat had de arts waarschijnlijk al honderden keren eerder gedaan.

‘Waren zijn kleren vuil?’ Hij leek niet dood. Alleen maar te slapen. Die rode tint in zijn haar was haar nog nooit eerder opgevallen. Ze wist niet dat hij een gaatje in zijn oor had laten maken; in zijn oorlelletje zat een kleine zilveren schedel.

‘Carrie, niet doen.’ Brody’s stem sloot het vertrek buiten. ‘Help me hem te zien.’

Instinctief pakte Carrie Brody’s handen. De vrouw aan zijn andere kant verstijfde en keek gespannen toe toen ze zijn handen op het hoofd van hun dode zoon legde. Brody liet ze daar even liggen en spreidde ze daarna uit over het gezicht. Hij legde een vinger aan weerszijden van de neus en trok met zijn duimen de lippen iets uit elkaar. Eén enkele snik ontsnapte hem.

‘Mevrouw Kent, ik zal u moeten vragen hem te identificeren. Kunt u bevestigen dat dit uw zoon Max Quinell is?’

‘Dit is onze zoon.’ Brody’s stem was diep maar leeg.

‘Mevrouw Kent?’ De arts wilde een bevestiging van haar. De identificatie van een blinde konden ze niet accepteren.

‘Ja,’ zei ze, met het gevoel dat er plotseling een schijnwerper op haar werd gericht, dat ze met bonkend hart op haar eigen podium zat en door die vrouw – de beroemde Carrie Kent − door de wringer werd gehaald; alsof het publiek met ingehouden adem op haar antwoord wachtte, alsof haar antwoord echt verschil zou maken – leven of dood.

Nee, nee, nee...

‘Ja. Dit is mijn zoon.’

+++

Hoofdinspecteur Dennis Masters was net terug van zijn afgebroken bespreking met Leah toen het nieuws bekend werd. Hij zat voor zijn team. Het was enkel een gevoel, maar hij dacht niet dat het een goede dag zou worden. Hij nam een slokje koffie uit de plastic beker. Die was te heet, maar hij snakte naar cafeïne. Hij had de grootste crisiskamer in het bureau gevorderd, amper in staat om te geloven dat er opnieuw een steekpartij in zijn rayon was geweest. Het publiek wilde antwoorden, wilde zich veilig voelen en wilde bovenal dat hier een eind aan kwam.

Hij wreef in zijn ogen. Hij was pas om drie uur in slaap gevallen. De whisky had het er niet beter op gemaakt, eerder erger. Eerder op de avond had Estelle gebeld − ongetwijfeld opgestookt door haar moeder – om hun plannen voor het weekend af te zeggen. ‘Er is iets tussen gekomen, pappie,’ bevestigde haar verdrietige stem.

Masters zette zijn bril op en concentreerde zich weer. Toen hij naar zijn team keek, zag hij alleen maar een troep boze demonstranten door Harlesden trekken, aangevoerd door de rouwende ouders van dode jongens; spandoeken die met grote letters proclameerden dat ze het zat waren, dat er een eind aan het geweld moest komen. Hij overwoog ontslag te nemen. Het politiebureau van Brent was al vijftien jaar zijn thuis, en in zijn hele carrière had hij nog nooit met zo veel steekpartijen te maken gehad. Wapens dragen hoorde er tegenwoordig gewoon bij voor die jongeren hier. Ze waren te bang om het niet te doen.

Dennis had zijn beste rechercheurs al aan het werk gezet. Later zou hij het wel met de commissaris bespreken, als er meer bekend was. Voorlopig wilde hij er zeker van zijn dat al het mogelijke gedaan werd.

‘Wat hebben we?’ vroeg hij somber aan de vrouw naast zich. Zou dit iets voor Carrie zijn, vroeg hij zich af. Zou hij een eervolle vermelding krijgen omdat hij de misdaad publiek had gemaakt, of op zijn donder krijgen omdat hij die geromantiseerd had? Hij zou haar straks opbellen, een balletje opgooien over zijn idee hier een show aan te wijden.

‘Niet veel.’ Inspecteur Jess Britton had twee dunne dossiers voor alle gevallen. Op de tafeltjes in het sombere vertrek zaten twaalf andere rechercheurs te wachten op instructies, popelend om aan het werk te gaan. ‘Volgens een leraar van de school hebben we één mogelijke getuige. De beveiligingscamera was kapot, dus daar hebben we niks aan. Geen wapen.’

‘Wie is de mogelijke getuige?’ Dennis keek naar de klok boven het whiteboard. Ze hadden geen tijd te verliezen.

‘Een andere leerlinge. Ene Dayna Ray.’ Britton blies in haar koffie.

‘Is ze al ondervraagd?’

‘Nee.’ Ze nam een slokje en grimaste.

‘Het vaste scenario, Jess,’ antwoordde Masters. ‘Stuur meteen een team naar de school. Ondervraag iedereen. Leraren, leerlingen, conciërges, de hele hap. En ik wil de beelden van alle beveiligingscamera’s binnen een straal van vijf kilometer van de school, en zorg dat er als ik terugkom een sectierapport op mijn bureau ligt.’

‘Waar ga je naartoe?’ Jess Britton zette haar koffie weg.

‘Met dat meisje Dayna Ray praten.’ Masters trok het dossier naar zich toe en knikte toen hij haar adres zag.

‘En de ouders?’ Jess zuchtte, meteen denkend dat zij dat onverkwikkelijke karwei op haar dak geschoven zou krijgen.

‘Regel maar iets met Chris en Al.’ Hoofdinspecteur Masters drukte zijn hoofd naar achteren tot hij iets hoorde kraken onder zijn boord. Hij wilde zijn beste mensen met de hoofdrolspelers in deze zaak laten praten. Ze moesten iemand arresteren, en snel ook.

Jess haalde haar schouders op. Ze had toch geen zin om naar buiten te gaan. Het goot. Ze schopte tegen de poot van de stoel. ‘Dan praten we later verder, hoofdinspecteur.’

Masters knikte, stond op en sprak het vertrek toe. Achter hem trok Jess Britton een gezicht, hetzelfde gezicht als toen ze vijf jaar geleden hoorde dat de promotie naar hem was gegaan in plaats van naar haar.

+++

Dennis wist wat hij kon verwachten. Wijk met gemeentewoningen op een kleine kilometer afstand van de school, met het gebruikelijke stuk braakland met uitgebrande autowrakken bij wijze van park. Een passend slagveld voor de plaatselijke jeugd, samen met de rijen lelijke, met grindpleister afgewerkte huizen. ‘Plaatselijke jeugd,’ herhaalde hij hardop. God, dat gaf hem echt het gevoel dat hij oud was.

Hij parkeerde zijn auto voor nummer 12, stapte uit, stak zijn radio en telefoon in de binnenzak van zijn leren bomberjack en hees zijn spijkerbroek op. Uit een auto die ronkend op hoge snelheid voorbijreed, klonk luide muziek; een hond blafte; een vrouw met een rij kleine kinderen liep door de regen. Ze keek naar Dennis, ongetwijfeld aanvoelend dat hij van de politie was.

Iemand had een poging gedaan het voortuintje van huize Ray te fatsoeneren, iets wat alleen maar bleek uit het feit dat er geen verroeste wasmachines, hopen hondenpoep en opengescheurde vuilniszakken lagen. Hij klopte op de groene voordeur. Hij rook etensgeuren. Juist toen hij opnieuw wilde kloppen, ging de deur open.

‘Ja?’ vroeg een klein vrouwtje met achterovergekamd haar. Haar ogen stonden kwaad, alsof ze zojuist ruzie had gemaakt.

‘Mevrouw Ray?’ vroeg Dennis, meteen zijn identiteitsbewijs trekkend. Na een korte blik erop keek de vrouw hem opnieuw aan. ‘Is uw dochter thuis? Ik zou haar graag even spreken.’

Mevrouw Ray knikte meteen en ging opzij om hem binnen te laten. Ze smeet de voordeur dicht. ‘Wat heeft ze verdomme uitgevreten?’ Ze draaide zich om naar de trap. ‘Day-na?’ De schreeuw was harder dan je van zo’n klein vrouwtje verwacht zou hebben.

‘Stom kind. Ze zei dat ze ziek was geworden op school. Ga maar naar boven. Rechtse deur.’ Mevrouw Ray liep terug naar de keuken, gevolgd door een hond die aan haar enkels snuffelde.

De piepkleine overloop lag bezaaid met kleren en allerlei andere spullen, waaronder speelgoed, wat betekende dat er een nog veel jonger kind in huis woonde. Dennis stapte over de troep heen en klopte op Dayna’s deur. Hij keek naar de stickers en uitgeknipte tijdschriftartikelen die op de beschadigde verf waren geplakt. Hij hoopte dat het jongste kind nog niet kon lezen.

‘Wat?’ vroeg een meisjesstem na een lange stilte.

Dennis bracht zijn mond vlak bij de deur. ‘Dayna, je moeder heeft me naar boven gestuurd. Mijn naam is Dennis Masters en ik ben rechercheur van politie. Je bent niet in moeilijkheden, maar ik zou graag even met je willen praten over wat je vandaag op school hebt gezien.’ Stilte. ‘Is dat goed?’ Niets. ‘Dayna, het is echt belangrijk dat je me helpt om degene te pakken die Max Quinell vermoord heeft.’

Enkele seconden later ging de deur langzaam open. Een slank meisje stond in het donker van de deuropening, asgrauw, met halfopen mond en haar ogen vol grenzeloze angst. ‘Is Max dóód?’ Haar woorden waren nauwelijks hoorbaar, alsof ze het door ze te hard uit te spreken waar zou maken.

‘Het spijt me heel erg.’ Dennis wachtte even. Hij dacht dat ze het al wist.

Het meisje huilde niet. Ze slikte en staarde naar de muur achter hem. Daarna gooide ze de deur open, liep haar kamer weer binnen en wierp zich op het onopgemaakte bed. Dennis volgde haar. Toen ze niets zei, schoof hij een stapel kleren van een houten krukje en ging zitten.

‘Ik weet dat dit moeilijk voor je is, maar ik had gehoopt dat je me zou kunnen vertellen wat er gebeurd is, nu het nog vers in je geheugen ligt.’

Dayna tilde haar hoofd op en sleurde haar blik naar hem toe alsof hij een ton woog. ‘Maar ik hield van hem.’ Een zucht ontsnapte haar.

Dennis voelde instinctief dat dit de eerste keer was dat ze dit zei, een door verlies gedreven verklaring die ze – op haar wat, haar vijftiende? – eindelijk durfde uit te spreken. Alleen was het nu te laat.

‘Dat zal Max ongetwijfeld hebben geweten.’

‘Nee. Nee, hij wist het niet.’ Ze keek hem schuins aan.

‘Was je zijn vriendin?’ Hij zou dit heel voorzichtig moeten aanpakken. Als hij kans had gezien zijn notitieboekje en pen ongemerkt weer op te bergen, zou hij dat gedaan hebben. Hij zag haar naar zijn handen kijken. Hij legde het boekje op zijn knieën.

‘Ja, min of meer.’ Dayna’s ogen werden plotseling groot en glanzend van de tranen. ‘Weet u zeker dat hij dood is? De... de... ziekenwagen kwam.’ Ze haalde haar mouw over haar ogen. ‘Die zouden hem moeten helpen.’

‘Ik weet het zeker.’ Dennis zuchtte. Hij zag geen barst met de gordijnen dicht. ‘Waren jullie goede vrienden?’

Dayna knikte.

‘Voor we verdergaan, beste meid, zou ik je willen vragen of je weet wie dit gedaan heeft. Wie hem stak. Wie het mes hanteerde.’

Dayna keek de rechercheur aan. Haar gezicht verfrommelde langzaam tot een implosie van verdriet. ‘Nee,’ fluisterde ze. Eén lettergreep die in duizend stukken uiteenspatte. ‘Nee, dat heb ik niet gezien.’ Ze liet zich voorovervallen en huilde heftig in de donsdeken. Haar vingers kneedden de vulling. Ze duwde haar hoofd steeds dieper in haar verdriet, in de zachtheid. Dennis Masters keek naar haar, wachtend tot ze weer in staat was om te praten.

Ze kwam overeind. ‘Alles ging zo snel. De ene seconde was alles normaal, en toen...’ Ze kneep haar ogen samen, alsof ze het drama in haar verbeelding opnieuw beleefde. ‘En toen was er overal bloed. En geschreeuw. Paniek.’ Dayna sloeg haar magere armen om haar lichaam, zichzelf omarmend. Waarschijnlijk omdat ze niemand anders heeft om dat te doen, dacht Dennis.

‘Zijn dit...’ Dennis keek naar de met bloed besmeurde tas op de grond.

‘Mijn vieze kleren. Onder het bloed,’ antwoordde Dayna blozend.

‘Die zal ik mee moeten nemen.’

Dayna knikte.

Hij hoorde de vrouw beneden schreeuwen, gevolgd door het verontwaardigde huilen van een klein kind.

‘Broertje?’ vroeg hij.

Dayna gaf hem een zweem van een glimlach. ‘Zusje. Dat wil zeggen, halfzusje. Kev is niet mijn vader.’

‘Waar is Kev nu?’

Dayna haalde haar schouders op. ‘Kroeg. Bij iemand thuis. Bookmaker. Arbeidsbureau, als mam geluk heeft deze week.’

Plotseling voelde Dennis zich een mannelijke versie van Carrie Kent die de grimmige waarheid lospeuterde over levens die de meeste mensen het liefst zouden negeren. Levens vol tragedie, armoede, verwaarlozing en mishandeling. Er zou nooit een eind aan komen. Hij zag het elke dag.

Dennis bracht het gesprek terug naar waar het om draaide. ‘Denk je dat het een leerling van je school was?’

Dayna haalde haar schouders op.

‘Lang? Kort? Blank? Zwart? Aziatisch? Wat voor kleren droeg hij? Je moet me iets kunnen vertellen. Je was er toch bij?’

Dayna begon te beven, alsof ze daar niet zeker van was. Haar vingers met de staalblauwe nagellak klauwden naar de donsdeken. Haar ogen glansden van verwarring en woede. ‘Hou op. Ik heb ze niet gezien.’

‘Alles wat je ons over Max’ moordenaar kunt vertellen, Dayna, zou ons enorm helpen. Denk terug aan vanmorgen, te beginnen met het moment waarop je Max voor het eerst zag. Wat deden jullie?’ Masters zette zijn pen op papier. Ze, schreef hij.

Dayna schudde aan één stuk door haar hoofd. Ze was duidelijk getraumatiseerd. Slachtofferhulp zou haar binnenkort steun geven, dacht hij, maar misschien kon ze beter meteen worden behandeld. Haar hoofd zat zeker verstopt. Hij had vaak met dit soort jonge getuigen te maken gehad. Sommigen spuiden alleen maar leugens, terwijl mensen als Dayna helemaal in hun schulp kropen en op de een of andere manier dachten dat het hun schuld was, dat ze iets hadden moeten doen.

‘We spijbelden. Ik wachtte op Engels. Ik had patat gekocht.’ Ze raakte haar lippen aan, alsof ze de smaak nog steeds proefde.

‘Ga door.’ Dit was goed. Ze dacht na.

‘En toen...’ Dayna stond op en liep naar het raam. Dennis kneep zijn ogen dicht toen ze met een ruk de gordijnen openschoof. ‘En toen waren ze er ineens. Ze scholden hem uit. Bedreigden hem.’ Ze draaide zich om. ‘Spijbelen of patat eten is streng verboden.’

Dennis slaakte een diepe zucht. ‘Wat bedoel je met wachten op Engels?’

‘Da’s de enige les die ik leuk vind. Max vindt hem ook leuk. Vond.’

‘Ik zie dat je veel leest.’ Dayna leek meer boeken te hebben dan de gemiddelde tiener. Niet dat hij de laatste tijd veel afwist van de slaapkamers van jonge mensen. Daar was een eind aan gekomen toen Kaye samen met Estelle vertrok. Dat maakte het extra pijnlijk voor hem als hij met tienermeisjes te maken kreeg. Hij probeerde er niet aan te denken.

Dayna knikte. ‘We lazen elkaar voor.’ Ze was een silhouet tussen het donker binnen en de lentezon die achter de wolken vandaan was gekomen. ‘Shakespeare en zo.’

‘Had Max vijanden, dat je wist?’

Het meisje slikte verscheidene keren. Alsof het nieuws opnieuw met volle kracht tot haar doordrong, vertrok haar gezicht van verdriet en liet ze zich weer op het bed vallen. ‘Ik weet het niet. Ik weet verdomme niks meer.’ Toen hief ze haar hoofd op. ‘Maar één ding weet ik wel. Ik ga nooit meer terug naar school.’

Haar hoofd zakte terug in de donsdeken. Zelfs de hand die de rechercheur voorzichtig tussen haar schouderbladen legde, bracht geen reactie. Hij besloot haar een paar uur de tijd te geven om te treuren, om de werkelijkheid te accepteren, en haar dan pas echt aan de tand te voelen. In de tussentijd zou hij gaan informeren wat Jess en de rest te weten waren gekomen.

En hij zou Carrie of Leah bellen. Het zou van groot nut zijn als ze op het allerlaatste moment nog een speciale editie van de show konden uitzenden, besloot hij, zich afvragend aan hoeveel touwtjes hij kon trekken. Misschien een compleet overzicht van steekwapengeweld, gevolgd door een gedetailleerdere blik op de zaak-Quinell. Ze zouden een reconstructie kunnen doen. Hij had antwoorden nodig, en snel ook. In het verleden was het duidelijk bewezen: hoe eerder je het publiek informatie gaf, hoe beter de resultaten. En god nog aan toe, dacht hij, als hij iets nodig had, was het wel resultaten.

Dennis liep Dayna’s slaapkamer uit en daalde snel de trap af. Mevrouw Ray nam niet de moeite antwoord te geven toen hij een afscheidsgroet riep en zei dat hij later terug zou komen, dat Dayna op het politiebureau werd verwacht om een verklaring af te leggen. Bij de voordeur aarzelde hij even, draaide zich om en opende zijn mond. Toen liep hij naar buiten, want hij zag er het nut niet van in om de vrouw voor te houden dat haar dochter wel wat moederlijke troost kon gebruiken.