8

Ze was weer terug. Jan van den Homburg keek naar Sabine, die druk bezig was met vlees braden. Die morgen had ze gewoon weer voor de winkel gestaan.

Verrast, maar vooral blij had hij opengedaan.

‘Lieve meid, nu al terug? Dat is toch veel te snel?’

‘Dat thuiszitten is niets voor mij. Ik voel me veel prettiger als ik aan het werk ga.’ Meteen had ze haar schort omgedaan en de kookplaten aangezet.

Jan was dolgelukkig. ‘Heb je nog last van Johnny gehad?’ vroeg hij.

Sabine schudde haar hoofd. ‘Volgens mijn oom durft hij zich voorlopig niet te laten zien. Lekker rustig!’

‘Ik weet, denk ik, een oplossing voor je probleem. Je mag eerlijk zeggen hoe je erover denkt. Die avond nadat ik je naar huis had gebracht, heb ik een lang gesprek met mijn vrouw en mijn kinderen gehad. Ik vertelde wat er was gebeurd en in welke vervelende situatie je je nu bevindt.’

Sabine draaide het gas lager en keek haar baas aan. Wist Jan echt een oplossing voor haar probleem? Die ochtend was ze bijna misselijk van angst geweest bij het vooruitzicht dat ze alleen naar de bushalte moest lopen. Haar oom had haar bangheid gezien.

‘Ik breng je wel,’ zei hij. ‘En vanavond wacht ik je bij de bushalte weer op. Bel me maar als je eraan komt.’

Dankbaar had ze zijn aanbod geaccepteerd. Maar haar oom kon haar toch niet elke dag halen en brengen?

‘Boven staan twee verdiepingen leeg. Je kunt de eerste etage zo huren en je hoeft niet bang te zijn dat ik te veel huur vraag, ook al woon je hier op stand, zoals dat heet. Er moet alleen nog wel wat gerenoveerd worden.’

Sabine keek hem aan alsof zijn woorden niet tot haar doordrongen. Een betaalbare etage in de duurste straat van Amsterdam-Zuid? Geen huisje meer met kleine kamers, geen keuken waar nauwelijks twee mensen in konden staan en geen badgelegenheid die meer op een betegelde kast leek dan op een douchecel; geen mensen meer die op haar neerkeken en geen Johnny ten Hope en zijn vrienden die haar niet met rust konden laten. Tranen sprongen in haar ogen. ‘Echt?’ vroeg ze.

Jan knikte.

Plotseling deed Sabine een stap naar voren en vloog Jan om de hals. ‘Wat geweldig! Ik weet niet hoe ik je bedanken moet!’ Ze kuste hem op beide wangen.

Jan sloeg zijn armen om haar heen. ‘Je hoeft me niet te bedanken. Ik wil gewoon dat je veilig bent.’ Een intens geluksgevoel kwam over hem.

Even bleven ze zo staan. Toen maakte Sabine zich los uit zijn armen. Een beetje beschaamd keek ze naar zijn gezicht. Zou Jan deze reactie niet te overdreven vinden? Maar hij glimlachte alleen maar vriendelijk naar haar. Sabine liep vrolijk naar de kleine toonbank om een paar sausschaaltjes te pakken, toen haar blik werd getrokken door een tengere vrouw die voor de ramen stond. Ze droeg een lange, met bont afgezette jas. In haar hand hield ze een smartphone, waarmee ze zeker zojuist een foto had gemaakt – maar waarvan, vroeg Sabine zich af. Ze had die vrouw al een paar keer eerder gezien. De laatste keer was verleden week woensdag of donderdag geweest. Toen had ze vrij lang voor de etalage gestaan en alles heel goed bekeken. De vrouw lachte, maar Sabine lachte niet terug. Er school iets onechts, iets stiekems in de lach. Intuïtief kreeg ze een onverklaarbare hekel aan het gezicht, dat eruitzag alsof het uitbundig met botox was behandeld.

De vrouw draaide zich om en liep met elegante passen weg.

‘Waar kijk je naar?’ vroeg Jan, die wel gemerkt had dat er iets aan de hand was.

‘O, niets… Een vrouw in een heel dure jas. Ik heb haar al een paar keer eerder gezien. Het leek wel of ze net een foto maakte van de winkel. Ze keek me aan en begon te lachen, maar het was geen leuke lach. Een beetje griezelig, vond ik.’

Een vrouw in dure jas? Foto? Griezelige lach? Jan sloot even zijn ogen. Nee, hè, niet weer. Dat mens zat toch nog vast? Of was ze vervroegd vrijgekomen? Begon dat geduvel nu weer, net nu hij alles weer op de rails had?

‘Is er iets? Je kijkt zo geschrokken,’ zei Sabine.

‘Ik dacht heel even aan een gebeurtenis van vroeger. Hoe zag die vrouw eruit?’ wilde hij toen weten.

‘Klein, tenger, en zoals ik al zei: duur gekleed… Ik denk dat ze vast elke maand bij de schoonheidsspecialiste zit voor een botoxbehandeling, en haar haar was heel lichtgrijs gekleurd.’

De beschrijving paste verdacht goed bij Thea Augustijn, met uitzondering dan van het lichtgrijze haar. Als ze het was, wat kwam ze hier dan doen? Die vrouw was kennelijk onverbeterlijk. Jan hield zijn hart vast. Ach, hij moest zich niet zo snel druk maken. Als ze weer probeerde hem te chanteren, dan schakelde hij meteen de politie in. Hij wilde niets meer met haar van doen hebben. Wat kon ze hem maken? Toch helemaal niets? Er was gewoon niets aan de hand. Hij keek op zijn horloge. ‘Voordat de winkel opengaat, kunnen we nog net even je toekomstige woning bekijken. Kom.’ Hij opende de deur naar de kleine hal, liep de trap op en deed de zware voordeur open. ‘Je hoeft dus niet bang te zijn dat er zomaar iemand kan binnenkomen,’ zei Jan lachend toen hij de deur openduwde.

De verdieping bestond uit drie kamers, een kleine badkamer en een keuken. Langs de achtergevel liep een balkon.

Nieuwsgierig keek Sabine om zich heen. Ze wist nog steeds niet wat haar overkwam. Zo’n prachtig appartement… en dat in de P.C. Hooftstraat… Luxer kon het niet. Ze zag de prachtige parketvloeren, die nu nog dof en stoffig waren, maar er na een behandeling met oxaanolie weer prachtig uit zouden zien. Ze raakte bijna in extase bij de aanblik van de schitterende schuifdeuren die de twee woonkamers met elkaar verbonden. En dan dat kleine balkon aan de voorkant… In gedachten zag ze al de bloembakken die ze aan de smeedijzeren balustrade zou hangen.

‘Lucie en Daisy hebben al aangeboden om je te helpen met schoonmaken, en Kevin wil je graag helpen met verhuizen. Ik weet niet hoeveel meubels je hebt…’

‘Ik heb nog meubels bij mijn oom op zolder staan. Die waren nog van mijn ouders. Toen ze weer naar Suriname terug verhuisden, mocht ik ze hebben, maar er was bij ons beneden geen plaats voor.’

‘Kijk eens aan, dan kun je dus best wat hulp gebruiken. Die spullen over een trap sjouwen is zwaar werk.’

Sabine voelde de neiging om Jan uit pure dankbaarheid weer te omhelzen, maar hield zich in. Wat moest hij wel niet van haar denken?

De keuken was erg eenvoudig, net als de badkamer.

‘Dat badkamertje is heel gemakkelijk te renoveren,’ zag Jan met een kennersoog. ‘De granieten vloer ziet er nog prima uit en een nieuw tegeltje is in een mum van tijd aangebracht op de wanden. Er komt geen breekwerk aan te pas. Ze kunnen er gewoon overheen worden gelijmd. Een mooi badkamermeubeltje, een modern toilet, kranen… Zo voor mekaar.’

‘Maar wordt dat niet te kostbaar?’ vroeg Sabine. Voor haar hoefden die nieuwe dingen niet. Vergeleken met de douchecel op de Waddendijk was deze badkamer een badparadijs.

‘Welnee, maak je daarover maar geen zorgen,’ zei Jan op luchtige toon. Elke renovatie in dit appartement brengt bij een verkoop in de verre toekomst dik zijn geld op, wist hij. ‘Ik heb wat vriendjes die voor een appel en een ei in de avonduren deze klus zo klaren. Kunnen ze meteen de keuken meenemen, want die ziet er ook niet uit.’

Ze liepen naar de keuken. De inrichting was ouderwets, met donkergroene keukenkasten, een beschadigde granieten aanrecht en gootsteen, en dof uitgeslagen kranen. Naast het aanrecht stond een gasfornuis en in een hoek naast de buitendeur, die toegang gaf tot een balkon, stond een ouderwetse witte koelkast.

‘Hier kun jij voorlopig niet koken. Er is geen vaatwasser, geen oven, er zijn geen mooie kookplaten, en het keukenblok is nog uit grootmoeders tijd. Deze keuken moet helemaal gestript en opnieuw ingericht worden,’ vond Jan.

‘Maar dat hoeft toch niet meteen? Ik kan toch ook beneden koken?’ vroeg Sabine. Hoelang zou dit anders wel niet duren? Het liefst wilde ze morgen al verhuizen. Natuurlijk ging dat niet, maar ze had haar langste tijd op de Waddendijk wel doorgebracht. Hoe eerder ze daar weg was, hoe beter.

‘Lieve meid, een maand – langer duurt het niet om dit keukentje en de badkamer weer gebruiksklaar te maken. Laten we vanavond maar even praten over de huur, wanneer de verhuizing kan plaatsvinden en nog wat andere dingetjes. Nu wordt het tijd om de winkel te openen. We kunnen de klanten niet laten wachten.’

Met al zijn energie ging Jan daarna aan het werk en hij probeerde het voorval met de fotograferende dame te vergeten, maar steeds weer kwamen er akelige herinneringen bovendrijven. De stommiteit die hij had begaan door met die criminele vrouw en haar zoon in zee te gaan. Ze hadden hem gouden bergen beloofd, maar het uiteindelijke resultaat was dat ze hem grote hoeveelheden geld afhandig hadden gemaakt. Die periode… Jan huiverde. Beslist niet voor herhaling vatbaar, dacht hij.

Hij kon het binnen niet langer uithouden en liep naar buiten, naar de oude tuin. Daar ademde hij diep de koude vrieslucht in. Hij moest zijn verstand gebruiken. Wat was er nu helemaal gebeurd? Dat mens had iets gefotografeerd. Misschien had ze de gevel wel heel mooi gevonden. Wat was er anders zo interessant geweest om te fotograferen? Opeens hield hij zijn adem in. Ze zou toch niet…? Dat moment dat Sabine hem om de hals was gevlogen en hij zijn armen om haar heen had geslagen… Nee, in dat toeval geloofde hij niet. En als het wel zo was, dan was er nog niets aan de hand. Hij kon het toch gewoon uitleggen? Maar of Lucie het zou begrijpen? De laatste tijd ging het niet meer zo goed tussen hen. Lucie was ook erg veranderd. Waar was zijn lieve, aanhankelijke vrouw gebleven die hem om de hals vloog als hij thuiskwam van de markt? Die er helemaal voor haar gezin was en voor haar plezier kookte en bakte? Waar was die Lucie gebleven? De laatste tijd leek het wel of hij naast een vreemde leefde.

‘Wat kijk jij zorgelijk.’ Claire Hoogervorst keek Daisy met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Je hebt al vijf minuten niets gezegd.’

De twee vriendinnen zaten aan een tafeltje voor het raam in een cafeetje aan de Weteringschans met een glas witte wijn voor zich. Het was vijf uur ’s middags. De schemering was al ingevallen.

‘Ik vraag me af of mensen echt kunnen veranderen. Ik bedoel, waarom maken ze steeds weer dezelfde fouten?’

‘Zou je iets duidelijker willen zijn? Over wie heb je het?’

Daisy zuchtte diep. ‘Het gaat thuis weer helemaal mis. Mijn vader…’

‘Gaat-ie weer vreemd?’

‘Kom op, Claire, mijn vader is nooit echt vreemdgegaan. Hij was alleen een beetje onder de indruk van dat rare mens van Augustijn.’

‘Wat is er dan met hem aan de hand?’

‘Ik weet het niet, maar hij doet… Hoe zal ik het zeggen? Soms is hij diep in gedachten. Dan kijkt hij met zo’n vreemd lachje voor zich uit.’

‘Een vreemd lachje? Bedoel je alsof hij verliefd is?’ vroeg Claire voorzichtig.

Daisy haalde haar schouders op. ‘Op wie moet hij verliefd zijn?’

‘Misschien op die Sabine?’

‘Ach, welnee. Zij kan bijna zijn dochter zijn. Trouwens, pap was altijd wat huiverig voor donkere vrouwen. Hij was nog net geen racist, maar het ging toch wel die kant op. Hij had altijd wel wat kritiek op ze. Te bossy, te luidruchtig, terwijl hijzelf niet eens kan fluisteren.’ Daisy keek nadenkend voor zich uit. Was Claires opmerking eigenlijk wel zo gek? Haar vader maakte zich de laatste tijd wel heel érg druk om Sabine. ‘Hij noemt mams nooit meer Pollewop,’ merkte ze peinzend op.

‘Pollewop?’

‘Ja, paps koosnaam voor haar. Ik ben bang…’

‘… dat er een ander in het spel is,’ maakte Claire haar zin af.

‘Ik kan het me nog steeds niet voorstellen. Mam is paps grote liefde en omgekeerd. Dat verandert toch niet zomaar?’

‘En je moeder?’

Daisy zuchtte. ‘Ik zie dat ze het niet begrijpt en dat ze het erg vindt, maar ik denk dat ze niet alles doorheeft. Mam gaat de laatste tijd helemaal op in haar werk voor de televisie. Meestal is ze ’s avonds laat huis en ze is dan zo moe dat ze meteen naar bed gaat. Er blijft dus erg weinig tijd over om met pap te praten. Hoe eerder dat tv-project afgerond is, hoe beter. Dan komt er, hoop ik, weer rust in de tent.’

‘Hoe gaat het trouwens met je geheimzinnige lover uit je moeders banketbakkerij?’ vroeg Claire, die Sil Frens een stuk interessanter vond dan Daisy’s ouders.

‘Hij is niet mijn geheimzinnige lover, en mijn moeder heeft een chocolaterie.’

‘Oeps, daar stond ik even op lange tenen. Geen banketbakker dus. Kom op, Dais, doe nou niet zo chagrijnig. Vertel: hoe gaat het met die geheimzinnige man die bij je moeder werkt? Ben je al iets verder met hem gekomen?’

‘Nee, hij is heel vriendelijk en behulpzaam, maar telkens op zo’n spottende manier – ik weet niet hoe ik het anders moet omschrijven. Hij laat niets over zichzelf los. Ik weet zelfs niet of hij een vriendin heeft.’

‘Of een vriend.’

‘Nee, hij is beslist geen homo. Dat weet ik zeker.’

‘Dus je komt geen stap verder met hem?’

‘Nee.’

‘Waarom ga je niet gewoon een keer bij hem langs?’

‘Zou jij dat doen?’

‘Ik niet, maar jij durft veel meer. Of misschien moet je deze man maar vergeten en je openstellen voor iemand anders,’ vervolgde Claire. Het bleef even stil.

‘Stel nou voor,’ begon Daisy aarzelend, ‘dat ik toch gewoon een keer naar hem toe ga. Dan moet ik natuurlijk wel een reden verzinnen.’

‘Ga dan naar hem toe als het heel hard heeft gevroren. Dan zeg je gewoon: “Ik wilde zo graag Durgerdam een keer zien als er ijs ligt. Dan kan ik me ongeveer een voorstelling maken van hoe het vroeger voor die mannen op die ijsschots moet zijn geweest.”’

Daisy schoot in een schaterlach. ‘Wat een gekke smoes, Claire! Daar prikt-ie toch zo doorheen?!’

‘Nou, verzin dan zelf iets anders,’ merkte Claire gepikeerd op.

‘Word nou niet boos. Ik vond het idee alleen zo… zo grappig.’

‘Je bedoelt stom.’

‘Nou, och… stom… Nee, alleen maar grappig,’ grinnikte Daisy. Alle mistroostige gedachten waren als sneeuw voor de zon verdwenen. ‘Als ik geen andere smoes kan verzinnen, gebruik ik de jouwe misschien wel. Hé, ik ga ervandoor. Ik moet nog even langs de Bijenkorf.’

‘Doe maar chic. Ik heb gehoord dat ze daar helemaal inspelen op de komst van rijke Russen, Chinezen en Arabieren.’

Daisy knikte. ‘Maar er blijft genoeg over voor ons, hoor,’ merkte ze lachend op.

Het was niet druk in de Bijenkorf. Op haar gemak slenterde Daisy door het chique warenhuis. Ze keek haar ogen uit op de afdeling Accessoires. De nieuwste modetrends op het gebied van riemen, tassen, sjaals en handschoenen lagen tentoongesteld op de lange etalagetafels en in de glazen stellingkasten. Hier kon ze uren doorbrengen.

‘Als dat Daisy van den Homburg niet is,’ klonk het opeens achter haar. Ze draaide zich om en keek in het buitengewoon knappe gezicht van Arthur Augustijn. Er verscheen een trek van verbijstering op haar gezicht. Dit kon niet. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze. ‘Zaten jij en je moeder niet vast?’

‘Mijn moeder en ik zijn vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag,’ antwoordde hij glimlachend.

‘Waarom verbaast me dat nou niet? Zulke voorbeeldige mensen! Die gevangenbewaarders van tegenwoordig kun je zeker van alles wijsmaken? Die stonken er natuurlijk met open ogen in,’ merkte Daisy sarcastisch op.

‘Nu je het zegt… Het gevangenispersoneel was inderdaad onder de indruk van ons. En doordat we zo ons best deden, waren ze ons goed gezind en hebben we het reuze gezellig gehad.’

‘Dat geloof ik beslist. Eén grote, gezellige familie. Jullie vielen vast niet op. Jullie hadden zeker wel moeite met afscheid nemen?’ Daisy’s ogen glinsterden. Ze zag dat Arthur kwaad werd. Heel goed. ‘En hebben jullie alweer nieuwe plannen? Daar hadden jullie in de bak toch alle tijd voor? Of mochten jullie knijpers in elkaar zetten? Jullie doen toch alles voor geld?’

‘Hè wat doe je toch kattig, Daisy. Dat valt me van je tegen. Hoe gaat het trouwens met je vader? We hoorden dat hij een zaak begonnen is in de P.C. Hooftstraat. We komen binnenkort even langs om de oude vriendschapsbanden weer aan te halen.’ Hij glimlachte spottend. Vervolgens draaide hij zich om en liep met zwierige passen naar de uitgang, bewonderend nagekeken door verschillende vrouwen.

‘Adder!’ mompelde Daisy. Ze begreep er helemaal niets van. Moeder en zoon hadden toch een paar jaar gekregen? Hoe konden ze dan nu al vrij zijn? Ze begreep helemaal niets van het rechtssysteem in Nederland. En wat bedoelde Arthur met het aanhalen van de vriendschapsbanden met haar vader en dat ze binnenkort zouden langskomen? Haar vader verafschuwde dat stel. Hoe zou hij reageren als hij hoorde dat Thea en Arthur Augustijn weer op vrije voeten waren? Moest zij het hem vertellen of kon ze maar beter haar mond houden? Nee, haar vader moest het weten. Thea Augustijn was een feeks die nergens voor terugdeinsde. Haar vader had ervoor gezorgd dat zij en haar zoon de gevangenis in draaiden. Zeker weten dat die vrouw wraak zou nemen als de kans zich voordeed.

Kom, ze moest voortmaken. Vanavond zouden Kevin en zij weer bij tante Truus eten. Misschien waren de andere vriendinnen van mam er ook wel. Gek, het leven leek daar altijd zo probleemloos. Wel jammer dat haar vader nooit meeging, maar de tantes uit de Pijp en hij waren nu eenmaal water en vuur.

Ze zaten er allemaal: Melanie, de dochter van Truus, Stefanie Holleman, Josie Bonekamp en Sijtske Blom, en natuurlijk Truus zelf.

‘Wat heb je nu weer voor lekkers bij je?’ vroeg Stefanie met een begerige blik op Daisy’s grote boodschappentas. Vanavond geen dieet, dat kon ze haar vriendinnen en vooral de kinderen van Lucie niet aandoen. Het stond zo ongezellig en ondankbaar om steeds maar de heerlijkheden uit Daisy’s tas te weigeren.

Daisy begon uit te pakken. ‘Dit zijn de nieuwste bonbons, gemaakt door Sil – jullie weten wel, de hulp van mam. Lekker voor straks bij de koffie. In de vulling zit Tia Maria. Dus niets voor de geheelonthouders onder jullie.’

‘Komt dat effe goed uit, Dais, in deze kamer bevinden zich geen leden van de blauwe knoop,’ merkte Truus kalm op. ‘Of mag Stef geen koffielikeur hebben van haar dieet?’

‘Vanavond ben ik niet op dieet,’ zei Stefanie plechtig.

‘Jullie kunnen kiezen, want ik heb ook nog een heerlijke citroentaart met kokos meegenomen voor de mensen die niet zo van chocola houden. O, hier heb ik ook nog een dessert: gepocheerde peer met sinaasappel-mokkacrème. Ook lekker.’

‘Het is maar goed dat ik niet bij jullie woon, want na een maand konden jullie me dan over straat rollen,’ zei Josie.

‘Wij eten echt niet elke dag bonbons, koek en taart, hoor tante Josie.’ Kevin schudde zijn hoofd. Als hij aan vroeger dacht, liepen de rillingen hem nog over de rug. Wat hij toen allemaal niet at… Alleen maar om zijn ellende weg te eten. Die rottige pestkoppen op de rijkeluisschool in Laren die hem altijd moesten hebben… Maar sinds hij in Amsterdam aan vechtsport deed en veel minder at, behoorden de pesterijen gelukkig helemaal tot het verleden.

De maaltijd was afgelopen, maar iedereen bleef gewoon aan tafel zitten.

‘Hoe zit het met je moeder, Daisy? Ziet ze die Millo Hermsen nog vaak?’ vroeg Sijtske Blom.

Millo Hermsen? Verbaasd keek Daisy haar aan. Hoe kwam Sijtske hierop? Daisy hield niet zo van Sijtske. Je moest haar heel goed in de gaten houden, vond Daisy. Ze mocht er dan wel onbenullig uitzien, maar voordat je het wist had je een onaardige opmerking te pakken, en daar hield Daisy niet van.

‘Hoezo, Sijt? Mam is veel te druk met de tv-opnames. Als ze ’s avonds moe thuiskomt, gaat ze meestal meteen naar bed. Ik denk niet dat ze hem vaak ziet.’

Ook de anderen keken Sijtske bevreemd aan. Waar wilde ze naartoe? Ze keek zo… zo… alsof ze iets wist wat de anderen niet wisten.

Duidelijk verlekkerd dook Sijtske in de tas die naast haar stoel stond. ‘Kijk eens,’ zei ze bijna triomfantelijk. Ze hield een roddelblad omhoog en wees op een kleine foto op de cover. Keukenprinses nieuwe vriendin presentator Nachtgedichten?, stond er in schuin gedrukte letters boven geschreven.

‘Wat?’ Daisy griste het blad uit Sijtskes handen. Daar zat haar moeder in een restaurant, wat duidelijk te zien was aan de gedekte tafel. Tegenover haar zat een man, enigszins voorovergebogen, alsof hij iets heel bijzonders tegen haar zei. Daisy herkende hem meteen: Millo. ‘Dat kan niet,’ zei ze rustig. ‘Mam is de laatste weken zo druk bezig met haar werk dat ze echt geen tijd heeft om met wie dan ook ergens te gaan dineren. Anders had ze toch zeker wel meer bij jullie gezeten?’

De vriendinnen knikten om het hardst.

Wanneer was die foto dan genomen, vroeg Daisy zich af. Haastig sloeg ze het blad open bij de desbetreffende pagina.

Van onze Utrechtse verslaggever, stond er boven het artikel geschreven. Haar ogen vlogen over de zinnen. Getipt door een vriendelijke ober uit Eemnes die het zaakje niet vertrouwde… Lucie van den Homburg was toch gelukkig getrouwd met haar lieve man Jan? Hoe kon ze dan elke avond in een restaurant dineren met Millo Hermsen? Was het alleen maar vriendschap of zaten er misschien scheuren in Lucies huwelijk? En door wie kwam dat? Het artikel was op een mierzoete, valse toon geschreven.

Daisy werd razend. ‘Niets van waar,’ zei ze fel. ‘En ik snap niet dat je deze rommel koopt, Sijtske Blom! Bah.’

‘Nou, ik kan er toch niets aan doen dat ze zo over je moeder schrijven?’ zei die gepikeerd. ‘En ik kan er ook niets aan doen dat ze daar samen zit met Millo Hermsen.’ Sijtske Blom was zelf al jaren verliefd op Millo Hermsen en kon het niet uitstaan dat haar vriendin Lucie op zo’n goede voet met hem stond.

‘Millo Hermsen is alleen maar een goede vriend,’ zei Daisy fel.

‘Geef mij effe.’ Kevin stak zijn hand naar Daisy uit.

‘Kev, dit is helemaal niets voor jou.’ Daisy schudde haar hoofd.

‘Hier dat blad! Ik ben geen kind meer, Dais. Doe niet zo stom.’

Zuchtend gaf zijn zus hem het tijdschrift aan.

Kevin begon te lezen. ‘Roddelonzin,’ zei hij kalm toen hij het artikel gelezen had. ‘Zo is mijn moeder niet. Daar is ze veel te eerlijk en te trouw voor. Mam houdt alleen van onze vader, en Millo Hermsen is inderdaad een vriend van haar. Dat heb ik zelf gezien. Maar ze zijn nog nooit verliefd op elkaar geweest. Wat een rotzooi. Bah!’ Met een afkeurend gezicht gaf hij het blad terug aan Sijtske.

Toen Daisy de reactie van haar broer hoorde, sprongen haar spontaan de tranen in de ogen. Zo kalm, zo overtuigd… Wat was ze trots op hem.

De anderen lazen stuk voor stuk het artikel en haalden hun schouders op. Wie geloofde er nu een roddelblad? Maar Daisy overzag wel degelijk de gevolgen. Hier werd de goede naam van haar moeder aangetast. Er werd gesuggereerd dat Lucie van den Homburg in het geniep met iemand anders een verhouding was aangegaan. Het ergste was dat je er niets tegen kon doen. Wat zou haar vader zeggen als die dat stuk las? O nee, dat moest tot elke prijs voorkomen worden.

‘Mijn vader mag dit niet zien,’ zei ze met een strak gezicht tegen Sijtske. De vrouw knikte gehoorzaam. Daisy’s ogen stonden wel heel erg hard.

Toen ze thuiskwamen, brandde er alleen licht in de winkel.

Jakkes, wat ongezellig, dacht Daisy. Ze zou blij zijn als het televisiewerk van haar moeder achter de rug was en alles weer normaal werd. Ze opende de winkeldeur.

‘Nou, ik ga naar bed,’ zei Kevin terwijl hij meteen de winkel door liep.

‘Je trekt je toch niets aan van wat er in dat rottige blaadje staat, hè Kev?’ vroeg zijn zus bezorgd.

‘Nee, want het is niet waar,’ antwoordde Kevin vol overtuiging. ‘Ik denk dat jij je er meer zorgen over maakt. Dat zou ik maar niet doen.’ Met die woorden liep hij het trapje op naar het woongedeelte.

Daisy wilde hem volgen, toen ze opeens stilstond. Vergiste ze zich nu of klonk er werkelijk muziek uit de patisserie? Dat betekende dat Sil nog aanwezig was. Zo laat nog? Nieuwsgierig liep ze naar de banketbakkerij en opende de deur.

Sil Frens was inderdaad nog aanwezig. In opperste concentratie was hij bezig om vloeibare chocolade uit te strijken over een marmeren werkplaat. Daarna sneed hij het snel afkoelende mengsel in repen, die hij vervolgens met een paletmes vouwde en rimpelde tot een soort waaier. Ademloos keek Daisy toe hoe zijn lange, slanke vingers de chocoladewaaiers tot bloemen vormden. Even vroeg ze zich af hoe het zou voelen als die vingers haar zouden liefkozen. Nee, niet aan denken, want dat gebeurde toch niet.

De bloemdecoraties waren bestemd voor een taart die bedekt was met een laagje crèmekleurig marsepein. Met een penseel bracht Sil stukjes goudfolie aan op de bloemen. Plotseling merkte hij dat hij niet meer alleen was in de bakkerij en keerde hij zich om. ‘Ik had je niet gehoord,’ zei hij tegen Daisy. Snel zette hij de muziek die uit de kleine muziekinstallatie kwam zachter.

‘We kwamen net thuis. Toen hoorde ik je muziek,’ merkte Daisy bijna verontschuldigend op.

‘Ik moest deze taart nog afmaken. Een bestelling voor morgen,’ legde Sil uit.

Daisy knikte. Wat was het hier vredig met die zachte muziek op de achtergrond. ‘Je zou er slaperig van worden,’ zei ze, wijzend op het muziekapparaat.

‘Grappig dat je het zegt. Wat je hoorde, was een berceuse, een slaapliedje van Gabriel Fauré, dus…’ Hij draaide de muziek weer harder. Warme, zangerige vioolklanken begeleid door zachte pianomuziek vulden de ruimte.

Daisy kreeg de neiging om op de maat mee te wiegen. De klanken kabbelden voort, zweefden omlaag… en omhoog, tot ze eindigden in een hoog, zacht, rond akkoord.

‘Mooi,’ verzuchtte Daisy.

Er viel even een stilte.

‘Dat je dat kunt.’ Daisy wees naar de gevouwen chocoladebloemen op de taart.

‘Dat is een kwestie van een beetje oefenen en handigheid. Je moet heel snel werken, maar iedereen kan het.’

‘Ik niet, hoor, ik ben niet zo handig.’ Daisy schudde haar hoofd.

‘Jawel. Natuurlijk kun jij dat ook. Wacht maar.’ Hij zette een schaaltje met chocoladeresten in de magnetron, wachtte even en haalde het er toen uit. De chocola was gesmolten tot een diepbruin, fluweelachtig mengsel.

Sil greep Daisy bij de arm en trok haar mee naar de werkbank. ‘Hier, pak vast.’ Hij duwde haar een glaceermes in de hand, ging achter haar staan, pakte haar hand met het mes erin vast en goot met zijn andere hand wat vloeibare chocolade op het werkblad. Heel sierlijk streek hij Daisy’s hand met het glaceermes over het mengsel, tot er een dun laagje ontstond.

Daisy hield haar adem in. De nabijheid van zijn lichaam en de aanraking van zijn handen bezorgden haar het sensationele gevoel alsof ze droomde. Hij sneed met haar hand de gekoelde chocola tot smalle repen en met een snelle beweging rimpelde hij ze tot gevouwen waaiers.

‘Zo doe je dat,’ fluisterde hij in haar hals. Toen liet hij haar abrupt los.

Daisy legde verward het mes weg en durfde hem niet aan te kijken. Ze kon maar beter weggaan. Ze voelde dat Sil naar haar keek. Plotseling nam hij haar aandachtiger op. ‘Zorgen?’

Daisy haalde haar schouders op. ‘Hoezo?’

‘Toen je net binnenkwam, zag ik een bezorgde trek op je gezicht. Maar waarschijnlijk heb ik me vergist.’ Toen ze zweeg, drong hij niet verder aan, maar draaide zich om en ging verder met zijn werk.

‘Mijn moeder…’ begon Daisy aarzelend.

Hij keek haar weer aan. ‘Wat is er met je moeder?’

Daisy haalde diep adem. ‘Ze stond in een roddelblad.’

‘Lucie? In een roddelblad? Laat me niet lachen!’

‘Toch is het zo. Ze zat samen met een vriend, die ook bij de televisie werkt, in een restaurant.’

‘En?’

‘Er werd gesuggereerd dat ze een verhouding hadden.’

Sil begon zachtjes te lachen. ‘En jij gelooft dat?’

‘Nee, maar…’

‘Je bent bang dat ze gekwetst wordt… dat ze haar goede naam kwijtraakt.’

Daisy knikte.

‘Roddelbladen bestaan bij de gratie van halve waarheden en complete leugens. Jouw moeder is gewoon een geweldig mens, die heerlijke en vooral heel bijzondere gerechten van chocolade maakt. Ze is goudeerlijk en houdt van je vader. Ze heeft nog nooit een kwaad woord over hem gesproken.’

‘Daarom wil ik ook niet dat ze gekwetst wordt.’

‘Wat wil je ertegen doen?’

‘Niets. Maar ik denk dat ze het wel moet weten, voordat iemand anders het haar vertelt.’ Daisy rilde en kromp een beetje in elkaar.

‘Is er nog meer?’ vroeg hij.

‘Wat bedoel je?’

‘Of je nog meer zorgen hebt. Misschien iets met je vriendje?’

‘Vriendje? Welk vriendje?’

‘Die uit het hoge noorden.’

‘Dat is toch uit?’

‘Jawel, maar dat valt vast niet mee.’

Verbaasd keek Daisy hem aan. ‘Ík heb het uitgemaakt, hoor,’ zei ze een beetje uit de hoogte. ‘We pasten gewoon niet bij elkaar.’

‘O nee?’

‘Nee. Hij… Nou ja, ik was een beetje te bijdehand voor hem. Hij… Hij wilde liever een zorgzamer vriendinnetje.’

Langzaam verscheen er een glimlach op Sils gezicht, waaruit elk spoortje spot verdwenen was. Toen schudde hij alleen maar zijn hoofd. ‘Dom,’ fluisterde hij. ‘Kom, ik ga de boel opruimen,’ vervolgde hij daarna op gewone toon. ‘Maak je maar geen zorgen over je moeder. Ze kan wel wat hebben, hoor.’ Hij pakte de taart en schoof hem in een koelkast.

Niet-begrijpend keek Daisy hem aan. Wat had hij bedoeld met ‘dom’, vroeg ze zich af. Maar omdat Sil verder geen aandacht aan haar schonk, liep ze weg en verliet de ruimte.

Op het moment dat ze de winkel in stapte, ging de winkeldeur open en kwam haar moeder binnen.

‘Hé, Daisy, jij hier?’ begroette Lucie haar dochter enigszins verbaasd.

‘Hoi mam, ben je er weer? Toen Kev en ik thuiskwamen, hoorden we muziek vanuit de bakkerij. Ik ging kijken. Sil was daar nog aan het werk. Hij is net klaar,’ legde Daisy op terloopse toon uit. Haar moeder moest vooral niets denken.

Ze liepen het trapje op naar de woonkamer.

Haar moeder zag er vermoeid uit. Ze had niet bepaald het gezicht van een vrouw die zojuist een spannende ontmoeting met een geheime minnaar had gehad.

‘Hoe was het, mam?’

Verrast keek Lucie haar dochter aan. ‘Goed,’ zei ze aarzelend.

‘Is er iets, mam? Je kijkt zo verbaasd.’

‘Dit is de eerste keer dat iemand zomaar vraagt hoe het is geweest,’ antwoordde Lucie.

‘O, sorry. Maar hoe was het?’ vroeg Daisy, toch wat beschaamd.

‘Leuk, Dais. Het zijn erg aardige mensen. Nog twee keer en dan is de finale. Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.’

‘Weet je wat ik zo leuk vind? Dat jullie elke avond na een opname gezellig samen met elkaar ergens gaan eten,’ zei Daisy, en ze keek daarbij haar moeder scherp aan.

Langzaam draaide Lucie zich naar haar toe. Haar gezicht stond gesloten. ‘Waar wil je naartoe, Dais?’

‘Eh… Tja,mam, ik zal maar eerlijk tegen je zijn: je staat in een roddelblad… met Millo Hermsen. Jullie zitten samen te eten in een restaurant… in Eemnes.’

Lucie voelde haar bloed wegtrekken uit haar gezicht. Even wist ze niets te zeggen, maar toen werd ze razend. Dat miezerige gegraaf in iemands privéleven! ‘Ja, Daisy, ik zat daar met Millo Hermsen.’

‘Maar je zei zelf dat je er met de medewerkers van het programma zat?’ Er klonk een beschuldigende ondertoon in Daisy’s stem.

‘Dat heb ik inderdaad gezegd, want als ik meteen had gezegd dat ik er elke avond met Millo zat, waren de rapen gaar geweest. Je weet hoe je vader is: zo wantrouwend als wat. En weet je waarom ik daar zat, Dais? Millo is een heel aardige kerel. Als ik een opnamedag achter de rug heb, vraagt hij vol aandacht hoe het is geweest. Een aandacht die ik hier niet krijg. Je vader neemt niet de moeite om te vragen hoe het met mij is, laat staan dat hij naar mijn verhaal over de wedstrijd luistert. Hij is alleen maar geïnteresseerd in zijn eigen winkel. Millo begrijpt me tenminste en weet hoe zwaar het werk is. Dan kom ik een beetje bij van een dag hard werken en heb ik weer genoeg energie verzameld om terug naar huis te rijden, want dat valt niet mee met duisternis, gladde wegen en sneeuwbuien. Nu weet je hoe het zit.’

Verbijsterd keek Daisy haar moeder aan. ‘Maar ik… Ik bedoel…’ hakkelde ze. ‘Ik wilde je alleen waarschuwen dat je niet moet schrikken als je het artikel misschien leest of iemand je erover vertelt.’

‘Van wie weet je dit?’

‘Sijtske Blom was er vanavond ook bij. Zij had dat blad bij zich.’

‘Ach ja, jaloerse Sijtske Blom… Ik had het kunnen weten. Stom mens. Dat ik ooit heb gedacht dat ze een vriendin van me was!’ Lucie zag in gedachten het onnozele gezicht van Sijtske voor zich.

‘Mam, dat is ze nog steeds,’ nam Daisy het voor Sijtske op. ‘Ze is alleen de slimste niet. Iedereen was behoorlijk pissig toen ze dat artikel lazen.’

Het bleef even stil.

‘Ben je verliefd op hem?’ vroeg Daisy toen voorzichtig.

‘Bedoel je Millo? Een beetje. Je zult merken, Daisy, dat als je getrouwd bent, je ook weleens verliefd op een ander kunt worden.’

Maar als ik met Sil getrouwd zou zijn? Nee, ik zou beslist niet op een ander verliefd kunnen worden, dacht Daisy. Sil… zo geheimzinnig, zo… onbereikbaar.

‘Ik denk omdat Millo zo aardig en attent is,’ onderbrak Lucie haar gedachten. ‘Maar ik zou het nooit lang met hem uithouden. Hij is me een beetje te gevoelig. Ik zou er op het laatst kribbig van worden.’

Daisy lachte opgelucht en haar moeder lachte van de weeromstuit mee. Alle kou was meteen uit de lucht.

‘Ik zou daar ook niet tegen kunnen,’ grinnikte Daisy. ‘Ik vind gevoelige mannen, vooral als ze een baard hebben, best griezelig.’

‘Hè? Wat hebben baarden hier nou mee te maken?’

‘Mannen met baarden zijn meestal erg gevoelig. Echt, let maar eens op, mam. Ik vind mannen met baarden helemaal niks.’

‘Rare! Ik ben toch wel benieuwd met wie jij ooit thuiskomt,’ lachte Lucie.

Daisy haalde haar schouders op. ‘Daar ben ik zelf ook wel nieuwsgierig naar.’ Sil, dacht ze. Als dat toch eens zou kunnen.

‘Wat raar dat je vader nog niet thuis is,’ merkte Lucie op.

‘Ik denk dat hij druk bezig is met de verbouwing van de etage van Sabine.’

O ja, Sabine… Die was Lucie bijna vergeten.

‘Kom, ik ga naar bed. Gelukkig hoef ik morgen niet naar Eemnes. En Dais, het lijkt me verstandig als je vader hierbuiten wordt gehouden, ik bedoel…’

‘Natuurlijk, mam, ik ben toch niet gek? Voor de zekerheid heb ik ook maar even Sijtske Blom de pin op de neus gezet en gezegd dat ze het niet in haar hoofd moet halen om iets te laten merken aan pap.’

‘Je bent geweldig, Dais,’ zei Lucie warm.

Daisy zette de tv aan. Ze wachtte op haar vader, die zo wel thuis zou komen. Met opzet had ze haar moeder niet ingelicht over de ontmoeting met Arthur Augustijn in de Bijenkorf. Mam had al genoeg te verwerken gehad. Die kon dat afschuwelijke Augustijn-stel er niet bij hebben.

Langzaam doezelde ze weg, maar met een schok werd ze wakker door het geluid van de winkeldeur die openging. Even later stapte haar vader de kamer in.

‘Hé, Dais, nog op?’ vroeg hij verrast.

‘Ja, ik heb op jou gewacht. Wat ben je laat.’

‘We zijn druk bezig met de verbouwing. Vooral de keuken geeft problemen. De afvoer moet vervangen worden en ook de vloer moet eruit. Even een tegenvaller. Is je moeder al thuis?’

‘Ze kwam doodmoe thuis en is meteen naar bed gegaan. Pap, ik ben speciaal voor jou opgebleven. Ik moet je iets vertellen.’

‘Wat kijk je ernstig. Zijn er problemen?’ vroeg Jan een beetje ongerust.

‘Nee, maar er is iets wat je echt moet weten. Weet je wie ik vanmiddag tegenkwam?’

‘Vertel het maar.’

‘Arthur Augustijn.’ Daisy was benieuwd hoe haar vader daarop zou reageren.

Haar vader sloot even zijn ogen en schudde toen gelaten zijn hoofd.

‘Ja, pap, het is niet anders. Hij en zijn moeder zijn weer op vrije voeten. Hoe het kan… Joost mag het weten. Ik had het je liever niet verteld, maar je kunt het toch maar beter weten. Ik zie die vrouw voor alles aan. Als ze je kan terugpakken, zal ze het niet laten. Kijk dus maar uit.’

‘Dus toch,’ fluisterde haar vader. Hij zuchtte diep.

‘Wat bedoel je, pap? Is er soms iets gebeurd? Je hebt toch niets uitgehaald?’ vroeg Daisy, plotseling gealarmeerd.

‘Hoe kom je erbij? Natuurlijk niet. Maar vanmorgen keek Sabine naar buiten en ze vertelde dat ze een vrouw zag die wel heel veel interesse had in de zaak. Ze maakte foto’s van de winkel.’

‘Foto’s van de winkel? Was er dan iets bijzonders te zien?’

Jan haalde onverschillig zijn schouders op. ‘Er staan sinds gisteren andere boompjes bij de gevel. Sabine heeft ze heel mooi versierd met lampjes. Dat is alles.’ Hij vond het verstandiger om niets te vertellen over de omhelzing met Sabine, want dat zou Daisy natuurlijk niet begrijpen. Hij moest vooral geen slapende honden wakker maken.

Raar, dacht Daisy. Er klopte iets niet. Wie maakte er nu foto’s van een gevel met een paar versierde boompjes?

‘Ik vroeg Sabine hoe die vrouw eruitzag. Haar beschrijving kwam overeen met dat mens van Augustijn. Ik geloofde het eerst niet, want volgens mij zat die nog in de gevangenis.’

‘Reken er maar op dat het wel Thea Augustijn was,’ merkte Daisy op. Wat zou dat stel nou weer willen, vroeg ze zich af. ‘We komen binnenkort even langs om de oude vriendschapsbanden weer aan te halen,’ hoorde ze de stem van Arthur Augustijn in gedachten. Bah, wat was het leven af en toe akelig gecompliceerd.

Nu hoopte ze nog maar één ding: dat haar vader dat rottige roddelblad niet onder ogen kreeg.