21

 

‘Kom binnen. Kom binnen.’

Carmody knipperde met zijn ogen. Hij stond niet langer oog in oog met een dinosaurus uit het Krijt. Nee, nu was hij ergens anders. Hij bevond zich in een klein kamertje. De vloer was van steen en voelde ijzig aan. De ruiten waren bedekt met een laag roet. Hoge kaarsvlammen stonden te beven in de tocht.

Achter een hoge lessenaar was een man gezeten. Hij had een lange neus en een lang benig gezicht. Zijn ogen stonden hol en midden in zijn linkerwang bevond zich een bruine wrat. Zijn lippen waren dun en bloedeloos.

’Ik ben de Hoog edelachtbare Clyde Beedle Seethwright. En u bent natuurlijk de heer Carmody die ons door de heer Maudsley is aanbevolen. Neem plaats, meneer. Mag ik aannemen dat uw reis hierheen u bevallen is?’ zei hij.

’O, jawel,’ zei Carmody die intussen was gaan zitten. Hij begreep dat dit niet erg beleefd was, maar die plotselinge veranderingen begonnen hem langzamerhand aan te grijpen.

‘En hoe maakt de heer Maudsley het?’ vroeg Seethwright stralend.

‘Uitstekend,’ zei Carmody, ‘waar ben ik nu?’

‘Heeft de klerk u dat niet verteld?’

‘Ik heb helemaal geen klerk gezien. Ik heb mijzelf niet eens zien aankomen.’

‘Ach, ach,’ zei Seethwright gniffelend. ‘De ontvangkamer schijnt weer niet in orde te zijn geweest. Ik heb hem al tien keer laten nakijken, maar hij blijft maar asynchroon. Dat zal mijn cliënten wel ergeren, om maar van mijn klerk te zwijgen die soms ook van slag raakt en dan zijn familie een week of langer niet kan bereiken.’

‘Wat een toestand,’ zei Carmody die op het punt stond hysterisch te worden. Hij trachtte zijn stem in bedwang te houden. ‘Als u er geen bezwaar tegen hebt, zou ik graag van u willen vernemen waar ik ben en hoe ik van hieruit thuis kan komen.’

‘Kalm, kalm, waarde heer,’ zei Seethwright. ‘Kan ik u misschien dienen met een kop thee? Nee? De plaats waar u zich bevindt is het Galactisch Plaatsingsbureau. Ons reglement hangt aan de muur, als u er kennis van wenst te nemen.’

‘Hoe ben ik hier terecht gekomen?’ vroeg Carmody. Meneer Seethwright glimlachte en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar.

‘Heel eenvoudig, meneer. Toen ik de brief van de heer

Maudsley ontving, liet ik een onderzoek instellen. Onze klerk vond u op Aarde B3444123c22. Dat was kennelijk de verkeerde plaats voor u. Wat ik daarmee wil zeggen is dat meneer Maudsley zijn best heeft gedaan, maar ook dat hij geen deel uitmaakt van ons Galactisch Plaatsingsbureau. Ik was dus zo vrij u hierheen te transporteren, maar in-dien u naar genoemde Aarde wenst terug te keren.. .’

‘Nee nee,’ zei Carmody. ‘Ik vraag mij alleen maar af hoe... ik bedoel... u zei toch dat dit een Galactisch Plaatsingsbureau is, nietwaar?’

‘Het Galactisch Plaatsingsbureau,’ sprak Seethwright met zachte dwang.

‘Oké, ik ben dus niet op de Aarde.’

‘Nee - of liever, om meer precies te zijn: u bevindt zich op geen enkel mogelijke, waarschijnlijke, potentiële of tijdelijke wereld van het soort waartoe de Aarde behoort.’ ‘Oké. Prachtig,’ zei Carmody moeizaam ademhalend. ‘Wat ik zeggen wilde, meneer Seethwright — hebt u ooit een van die “Aardes” bezocht?’

‘Ik heb helaas dat genoegen nooit mogen smaken. Mijn werk houdt mij aan mijn lessenaar gekluisterd, begrijpt u, en mijn vrije dagen breng ik door bij mijn familie te...’ ‘Juist,’ bulderde Carmody. ‘U bent dus nooit op Aarde geweest, zegt u. Goed. En vertelt u mij dan maar eens waarom u hier als een uit Dickens weggelopen figuur met kaarsen en een kachelpijp op in dit rotkamertje zit! Geef daar maar eens antwoord op - een antwoord dat ik trouwens zelf al gevonden heb en dat daaruit bestaat dat een of andere vuile schoft mij een verdovend middel heeft ingegeven waardoor ik deze hele vervloekte santekraam inclusief jou op het ogenblik droom, grinnikend stuk ellende dat je bent.’

Carmody zakte, hijgend als een stoommachine, in zijn stoel en staarde Seethwright triomfantelijk aan. Hij verwachtte dat alles nu zou oplossen, dat er vreemde gestalten zouden verschijnen en verdwijnen en dat hij eindelijk in zijn eigen bed in zijn eigen flat wakker zou worden.

Maar er gebeurde niets van die aard en het triomfantelijke gevoel ebde snel weg. Hij was volkomen in de war, maar ook té moe om zich daar iets van aan te trekken. ‘Bent u uitgeraasd?’ vroeg meneer Seethwright ijzig.

‘O jawel,’ zei Carmody. ‘Het spijt mij.’

‘Enfin,’ sprak Seethwright. ‘U hebt enorme spanningen moeten doorstaan, dat begrijp ik, maar ik kan niets voor u doen als u uzelf niet in de hand houdt. Alleen het gezond verstand kan u thuis helpen brengen. Wilde gevoelsontladingen leiden nergens toe.’

‘Het spijt mij inderdaad heel erg,’ zei Carmody.

‘En wat deze kamer - die u zo overstuur heeft gemaakt — betreft: die heb ik speciaal voor u laten inrichten. De periode klopt niet helemaal, maar het was het beste waartoe ik in staat was, gezien de korte tijd die mij ter beschikking stond. Hij was bedoeld om u een beetje thuis te laten voelen.’

‘Bijzonder attent van u,’ zei Carmody. ‘Ik neem aan dat uw uiterlijk...’

‘Juist,’ zei Seethwright glimlachend. ‘Ik werd ingericht in overeenstemming met de kamer. Het was een soort “finishing touch” die wij gaarne voor onze klanten overhebben.’

‘U vleit mij,’ zei Carmody. ‘Nu ik eraan gewend raak, is het inderdaad rustgevend.’

‘Dat hoopte ik,’ zei Seethwright. ‘En wat uw veronderstelling betreft dat dit alles in een droom gebeurt - welnu, daar zit iets in!’

‘O ja,’ zei Carmody.

Meneer Seethwright knikte heftig.

‘Als idee zit er heel wat in,’ zei hij, ‘maar als beschrijving van de feitelijke toestand klopt er helemaal niets van.’

‘O,’ zei Carmody en zakte terug in zijn stoel.

‘Op de keper beschouwd,’ vervolgde Seethwright, ’bestaat er geen groot onderscheid tussen imaginaire en werkelijke gebeurtenissen. Het onderscheid dat u maakt, is zuiver verbaal. Nee, dromen doet u dit alles niet, meneer Carmody - maar dit even terzijde. Zelfs al zou u dit dromen dan zou dezelfde gedragslijn van u geëist worden.’

‘Dat begrijp ik allemaal niet,’ zei Carmody, ‘maar ik geloof u op uw woord dat dit allemaal echt gebeurt!’ Hij aarzelde even en vervolgde toen: ‘Maar waarom is alles zo? Ik bedoel: het Galactisch Centrum zag eruit als Radio City, en Borg, de dinosaurus, praatte niet als een dinosaurus - zelfs niet als een pratende dinosaurus behoorde te praten, en...’

‘Blijft u kalm,’ zei meneer Seethwright.

’Sorry,’ zei Carmody.

’U verlangt van mij dat ik u vertel waarom de werkelijkheid is zoals hij is,’ zei Seethwright, ’maar daar is geen verklaring voor. U moet leren uw voorstellingen aan te passen aan de zaken die u waarneemt en niet van de werkelijkheid verlangen dat hij zich bij uw voorstellingen aanpast — behalve dan in enkele exceptionele gevallen. Er is niets aan te doen dat de dingen vreemd lijken en ook niet dat zij bekend voorkomen. Kunt u mij volgen?’

’Ik geloof van wel,’ zei Carmody.

‘Prachtig! Wilt u geen kopje thee?’

‘Nee, dank u.’

‘Dan zullen we nu proberen om u thuis te krijgen,’ zei Seethwright. ‘Er gaat tenslotte niets boven eigen huis en haard, nietwaar?’

’Niets,’ zei Carmody. ’Zal het erg moeilijk zijn, meneer Seethwright?’

’Ik geloof niet dat “moeilijk” het juiste woord is,’ zei

Seethwright. ‘Goed, het zal gecompliceerd zijn en zelfs tamelijk riskant, maar moeilijk zou ik het niet willen noemen.’ ‘Wat beschouwt u dan wel als moeilijk?’ vroeg Carmody. ‘De tafel van zeventien,’ antwoordde Seethwright prompt. ‘Die heb ik al een miljoen maal getracht uit het hoofd te leren, maar het is mij nog nooit gelukt. Maar kom, laten we ons tot uw zaak bepalen.’

‘Weet u waar de Aarde is?’ vroeg Carmody.

‘Het Waar is geen probleem. Daar bent u al geweest en daar hebt u weinig aan gehad omdat het Wanneer er zo’n eind naast was, maar ditmaal kunnen we mijns inziens in de roos schieten — hoewel het Welke wel eens moeilijkheden zou kunnen opleveren.’

‘Zou het daarop kunnen vastlopen?’

‘O nee,’ zei Seethwright. ‘Wat we moeten doen is uitzoeken welk Welke bij u hoort. Het is zoiets als schieten op vis in een ton.’

‘Dat heb ik nog nooit geprobeerd,’ zei Carmody. ‘Is dat moeilijk?’

‘Dat hangt af van de grootte van de ton en van het kaliber,’ zei Seethwright. ‘Zo is het bijvoorbeeld bijzonder eenvoudig om een haai in een bad te raken, terwijl het bijzonder moeilijk kan zijn hetzelfde te doen met een stekelbaars in een okshoofd. Het is allemaal een kwestie van schaal. Hoe dan ook, ik neem aan dat het probleem u nu wel duidelijk zal zijn.’

‘O ja,’ zei Carmody, ‘maar het komt mij voor dat het zoeken naar Welke Aarde wel eens zou kunnen stranden op het oneindig aantal mogelijkheden.’

‘Aardig geformuleerd, maar niet helemaal juist,’ zei Seethwright stralend. ‘Complicaties zijn vaak nuttig, weet u. Zij stimuleren de specificatie en de identificatie van het probleem.’

‘Hmmm. En wat gebeurt er nu?’

‘Nu gaan we aan de slag,’ zei Seethwright, koortsachtig in zijn handen wrijvend. ‘Mijn personeel en ik hebben een lijst van Welke-werelden opgesteld. Wij zijn vol vertrouwen dat de uwe zich daaronder bevindt, maar alleen u kunt vaststellen welke dat in feite is.’

‘Het is dus de bedoeling dat ik de lijst doorneem en een keuze doe,’ zei Carmody.

‘Daarop komt het ongeveer neer,’ zei Seethwright. ‘In feite moet u ze doorleven. Zodra u zeker van uw zaak bent, kunt u ons waarschuwen dat wij uw waarschijnlijkheids-wereld of een variant daarvan op de kop hebben getikt. Als het inderdaad uw wereld is, is de zaak rond. Als het een variant is, gaan we over tot de volgende Welke-wereld.’

‘Dat klinkt niet onredelijk,’ zei Carmody. ‘Zijn er veel van die waarschijnlijkheidswerelden?’

‘Een oneindig aantal, zoals u reeds opmerkte,’ zei Seethwright, ‘maar we vertrouwen ditmaal succes te hebben. Tenzij...’

‘Tenzij wat?’

‘Tenzij uw Azer ons vóor is.’

‘Mijn Azer!’

‘Hij is u nog steeds op het spoor,’ zei Seethwright, ‘en zoals u langzamerhand wel zult weten, bijzonder knap in het opstellen van valkuilen en valstrikken. Die valstrikken zijn samengesteld uit uw eigen herinneringen - “terra-form-scenes” zou ik ze willen noemen - bedoeld om u in slaap te sussen en te verschalken en om ervoor te zorgen dat u argeloos het hol van de leeuw binnenwandelt.’

‘Zal hij zich ook met uw werelden bemoeien?’ vroeg Carmody.

‘Natuurlijk,’ zei Seethwright. ‘Wijkplaatsen bestaan er bij dit proces niet. Integendeel — hoe beter georganiseerd de schuilplaats, hoe groter het aantal gevaren. U sprak zoeven over droom en werkelijkheid, welnu, hier is het antwoord: Alles wat u behulpzaam is, gebeurt openlijk. Alles wat u naar het leven staat, voltrekt zich in het verborgene en door middel van dromen, vermommingen en illusies.’ ‘Is er niets aan te doen, aan die Azer?’ vroeg Carmody. ‘Niets. Trouwens, al zou ik dat kunnen, ik zou het niet doen. Zelfs de goden gaan ten slotte ten onder aan het Noodlot. U zult geen uitzondering op de universele regel vormen.’

‘Ik dacht wel dat u zo iets zou beweren,’ zei Carmody. ‘Maar kunt u mij echt helemaal niet helpen? Ik bedoel, kunt u mij helemaal geen aanwijzingen geven in hoeverre de werelden waarheen u mij wilt zenden, zullen afwijken van de werelden van de Azer?’

‘Voor mij liggen die afwijkingen voor de hand,’ zei Seethwright, ‘maar u en ik delen niet dezelfde percepties. U zou met mijn inlichtingen niets kunnen aanvangen. Ik trouwens ook niet met de uwe. Niettemin hebt u tot dusver kans gezien aan uw Azer te ontkomen.’

‘Ik heb geluk gehad.’

‘Ziet u wel! Ik ben zeer bedreven, maar geluk heb ik nooit. Wie zal zeggen wat tijdens de komende beproevingen het gunstigste zal zijn? Houd moed, meneer Carmody. Neem de werelden waarheen ik u zal sturen nauwkeurig waar en pas op voor de Azer en zijn fata morgana’s en zorg dat u op tijd ontsnapt. Laat u aan de andere kant niet overmannen door de angst dat u uw prachtige planeet zult mislopen.’

‘En wat gebeurt er als ik per ongeluk mijn eigen Aarde over het hoofd zie?’ vroeg Carmody.

‘Dan komt er aan uw speurtocht nooit een einde,’ zei Seethwright. ‘Alleen u kunt ons vertellen waar u thuishoort. Als u er om een of andere reden niet in slaagt om tussen de meest waarschijnlijke werelden uw eigen wereld te ontdekken, dan moeten wij het onderzoek voortzetten onder de werelden die niet meer dan mogelijk uw wereld zouden kunnen zijn en daarna onder de minst waarschijnlijke. Het aantal waarschijnlijke werelden is uiteraard niet oneindig, maar van ons gezichtspunt uit gezien zou dat net zo goed het geval kunnen zijn. Bovendien beschikt u gewoonweg niet over voldoende tijdsduur om dit allemaal te onderzoeken en dan van voren af aan te beginnen.’

‘Goed,’ zei Carmody weifelend. ‘Er zal wel geen andere uitweg bestaan.’

‘Ik kan u op geen enkele andere manier helpen,’ zei Seethwright, ‘en ik betwijfel het of er een andere manier zou bestaan die uw actieve deelname zou vereisen, maar als u dat wenst kan ik nagaan of er alternatieve galactische plaatsbepalingstechnieken bestaan. Dat zal wel enige tijd in beslag nemen, maar...’

‘Ik geloof niet dat ik mij nog enig tijdverlies kan veroorloven,’ zei Carmody. ‘Ik heb het gevoel dat mijn Azer mij dicht op de hielen zit. Stuurt u mij maar naar uw waar-schijnlijkheidswerelden. Ik ben u dankbaar voor uw geduld en voor uw belangstelling.’

Seethwright was hier kennelijk door gevleid.

‘Laten we hopen dat de eerste de beste wereld meteen raak is,’ zei hij.

Seethwright drukte een knop in. Carmody knipperde met zijn ogen, maar er gebeurde eerst niets. Er scheen plotseling een heleboel te gebeuren, want toen hij zijn ogen weer opendeed, zag hij dat hij weer op Aarde was — althans op een redelijke facsimile daarvan.