Maart 2009
Carrie wist dat er iets mis was. Haar moederinstinct, dacht ze. Het was een krankzinnige week geweest, waarin een gezin van acht personen zich op het laatste moment uit de liveshow had teruggetrokken. Ze had de pest aan herhalingen, de pest aan de klachten die daar steevast het gevolg van waren. Maar wat kon ze anders doen? Geen gasten, geen show. Ze hadden een reservegast, maar die bleek onbereikbaar.
Uiteraard hadden ze het filmfragment dat ze met toestemming van de alleenstaande moeder – met zeven kinderen van onder de tien – konden uitzenden, maar op zichzelf was dat waardeloos. Carrie had iedereen, inclusief de afwezige vaders, in de studio willen hebben om ze hun zegje te laten doen. De show had niets met de politie te maken. Er was geen misdaad gepleegd, strikt genomen althans. Zij en Leah hadden besloten – mede in het belang van de natie – een week aan bijstandsfraude te besteden, aan kinderen krijgen uit financieel gewin. ‘Zwanger om de centen’ zouden ze het noemen.
Maar de vrouw had duidelijk lucht gekregen van haar invalshoek – had een researcher zijn mond voorbijgepraat? – had zich teruggetrokken en was niet tot andere gedachten te brengen. Carrie zat thuis op kantoor toen Leah het haar vertelde. Ze wist dat Max thuis was – een zeldzame gebeurtenis de laatste tijd, had ze gemerkt – en ze sprong van haar stoel en stormde naar de keuken om koffie te halen. Ze moest nodig met haar zoon praten. Ze voelde dat er iets aan de hand was.
‘Kun je het verdomme geloven?’ Ze zag Max verstijven en zijn schouders optrekken boven zijn ontbijtgranen aan de eetbar. At die jongen wel ooit iets anders dan van die chocoladeknispers? ‘Ik zoek een reserve. Zin om in de show te komen?’ Het was bedoeld als grapje, een vleugje luchthartigheid op een verder deprimerende ochtend. Het was een grauwe dag. Het leek eerder een middag in november dan een lentemorgen.
Max haalde zijn schouders op. Dat wil zeggen, dat dácht ze. Het had ook een zenuwtrekje kunnen zijn. Was dat om haar aan te sporen hem te vragen wat eraan schortte? Ze vulde haar mok aan het apparaat en morste op het blinkende aanrecht. Ze hoorde Martha’s afkeurende gemompel al.
‘Wat is er?’ Carrie hield de mok in één hand en legde haar andere arm om de schouders van haar zoon. Hij was nog in zijn ochtendjas. Die rook zwakjes naar slaap en waspoeder en vooral naar tienerjongen. Hij verstijfde toen ze hem naar zich toe trok. Wat ben je mager geworden, dacht Carrie toen ze zijn schouderblad tegen haar onderarm voelde drukken. Ze schreef het allemaal toe aan die walgelijke school.
‘Niet doen,’ mompelde hij.
‘Niet doen? Wat niet doen? Je omhelzen?’ Ze liet haar zoon los, ondanks het vervelende nieuws nog steeds goedgehumeurd, en woelde door zijn haar zoals ze altijd deed toen hij nog een kind was.
‘Godsamme, mam.’ Hij trok zijn hoofd weg.
‘Max...’ Plotseling besefte ze dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Hij was al vanaf zijn achtste andermans probleem op de kostschool. In de vakanties namen kindermeisjes in Charlbury hem onder hun hoede of was hij bij zijn vader. Hij was altijd boos en ongelukkig als hij in die tijd thuiskwam. Sinds hij op Milton Park zat, was diezelfde boosheid weer naar boven gekomen. ‘Als iets je dwarszit, moet je me dat vertellen.’
Hij draaide zich om. Carrie zag zijn opgezwollen rode ogen, de schrale neus van het vele snuiten. ‘Ja, laat me maar in die stomme show van je komen, dan kunnen je kijkers beslissen wat je met die hopeloze zoon van je moet doen.’
‘Dat is belach...’
‘O ja? Is dat belachelijk, mam?’
Hij noemde haar zelden ‘mam’, besefte ze. Het woord drong recht in haar hart.
‘Ik vind het godverdomme helemaal niet belachelijk. Stel je voor, dan zouden we een heel uur met elkaar praten.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’ Ze zou een hele preek kunnen afsteken over hoe bevoorrecht hij was vanwege haar werk; dat ze er júíst door zo vaak uren, dagen, soms weken van huis te zijn voor had gezorgd dat ze alles hadden wat hun hartje begeerde.
‘Niks.’ Max wendde zich weer naar zijn ontbijt en roerde de bruine rijstbolletjes in de melk. Zijn gezicht hing vlak boven de kom. Zijn borst ging een paar keer op en neer – bijna een snik – maar er kwam geen geluid uit. Carrie had vreselijk met hem te doen, maar was ook spinnijdig.
‘Toen je op Denningham zat, hadden we dit soort problemen niet.’
‘Noem je dit problemen?’ Hij keek haar even aan.
Hij was haar baby, haar zoon, maar ze geloofde dat hij haar echt haatte.
‘Het is geen probleem, mam, dat ik een beetje ellendig aan mijn ontbijt zit.’
Daar had hij natuurlijk gelijk in. Oppervlakkig gezien was er niets aan de hand, maar ze wist dat er diep in zijn binnenste iets broeide, etterde, woekerde, aan hem vrát. Dat maakte haar bang, want ze had er geen idee van wat ze eraan moest doen.
‘Zeg het maar, schat. Vertel me wat je dwarszit.’ Wat haatte ze zichzelf op dat moment; wat haatte ze de manier waarop ze klonk, dat ze niet tot hem kon doordringen. Het was net alsof het moederschap ongemerkt door haar vingers was geglipt, alsof ze het had willen pakken, gebruiken, maar ernaast had gegrepen. Ze stelde hem nutteloze vragen, terwijl ze in gedachten meer bezig was met de vraag of die e-mail van haar agent al was gekomen en of haar styliste erin geslaagd was haar lievelingsontwerper te strikken voor haar voorjaarsgarderobe. ‘Zo erg kan het toch niet zijn, wel?’
‘Nee, inderdaad. Het is niet zo erg.’ Max lepelde wat ontbijt naar binnen en kreeg chocolademelk op zijn kin. Carrie wilde het afvegen, maar Max loste het probleem op met zijn mouw.
‘Hoe gaat het op school?’ vroeg ze, omdat ze door zijn gebrek aan manieren opnieuw werd herinnerd aan dat afschuwelijke instituut.
‘Ach, je weet wel,’ antwoordde hij schouderophalend. ‘Een hoop werk.’
‘Echt?’ Misschien was er nog hoop. Misschien zou Max zoals in haar krankzinnigste en meest woeste dromen de openbare school verlaten met tienen voor het volledige eindexamenpakket en het hoogst mogelijke aantal punten.
‘Ja. Op het moment voor Engels. Romeo en Julia.’ Max snoof alsof Carrie de komische kant daarvan nooit zou begrijpen.
‘Nou, dan zou ik maar voortmaken als je niet te laat op school wilt zijn.’ Bij dit kleine succesje kon ze het beter laten. Hoewel... ze vroeg zich af wat ze eigenlijk had bereikt. Geen zinvol gesprek, in ieder geval.
‘Mam,’ zei Max plotseling teder. Hij stond op en legde zijn handen op haar schouders. Een ietwat geschifte glimlach verspreidde zich over zijn gezicht en die opgezwollen ogen vernauwden zich terwijl ze haar aankeken. Carrie verwachtte half en half een kus op haar wang te krijgen. ‘Het is godverdomme vakantie,’ besloot hij, haar zo hard als hij durfde van zich af duwend. Daarna slingerde hij de ontbijtkom door de keuken.
+++
De rotzooi was onbelangrijk. De plas chocolademelk op de vloer en de bruine rivieren op de witte, witte wanden zouden zijn moeder geen pijn doen en geen zorgen baren. Daar had ze Martha voor. Hij vroeg zich af waar ze hém voor had.
Weer op zijn kamer ging Max op zijn bed liggen. Niet wat de meeste tieners in hun vakantie doen, dacht hij verbitterd. Hoe was het mogelijk dat ze dat niet eens wist? Had ze niet gemerkt dat hij al tien dagen niet naar school was geweest? Anderzijds wist hij natuurlijk wel dat ze een poosje in Parijs en daarna in Charlbury was geweest en dat ze daarna bijna achttien uur per dag in de studio had gezeten of buiten opnamen had gemaakt. Hij had bij zijn vader gewoond, waar hij rookte en bier dronk, zijn vader soms zag en soms niet. Alleen in de smerige huiskamer had hij zich wel eens afgevraagd hoe het zou zijn om in zo’n flatje te wonen met Dayna, met de... de...
Max wierp zich met een ruk op zijn buik, drukte zijn hoofd diep in het kussen en beet erin. De kreet scheurde zich los uit zijn diepste wezen.
... met de baby...
‘Nééé...’ schreeuwde hij, maar hij wist niet eens zeker of het te horen was. Niets van wat er uit zijn mond kwam, had het geringste effect op de wereld, dus waarom dit wel? Waarom zou iemand ook maar de geringste notitie nemen van zijn zielensmart?
Ze had het hem verteld, had hem gisteren verteld dat ze zwanger was. In de keet, die vol lag met zijn prijzen, in de ruimte die hij tot vorig jaar de zijne had genoemd, tot het moment waarop dit meisje met het geschifte kapsel en de lange, tengere vingers en een hart zo groot als een watermeloen zijn wereld binnen was gekomen en die met hem deelde.
‘Wat?’ was zijn enige reactie geweest. Daarna volgde een kwartier stilte, waarin ze allebei aan één stuk door rookten. Hij had er pas later aan gedacht dat, als ze echt een baby in zich had, ze het roken beter kon laten.
Daarna was het opnieuw: ‘Wat?’ Duizend keer. En het leek ook alsof zij duizend keer ‘Ik ben in verwachting’ zei, net als wanneer hij het medicijnkastje met de spiegeldeur in de badkamer openmaakte en hij zich in het deurtje en de grote spiegel achter zich tot in het oneindige weerkaatst zag. ‘Max voor altijd,’ zei hij altijd toen hij jonger was. Zo voelde hij zich nu ook, alsof die baby in haar hem onsterfelijk zou maken, dat zijn genen zich eeuwig zouden blijven verspreiden.
‘Hoe?’ vroeg hij heel zacht, onderuitzakkend op de autostoel. ‘Is het...’ Hij had het bijna gezegd, maar klapte op tijd zijn mond dicht. Hij wilde niet vragen of het zijn kind was. Nu begreep hij de smerige telefoontjes van die etters op school ook iets beter. Hij was altijd de pineut, wat er ook gebeurde.
‘Of het van jou is, wilde je vragen.’ Dayna was niet stom. Hij kon niet geloven hoe mager ze was voor iemand die iemand anders in zich had. At ze wel goed?
Max haalde alleen maar zijn schouders op.
‘Ja, het is van jou,’ antwoordde ze. Daarna werd ze vuurrood, sloeg haar ogen neer en begon de bladeren die de wind op de een of andere manier onder de deur door had geblazen onder haar schoen te vermorzelen. In Max’ ogen leek ze zo schuldig als wat.
‘Ze hebben dingen gezegd,’ zei hij. Hij kon maar niet begrijpen hoe zij, zij tweeën, hun... relátie, van elkaars hand vasthouden in haat was veranderd. Eerlijk gezegd haatte hij haar helemaal niet. Hij haatte de situatie, maar zelfbescherming weerhield hem ervan dat te zeggen. Hij keek naar de knisperende blaadjes die onder haar schoen tot stof werden vermalen. ‘Dingen over mij. Slechte dingen. Dingen die niemand zou mogen weten.’
Dayna trok haar been terug en begon keihard te trappen. Haar schoen beukte tegen een doos bakvormen tot er een gat in de zijkant zat en ze metaal hoorden rammelen.
‘Wat ga je doen met al deze troep?’
Max lachte. ‘Die zullen we nodig hebben, denk je niet?’ En op dat moment stelde hij zich voor het eerst voor dat hij en Dayna gingen samenwonen. Een klein flatje, net als dat van zijn vader, waarschijnlijk in dezelfde wijk, met de luidruchtige buren en het tuig dat elke avond vernielingen aanrichtte. Zou hij zijn zoon of dochter buiten laten spelen, vroeg hij zich af. Hij dacht van niet. Wat zou zijn moeder denken als hij in zo’n wijk ging wonen? Waarschijnlijk zou ze niets meer met hem te maken willen hebben. Dat hij van Denningham af ging, was bijna haar dood geweest; op deze leeftijd vader worden zou de genadeslag zijn.
Hij was haar ergste nachtmerrie geworden, het soort persoon dat ze in haar show kreeg. Hij had haar in alle opzichten teleurgesteld en haatte zichzelf om wat hij was geworden.
Max’ slaapkamer was groot genoeg om met grote stappen in te ijsberen. Hij ging naar zijn privébadkamer en gooide koud water over zijn hoofd. Dat was niet genoeg om zijn gevoelens te verdrijven en dus ging hij met kleren en al onder een gloeiend hete douche staan. Druipnat keerde hij terug naar de donkere wijkplaats van zijn slaapkamer en ging op de grond liggen. Toen hij eraan dacht, stak hij een hand onder de ebbenhouten ladekast en haalde er een vrijwel volle fles wodka uit.
Hij dronk.
Hij dacht diep na over wat hij moest doen. Dacht na over de gevolgen. Er waren er zo veel. Hij concentreerde zich op dat ene impulsieve moment in het souterrain en hoe het tot al deze ellende had geleid. Zou hij het weer doen als hij de tijd terug kon draaien?
Nee. Ja. Nee. Ja... nee... ik weet het niet.
Hij nam een slok uit de fles. De alcohol deed de melk in zijn maag klonteren.
Dayna was zwanger. En als het nu eens niet van hem was?
... van alles kan krijgen van die emotrut? Ze is niet bepaald eenkennig...
Hij herinnerde zich de woorden op zijn voicemail. Hij wist – méénde te weten – dat ze niet waar waren.
... Ik heb d’r gepaald voor jij aan de beurt was, man...
Maar zoals gezegd, hij was gewend aan de commentaren. Hij was ermee opgegroeid, was er immuun voor geworden. Was Dayna nog maagd? Hij zou niet weten hoe hij dat had moeten zien.
Terwijl de alcohol in zijn bloedbaan trok, stond hij zichzelf toe een paar van de boodschappen van een paar weken geleden op te halen. Kon hij ze geloven? Zij moesten het van haar hebben gehoord, al die dingen over wat ze in het souterrain hadden gedaan, hoe onzeker hij was, hoe groot hij geschapen was, of liever hoe kléín, hadden ze zo gemeen opgemerkt, en dat het bijna afgelopen was voor het begon.
Max ging op zijn rug liggen en bewoog zijn armen over het dikke tapijt alsof hij een sneeuwengel maakte. Hij had ook zeker een engel nodig, dacht hij, zichzelf dwingend er een te zien. Een engelbewaarder om een boodschap aan Dayna te brengen. Om tegen haar te zeggen dat hij van haar had gehouden. Hield. Had gehouden. Hield.
Hij ging overeind zitten.
Hij zou een man zijn. Ze zou het weg moeten laten halen.
Hij kon een baby niet zijn leven laten versjteren. Niet op zijn leeftijd.
Wat had hem bezield om van Denningham af te gaan?
Hij dronk wodka.
Zijn moeder zou hem helpen.
Hem weer op het rechte pad brengen.
Hij zou een andere school proberen. Al deze ellende achterlaten.
Haar vergeten.
Voorlopig zou de wodka hem helpen.
+++
Dayna opende haar mobieltje. Eén nieuwe sms. Van Max.
Ze vernauwde haar ogen om hem te kunnen lezen.
Laat het weghalen.
Meer niet.
Uiteraard had ze aan die mogelijkheid gedacht sinds dat kleine blauwe kruisje als bij toverslag op het teststaafje was verschenen. Maar was dat geen moord?
Mijn baby vermoorden...
Ze ging naar de keuken. Ze moest iemand bij zich hebben. Haar moeder bakte patat. Niets leek echt, zelfs niet toen ze het mandje uit de frituurpan haalde, een gloeiend heet, halfgaar staafje aardappel pakte, het tussen haar tanden hield en haar lippen sloot. Ze voelde niets.
‘Blijf af,’ zei haar moeder.
Wat zou ze haar graag omhelsd hebben. Hoe graag zou ze haar gezicht tegen haar schouder hebben gedrukt, haar snikkend alles verteld hebben en om raad hebben gevraagd. Kon ze maar weer een klein meisje zijn, een nieuwe kans krijgen, een ander gezin, een ander leven hebben. Ze zou Lorrell meenemen, haar omgeven met liefde en haar beschermen. Ze had een engelbewaarder nodig, iemand om over haar te waken, haar advies te geven, want ze had absoluut geen idee.
Laat het weghalen.
Alsof je gewoon ergens heen kon gaan en zonder één gebrek weer thuis kon komen. Een schone lei.
En als ze het nu eens gewoon geboren lieten worden? Als ze iets zochten om te wonen? Ze staarde naar haar moeder, terwijl die een blik gebakken bonen in een pan goot. Als ze het nu eens vertelde?
Dayna holde de keuken uit, rende de trap op en stormde Lorrells piepkleine kamertje binnen. Het was eigenlijk meer een kast met een bedje dat eerder een wieg was geweest. Lorrells beentjes staken eruit als ze sliep. Ze zat op de grond en speelde met de lego die ze op een kofferbakmarkt hadden gekocht. De steentjes waren vies. Dayna ging naast haar zitten.
‘Leg je hand hier,’ fluisterde ze. Ze pakte het warme handje van haar zusje en legde het op haar onderbuik.
‘Wat?’ Lorrell keek boos op toen haar toren half instortte.
‘Daar zit een baby,’ fluisterde Dayna. Ze moest het iemand vertellen; misschien hielp het. ‘Shhh,’ zei ze, een vinger op haar lippen leggend. ‘Ons geheimpje, oké?’
Lorrells ogen werden groot van verwondering. ‘Een echte baby?’ vroeg ze.
Dayna knikte.
‘Waar komt-ie vandaan?’
‘Een cadeautje van Max,’ zei ze, niet in staat een grijns te onderdrukken. Ze wist dat het een jongetje was.
‘Waarom?’ vroeg Lorrell terwijl ze haar lego weer pakte. Met een frons van concentratie drukte ze de steentjes op elkaar.
‘Omdat we van elkaar houden,’ antwoordde ze, en ze voelde zich stukken beter toen ze Max’ sms’je beantwoordde met de boodschap: Ga ik ook doen.
Meer viel er niet te zeggen.
+++
Max’ telefoon zoemde, maar hij keek niet. Na al die wodka zou hij de boodschap toch niet kunnen lezen. Zijn hoofd bonkte en hij wist dat hij zou overgeven. Hij zou het gewoon op het vloerkleed doen.
Hij dacht dat hij had geslapen, maar wist het niet zeker. En hij had er geen idee van hoe lang. Hij tilde de fles naast zich op. Bijna leeg. Kut.
Hij liet zich op zijn zij rollen en braakte. Hij schoof weg van de viezigheid en hees zich op het bed. Dat geluid weer; hetzelfde hoge gepiep dat zijn bewusteloosheid verstoord had. Hij griste zijn telefoon van de grond. Hij las het sms’je, dat beurtelings wazig en scherp werd.
Ga ik ook doen.
Hij gaf opnieuw over. Goed, dacht hij. Er was waarschijnlijk geen betere staat dan deze geschifte, dronken toestand van onwerkelijkheid. Alles leek beter: minder scherp, minder wreed, minder normaal. Eindelijk kon hij de wereld bevatten.
Max bleef de rest van de dag in bed, slapend of sluimerend, ervan overtuigd dat zijn leven eindelijk richting kreeg. Midden in de nacht werd hij wakker, terwijl het donker was en zijn hoofdpijn was afgenomen tot een paar steekjes toen hij opstond. Hij ging naar de keuken en deed het licht aan. Alles blonk – zo anders dan het echte leven. Hij dacht aan Dayna. Ze was een vloedgolf in zijn hoofd toen hij de enorme koelkast opentrok. Niets te eten. Niets anders te doen dan zich op de grond te laten zakken en te huilen. Ze ging hun baby vermoorden.