2

‘Dan ga ik maar,’ zei Daisy, en ze zuchtte even. Ze had helemaal geen zin om naar Groningen te rijden.

‘Zal ik echt niet meegaan?’ vroeg Lucie. ‘Weet je het heel zeker? Het is een behoorlijk eind rijden.’

‘Nee, mam, het is beter dat ik alleen ga. Ik pak mijn spullen en rijd onmiddellijk weer terug. Onderweg duik ik wel even een restaurantje in voor een pauze. Maak je maar geen zorgen.’

Vroeg in de middag reed Daisy Groningen binnen en ze zette koers naar de flat in een van de buitenwijken die dicht bij de randweg lag. Toch wel zenuwachtig sloeg ze de straat in en parkeerde haar auto dicht bij de ingang van de flat. Als Niek nu maar niet thuis was. Dat gaf zo’n gedoe. Ze pakte een paar grote kartonnen dozen uit de kofferbak, duwde met haar schouder de toegangsdeur open en liep het trappenhuis binnen.

Er hing een muffe geur. Vanaf het begin had Daisy een hekel gehad aan het appartementencomplex, dat aan de achterzijde uitkeek over een groot weiland. Vooral bij slecht weer vond ze het uitzicht vreselijk deprimerend, speciaal als de koeien ook nog eens in een hoek van het weiland troosteloos bij elkaar kropen voor een beetje beschutting tegen de regen. Gelukkig behoorde dat nu tot het verleden. Elk nadeel heb z’n voordeel, volgens voetballegende Cruijff, en die man had het goed geschoten.

Daisy hoefde de sleutel van de buitendeur maar half om te draaien om hem open te krijgen. Vervelend – was Niek nu toch aanwezig of had hij vergeten om bij het weggaan de deur op slot te doen? Ze stapte naar binnen en liep naar haar kamer. Tot haar verbijstering zag ze een vrouw die geknield voor de ladekast nieuwsgierig de inhoud van de laden aan het inspecteren was. Marjolein! Was ze nu al ingetrokken bij Niek, vroeg Daisy zich af.

De jonge vrouw draaide zich verschrikt om en stond toen op.

‘Jij laat er geen gras over groeien,’ merkte Daisy op. ‘Wat deed jij in mijn spullen?’

‘Deze kamer is sinds vandaag van mij,’ zei Marjolein op verdedigende toon.

‘Dat dacht ik niet. Niek en ik betaalden samen de huur. Tot aan het eind van de maand mag jij hier niet zijn. Trouwens, deze meubels zijn van mij.’ Ze zette de dozen op haar bureau, liep op de vrouw af en duwde haar vastbesloten naar buiten. ‘Niet meer binnenkomen. Pas als ik weg ben, mag je rondneuzen.’

Daisy sloot de deur en draaide de sleutel om. Ze wilde niet meer gestoord worden. Dit had ze echt niet verwacht. Had Niek dan zo weinig om haar gegeven dat hij nog geen dag na haar vertrek al zijn nieuwe vriendin had binnengehaald? Zijn liefde voor haar had dus helemaal niets voorgesteld. Gelukkig was ze daar op tijd achter gekomen. Eerlijkheidshalve moest ze bekennen dat háár verliefdheid ook enigszins aan het verflauwen was, want waarom was haar boosheid groter dan haar verdriet? Daisy haalde haar spullen uit de kasten en stopte ze in de dozen. Daarna haalde ze voorzichtig het grote zijden wandkleed, dat eigenlijk een Indiaas vloerkleed was, van de muur en rolde het op.

Plotseling klonken er harde stemmen, alsof er ruziegemaakt werd. Een vrouw begon te huilen, een deur sloeg dicht en haastige voetstappen kwamen naar de deur. Iemand morrelde aan de deurknop en een stem riep: ‘Daisy, doe alsjeblieft open, doe open!’ Het was Niek.

Daisy opende de deur.

‘Daisy, dit is een vergissing. Dit is niet wat het lijkt. Marjolein… Ik bedoel… We moeten praten.’ Hij greep haar stevig bij haar armen, maar Daisy rukte zich los. ‘We moeten helemaal niets,’ zei ze kalm.

‘Jawel, ik kan het je uitleggen. Ik heb Marjolein een sleutel gegeven, omdat ze voor een belangrijk tentamen moet studeren. Ze heeft veel aanloop van vriendinnen en die kan ze dan niet gebruiken.’

Daisy glimlachte even meewarig.

‘Wat? Waarom lach je nou? Geloof je me niet?’ vroeg Niek wantrouwend.

‘O, ik geloof je wel, maar dat je nou echt zo onnozel bent om in zo’n stomme smoes te trappen, dat had ik niet verwacht. Als je een tentamen erin moet stampen en je kunt aanloop missen als kiespijn, hang je gewoon een stuk papier op de deur met NIET STOREN, TENTAMEN! Dat begrijpt iedereen en iedereen laat je dan met rust.’ Daisy haalde haar schouders op.

‘Oké, dan ben ik onnozel geweest, maar ik wist niets van dit bezoek.’

‘Hoe wist jouw vriendin…’

‘Ex-vriendin,’ verbeterde hij snel.

‘… dat ik hier niet meer was?’ ging Daisy verder. ‘Dat moet iemand haar verteld hebben, anders was ze toch zeker niet gekomen?’

‘Ik kwam haar gisteravond toevallig tegen in een café,’ gaf Niek wat besmuikt toe.

‘Jullie stamcafé,’ glimlachte Daisy.

Niek schokschouderde. Daisy moest niet zo op elke slak zout leggen. Waarom wilde ze nou niet geloven dat die hele relatie met Marjolein niets om het lijf had?

‘Er is niets tussen ons,’ merkte hij een beetje nukkig op.

‘En ook niet meer tussen ons,’ zei Daisy snel.

‘Altijd een weerwoord.’

‘Zo zit ik nu eenmaal in elkaar, Niek.’ Daisy zag plotseling de heldere waarheid. ‘Jij hebt iemand nodig die naar je luistert en een beetje naar je opkijkt. Geen bijdehante meid als ik.’

‘Dat is niet waar,’ ging Niek tegen haar in. ‘Ik houd van je. Ik vind je opmerkingen soms juist heel grappig.’

‘Soms, ja,’ kaatste Daisy terug.

‘Ik bedoel…’

‘Ik ben echt niet de ware voor jou, Niek. Als je al na acht maanden Marjolein nodig hebt, omdat ze zo fijn naar je wil luisteren, dan is er iets mis. Ik wil nu eenmaal iemand die honderd procent van me houdt, en omgekeerd. Het is alles of niets. Sinds gisteren heb ik gemerkt dat dat niet zo is. O, ook van mijn kant, hoor,’ voegde ze er voor de duidelijkheid snel aan toe. ‘Ik was vooral gekwetst en ontzettend boos op je, niet eens zo verdrietig. Daarom is het beter dat we onze relatie verbreken.’ Daisy knikte hem vriendelijk toe. ‘Ik heb met mijn vader afgesproken dat hij in het weekend samen met Kevin de meubels en de dozen met boeken komt ophalen. Ik neem nu alleen mijn kleren en dit wandkleed mee.’

Niek zag in dat er niets meer aan te doen was. Voor het eerst in zijn leven werd de populaire Niek Mazurel door een meisje aan de kant gezet.

‘Groot gelijk dat je er een eind aan hebt gemaakt,’ vond Claire, Daisy’s vriendin. Ze zaten samen op de vensterbank van de grote dakkapel in de zolderkamer van het huis aan de Singelgracht. ‘En geweldig dat je weer terug bent. Het was zo saai zonder jou. Groningen leek me helemaal niets voor jou. Daar hoorde jij niet.’

‘Moet je niet zeggen. Groningen is een leuke studentenstad, hoor, heel gezellig, met kroegen en zo, maar Amsterdam heeft nu eenmaal mijn hart. Hoor mij nou eens sentimenteel zijn, maar het is wel zo. Hier hoor ik echt thuis. Nu het uit is met Niek, heb ik niets meer in Groningen te zoeken.’

‘Ik vond hem anders wel een hunk, Dais. Die man zag er geweldig stoer uit, en vooral op die motor… cool!’

‘Is ook zo… maar niet voor mij.’

‘Wat wil je dan?’ vroeg Claire nieuwsgierig.

Daisy haalde haar schouders op. ‘Voorlopig geen mannen meer. Eerst mijn studie afmaken, en dan ga ik heerlijk mijn eigen zaak beginnen. Bijzondere tapijten importeren uit de hele wereld.’

‘Ik hoor het je zeggen.’

‘Geloof je me niet dat ik een zaak met mooie vloerkleden ga beginnen? Dat wil ik al tijden.’

‘Dat geloof ik wel, maar niet die opmerking over mannen.’

‘Geloof het maar wel. Ik begin alleen nog aan een man als ik hem honderd procent kan vertrouwen.’

‘Ben je niet wat te streng?’

‘Nee,’ antwoordde Daisy beslist. ‘Voor minder ga ik niet. Dan blijf ik liever alleen.’

Claire schoot in de lach. ‘Jij alleen blijven? Dacht het niet. Kom op, we gaan naar beneden. Het ruikt hier zo lekker.’ Claire snoof de etensgeuren die naar boven trokken met dichte ogen en innig genoegen op. ‘Ik ben benieuwd wat je moeder nou weer heeft klaargemaakt. Ze weet toch dat ik bij jullie blijf eten?’ Ze opende haar ogen en keek Daisy opeens bezorgd aan.

‘Dat hoef je toch niet meer te vragen, silly? Daar gaat mam vanzelfsprekend van uit.’

‘Wat ben je toch een bofkont, Dais, met zo’n geweldige moeder bij wie alles kan en die ook nog eens heerlijk kookt.’

‘Ze is een topper,’ gaf Daisy lachend toe. Iedereen kon altijd blijven eten. Mam was in alles royaal.

Na het eten zei Lucie tegen haar dochter: ‘Ik heb vanmiddag nog een heerlijk toetje gemaakt: vanillevla in chocoladebakjes met kersen in warme chocoladesaus. Haal jij ze even, Dais, en warm eerst even de saus met de kersen op in de magnetron. De schoteltjes met de bakjes staan op de werkbank in de bakkerij.’

‘En er zit zeker helemaal niets in?’ vroeg Daisy lachend. ‘Er zit helemaal niets in’ was de gevleugelde uitdrukking van Lucie als ze weer een taart of ander gebak in elkaar had gedraaid.

‘Nou, och…’ Lucie lachte even. ‘Een beetje misschien. Haal ze nou maar. O, en Dais, je moet niet schrikken: waarschijnlijk is Sil, die nieuwe jongen, weet je wel, nog aan het werk. Hij wilde per se nog een bestelling voor morgen af maken.’

Daisy liep door de winkel naar de patisseriebakkerij. Toen ze de deur opende, hoorde ze zachte muziek. Een lange, vrij jonge man stond voorovergebogen bij de werkbank. Hij was bezig met een paletmes chocoladekrullen te vormen. Daisy had haar moeder dit zo vaak zien doen. Eerst smolt Lucie de chocola en streek die daarna op een marmeren of granieten werkblad uit tot een dunne laag. Daarna schoof ze met veel kracht het mes over de geharde chocola, zodat er een prachtige opgerolde krul ontstond.

De man was zo in zijn werk verdiept dat hij Daisy niet hoorde aankomen. Pas toen ze dicht bij hem was, keek hij op en trok heel even vragend zijn wenkbrauwen op.

Daisy had nog nooit zo’n onverstoorbaar gezicht gezien. Alleen op zijn jukbeenderen leek een schaduw van een lach te liggen. ‘Ik ben Daisy,’ zei ze.

‘Ah, Daisy, de verloren dochter uit het hoge noorden.’ De glimlach bij de ogen van de man werd iets dieper. Nam hij haar nou in de maling, vroeg Daisy zich af. De verloren dochter – hoe kwam hij erbij? Had haar moeder soms iets verteld? Ze had overigens nog nooit zo’n mooie mannenstem gehoord: diep, donker, warm…

‘Ik ben Sil, maar dat wist je misschien al. Helaas kan ik je geen hand geven, omdat ik hiermee bezig ben.’ Hij wees op de chocoladekrullen. ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn.’ Hij draaide zich om en ging kalm verder.

Daisy had nog nooit meegemaakt dat iemand zo weinig aandacht aan haar besteedde. Het bracht haar zelfs een beetje van haar stuk. Een beetje gepikeerd keek ze om zich heen. Waar stonden nou die chocoladebakjes met de vla?

Kon de man gedachten raden? ‘Die bakjes staan daar,’ zei hij. ‘Wacht maar even.’ Hij legde het paletmes neer en veegde zijn handen af aan een doek. Daarna stak hij een brander van het gasfornuis aan en zette de pan met de chocoladesaus en de kersen erop.

‘Mam zei…’

‘Ik weet wat Lucie zei: opwarmen in de magnetron, maar dat is lang niet zo lekker.’

Hij greep een houten lepel en roerde voorzichtig de saus om, zodat de kersen niet werden beschadigd. Met zijn vrije hand pakte hij een chocoladethermometer en hield hem in de saus. Toen die op temperatuur was, goot hij het mengsel in de chocoladebakjes, die hij vervolgens snel op een metalen dienblad zette. ‘Alsjeblieft, dame, hard hollen, niet vallen, anders smelten de chocoladebakjes.’ Hij waste zijn handen en ging weer onverstoorbaar verder met zijn werk.

Daisy wist even niet wat ze moest zeggen. Alles was zo snel gegaan. Zwijgend pakte ze het dienblad op en verliet de banketbakkerij.

‘Het was weer top, Luus,’ zei Jan van den Homburg goedkeurend tegen zijn vrouw. ‘Vooral die chocoladebakkies… Hoe verzin je het? Heerlijk!’

Bijna iedereen viel hem bij, tot groot genoegen van Lucie, die stralend om zich heen keek. Hier hield ze van: eten met een tafel vol mensen.

Alleen Daisy hield zich afzijdig en staarde voor zich uit, maar niemand vond dat vreemd. Een relatie verbreken was ook niet niks. Dat kon er diep in hakken bij een mens.

Maar Daisy dacht niet aan Niek en haar verbroken relatie. Ze zag een onverstoorbaar gezicht met enigszins spottende grijze ogen. Sil Frens… Wat een vreemde man, maar wel met een prachtige stem – een stem om verliefd op te worden. O nee, niet zij, maar gewoon iemand anders. Dat kon ze zich heel makkelijk voorstellen.

‘Wat vond je van Sil?’ onderbrak Lucie haar gedachten.

‘O, eh… ik… Gunst mam, dat weet ik toch nog niet? Ik heb hem maar even gezien. Hij was druk aan het werk. Ik kreeg de kans niet om de saus op te warmen in de magnetron. Dat vond hij maar niets. Hij deed het gas aan, warmde de zaak op en goot het in de bakjes.’

‘Dat is nou echt Sil,’ lachte Lucie. ‘Die moet helemaal niets van magnetrons hebben. Ik gebruik hem ook maar zelden, maar soms is het erg makkelijk als iets supersnel warm moet worden. Het is een heel aardige man. En ambitieus! Hij wil de top bereiken en zelfs op een dag naar Frankrijk verhuizen om daar mee te doen aan de loodzware wedstrijd voor de titel de beste chef patisserie van Frankrijk: Meilleur Ouvrier de France. Ik heb er een uitzending over gezien.’ Haar gezicht kreeg een dromerige uitdrukking. ‘Bruidstaarten met prachtige versieringen van gesponnen suiker, beeldschone taartjes, koekjes en bonbons… allemaal heel kunstig gemaakt.’

‘Kun je ook niet een keertje meedoen, mam?’ informeerde Kevin.

‘Zie je mij al verhuizen naar Frankrijk?’ antwoordde Lucie hoofdschuddend. ‘Zo’n wedstrijd is niets voor mij. Te veel zenuwen, en je hele leven staat op zijn kop.’

‘Verstandig, Luus,’ vond Jan tevreden. ‘Blijf jij maar lekker in Nederland. Hier kan je niks gebeuren.’

‘Hoe ben je eigenlijk aan die Sil gekomen?’ wilde Daisy weten.

‘Via een advertentie. Hij stak met kop en schouders uit boven de rest van de mensen die reageerden.’

‘Woont hij hier in Amsterdam?’

‘Nee, in Durgerdam, dicht bij de Schellingwouderbrug. Elke morgen rijdt hij op zijn racefiets over de brug en via de Indische buurt hiernaartoe.’

Dus dáárom was die man zo slank en lenig en zag hij er zo gebruind uit, ging het door Daisy heen. Durgerdam… Ze was nog nooit in dat dorp geweest. Het hele gebied vlak boven het IJ was haar volledig onbekend. Het had wel iets geheimzinnigs.

‘Dais, even over mijn advertentie, heb je hem al in elkaar gezet?’ onderbrak haar vader haar gedachten.

‘Nee, pap, dat doe ik straks. Komt helemaal voor mekaar, maak je geen zorgen,’ antwoordde Daisy.

‘Welke advertentie, en waarvoor?’ vroeg Claire nieuwsgierig.

‘Dat leg ik je boven wel uit,’antwoordde Daisy. ‘Kom, we gaan.’

Ze zaten weer op hun oude plek: de diepe vensterbank van de dakkapel.

‘Mooi, hè, die bomen?’ zei Daisy. ‘Dat zachte groene waas… Ik word er altijd wat melancholiek van. Waarom weet ik niet.’

‘Daar heb ik nou helemaal geen last van,’ merkte Claire op. ‘Ik word alleen maar vrolijk van de lente. Heerlijk rokjesweer na al die regen en wind. Geen leggings meer en lange broeken. Die komen me echt mijn neus uit.’

‘Gelukkig dat dat niet letterlijk gebeurt,’ lachte Daisy.

‘Nee, stel je voor. Zeg Dais, die advertentie… Vertel even.’

‘Niet lachen, maar pap wil een groentezaak beginnen in de P.C. Hooft.’

‘Hè? Een groentezaak? In de P.C. Hooft?’

Claire keek haar vriendin verbijsterd aan. ‘Geen kip koopt daar toch groenten en fruit? Ik heb zomaar het idee dat niemand daar kan koken.’

‘Precies. En daarom begint pap er ook mee. Het zijn niet alleen de fruities en de veggies die hij wil verkopen…’

‘Wacht even,’ onderbrak Claire haar. ‘Fruities? Veggies?’

Daisy grinnikte. ‘Veggies komt van vegetables, dat is Engels voor…’

‘… groenten, dat weet ik ook wel,’ snibde Claire.

‘… en fruities, uitgesproken als “froeties”, heb ik zelf bedacht.’

‘Nou, nou, hoe heb je het bij elkaar verzonnen? O, Dais, wat een flauwekul.’

‘Maar nu komt het: mijn vader wil kant-en-klaarmaaltijden gaan verkopen.’

‘En wie moet die koken? Je moeder?’

‘Nee, gekkie, daarvoor is juist die advertentie. Pap wil een verkoopster annex kokkin die op een zichtbare plaats in de winkel de maaltijden kookt, bakt en braadt. Dus zogezegd een handig kook-, bak- en braadkokkinnetje.’

Claire schoot in de lach. ‘Wel een slim plan. En is de winkel al helemaal ingericht?’

‘Nee, volgende week begint een aannemer met die klus. Het is een vriend van pap, dus het komt wel goed. Over een maand moet de zaak klaar zijn.’

‘Is die advertentie dan niet wat aan de vroege kant?’

‘Nee, want pap wil op zijn gemak een keuze maken. Hij gaat beslist niet over één nacht ijs.’

Dat kon Claire zich helemaal voorstellen na alle narigheid die Daisy’s vader had meegemaakt.

De volgende dag zond Jan van den Homburg de advertentie naar twee kwaliteitskranten, want ‘wie in helder water vist, vangt ook heldere vis’, was zijn vaste overtuiging. Maar volgens Daisy was dat niet waar: juist oplichters en fraudeurs lazen kwaliteitskranten, want onder hun lezers zaten de meeste rijkaards.

Jan haalde alleen maar zijn schouders op en bleef bij zijn plan. ‘Als er nu maar genoeg mensen op schrijven,’ zei hij een beetje bezorgd.

‘Pap, het is crisis. Je wordt bedolven onder de brieven. Mogen wij, mam en ik, je meehelpen bij het sorteren en lezen? Ik heb er nu al zin in.’

Haar vader vond het allang goed. Hij kon mensen wel beoordelen als hij ze in levenden lijve ontmoette, maar met brieven had hij veel meer moeite.

Daisy kreeg gelijk. Een paar dagen na elkaar bracht de post ladingen brieven.

‘Dat wordt nog een hele klus,’ zei Jan. Hoe moest je hier nou de beste uit halen?

‘Als we er een middag voor gaan zitten, weten we aan het eind wel wie we moeten uitnodigen. Niet te veel, want dan wordt het echt lastig om een keuze te maken,’ vond Daisy.

Vol goede moed gingen Lucie en Daisy aan het werk.

‘Waar moeten we in vredesnaam op letten?’ vroeg Lucie een beetje benauwd bij de aanblik van de hoge stapels.

‘Tja, ik denk eerst aan een goede opleiding met wat ervaring, niet al te veel taalfouten, geen ellenlang verhaal en niet te veel opschepperij. Natuurlijk mag iemand zich wel van zijn goede kant laten zien, maar te veel is niet goed. Als het kan, moet ze in Amsterdam of anders dicht bij Amsterdam wonen. Ik denk dat we, als we aan het lezen zijn, heus wel zien wie in aanmerking komt voor deze baan. We zien wel.’

Na een uur lezen hadden Lucie en Daisy gezamenlijk twintig brieven eruit gehaald.

‘Goed, nu nog een keer lezen en de beste kiezen tot er zo’n tien overblijven, en die laten we gewoon voor een gesprek komen,’ stelde Daisy voor. ‘Dat moet pap natuurlijk zelf doen.’

Die avond las Jan van den Homburg de brieven.

‘Ze zien er wel aardig uit,’ vond Daisy’s vader.

‘Bij deze zit geen foto, maar op de een of andere manier kreeg ik er een goed gevoel over,’ zei Lucie, en ze overhandigde de laatste brief aan haar man.

‘Luus, deze is met de hand geschreven!’ riep Jan uit.

‘Dat vonden wij juist heel origineel, en kijk eens naar de naam… Sabine Wijnschenk!’ Daisy keek haar vader bijna triomfantelijk aan.

‘Ja, en wat is daarmee?’ vroeg Jan.

‘Wijnschenk, pap – Wijnschenk! Denk nou even na. Je zat vroeger in de wijn. Dit is misschien wel een teken. Je moet haar beslist laten komen. Het is een heel aardige brief. En ze heeft de goede vooropleiding. Lees maar.’

‘Hoe oud is ze?’ wilde hij weten.

‘Niet oud – tweeëndertig. Precies de goeie leeftijd,’ merkte Lucie op. ‘Je moet iemand met ervaring hebben. Iemand van achttien, twintig moet nog alles leren. Lees nou maar.’

Jan moest zijn dochter gelijk geven: het was inderdaad een aardige en vooral enthousiaste brief. Het voornaamste was echter dat Sabine Wijnschenk volledig gekwalificeerd was voor de baan en alles wist van het bereiden, invriezen en bewaren van voedsel.

‘Maar waarom heeft ze er geen foto bij gedaan?’ vroeg hij, toch wel wat wantrouwig. Hij wilde weten waar hij aan toe was. ‘Wijnschenk… Wijnschenk… Het klinkt me wat Surinaams of Antilliaans in de oren.’

‘Nou, en?’ vroeg Daisy. ‘Je gaat toch niet discrimineren?’

‘Nee, ja… dat is te zeggen… Ik houd niet zo van die vrouwen. Ze schreeuwen me te veel. Dat mag ik toch wel vinden? Ik ken ze van de Albert Cuyp.’

‘Pap, als er één hard praat, ben jij dat.’

‘Precies, dus er moet niet iemand komen die ook hard praat. Eén schreeuwer in de zaak is genoeg.’

‘Je bent een racist.’

‘Ja hoor, het is wel goed met jou, Dais.’

‘Misschien wil ze haar privacy bewaren,’ zei Lucie, die de hele discussie hoofdschuddend had gevolgd. ‘Ik zal ook niet snel mijn foto naar iemand sturen die ik helemaal niet ken.’

‘Of ze is foeilelijk.’ Er verscheen een plagende trek op Daisy’s gezicht.

‘En als dat zo is… Foeilelijke mensen kunnen ontzettend aardig zijn,’ vond Lucie ongewoon fel. ‘Alsof alleen knappe mensen er maar toe doen!’

‘Hè, mam, dat bedoel ik toch niet?! Het was maar een geintje.’ Daisy haalde haar schouders op.

‘Nou ja, laat haar dan ook maar komen,’ gaf Jan aarzelend toe. ‘Die vrouwen moeten wel naar de winkel in de P.C. Hooft komen. Dan kunnen ze gelijk zien en horen wat de bedoeling is.’

‘Mag ik er ook bij zijn? Het lijkt me zo spannend,’ vroeg Daisy.

‘Nee, meissie, geen pottenkijkers erbij. Ik beslis helemaal alleen.’

Daisy drong niet aan. Uit ervaring wist ze dat haar vader zich niet liet ompraten.

‘Luus, ik weet dat je het druk hebt, maar kun jij die dames opbellen en een afspraak maken?’ Jan keek zijn vrouw vragend aan.

Lucie knikte. ‘Geen probleem. Ik zal het straks meteen doen.’

‘En ik ga even naar de tantes. Die heb ik al zo lang niet gezien.’

Met intens genoegen keek Daisy naar het drukke gewoel van de Albert Cuyp-markt. Vrouwen in de meest aparte kleding dromden voor de kraampjes en mannen stonden in groepjes bijeen om de dagelijkse roddels uit te wisselen. Hoeveel nationaliteiten liepen hier wel niet rond, vroeg Daisy zich af. Overal om haar heen klonken verschillende talen. Alleen de marktkooplui brachten in onvervalst Amsterdams luidruchtig hun waren aan de man.

Daisy liep naar een huis, belde aan en wachtte tot de deur openging. Toen liep ze het piepkleine halletje in.

‘Wie is daar?’ klonk het van boven.

‘Daisy!’ antwoordde Daisy, en ze liep de trap op naar de etage van Melanie Hordijk, een van de hartsvriendinnen van haar moeder.

‘Meissie, wat leuk! Waar kom jij vandaan? Heb je soms vakantie?’ zei Melanie blij verrast. Ze kuste Daisy hartelijk op haar wangen. ‘Binnen zullen ze ook wel verbaasd zijn.’ Met een grinnik gebaarde ze met haar hoofd naar een deur waarachter vrouwenstemmen klonken.

‘Als ik het niet dacht,’ lachte Daisy.

‘Ja, meid, ze zijn er allemaal, behalve dan je moeder, want die heeft het te druk met andere zaken.’ Er klonk een zekere wrok door in Melanies stem.

‘Mam heeft het echt druk, tante Mel. Ze werkt zich een slag in de rondte. En…’ Oeps, zou ze bijna haar mond voorbijpraten.

‘Wat, en?’ Melanie werd plotseling heel nieuwsgierig. Was er iets wat zij niet mocht weten?

‘Ik heb beloofd dat ik niets zou vertellen,’ antwoordde Daisy. ‘Mam werkt aan een project, maar jullie mogen het pas weten als alles rond is.’

‘Alsof wij geen geheim kunnen bewaren,’ sputterde Melanie tegen.

‘Nee, dat kunnen jullie inderdaad niet,’ grinnikte Daisy. Je kon maar beter rechttoe, rechtaan zijn met mams vriendinnen.

Melanie schoot ook in de lach.

Daisy opende de deur en liep naar binnen, waar ze enthousiast begroet werd door de complete vriendinnengroep van haar moeder.

‘Wat hebben wij je gemist, meid.’

‘Heb je vrij?’

‘Hoe gaat het met je vriendje?’

‘Je bent mager geworden. Eet je wel genoeg?’

De opmerkingen en vragen vlogen door de lucht.

‘Laat dat kind nou eerst even gaan zitten,’ stelde Truus, de moeder van Melanie, voor. ‘Kom maar hier naast me zitten, wijfie. Hoe staat het ermee?’

Daisy ging zitten en keek om zich heen. Plotseling snufte ze diep. Zoveel hartelijkheid, zoveel liefde… Het werd haar even te veel. ‘Wat heb ik jullie gemist,’ zei ze terwijl ze haar neus ophaalde.

‘Hier, een zakdoek, vrouw,’ zei Truus. ‘En het is helemaal niet erg als je huilt, want om met Toon te spreken: als er iemand met je lacht of met je grient, dan pas mag je zeggen: ik heb ’n vriend. En wij zijn allemaal je vriendinnen, Dais. Bijna familie.’

‘Dat weet ik,’ zei Daisy met een knikje. Hè, ze moest niet zo sentimenteel doen. Die ellendige tranen ook… Zo was ze anders nooit.

Even viel er een diepe stilte.

‘Vertel het maar, kind: wat is er gebeurd?’ vroeg Truus kalm.

Daisy haalde diep adem. ‘Het is uit… met Niek.’

‘Hè, nee toch? Waarom heb je het uitgemaakt?’ Het kwam niet in Melanies hoofd op dat Daisy’s vriend het had uitgemaakt.

Daisy haalde een beetje gelaten haar schouders op. Moest ze nu werkelijk het hele verhaal vertellen?

‘Ach, wijfie…’ Truus streek met een innig gebaar over Daisy’s rug.

‘Maar je zei toch dat het zo’n lieve jongen was?’ riep Sijtske Blom, de domste van de vriendinnen, vol onbegrip uit. ‘Waarom maakte je het dan uit?’

‘Sijt, dat kan veranderen,’ merkte Stefanie Holleman een beetje kribbig op.

‘Hij is weer naar zijn oude liefde teruggegaan,’ legde Daisy uit.

‘Ja, oude liefde roest niet,’ kwam Sijtske weer.

‘Hè ja, Sijt, heb je nog meer van die pientere opmerkingen? Daar wordt Daisy blij van,’ snibde Melanie.

‘Het is toch zo?!’ Sijtske schokschouderde wat. Waarom vonden de anderen nu altijd dat ze iets verkeerds zei?

‘Sijt heeft wel een beetje gelijk,’ gaf Daisy toe. ‘Op de lange duur was onze relatie toch stukgelopen. Ik was te bijdehand voor Niek. In het begin vond hij dat wel leuk, maar ik merkte de laatste tijd dat mijn opmerkingen hem begonnen te irriteren. Ik ontdekte dat hij weer naar die ander toetrok en daarom heb ik het uitgemaakt. Ik wil geen nummer twee zijn. Het is alles of niets.’

‘Mijn idee,’ vond Stefanie, die intussen onderzoekend naar de tas van Daisy keek. Zou Lucies dochter nog iets lekkers hebben meegenomen van thuis? Hoewel Stefanie broodmager was en eeuwig aan de lijn deed, kon ze nooit de verleidingen van Lucies zelfgemaakte taarten en bonbons weerstaan.

Daisy zag haar blik en begon te lachen. Ze opende haar tas en pakte er een doosje en een zak uit. ‘Petitfours en bonbons, gemaakt door… Sil.’

‘Sil?’ riepen de vrouwen in koor uit.

‘Ik dacht het al. Jullie kennen Sil niet,’ merkte Daisy op. ‘Ik wist ook van niks. Pas toen ik thuiskwam, vertelde mam het nieuwtje dat ze iemand had aangenomen om haar te helpen, want ze kreeg het te druk.’

Ze zette het doosje en de zak op tafel.

‘Waar komt die Sil vandaan?’ wilde Josie Bonenkamp weten.

‘Natuurlijk van Terschelling,’ kwam Sijtske Blom.

‘Hè? Terschelling?’ Verbluft keken de vriendinnen naar de vrouw, die enthousiast met haar hoofd knikte.

‘Lieverd, hoe kom je daar nu bij?’ vroeg Truus.

‘Nou, Sil… Die kennen jullie toch ook wel? Sil, de strandjutter? Die woonde op Terschelling, hoor.’

‘Maar wijfie, dat is een persoon uit een televisieserie van de NCRV uit de jaren zeventig. Hoe kom je er nu bij dat die man bij Lucie werkt?’

Een beetje onnozel staarde Sijtske Truus aan. ‘Nee, ik bedoel… Die Sil van Lucie kan toch een zoon van Sil de strandjutter zijn?’

‘Schat, die Sil de strandjutter is een verzonnen persoon. Die heeft niet echt bestaan,’ legde Truus uit.

‘O… zit dat zo,’ zuchtte Sijtske. ‘Maar waar komt die jongen dan wel vandaan?’

Alle hoofden draaiden zich opeens naar Daisy toe.

‘Durgerdam.’

‘Durgerdam? Dat gehucht… Dat ligt toch over het IJ, tegen Amsterdam-Noord aan?’

Daisy knikte.

‘Wat is het voor een jongen?’ vroeg Melanie nieuwsgierig.

‘Dat weet ik niet. Ik heb hem maar één keer gezien,’ antwoordde Daisy onverschillig. Ze moest vooral niet laten merken dat ze Sil wel interessant vond. ‘Weten jullie overigens van de plannen van pap?’ koerste ze snel naar een veiliger onderwerp.

‘Hij gaat toch niet opnieuw met een wijngaardje beginnen?’ vroeg Truus afkeurend. Ze had helemaal niets met Jan van den Homburg op en had nooit begrepen wat die aardige, lieve Lucie in hem zag.

Daisy grinnikte. ‘Nee, tante Truus, aan zo’n avontuur begint hij niet meer. Pap heeft echt wel zijn lesje geleerd. Nee, hij gaat een groentehandel in de P.C. Hooftstraat opzetten.’

Verbijsterd staarden de vriendinnen haar aan. Even bleef het stil. Toen brak er een stortvloed aan vragen en opmerkingen los.

‘Nee… Is-ie gek geworden?’

‘Een groentezakie in de P.C.?’

‘Is het hem in zijn bol geslagen?’

‘Wat zegt je moeder hiervan?’

‘Weet-ie dan niet dat die vrouwen die daar rondtrippelen en shoppen nooit in een keuken komen? Daar hebben ze hun personeel voor!’

‘Groenten verkoop je op de Albert Cuyp, niet in de P.C. Hooft.’

Daisy liet ze eerst maar uitpraten. Toen zei ze: ‘Natuurlijk is mijn vader niet gek, lieve tantes. Natuurlijk weet hij ook dat een gewone groentezaak daar niet loopt. Hij is van plan om kant-en-klaarmaaltijden te verkopen.’

‘O, en wie moet die maaltijden klaarmaken? Je moeder?’ vroeg Truus fel.

‘Nee, hij heeft een advertentie gezet voor een verkoopster die tegelijk kan koken. Dat is tenminste het plan. Hij heeft een mooi pand gekocht, dat wel nog helemaal opgeknapt moet worden. Mam helpt hem daarbij, want alleen kan hij dat geld niet opbrengen.’

‘Je moeder is te goed.’ Truus zag helemaal niets in het plan. Arme Lucie. Waarom was ze in vredesnaam met die opschepper getrouwd? Een groentezakie in de P.C.… Natuurlijk zou Lucie moeten bijspringen als die kokkin het niet redde. Daar kende ze haar vriendin goed genoeg voor. Jan startte eigenlijk geen groentezaak, maar een restaurant. Stom plan. ‘En hoe is het nou met je moeder? We zien haar bijna nooit meer. Heeft ze het zo druk met die winkel van haar?’ vroeg ze.

‘Ja, eh…’ Daisy weifelde. Zou ze het vertellen? Nee, ze had haar moeder beloofd om haar mond te houden.

‘Luus is met iets bezig wat wij nog niet mogen weten,’ zei Melanie, en ze snoof even.

Daisy zuchtte. ‘Ik heb mam beloofd dat ik niets zou vertellen. Ze is met een project bezig. Als het werkelijk doorgaat, wil ze het jullie zelf vertellen.’

‘Zeker voor de televisie,’ veronderstelde Josie, en ze keek Daisy doordringend aan.

Daisy haalde haar schouders op. ‘My lips are sealed.’ Vervolgens streek met een opgestoken vinger over haar dichtgeknepen mond.

‘Flauw,’ vond Josie. Maar Daisy gaf geen krimp.

‘En wat ga jij doen, wijfie?’ Melanie keek Daisy geïnteresseerd aan.

‘Ik kom weer terug en ik ga nooit meer weg uit Amsterdam.’

‘Verstandig, kind,’ vond Truus. ‘Zien we jou weer wat meer, en ook fijn voor je moeder, want die miste je erg. Jij hoort hier. En wat de liefde betreft…’

‘O, voor het eerst geen mannen meer in mijn leven,’ merkte Daisy beslist op. ‘Eerst maak ik mijn studie af en dan ga ik mijn eigen zaak beginnen.’

‘We zullen zien, zei de blinde,’ reageerde Truus kalm. ‘We zullen zien.’

‘Niek heeft gebeld,’ zei Lucie toen haar dochter thuiskwam.

‘Naar jullie? Wat raar.’ haalde Daisy haar schouders op. Niek had haar toch kunnen bereiken via haar smartphone?

Lucie aarzelde even. ‘Hij deed het met opzet. Hij… Ach, Dais, hij zei dat hij je miste en dat hij helemaal niets voor Marjolein voelde. Dat alles één grote vergissing was.’

‘En toen dacht hij: ik bel gewoon die moeder,’ begreep Daisy. ‘Die praat wel even met haar dochter en dan komt alles weer voor mekaar. Dus niet, mam. Het draait niet alleen om die muts van een Marjolein, maar ook de achteloze manier waarop Niek me de laatste tijd soms behandelde maakte me razend. Zo wens ik niet behandeld te worden… door niemand!’ Daisy’s ogen glinsterden gevaarlijk.

Lucie zuchtte even. Jarenlang had zij zich door haar echtgenoot als een deurmat laten behandelen, tot het genoeg was en ze Jan had gedreigd dat ze hem zou verlaten als hij niet onmiddellijk veranderde. Het had geholpen. Daisy had gelijk, maar Lucie had zo’n medelijden gehad met Niek, die haar had gesmeekt een goed woordje voor haar te doen.