Herfst 2008

Het werd steeds onwaarschijnlijker dat er nog gekust ging worden. Op een gegeven moment hoopte hij dat Dayna angstig zijn arm zou pakken, maar ze boog zich alleen maar naar hem toe en fluisterde: ‘Dat had ik al tijden aan zien komen.’ Hij was blij dat het donker was. Hij had zijn lippen al geopend, in de volle verwachting dat ze er een kus op ging drukken, en hij geneerde zich zo dat het zweet hem uitbrak.

Hij had moeten weten, dacht hij terwijl hij na de film in de gang buiten de damestoiletten op haar wachtte, dat Dayna zoiets niet zou doen. Ze was niet het soort meisje dat zich gilletjes slakend aan hem vastklampte voor bescherming. En hij dacht ook niet dat ze erg vrijgevig was met kussen. Hij vond het fijn dat ze niet zo willig was als veel van de andere meisjes op school, die bijna een dagelijkse score bijhielden.

‘Klaar,’ zei ze. Ze veegde haar natte handen af aan haar spijkerbroek. ‘Zullen we naar jouw huis gaan?’

Max verstijfde. Dat was het laatste wat hij wilde. ‘Mijn hut? Oké.’

‘Nee, gek. Je echte huis. Ik wil je kamer zien. Ik zou je moeder kunnen ontmoeten.’

O god. Wat nu? Misschien was ze toch geïnteresseerd. Maar ongeacht haar bedoeling, dit was een te goede kans om te laten lopen. Een meisje – een meisje dat hij echt aardig vond – wilde zijn kamer zien. Wie weet voor de laatste keer in zijn leven. Wat hem betrof konden ze desnoods ieder aan één eind van zijn bed zitten. En eerlijk gezegd liep hij de eerste keer liever niet te hard van stapel. Het moest iets bijzonders zijn. Hij wilde haar eerst leren kennen. Alles op zijn tijd.

Maar hoe kon hij haar zijn moeder laten ontmoeten? Dan zou alles veranderen. Dan zou hij iemand anders worden in haar ogen, want hoe geweldig en ongelooflijk het misschien ook was om een moeder te hebben met een show die door miljoenen mensen werd bekeken, vroeg of laat zou haar roem hen uit elkaar drijven.

Er zat maar één ding op. Ze zouden naar zijn vaders appartement moeten. Haar meenemen naar het huis van zijn moeder was uitgesloten. Zelfs als die niet thuis was, zou de luxe haar totaal overdonderen.

‘Mij goed. Maar dan wel naar dat van mijn vader.’ Hij dacht even na. ‘Want mam zal zeker de pest in hebben of zo.’

Ze staken de straat over en wachtten bij de bushalte. Max pakte zijn telefoon en las een paar sms’jes. Tot zondag de stad uit voor conferentie. Pap. Ze zouden het rijk alleen hebben. Max vroeg zich af of hij zijn tanden moest poetsen, alleen maar voor het geval, maar het appartement was zo klein en de muren zo dun dat Dayna het zeker zou horen. Waarschijnlijk had hij wel kauwgom of pepermuntjes in zijn la.

De bus was zo vol dat ze moesten staan. Max vond het fijn dat Dayna zo vaak tegen hem aan werd gegooid, ondanks haar gezichten en gemopper tegen de man die steeds tegen háár aan viel. Ze sprongen eruit bij de laatste bushalte voor de wijk van zijn vader.

‘Zet je schrap,’ zei Max. Hij raakte meteen gespannen toen ze vanuit de hoofdstraat met zijn tweedehandszaken, groentewinkels met dozen vol onbekende groenten op het trottoir, kapsalons en allerlei soorten afhaalrestaurants de kleurloze wereld van Westmount binnen gingen.

‘Waarom?’ Dayna leek volstrekt op haar gemak hier. Max wist dat ze in een soortgelijke wijk was opgegroeid – een volstrekt andere wereld dan die van zijn kostschool.

‘Het kan er hier soms ruig aan toegaan.’ Max liet instinctief zijn hoofd hangen en trok zijn jack verder omhoog.

‘Waar heb je het over?’ Dayna lachte, wat Max helemaal niet beviel.

‘Er gebeuren dingen, oké?’ In de betonnen tunnel naar het hart van de wijk versnelde hij zijn pas. Bijna vijfduizend appartementen, verdeeld over vierkante, vijf verdiepingen hoge flatgebouwen aan de westelijke rand van Harlesden. ‘De plaatselijke bajes’ noemden de wijkbewoners die. Wat volgens Max precies klopte.

‘Wat voor dingen?’ Dayna haalde het laatste zakje snoep dat ze gekocht hadden tevoorschijn. ‘Jij ook een?’

Max schudde zijn hoofd. ‘Gewoon, díngen.’ Hij wilde haar niet bang maken met verhalen over de groepsverkrachting van een paar weken geleden of over de inbraken – in vrijwel elk appartement – of de auto’s die ’s zaterdags laat met gillende banden door de wijk scheurden en later in brand werden gestoken. De volgende morgen gloeiden en rookten ze nog na, stinkend naar verbrand rubber.

‘Die gebeuren overal. Mijn straat is ook niet direct de Paradijslaan.’

Max luisterde niet. Verderop, bij de ingang van het trappenhuis, stond een groepje jongens. Misschien was er ook een meisje bij, dat wist hij niet zeker. Hij overwoog een andere weg te nemen, maar ze hadden hem al gezien.

‘Hé, daar is die magere klootzak.’

Dayna wilde iets terugzeggen, maar Max kneep in haar arm. ‘Niks zeggen. We moeten die trap op. Gewoon omlaag kijken.’

‘Mooi niet.’ Ze versperden hun de weg. Hun betonnen stekkie stonk naar urine, marihuana en zweet. In de hoek lag een hoop hondenpoep. ‘Sorry,’ zei Dayna. Ze wilde doorlopen, maar een van de jongens spreidde zijn armen. Ze waren van pols tot schouder bedekt met tatoeages, gewelddadige krullen van woede en haat. ‘Mogen we erlangs?’

‘Laat maar,’ zei Max. ‘We kunnen de andere weg nemen.’

‘Wat heb je vandaag voor ons, idioot?’

Max mompelde iets. Hun gezichten gingen door zijn hoofd, samen met de computer. De jongen bij de trap ging achter Max staan. ‘Heb je die hoer gevraagd of je d’r mag neuken?’ De rest lachte. ‘Weet je wat ik in me zak heb, halfbloedje?’

Max schudde zijn hoofd. Hij kon de verschaalde adem van de jongen ruiken: sigaretten en bier.

‘Iets wat ik in je magere zwarte reet wil steken tot ’t je bek uit komt, ja?’ De jongen drukte een vinger in zijn buik. ‘Dit is míjn terrein, ja? Als je erdoor wil, vraag je míj om toestemming, gesnopen?’

Max knikte. De jongen spuugde op zijn borst.

‘Wil je een snoepje?’ Dayna hield de zak tussen Max en de jongen in. Hij grinnikte en nam de hele zak.

‘Onthou dit, man,’ zei hij terwijl hij de rest, in de schaduw, naar zich toe wenkte. ‘Als je me naait, rijg ik je zo snel aan m’n mes dat je met z’n tweeën bent.’

Max keek hen na, allemaal met hun capuchon omhoog. Behalve het meisje. Onder haar korte rokje zag hij de bolling van haar billen. En nog steeds klemde Dayna zich niet aan hem vast voor bescherming. Integendeel, ze hield de deur naar het trappenhuis al open.

‘Kom op,’ zei ze. ‘Laat me je paleis zien.’ Ze liet de deur dichtvallen, terwijl Max met twee treden tegelijk de trap op rende. Hij had de pest aan dit aspect van zijn bezoekjes aan zijn vader. Geen wonder dat er nooit iemand kwam. De bendes waren zijn persoonlijke firewall.

Ze liepen over de betonnen galerij, die bezaaid was met plastic speelgoed en behangen met waslijnen. Max probeerde het trillen van zijn benen te onderdrukken. Hij haalde de sleutel uit zijn zak en stak hem in het slot. Zijn hart maakte nog steeds overuren. ‘Het is een beetje een troep,’ zei hij voor hij de deur opendeed. ‘En pap vergeet soms de vaat te wassen.’

‘Hou op met smoesjes bedenken.’ Dayna duwde de deur open en liep zonder aarzeling naar binnen. ‘Waar is je kamer?’

Max zei bijna dat hij die niet had, dat het appartement maar één slaapkamer rijk was, die van zijn vader, maar hij durfde niet het risico te nemen dat Dayna weer weg zou willen omdat hij geen kamer had om in te zitten. Bovendien zou dat vragen oproepen. ‘Deze kant uit,’ zei hij, de groezelige gang in lopend.

‘Mooi,’ zei ze toen ze naar binnen gingen. ‘Maar weinig spullen.’

Max ademde opgelucht uit. Fiona had de boel voor hun vertrek kennelijk op orde gebracht. Als kind ging Max meestal met zijn vader mee naar de vele conferenties die hij elk jaar bijwoonde. Dan logeerde hij in deftige hotels waar ze eten naar de kamer brachten – alles wat zijn hartje begeerde – terwijl zijn vader praatte en lezingen hield en indruk op andere wiskundigen maakte met zijn werk. Maar nu kon hij het zich niet veroorloven om aan dat soort dingen te denken.

‘Heeft je vader werk?’ Dayna streek de lakens glad en ging op het bed zitten. ‘Mijn stiefvader is een zak en werkt meestal niet.’

‘Hij is wiskundige. Professor aan de universiteit.’ Hij was zo opgelucht dat Dayna geloofde dat dit zijn kamer was dat hij volkomen vergat iets te bedenken.

‘Wat?’ Dayna geloofde hem kennelijk maar half. Ze trok een gezicht.

Max slikte. ‘Hij werkt op de wiskundeáfdeling, bedoel ik. Niks bijzonders.’ Hij wendde zijn gezicht af om zijn verlegenheid te verbergen en ging naast haar zitten. Ze schoof iets dichterbij.

‘Als hij professor is, is dat niet echt niks. Waarom woont hij dan hier? Heeft hij geld?’ Een snelle glimlach verscheen op haar gezicht. Max vond haar er zo lief uitzien. Hij wilde haar alles vertellen, echt waar, maar dat zou immers alleen maar tot een enorme kloof leiden.

Moet je horen, Dayna. Mijn moeder is een tv-ster met een heleboel prijzen en bulkend van het geld en mijn vader is een wereldberoemde wiskundige. Dat ze zulke vreemde levens leiden in een volstrekt andere wereld dan de mijne is iets wat ik nooit zal begrijpen...

Dat zou hem zonder enige twijfel zijn enige vriendin kosten. Hun vriendschap zou langzaam afbrokkelen. Ze zou het gewoon niet snappen.

‘Welnee, hij is gewoon, eh, schoonmaker. Pap maakt zichzelf graag belangrijk.’ Max liet zich op het kussen zakken. Hij rook zijn vader.

‘Ik zie mijn vader nooit. Hij en mijn moeder zijn een paar jaar geleden gescheiden. Lorrell is mijn halfzusje.’

‘Klote, hè?’

‘Mmm.’ Dayna ging eveneens liggen, maar de andere kant uit. ‘Heb jij broers of zusters?’

‘Nee. Ik ben de enige.’ Max gooide zijn arm op het bed, per ongeluk op Dayna’s been. Toen ze niet reageerde, liet hij hem liggen. ‘Wou jij ooit dat ze weer bij elkaar kwamen, je vader en je moeder?’

‘Jezus, nee,’ zei Dayna meteen. ‘Ze zouden elkaar vermoorden. Jij?’

Max zweeg. Zijn vingers liepen naar het heuveltje van Dayna’s knie. ‘De hele tijd.’ En terwijl zijn hand daar lag, te bang om meer te doen, stelde hij zich opnieuw de krankzinnige wereld voor waarin hij, zijn vader en zijn moeder allemaal weer onder hetzelfde dak woonden.