16

Lange dagen gingen voorbij. Nog steeds lag Daisy, tot grote zorg van iedereen, in coma. Elke dag kwamen Lucie en Jan, al of niet samen, ’s avonds op bezoek.

Op een zomerse avond zat Lucie alleen naast het bed van haar dochter. De avondzon zette de kamer in een warm oranje gloed.

‘Lieve Dais, ik wou maar dat je terugkwam, we missen je zo erg,’ fluisterde Lucie. ‘Papa woont nu weer thuis. De zolder in de P.C. Hooftstraat, dat ging niet langer. Maar hij slaapt wel op de logeerkamer. Ik weet ook niet goed hoe het verder moet met ons…’ Ze wachtte even. Moest ze deze dingen nu wel vertellen, vroeg ze zich af. Maar haar dochter was toch al op de hoogte van hun huwelijksproblemen? Misschien vrolijkten deze woorden haar wel op, als Daisy ze tenminste kon horen.

‘We hebben veel en lang met elkaar gepraat,’ ging ze verder. ‘Ik begrijp je vader wel een beetje, maar dat hij ons huwelijk saai was gaan vinden, en mij voorspelbaar, dat hakte er wel diep in. Jarenlang heb ik geprobeerd het hem naar de zin te maken, maar achteraf gezien was dat ontzettend stom. Dus Dais, als je later verliefd wordt op iemand, moet je mij vooral niet nadoen, want dan kom je van een koude kermis thuis. Nu doe ik af en toe erg bijdehand tegen je vader, en wat gebeurt er? Hij loopt als een hondje achter me aan. Ik begrijp er echt niets van. Moet je soms onaardig zijn om leuk en begerenswaardig gevonden te worden? Een rare wereld.’ Ze zweeg en zuchtte. Moest ze haar dochter nu ook nog vertellen dat ze niet wist of ze wel verder wilde met Jan? Dat haar vertrouwen in hem helemaal weg was en dat ze bang was dat het nog een keer kon gebeuren dat hij voor een ander zou kiezen? Lucie keek hoofdschuddend naar buiten, waar de zon langzaam achter de huizen en gebouwen wegzakte. Mooi was dat warme avondlicht, alleen werd ze er vreselijk melancholiek van.

‘Weet je dat Kevin een meisje heeft?’ vroeg Lucie toen opeens. ‘Ze moet erg lief zijn. Haar vader is vishandelaar. Morgen komt ze mee met Kevin. Ik ben benieuwd!’ Ze zuchtte licht en streek Daisy over haar hoofd. Het grote verband was verwisseld voor een kleiner exemplaar, dat op zijn plaats werd gehouden door een elastisch net. Nu kon je pas goed zien dat Daisy’s donkere haar in alle haast was weggeknipt en weggeschoren. Zo gauw haar dochter thuis was en de wond genezen was, zou Lucie een thuiskapper inhuren, want ze wist hoe afschuwelijk Daisy zich zou voelen als ze in de spiegel zou kijken.

‘Ik ben bij Millo Hermsen geweest,’ vervolgde Lucie. ‘Die is eerder thuisgekomen dan gepland. Dat komt natuurlijk door Sabine. Zij was er ook en het was gezellig. Sabine is een leuk mens. Maar ik vind het wel jammer dat ik waarschijnlijk nooit meer een gesprek met Millo alleen zal hebben, en dat zal ik missen. Ik ben benieuwd wanneer ze gaan trouwen.’

Een verpleegkundige kwam de kamer in. Ze droeg een grote stapel handdoeken en legde die in een kastje boven de wastafel. Toen liep ze naar Lucie en keek haar bemoedigend aan.

‘Wij denken dat Daisy binnenkort uit haar coma komt,’ merkte ze op. ‘Steeds vaker trillen haar oogleden, alsof ze moeite doet om wakker te worden.’

‘Wat zal dat geweldig zijn. Dan vieren we echt feest,’ zei Lucie. Haar gezicht klaarde meteen op.

De vrouw verdween weer.

Lucie bleef nog lange tijd zitten zonder iets te zeggen, terwijl ze af en toe over Daisy’s voorhoofd streelde.

Toen het donker werd, stond ze op. ‘Dais, doe je best, word alsjeblieft wakker. Welterusten, lieverd,’ fluisterde ze. Ze kuste haar dochter en vertrok.

‘Hallo Daisy, ik ben het, Sijtske. Sijtske Blom, je weet wel, een van de vriendinnen van je moeder. Ja, ik zal maar even uitleggen wie ik ben, want je hebt zo’n grote klap tegen je hoofd gekregen. Natuurlijk ben je dan ook je geheugen kwijt.’ Sijtske Blom ging zitten en zette haar boodschappentas op de grond. ‘Meid, wat heb je ons laten schrikken en wat zie je er bleek uit… alsof je dood bent.’ Ze voelde even aan Daisy’s voorhoofd. ‘Valt me mee, gelukkig niet koud. Dooie mensen voelen altijd zo koud aan, net alsof ze in het ijs hebben gelegen. Ik moet tegen je praten, want volgens de zusters kun je me horen. Nou, dat dacht ik niet. Als jij me niet kunt zien, dan kun je me ook niet horen, zo is dat. Maar goed, ik wil wel praten, hoor. Wat moet dat raar voor je zijn om niets terug te kunnen zeggen als iemand een opmerking tegen je maakt. Je bent zo’n bijdehandje dat onmiddellijk met haar woordje klaarstaat. Dat vind ik niet altijd leuk, Daisy van den Homburg. Ja, daar heb je niet van terug, hè, dat ik dat zomaar tegen je zeg.’ Ze zweeg en keek met een voldaan gezicht naar Daisy.

‘Wat deed je nou in dat kerkje, vroeg ik me af,’ vervolgde ze toen. ‘Heb je soms een vriendje en had je daar soms een afspraak met hem, want ze zeiden dat je heel vrolijk was toen je die kerk uit kwam. Dat lijkt me spannend, samen met een vriend. Ik zie het voor me: samen knus in een biechthokje aan het vrijen. Niemand die je ziet. Je moet natuurlijk geen geluid maken, want dan stoor je de gelovigen. Dat wordt dus knap moeilijk.’ Ze zweeg even. ‘Ik ben net bij buurvrouw Houtman op bezoek geweest. Ik dacht: als ik toch bij Dais op bezoek ga, kan ik ook nog wel bij dat ouwe mens langsgaan. Je kent buurvrouw Houtman toch nog wel? Ze woonde vroeger bij jullie achter. Die vrouw is zo dement als een deur, Dais. Geen aardig mens, ook nooit geweest. Ze liep vroeger met een stok, waarmee ze iedereen een por gaf. Later kreeg ze een rollator. Moest je nog niet te dicht bij haar komen, want ze ramde dat ding zo tegen je benen aan.’ Sijtske zweeg opnieuw en keek mijmerend het raam uit. Aardig uitzicht wel. Alleen hield ze meer van haar eigen uitzicht op de markt.

‘In het begin herkende ze me niet meer,’ vertelde ze verder. ‘“Wie ben je? Ga weg jij.” Maar later begonnen de hersentjes zeker te kraken. “O, jij bent die domme Blom van de Albert Cuyp,” zei ze. Niet leuk, hoor, Daisy, als ze dat tegen je zeggen. Zo dom ben ik toevallig niet. Snertmens! En ik had nog wel druiven voor haar meegenomen, maar als je denkt dat ze dat leuk vond… Dus niet. “Wat moet ik met die bessentroep? Ik houd niet van rooie bessen en deze groene lust ik ook niet,” mopperde ze. Ik zeg: “Buuf, dit zijn druiven.” Ze geloofde me niet. Toen ik wegging, trok ze de druiven van de tros en gooide ze me al scheldend achterna. “Neem die bessenrommel mee!” Ik ben dadelijk weggerend, want mooi dat ik geen zin had om die troep op te ruimen. Echt niet!’ Sijtske keek naar Daisy’s stille, bleke gezicht. ‘Je vader en je moeder wonen weer bij elkaar. Nou ja, dat is te zeggen, volgens Melanie slaapt je vader wel op de logeerkamer. Als ik je moeder was… Arme Lucie! Ik heb zo met je moeder te doen. Het valt niet mee om te merken dat je man op iemand anders verliefd is geworden, en ik vind je vader helemaal niet leuk, Daisy. Ik vind het een vreselijke bullebak. En nu is Millo Hermsen – je weet wel, die tv-man met zijn nachtprogramma – ook nog eens met iemand anders verloofd, las ik in de Story en de Privé. Ik heb altijd gedacht dat jouw moeder en hij nog eens een relatie zouden krijgen, maar hij is er met een Surinaamse vandoor gegaan. Tja, dat was natuurlijk niet leuk voor je moeder.’ Er klonk een ondertoon van leedvermaak door in haar stem.

‘Gunst, Dais, je lijkt wel een beetje op Sneeuwwitje, of was het nu Doornroosje, dat vrouwtje in die glazen kist? Ze werd in elk geval wakker gekust door een prins. Jammer dat hier geen prins is. Nou, Dais, ik moet ervandoor. Gauw wakker worden, hoor.’ Sijtske stond op, pakte haar tas en keek nog een keer naar Daisy. ‘Een mens zou zweren dat je dood was,’ mompelde ze. Toen verliet ze de kamer.

‘Hier is het.’ Melanie wees op het naambordje met Daisy’s naam. Ze opende de deur en gevolgd door haar moeder stapte ze de ziekenhuiskamer binnen.

‘Dag schat,’ fluisterde Truus toen ze allebei aan een kant van het bed zaten. ‘Ach meissie, wat hebben ze met je gedaan? We zijn ons werkelijk kapotgeschrokken toen we hoorden wat er gebeurd was.’

‘Hallo Dais,’ groette Melanie. ‘Nou, je hoort het zeker al: moeder en dochter Hordijk. Je ligt hier mooi. Jammer dat je het niet kunt zien, want het uitzicht is best aardig.’

‘Je moet de groeten hebben van Stefanie en Josie. Die zitten in Palma de Mallorca. Josie moest er even uit, had behoefte aan wat warmte. Stefanie wilde wel mee. Nou, ze hadden beter thuis kunnen blijven, want het is hier ook elke dag stralend weer,’ zei Truus.

‘En raad eens wat…’ Melanie grinnikte zacht. ‘Josie heeft zo’n flamencojurk gekocht – je weet wel, zo’n jurk met stroken. Zie je het voor je? Stefanie mailde dat het geen gezicht was, die enorme strokenjurk, want ze is immers broodmager. Wat ze ook eet, ze komt geen gram aan. Om jaloers op te worden.’ Ze wreef even over haar heupen, die slankere tijden hadden gekend. ‘Stef vertelde dat Joos ook nog een paar bijpassende klosschoenen heeft gekocht waarmee ze kan tapdansen. En nu klost Josie elke avond door Palma te flaneren in die jurk. Ze trekt erg veel aandacht, maar dat kan haar helemaal niets schelen. “Wie kent mijn gat in een vreemde stad,” schreef ze. Echt Josie.’

Na een stilte merkte Truus op: ‘We zijn wel benieuwd of je ons echt hoort, Dais. Ze kunnen hier wel alles beweren, maar dan hoeft dat nog niet waar te zijn.’

‘Wat deed je nou bij die kerk?’ vroeg Melanie toen. ‘Ben je soms, eh… in de Heer? Dat is nog niet eens zo raar, Dais. Toen we hoorden van jouw ongeluk, hebben mam en ik gewoon gebeden en we kregen allebei het idee dat er Iemand luisterde, hè moe?’

‘Ja, lief, een vreemde ervaring. Dat gaan we voortaan meer doen.’

‘Baat het niet, dan schaadt het niet, en je wordt er heel rustig van,’ vond Melanie. ‘Zeg, Sijtske Blom had zo’n raar verhaal: dat je met iemand had afgesproken in die kerk en dat jullie in een biechthokje zaten te vrijen – is dat echt waar? Van wie heeft ze dat dan, vroegen wij ons af, of zou ze dat weer hebben verzonnen?’

‘Ik denk het wel, Mel. Als Dais een nieuwe vriend heeft, hadden wij dat toch zeker wel geweten?’ zei Truus tegen haar dochter.

‘Je ouders… Er zit een kleine kans in dat ze weer bij elkaar komen, Dais,’ sprak Melanie. ‘Je weet natuurlijk wel hoe we over je vader denken, dus we zeggen maar niks over hem. Niemand wil iets vervelends over zijn vader horen. En hij is altijd een goede vader voor jou en Kevin geweest. Die moeder van je was erg van streek toen ze erachter kwam dat je pa verliefd was geworden op iemand anders. We hadden zo met haar te doen. “Ik heb ontzetend mijn best gedaan en nou wordt hij toch nog op een ander verliefd,” huilde ze. Ach, die arme meid. Nou ja, we vertellen je natuurlijk niets nieuws. Ja, Dais, we vinden haar wel wat te goed voor je vader. Dat mogen we toch wel zeggen? Maar… ze heeft er gelukkig van geleerd.’

‘Ja, en nu is het omgekeerd. Nu moet je vader de benen uit zijn lijf lopen om het je moeder naar de zin te maken,’ voegde Truus er voldaan aan toe. ‘Maar ik denk toch zomaar dat hij voor niets rent. Ik ken je moeder. Die…’

‘Mam, stop,’ fluisterde Melanie. ‘We moeten alleen maar leuke dingen vertellen.’ Ze schakelde weer over op de normale gesprekstoon. ‘Nog een nieuwtje… Die Millo Hermsen, je weet wel, die gedichtenman, het zandmannetje van de televisie, die niet eens met zand hoeft te strooien om iedereen gestrekt in bed te krijgen, want alleen zijn stem is al genoeg om je in slaap te wiegen, gaat in het najaar al trouwen met die Surinaamse kokkin van je vader, en nog wel in Paramaribo. Sijtske was helemaal over de rooie en ze was vooral boos. Ze had er zo graag bij willen zijn. Maar volgens mij zal het pasgetrouwde stel daar niet blijven, want Klaas Vaak begint in de herfst meestal met zijn nachtelijke uitzendingen. Wij hebben trouwens nooit begrepen wat die Sabine in de winkel van je vader deed.’

‘Koken natuurlijk, Mel.’

‘Hè mam, je begrijpt me toch wel? Toen Jan nog een groentekraam op de Albert Cuyp had, zat hij altijd af te geven op Surinamers en Antillianen – dat ze zo schreeuwden en zo.’

‘Moest hij zeggen! Hij schreeuwde net zo hard,’ vond Truus.

‘Mam,’ waarschuwde Melanie haar moeder, en ze gebaarde met haar hoofd naar Daisy. ‘Laten we het maar over iets anders hebben.’

Truus knikte.

‘We zien echt uit naar het programma van je moeder in september en, Dais, we zijn toch wel een beetje trots dat ze een vriendin van ons is. En je moeder is zo bescheiden. Ze is nog steeds onzeker, begrijp je dat nou?’ vroeg Melanie terwijl ze naar de onbeweeglijke gestalte in het bed keek.

‘Je verwacht toch geen antwoord?’ informeerde haar moeder.

‘Hè, mam…’

‘Nou, schat, we gaan weer eens op huis aan. Word maar gauw wakker, want we missen je. Dag, meissie.’ De twee vrouwen kusten Daisy en vertrokken.

Claire Hoogervorst ging naast het bed van haar vriendin zitten. ‘Hoi Dais,’ fluisterde ze. ‘Ik ben het, Claire. Nou ja, dat wist je natuurlijk ook wel, als je me tenminste kunt verstaan. Ze zeggen dat mensen in coma heel goed kunnen horen. Het lijkt me eng: wel van alles kunnen horen, maar niets terug kunnen zeggen.’ Claire zweeg. Ze kon toen ze Daisy zag haar tranen moeilijk bedwingen. Zo kwetsbaar en zo weerloos.

‘Het is jammer dat je niets kunt zien. Het prikbord boven je bed hangt vol met ansichtkaarten en briefjes. Iedereen is ook erg geschrokken. Je moet de groeten hebben van de mensen van het dispuut. Iedereen leeft met je mee.’ Ze zuchtte even. ‘Word alsjeblieft gauw wakker. Het leven is maar saai zonder jou.’ Claire zweeg, stond op en bekeek het prikbord van dichtbij. Zat er misschien ook een kaartje van Sil bij? Maar nee, ze kon nergens zijn naam op de kaarten ontdekken. Jammer. Het zat Daisy niet mee. Dat ze uitgerekend op zo’n arrogante kerel verliefd was geworden – want arrogant was hij. Dat onaandoenlijke, glimlachende gezicht… Maar ze moest desondanks toegeven dat Sil Frens inderdaad aantrekkelijk en sexy was. Maar dat Daisy had beweerd dat ze van die man hield, vond ze overdreven. Houden van was toch iets heel anders dan verliefd zijn?

Ze keek weer naar haar vriendin. Hoelang kun je in coma zijn zonder dat er problemen ontstonden, vroeg ze zich bezorgd af. Als Daisy eruit ontwaakte, was ze dan nog precies dezelfde als voor het ongeluk? Haar hoofd had een enorme klap opgelopen. Als er daardoor maar geen hersenbeschadiging was opgetreden. Het maakte haar bang, en wat nog erger was: het leek wel of niemand van de familie met zoiets rekening hield.

‘Was je weer terug in datzelfde kerkje waar je me toen over vertelde, over die wonderlijke vrouw met die bloemen? De pastoor dacht toen toch dat het een engel was geweest? Die bloemen roken zo lekker. Het waren floxen, zei je, terwijl het niet eens de tijd voor floxen was. Jij had zo’n bloem meegenomen naar huis. Die rook inderdaad heerlijk, een heel zachte honinggeur. Weet je dat je moeder naar de pastoor toe is geweest om hem te bedanken? Dat vertelde ze me gisteren. Ik wed dat ze een doos bonbons heeft meegenomen. Volgens hem was je op het moment dat je aangereden werd heel vrolijk. Ik vroeg me af waarom. Had je soms die bloemenvrouw weer ontmoet en was je daarom zo blij? Want de laatste tijd kwam je behoorlijk gedeprimeerd over. Dat kwam natuurlijk door die… die banketbakker uit Durgerdam.’ Zonder dat ze het wilde, klonk haar stem smalend. ‘Gelukkig dat je ouders weer bij elkaar zijn. Je moeder is wel veranderd. Af en toe kan ze behoorlijk uithalen naar je vader. Ze is kennelijk erg door hem gekwetst. Gek hè, toch heb ik soms met je vader te doen. Hij kan zo verward kijken. Dan kijkt hij je moeder bijna met hondenogen aan. Nee, nou overdrijf ik. Hij kijkt gewoon zielig.’

‘Nou, ik ga maar eens. Morgen heb ik een tentamen, maar overmorgen hoop ik weer langs te komen. Houd je haaks, Dais.’ Claire groette de andere mensen. Bij de deur keek ze nog een keer om naar haar vriendin, die roerloos in het bed lag. ‘Dag Daisy,’ fluisterde ze met tranen in haar ogen. Toen verliet ze de kamer.

De lange gestalte van Sil Frens vulde de deuropening van de ziekenhuiskamer. Even keek hij zoekend rond. Toen liep hij naar het bed van Daisy.

‘Dag Daisy,’ fluisterde hij een beetje geëmotioneerd. Hij ging naast haar zitten en pakte haar hand. Zwijgend keek hij aandachtig naar Daisy’s gezicht.

‘Je zult wel verbaasd zijn dat ik hier ben,’ sprak hij ten slotte. ‘Ik had afgesproken met je moeder dat ik naar Frankrijk zou gaan. Maar dat plan is van de baan, ik ga er voorlopig niet naartoe.’ Hij zweeg en aaide voorzichtig over haar hand.

‘O, Daisy, ik weet eigenlijk niet goed hoe ik moet beginnen,’ ging hij toen verder. ‘Ik ben zo’n stommeling geweest. Ik wist van mezelf niet… Toen je moeder zei dat je een ongeluk had gehad, dacht ik dat de grond onder mijn voeten zou wegzinken. Pas toen besefte ik dat ik iets kostbaars had weggegooid… dat ik niet zonder je kan… dat ik van je houd.’ Hij streek voorzichtig over haar hoofd. ‘Waar ben je, Daisy? Je lijkt zo onbereikbaar ver weg. Zou je me echt kunnen horen? Ik heb daar eigenlijk nooit in geloofd.’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Vanaf het moment dat we elkaar ontmoetten, wist ik dat je verliefd op me kon worden. Ik ben bang dat je me nu vreselijk arrogant zult vinden, maar ik ben gewend dat meisjes en vrouwen op me vallen. Het voelde altijd heel gewoon aan. Ik wist niet beter. Dus ik was niet verbaasd dat jij ook zo op mij reageerde. Alleen hield ik er geen rekening mee dat ík ook weleens verliefd kon worden op jóú.’

Hij zweeg opnieuw en ging na een lange tijd weer verder: ‘Wat moet je me een verwaande kerel hebben gevonden. Ik wees je af, en zelfs die keer bij mijn ouders had ik niet in de gaten dat er iets helemaal fout liep. Mijn moeder is nogal ambitieus, net als ik. Als je te veel ambitie hebt, zie je soms niet meer de werkelijk belangrijke dingen in het leven. Ik heb het haar kwalijk genomen dat ze jou voor mij waarschuwde. Als ik nog aan dat bezoek in Broek in Waterland denk…’ Hij huiverde. ‘Wat moet jij wel niet van mij gedacht hebben? Ik ben zo bang dat je gevoelens voor mij zijn veranderd… dat je me niet meer wilt. Daisy, jij bent voor mij zoveel belangrijker dan die hele chocoladedroom. Natuurlijk wil ik ooit eens meedoen aan die wedstrijd in Frankrijk, maar alleen als jij met me meegaat. De laatste tijd, na je bezoek aan Durgerdam, liet je je niet meer zien in de bakkerij, wat ik heel goed begreep. Dat zou ik ook hebben gedaan. Ik heb een paar keer op het punt gestaan om je uit te nodigen, maar ik durfde niet. Eigenlijk ben ik, in tegenstelling tot jou, een lafaard. Het lijkt me vreselijk als je nee tegen me zegt… dat je niet meer van me houdt…’

Na die woorden bleef hij doodstil zitten, zijn blik op Daisy’s gezicht gericht. Werd ze maar wakker. Af en toe leek het wel of haar oogleden trilden, of vergiste hij zich?

‘Daisy, houd vol, probeer alsjeblieft terug te komen. Ik kan niet zonder je. Dan wordt mijn leven zo leeg!’ fluisterde hij.

Er kwam een verpleegkundige binnen.

Sil draaide zich naar haar om. ‘Ik zag zojuist haar oogleden trillen,’ zei hij.

‘Dat is best mogelijk. Ik denk dat ze binnenkort wel ontwaakt. Alles wijst daarop.’

Een golf van opluchting stroomde door hem heen. Het kon dus nog goed komen, dacht hij.

‘Ik ga, Daisy,’ zei hij tegen de gestalte in het bed. Even aarzelde hij. Toen boog hij zich naar haar toe en kuste haar op haar voorhoofd. ‘Dag lieve Daisy, tot ziens,’ fluisterde hij.

Twee dagen later opende Daisy van den Homburg haar ogen. Verward keek ze om zich heen. Waarom voelde haar arm zo zwaar aan, en wat was er met haar hoofd aan de hand?

‘Hallo, eindelijk wakker?’ vroeg een opgewekte stem naast haar. Het was een verpleegkundige die juist het infuus controleerde en bijstelde.

‘Wat is er precies gebeurd?’ fluisterde Daisy.

‘Je hebt een ongeluk gehad. Een auto heeft je geschept en daardoor raakte je in coma.’

‘Ik kan me er niets van herinneren. Mijn hoofd…’ Daisy voelde met haar linkerhand aan het verband.

‘Daar werd je geraakt. Aan de hele rechterkant van je lichaam. Er was een bloeding ontstaan in je hoofd, waarvoor je onmiddellijk geopereerd moest worden. Je rechterarm is gebroken en je hebt een paar gebroken ribben. Eigenlijk ben je er nog genadig af gekomen, want de klap moet enorm zijn geweest. Gelukkig genees je snel. Dat komt doordat je nog jong bent.’

Daisy dacht na. Dus daarom ging het ademhalen zo moeilijk en voelde de rechterhelft van haar lichaam zo pijnlijk aan. Ze was dus in coma geraakt, maar waarom had ze dan zulke rare dromen gehad? Hoorden die bij dat coma? Flarden van gesprekken gingen door haar hoofd. Wie had in vredesnaam gezegd dat ze een afspraak had gehad in een kerk? Met wie dan, en in welke kerk? En wat had zij met Palma de Mallorca te maken, en wie had een flamencojurk gekocht? Klosschoenen – wat waren dat voor schoenen?

‘Hoelang lig ik hier al?’ wilde ze weten.

‘Twee weken.’

‘Zo lang?’

De verpleegkundige knikte.

‘Als je in coma bent, kun je dan nog dingen horen? Ik bedoel…’ Daisy maakte haar zin niet af, maar keek de vrouw vragend aan.

‘Je bedoelt dat je niet kon zien, maar wel kon horen wie er bij je bed zaten en wat ze tegen je zeiden?’

Daisy knikte.

‘Ja, dat is inderdaad mogelijk. Het komt vaak voor dat patiënten precies weten wat dokters zeggen als ze langskomen en hun toestand bespreken, terwijl ze hen niet kunnen zien. Ik ga nu je ouders even bellen. Wat zullen die opgelucht zijn.’ Ze liep weg.

Nadenkend keek Daisy haar na. Er hadden diverse mensen aan haar bed gezeten die behoorlijk loslippig waren geweest. Ze had jammer genoeg niet alles kunnen verstaan. Het was alsof ze in een golfbeweging zat van licht naar donker en van donker naar licht. Mam die haar hart had gelucht over papa, en Kevin die een vriendinnetje had; Melanie en tante Truus met hun verhaal over Stefanie en Josie die in Palma zaten, maar wat die daar deden, dat was haar ontgaan. En dat ze zo geschrokken waren toen ze hoorden wat er met haar gebeurd was. De lieverds!

Claire die helemaal ondersteboven was geweest en haar de groeten had doorgegeven van de meiden van het dispuut. Ze had ook Sils naam genoemd, maar in welk verband kon Daisy zich niet meer herinneren. Wat was ze trouwens enorm blij met deze lieve mensen. Ze was hun erg dankbaar. Alleen Sijtske Blom… Ze was écht een vervelend mens. Ze had het over een buurvrouw gehad, maar wat zij daar nu mee te maken had gehad, was Daisy helemaal ontgaan.

En natuurlijk Sil… Daisy zuchtte diep. Had hij werkelijk gezegd dat hij van haar hield of had ze dat er zelf bij gefantaseerd?

Lucie was in de banketbakkerij toen Kevin binnenrende. ‘Daisy is bijgekomen!’ riep hij.

‘Echt?’ Lucie barstte in tranen uit.

Kevin sloeg zijn armen om haar heen. ‘Niet huilen, mam. Je weet dat ik daar niet tegen kan.’ Plotseling kreeg hij Sil in het oog. Wat stond die vreemd voor zich uit te staren, en waarom haalde hij een paar keer zo diep adem? Was dat van opluchting? Sil was toch niet…?

Nee… Daisy had duidelijk laten merken dat ze Sil helemaal niets vond. Kevin vond Sil aardig, maar ook een beetje een kouwe kikker. Hij kon zich niet voorstellen dat zijn zus verliefd was geworden op deze man, of omgekeerd. Nee, kennelijk was Sil verkouden of zoiets.

‘Kom op, mam. Leg je werk neer, dan gaan we naar het ziekenhuis.’

‘We moeten eerst je vader bellen,’ zei Lucie. Vervolgens keek ze naar Sil. ‘Kun jij hier de boel overnemen?’ Toen hij knikte, zei ze: ‘Wat ben ik toch blij dat jij er bent. Kom, we gaan, Kev. O, wat ben ik blij!’

Ze reden naar het VUmc. Jan had eerst een potje gegriend toen hij het goede nieuws hoorde. Hij was meteen in zijn auto gestapt en had de winkel overgelaten aan Sabine.

Toen ze de kamer binnenkwamen, zagen ze tot hun vreugde dat Daisy, gesteund door een paar kussens, wat meer rechtop in bed lag. Het werd een waterballet toen Jan en Lucie hun dochter begroetten. Zelfs Kevin kon zijn tranen niet tegenhouden. ‘Wat zijn wij toch een jankfamlie,’ snufte hij, waarop iedereen in een waterig lachje schoot.

‘O Dais, we waren zo ongerust. Hoe voel je je?’ vroeg Lucie.

‘Alsof er een vrachtwagen over me heen is gewalst,’ antwoordde Daisy slaperig. Gek, ze was eigenlijk te moe om te antwoorden.

‘En daarom moet de patiënte nog rust houden,’ zei de zuster die op dat moment binnenkwam.

Het werd een heel kort bezoek. Daisy deed moeite om haar ogen open te houden, maar het lukte niet.

‘We gaan,’ zei Jan even later beslist, maar Daisy hoorde hem niet eens meer. Ze was al weggezonken in een diepe slaap.

‘Wanneer mag ze naar huis?’ vroeg Lucie aan de verpleegkundige.

‘O, al heel snel. Ik denk overmorgen. Ze moet natuurlijk thuis wel veel rusten.’

‘Ik kan niet wachten om haar op te halen,’ merkte Jan op.

Daisy was weer thuis. De woonkamer stond vol bloemen en bijna alle familieleden, kennissen en vrienden waren even langsgekomen. Alleen Sil ontbrak. Zou ze het toch gedroomd hebben dat hij in het ziekenhuis was geweest, vroeg ze zich af. De wens is tenslotte de vader van de gedachte.

Daisy moest erg wennen aan de thuissituatie. Haar vader sliep weliswaar thuis, maar zijn verstandhouding met Lucie was niet als vanouds. Het leek wel of haar moeder niet meer van haar vader hield. Ze weerde al zijn liefkozingen af en informeerde nooit meer naar zijn werk. Het leek haar niet meer te interesseren.

‘Ik durf niet meer van hem te houden, Dais,’ liet Lucie zich in een onbewaakt ogenblik ontvallen.

‘Je moet het tijd geven, mam. Niet overhaasten, dan komt alles weer goed,’ had Daisy opgemerkt, maar erg zeker was ze daar niet van geweest. Haar vader was blijkbaar te vaak over een grens gegaan.

Na een paar dagen kon Daisy een paar uur op zijn. Ze was verbijsterd geweest toen het verband van haar hoofd was verwijderd en ze in de spiegel keek. ‘Alsof er muizen aan me hebben zitten knagen,’ riep ze vertwijfeld uit.

‘Lieverd, ik was al van plan om een thuiskapper in te schakelen,’ merkte Lucie op.

‘Dat hoeft niet, mam, ik ga liever naar een kapsalon,’ zei Daisy, die al een dure kapper op het oog had.

‘Maar kun je dat wel aan?’ vroeg Lucie bezorgd.

‘Jawel, als ik maar meteen geholpen word.’

Een dag daarna belandde Daisy in de kappersstoel.

‘Met jouw gezicht kun je heel goed een superkort rattenkopje hebben,’ zei de kapper.

‘Wat moet ik me daarbij voorstellen?’ Daisy keek hem vragend aan.

De man haalde een modellenboek tevoorschijn. ‘Kijk, zoiets.’ Hij wees op een meisje met speelse korte lokjes. ‘Jij hebt daar precies het hoofd voor.’

Daisy knikte. Als het kapsel haar niet stond, hoefde ze alleen maar een paar maanden te wachten tot het weer aangegroeid was.

Maar het werd geen mislukking. Het rattenkopje stond haar geweldig: modern, vlot en toch een beetje breekbaar.

Uiterst tevreden keek ze in de spiegel. Weer eens iets anders.

‘Kev,’ vroeg ze ’s middags aan haar broer. ‘Ik dacht dat jij in het ziekenhuis tegen me zei dat je een vriendin had en dat haar vader vishandelaar was. Heb je dat ook echt gezegd?’

Kevin grijnsde. ‘Dus je hebt ons wel gehoord,’ zei hij. ‘Ik heb inderdaad een vriendin. Roos. Een heel lief kind. Ze komt morgen. Ik ben benieuwd wat je van haar vindt.’

Daisy dacht na en begon te grinniken.

‘Wat lach je?’ vroeg Kevin.

‘Ik heb een heleboel onzin gehoord van Sijtske Blom en Melanie en tante Truus. Zaten Josie en Stefanie echt in Palma de Mallorca?’

‘Ja. Een weekje.’

‘Dan is het dus ook waar dat Josie een flamencojurk en klosschoenen heeft gekocht. Raar mens!’ lachte ze.

‘Ja, mam moest ook lachen toen tante Truus haar dat vertelde.’

Daisy dacht na. Was het dan ook waar dat Sil was geweest? De droom van Sil was de mooiste geweest.

‘Kevin…’ Daisy keek haar broer vragend aan. ‘Kevin, weet jij of Sil ook bij me op bezoek is geweest?’

‘Sil? Niet dat ik weet. Waarom zou hij?’ Het beeld van Sil die een paar keer diep ademhaalde flitste opeens door zijn gedachten. Verrek, zou die man dan toch verliefd op zijn zusje zijn?

‘Wat is er?’ vroeg Daisy.

‘Nou, ik dacht even aan Sil.’ Kevin begon te lachen. ‘Toen ik vertelde dat jij weer bijgekomen was uit het coma, reageerde hij wat wonderlijk.’

‘Hoezo, wonderlijk?’

‘Eh… heel opgelucht en… ik weet niet hoe ik het verder moet omschrijven. Is hij soms verliefd op je?’

‘Hoe moet ik dat weten?’ zei Daisy onverschillig, maar haar hart sloeg over van pure vreugde. ‘Vreemd trouwens dat hij nog hier is. Hij zou toch naar Frankrijk gaan?’

‘Hij heeft zeker zijn plannen veranderd, Dais. Waarom, weet ik niet.’

Ik weet het wel, dacht Daisy. O ja, ik weet het wel. Ze kon Kevin wel omhelzen, maar dat deed ze toch maar niet. Dan zou haar broer vast en zeker onraad ruiken en dat moest maar niet.

Overal waar ze kwam, oogstte Daisy lof over haar kapsel.

‘Je ziet er geweldig uit,’ vond Claire. ‘Moet je niet eens een keer naar de bakkerij van je moeder? Die man kan zich natuurlijk wel voor zijn kop slaan dat hij zo afstandelijk tegen je is geweest.’

Daisy haalde glimlachend haar schouders op.

‘Doe het nu, Dais,’ drong Claire aan. ‘Nu! En ik ga mee. Ik wil zijn gezicht weleens zien als hij jou in het vizier krijgt.’

‘Ik denk er niet aan,’ reageerde Daisy.

‘Jammer,’ merkte Claire spijtig op. Daisy zag er zo geweldig uit.

Je moest eens weten wat ik van plan ben, Claire, dacht Daisy ondertussen. Binnenkort ga ik alleen naar hem toe. Ik ben benieuwd hoe hij zal reageren. Erg makkelijk zal ik het hem niet maken. Die les heb ik wel van mama geleerd.

Een week ging voorbij en nog steeds was Daisy niet naar de bakkerij van haar moeder gegaan. De twijfel begon nu toch wel toe te slaan. Als Sil inderdaad verliefd op haar was, waarom liet hij dan niets van zich horen en had hij haar wél bezocht in het ziekenhuis? Misschien was het alleen maar een wensdroom van haar geweest.

Het liep tegen het einde van de middag. Lucie was druk bezig met het eten. Ze keek naar haar dochter, die lusteloos voor zich uit staarde.

Weemoedige pianomuziek vulde de keuken.

‘Kan die muziek niet uit?’ vroeg Daisy.

‘Ach, dat is nu net mijn lievelingsmuziek,’ zei Lucie. ‘“Forgotten Dreams” van Leroy Anderson. Zo mooi.’ Toch draaide ze de radio uit.

Dat kon ze er net nog bij hebben, dacht Daisy mistroostig. Vergeten dromen… Ze moest maar heel snel die ene mooie droom over Sil vergeten.

‘Dais, kun jij even de tiramisutaart halen uit de koelkast van de bakkerij, of red je dat nog niet met je arm?’ onderbrak Lucie de gedachten van haar dochter.

‘Tiramisutaart? Mam, wil je ons vetmesten?’

‘Lieve meid, je vader werkt zich een slag in de rondte, dus die kan zo’n stukje taart echt wel hebben; Kevin is broodmager; jij bent vel over been, en ik vind het niet erg om een kilootje aan te komen, dus…’

‘Oké, ik zet de tas wel even plat op de bodem van een draagtas, dan kan ik hem makkelijker vervoeren.’ Daisy stond op. Even zuchtte ze diep. Het kwam er nu op aan: als er straks helemaal niets gebeurde, wist ze zeker dat Sil Frens niets voor haar voelde. Dan werd het inderdaad een forgotten dream.

Ze liep naar de trap en keek in het voorbijgaan nog even in de spiegel. Gek, vroeger zou ze naar boven zijn gerend om snel wat make-up op te doen, maar daar prakkiseerde ze nu niet over. De tijd was voorbij dat ze zich voor Sil uitsloofde. Alles moest nu van hem komen. Ze herinnerde zich de woorden van haar moeder nog maar al te goed: ‘Jarenlang heb ik geprobeerd het je vader naar de zin te maken, maar achteraf gezien was dat ontzettend stom. Dus Dais, als je later verliefd op iemand wordt, moet je mij vooral niet nadoen, want dan kom je van een koude kermis thuis.’ Dat zou haar dus niet overkomen.

Uiterlijk heel rustig, maar vanbinnen doodzenuwachtig, liep Daisy de bakkerij binnen, waar Sil bezig was een mengsel te maken in een grote mengmachine. Regelmatig goot hij scheutjes room in de grote metalen deegkom. Hij keek op toen hij Daisy hoorde binnenkomen. ‘Hé, hoe gaat het met je?’ vroeg hij verrast.

‘Goed. Ik pak even de tiramisutaart uit de koelkast. Heb je misschien ook een draagtas voor me?’ Daisy keek hem kalm aan. ‘Dan kan ik de taart er plat in zetten om hem makkelijker te vervoeren.’

Zwijgend pakte Sil een tas, terwijl hij haar aandachtig opnam. Daisy was veranderd door dat korte haar en zag er een stuk breekbaarder uit. Hij zuchtte even. Van enige toenadering was geen sprake meer. Hoe moest hij dit in vredesnaam aanpakken? Hij nam de taart uit Daisy’s handen en plaatste hem heel handig in de draagtas.

‘Daisy, heb je, als je je tenminste goed genoeg voelt, misschien zin om zaterdagavond met me mee te gaan naar een barbecue van vrienden?’ vroeg hij toen opeens.

Daisy’s hart sloeg een paar keer over, maar ze keek hem koel aan.

‘Ik haal en breng je natuurlijk, en…’ voegde hij er aarzelend aan toe, ‘… als je wilt… kun je ook blijven slapen. Ik heb een logeerkamer. Ik… Nou, kies zelf maar uit wat jou het best uitkomt.’

‘Ik zie wel,’ merkte Daisy op. Goh, wat een arrogantie om te denken dat ze meteen op de uitnodiging in zou gaan! ‘Ik laat het je wel weten.’ Ze nam de tas en liep weg. Bij de deur draaide ze zich om. ‘Ter ere waarvan of van wie wordt die barbecue gehouden?’

‘Ter ere van mijn verjaardag.’

‘Wanneer is die dan?’

‘Eergisteren.’

Eergisteren? Waarom had hij daar niets van gezegd? Wat moest dat een vervelende dag voor hem zijn geweest, zonder gelukwensen en zonder een feestje. Even had ze medelijden met hem. ‘Gefeliciteerd. Dus het wordt een soort verjaardagsbarbecue?’

Sil knikte.

‘En je ouders, komen die ook?’

‘Nee,’ antwoordde hij kort.

Daisy haalde haar schouders op en verliet de bakkerij. Maar toen ze de deur achter zich had dichtgedaan, lachte ze triomfantelijk. ‘Yes,’ zei ze zacht.

Ze bracht de taart naar de keuken. ‘Ik moet nog wat doen,’ zei ze tegen haar moeder, en ze liep meteen weer weg. Ze kon nu wel blij worden, maar erg veel wijzer was ze natuurlijk niet geworden, dacht ze. Had ze zich vandaag niet voorgenomen om erachter te komen wat Sil Frens voor haar voelde? Als hij niet net zo over haar dacht als zij over hem, ging ze beslist niet mee naar die barbecue. Ze móést het weten.

Weer liep ze de trap af naar de banketbakkerij. Voordat ze de deur opende, haalde ze diep adem en toen ging ze naar binnen.

Sil keek haar vragend aan, in de veronderstelling dat ze hem kwam vertellen of ze op zijn uitnodiging inging.

‘Ik wil iets weten,’ zei Daisy toen ze naar hem toe liep en voor hem ging staan. ‘Ben je bij me op bezoek geweest toen ik in het ziekenhuis lag?’

Hij keek haar aan en knikte toen kort.

Plotseling begon ze breed te glimlachen. Het was dus geen wensdroom geweest. Sil was echt bij haar geweest, en hij had waarschijnlijk gedacht dat zij hem niet kon horen, maar zij had bijna alles verstaan.

‘Wat lach je?’ vroeg hij wantrouwend.

‘Dus ik heb gelijk: je bent inderdaad bang,’ merkte ze op.

‘Bang? Voor wie?’

‘Durf je te herhalen wat je toen tegen me zei?’

Ze had totaal niet verwacht dat hij een kleur zou krijgen. Hij spreidde zijn armen en trok haar langzaam naar zich toe. ‘Kijk naar mij, Daisy van den Homburg,’ zei hij terwijl hij haar een stukje van zich af hield. ‘Ik ben achtentwintig geworden en jij bent… hoe oud… eenentwintig, tweeëntwintig? Jij bent mooi, je bent slim, je hebt een beroemde moeder en een vader die een zaak heeft in de P.C. Hooft; je zit op de universiteit en je hebt daar de aankomende advocaten, dokters, chirurgen en toekomstige ceo’s voor het uitkiezen. Ik ben een chocolatier die het nog helemaal moet maken. En zoals je weet: het beroep van een bakker of chocolatier is zwaar; het is werken van de vroege ochtend tot de late avond. Denk goed na, vind je het echt leuk om met zo’n man in de toekomst te trouwen?’

‘Je hebt me geen antwoord gegeven, Sil Frens. Ik vroeg of je durfde te herhalen wat je tegen me zei toen ik in coma in het ziekenhuis lag.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat ben jij koppig.’

‘Ik wacht,’ zei Daisy. ‘Ik wil het horen.’ Ze keek hem aan. Er was geen spoor van een glimlach op haar gezicht te ontdekken.

‘Oké, je vraagt erom.’ Hij trok haar zo vast tegen zich aan dat ze nauwelijks meer adem kon halen. ‘Daisy van den Homburg, ik ben al maanden tot over mijn oren verliefd op je, maar ik was bang om het toe te geven,’ mompelde hij in haar haar. ‘Ik denk de hele dag aan je en ’s nachts droom ik van je. Ik durfde het niet tegen je te zeggen, want ik wilde beslist niet van je horen dat jij niet van mij hield. En nog steeds weet ik dat niet.’

Voorzichtig maakte Daisy zich los en ze keek hem aan. ‘Ken je dat lied van Herman van Veen? Ik hou van jou, met heel mijn hart en ziel hou ik van jou, langs zon en maan tot aan het ochtendblauw, ik hou nog steeds van jou? Vanaf de eerste dag toen ik je zag – ik had net dat akelige gedoe met Niek Mazurel achter de rug – was ik verkocht. Bijna onmiddellijk wist ik dat wij bij elkaar hoorden. Vind je dat vreemd?’

‘Nee,’ zei hij, en hij boog zijn hoofd naar haar toe en begon haar te zoenen, hartstochtelijk en lang, zodat ze bijna naar adem moest happen.

Eindelijk, dacht ze, eindelijk. Wat had ze hier lang op moeten wachten. Het duizelde haar. Hij zoende beslist nog beter dan Niek, met een mond die afwisselend nu eens teder en dan weer hard was.

‘Au, mijn ribben,’ zei ze gesmoord toen hij haar nog steviger tegen zich aan drukte.

‘Och lieve schat, sorry,’ mompelde hij. ‘Dat was ik even vergeten.’ Weer kuste hij haar mond, maar nu heel behoedzaam. ‘Je bent zo ontzettend lief.’

Lief? Zij lief? Daisy glimlachte. Nog nooit had iemand dat van haar gezegd. Wat was hij toch een schatje. Ze zuchtte van geluk.

‘En wat doe je, mijn teerbeminde,’ vroeg Sil plagend. ‘Ga je met me mee naar de barbecue of moet je nog nadenken?’

‘Ach, gekkie, natuurlijk ga ik met je mee. Zeg, waarom komen je ouders niet ook? Je verjaardag wordt dan toch gevierd?’

‘Ik heb ruzie gehad met mijn moeder,’ antwoordde hij. ‘Ik heb haar verteld dat ik niet naar Frankrijk ging. Ik droomde namelijk niet meer van chocolade, maar van jou. Het idee dat ik in Frankrijk zat en jij hier… Daar wilde ik niet aan denken. Ma werd razend. Ik vergooide mijn kansen, zei ze, en meer van dat soort onzin. Toen ben ik weggegaan.’

‘Dan ga je toch over twee jaar naar Frankrijk?’

‘Die wedstrijd, lieve schat, wordt eens in de vier jaar gehouden, dus deze ronde gaat voorbij.’

‘Vind je dat niet akelig?’

‘Welnee, ik heb jou toch gekregen? Een mooiere prijs kan ik me niet voorstellen.’ Meteen begon hij haar weer te kussen. ‘Als ik naar Frankrijk ga, allerliefste, ga jij dan met me mee?’ mompelde hij in een korte adempauze.

‘Zeker weten,’ antwoordde Daisy prompt. ‘Ik ga met je mee, alle dagen van de week en alle maanden van het jaar, al is het naar het einde van de wereld,’ beloofde ze.

‘Wat zullen wij gelukkig worden,’ besloot Sil.

Daar was Daisy het helemaal mee eens.