10

De dag van de verhuizing brak aan. Sabine had de vorige dag al haar spullen ingepakt. De volle dozen en tassen stonden beneden in de kamer om straks opgehaald te worden door Jan van den Homburg. De meubels waren de avond tevoren door Nelson van zolder gehaald en stonden nu gedeeltelijk in de keuken en de kleine kamer, zodat er bijna geen loopruimte meer over was.

Het was nog donker. Sabines oom zat, in afwachting van Jans komst, op de bank. ‘Het zal een hele verandering zijn als jij er niet meer bent,’ merkte hij op.

Sabine, die bij de deur stond, knikte. ‘Ik wil best vragen of jij er ook mag wonen. Er is ruimte genoeg. Er staat zelfs een etage leeg. Ik zou het heerlijk vinden,’ stelde ze vlug voor. Ze vond het moeilijk om haar oom, die meestal erg opgewekt was, zo terneergeslagen te zien. Daarbij voelde familie in de buurt veilig aan. En de lege etage boven de hare bezorgde haar de kriebels.

‘O nee, meissie, ik blijf lekker hier. De P.C. Hooftstraat is helemaal niets voor mij. Ik houd niet van kouwe kak en opgeblazen ego’s die alleen geld belangrijk vinden. Ik pas daar niet tussen.’

‘Je hebt met die mensen toch niets te maken?’

Nelson schudde zijn hoofd. ‘Het is trouwens ook beter voor jou. Jonge mensen horen hun vleugels uit te slaan en op eigen benen te staan.’

‘Maar je bent straks helemaal alleen. Als er iets gebeurt…’

‘Dan zijn er altijd nog de buren. Wat moet er trouwens gebeuren? Denk je misschien aan dat jochie van Ten Hope?’

‘Nou, jochie… Hij mocht vroeger klein zijn, maar hij is intussen wel van kleerkastformaat.’

‘Helaas zijn zijn hersens niet meegegroeid. Die hebben de omvang van die van een garnaal. Ik ben niet bang voor dat mannetje.’ Nelson Wijnschenk haalde onverschillig zijn schouders op.

Nee, haar oom was beslist niet bang voor Johnny ten Hope en zijn vrienden, wat Sabine totaal niet begreep. Maar de vriendjes van Johnny leken wél bang voor hem. Ze had altijd graag willen weten wat er precies was gebeurd nadat zij aangevallen was en in het ziekenhuis terecht was gekomen. Nadien had niemand haar meer met een vinger durven aanraken. Het bleef bij wat gescheld, maar meer ook niet. Sabine stond voor een raadsel. Hoe had haar oom dat voor elkaar gekregen? Want ze wist heel zeker dat hij erachter zat. Tot Sabine een paar weken geleden aangevallen was door een stel onbekenden. Haar oom had alles geprobeerd om achter de namen van die mannen te komen, maar dat was hem jammer genoeg niet gelukt. Waren het vrienden van Johnny, die in een andere wijk woonden? Het maakte haar onzeker en bang. Daarom was ze blij dat ze hier eindelijk wegging.

Plotseling hoorde ze een auto stoppen voor het huis.

‘Daar zal Jan zijn,’ zei Sabine blij. Ze liep naar de gang om de voordeur te openen.

‘Foei, wat is het koud,’ zei Jan toen hij binnenkwam. ‘Dag, Sabine. Kleed je maar warm aan. Waar staan de spullen?’ Hij liep achter haar aan de kamer in.

Nelson stond op, schuifelde tussen de meubels door en schudde Jans hand. ‘Is het goed dat ik achter jullie aan rijd? Ik wil graag een handje helpen bij de verhuizing van mijn nicht.’

‘Graag,’ antwoordde Jan. ‘Alle hulp is welkom.’

‘Wil je niet eerst koffie?’ vroeg Sabine. ‘Ik heb al gezet. Ik pak zo de thermoskan met drie bekers.’

‘Nee, hoe eerder we weg zijn, hoe beter. Straks barst de spits in alle hevigheid los. Dan kost het ontzettend veel tijd om door de tunnel te komen. Laten we maar snel beginnen met inladen.’

Ze reden de wijk uit. Sabine keek nog een keer om en zag de steenrode huizen met de lichtgroene houten gevels, de witte raamkozijnen en de donkergroene deuren. Met een zucht van opluchting draaide ze haar hoofd terug. Deze periode moest ze maar snel vergeten. Er lag een andere toekomst voor haar open.

Toen ze aankwamen, brandde het licht al in de winkel, die deze dag gesloten zou zijn voor de klanten. Tot Sabines verrassing waren Daisy, Kevin en Claire er, die wilden helpen met het schoonmaken van de etage en het naar boven sjouwen van Sabines meubels.

‘Wat leuk dat jullie me komen helpen,’ zei Sabine met tranen in haar ogen. Ze had dat helemaal niet verwacht.

‘Gekkie, daar hoef je toch niet om te huilen?’ zei Daisy. ‘Dacht je dat wij jou alleen zouden laten ploeteren? Trouwens, wij vinden deze klus hartstikke leuk, want we zijn dol op poetsen en boenen, hè Claire?’

Iedereen schoot in de lach.

‘Zullen we eerst maar gaan koffiedrinken? Mijn moeder heeft vanmorgen in alle vroegte een appeltaart in elkaar gedraaid. Hij is nog warm. Ze had graag mee willen komen, Sabine, maar ze moet vandaag in Eemnes zijn voor de finale van de televisiewedstrijd.’

‘Die moeder van jou is een best mens,’ merkte Nelson lachend op. ‘Je hebt het getroffen met zo’n vrouw.’ Hij gaf Jan een klap op zijn schouders.

‘Dit is mijn oom Nelson Wijnschenk,’ stelde Sabine hem voor.

Daisy keek in een paar lachende ogen. Vast een leuke man, dacht ze. Heel mooi dat hij zo overduidelijk liet merken hoe hij over haar moeder dacht. Dat kon helemaal geen kwaad voor haar vader, die de laatste tijd vaak veel kritiek had op zijn vrouw.

Nelson keek om zich heen. Dit had hij niet verwacht. Jan had een enorm slimme aankoop gedaan met dit pand. Hij was benieuwd naar de verdiepingen boven de winkel.

De verbouwde etage zag er geweldig uit. Sommige wanden waren gestuukt en andere behangen, de vloeren in de voor- en achterkamers waren geschuurd en daarna behandeld met oxaanolie, en ook de vloeren in de keuken en badkamer waren opgeknapt. Het zag er allemaal goed uit, maar toch moest er nog aardig wat werk verzet worden. De ramen waren vreselijk vuil, de tussendeuren van de woonkamer zaten vol vlekken, op de tegelwanden van de badkamer en het toilet zaten cementresten en de nieuwe keukenkastjes moesten uitgesopt worden.

Na de koffie togen Daisy, Claire en Sabine aan het werk.

De tijd vloog voorbij. Om halfeen verdween Claire omdat ze naar college moest. Daisy en Sabine namen even de tijd om uit te puffen. Straks, als de mannen terugkwamen, gingen ze lunchen. Ze keken door de keukendeur naar de tuin. Er lag een laagje rijp op de bomen en de struiken.

‘Wat een mooi gezicht,’ zei Daisy genietend.

‘Dat vind ik ook, maar toch houd ik meer van de zomer. Ik kan niet zo goed tegen kou,’ bekende Sabine.

‘Dat kan ik me wel voorstellen. Je komt uit Suriname, hè?’

Sabine knikte. ‘Paramaribo.’

‘Dan is deze winter vast wel wennen voor je. Het is nog nooit zo koud geweest. Wat zul je een heimwee hebben.’

‘Nou, heimwee… dat is het woord niet. Ik woon hier al zo lang. Maar als ik in Suriname terugkom, voel ik me wel weer echt thuis. De warmte, de geuren en de kleuren… Heerlijk. Volgend jaar wil ik er weer een paar weken naartoe – tenminste, als het mag van je vader, want ik werk hier nog maar zo kort.’

‘Dan heeft hij natuurlijk wel een probleem: wie moet dan voor de maaltijden zorgen?’ zei Daisy.

‘O, ik heb een vriendin in Amsterdam-Zuidoost. Die kan heel goed koken. Zij zal best voor me willen invallen als ik er niet ben.’

‘Dan denk ik wel dat het lukt. Als je het mijn vader vriendelijk vraagt…’

‘Je vader is een goede en vriendelijke man. Soms wou ik dat mijn eigen vader een beetje op hem leek.’

‘Wat mankeert er aan je vader?’

‘Mankeren, mankeren… Mijn vader is nogal streng en vooral heel ouderwets. Hij vindt het maar niets dat ik nog niet ge­trouwd ben. Het huwelijk is volgens hem het hoogst haalbare voor een vrouw.’ Sabine trok afkeurend haar neus op.

‘Wil je niet trouwen?’ vroeg Daisy.

‘Jawel, maar alleen met de juiste man. En daar lopen er niet veel van rond.’

‘Hoe ziet die juiste man eruit?’ wilde Daisy weten.

‘Hij hoeft niet per se knap te zijn, en vooral geen macho-uiterlijk met tattoos, want die vind ik oerlelijk, vooral draken en slangen. En piercings hoeven van mij ook niet.’ Sabine huiverde even. ‘En hij moet trouw zijn… en eerlijk. En hij mag ook niet flirten met andere vrouwen, want daar begint de ellende meestal mee. Ik wil mijn toekomstige echtgenoot met niemand delen. O, en hij mag absoluut geen losse handjes hebben. Ik houd niet van mannen die slaan, ook al is het maar een zacht tikje.’

Daisy begon te lachen. ‘Wat voor karakter moet hij hebben – zacht, stoer?’

‘Sterk, maar ook gevoelig. Ik houd van gevoelige mannen en ik zou het heel geweldig vinden als mijn man bijvoorbeeld gedichten voor mij zou maken of lieve briefjes zou schrijven. Dat is natuurlijk geen voorwaarde, want waar vind je zo iemand? Maar lijkt jou dat niet fantastisch?’

Daisy onderdrukte een huiver. ‘Nee,’ antwoordde ze. ‘Ik houd niet van gevoelige mannen.’ Een golf van opluchting stroomde door haar heen. Haar vader voldeed helemaal niet aan het beeld dat Sabine koesterde van haar ideale echtgenoot. Pap was juist het tegenovergestelde: een beetje macho, beschermend, ouderwets en soms ongelooflijk horkerig. Ze hoefde zich dus geen zorgen te maken: Sabine was zeker niet verliefd op haar vader.

‘Heb jij een vriend, Daisy?’ informeerde Sabine.

‘Ik had een vriend met wie ik samenwoonde. Hij vond het heel gewoon om met zijn ex-vriendinnetje uit te gaan, terwijl hij met mij een relatie had. Dat vond ik niet kunnen en daarom heb ik het uitgemaakt.’

‘Was je erg verdrietig?’

Daisy schudde haar hoofd. ‘Niet zo heel erg. We pasten gewoon niet bij elkaar. Gelukkig dat we maar vrij kort een relatie hadden, al is het natuurlijk nooit leuk. Je voelt je toch wel een beetje vernederd.’ Gek, mijmerde Daisy, wat leek de periode met Niek lang geleden. Dat kwam natuurlijk doordat ze nooit meer aan hem dacht.

‘Hoe moet jouw toekomstige echtgenoot eruitzien?’ onderbrak Sabine haar gedachten.

Daisy schrok op. ‘Mijn toekomstige echtgenoot? Tja…’ Direct kwam Sil haar voor de geest: lang, blond, een onverstoorbaar gezicht met grijze ogen met daarin een vaag, bijna onmerkbaar spotlachje. Sil uit Durgerdam, die onbereikbaar voor haar was omdat hij alleen maar kon dromen van chocolade. De Sil die ze maar niet kon vergeten.

‘Aan wie denk je nu?’ vroeg Sabine nieuwsgierig. Waarom keek Daisy opeens zo treurig?

Daisy haalde haar schouders op. Kon ze het wel aan Sabine vertellen? Ze kende haar nog maar kort. Daisy wilde per se niet dat iedereen zou weten dat ze verliefd was op Sil Frens. Bij het idee alleen al brak het koude zweet haar uit.

‘Als je het niet wilt vertellen…’ zei Sabine.

Ach, waarom ook niet, dacht Daisy. Sabine zag er niet naar uit dat ze zoiets onmiddellijk van de daken zou schreeuwen. Die kon vast wel een geheim bewaren.

‘Ik ben op iemand verliefd, maar hij is onbereikbaar voor me,’ zei ze langzaam.

‘Hoezo? Is hij soms getrouwd?’

‘Nee, dat niet. Hoewel… hij is getrouwd met zijn werk.’

‘Zulke mannen zouden eens met een flinke schok terug naar de werkelijkheid moeten worden gebracht, en moeten beseffen dat de liefde tussen twee mensen kostbaarder is dan de liefde voor je werk.’

Was dat maar zo, dacht Daisy. Ze zag het niet gebeuren dat Sil plotseling door een hevige schok op haar verliefd zou worden. Trouwens, wat hield die schok dan in? Dat zij bijvoorbeeld opeens ging emigreren of dat ze erg ziek werd of, nog erger, een ongeluk kreeg en bijna dood was? Daisy schoot in de lach. ‘Ik zie mezelf al in een ziekenhuis liggen omdat ik een ongeluk heb gehad, en opeens komt Sil, want zo heet die man, huilend aan mijn bed zitten en jammert of ik alsjeblieft niet wil doodgaan, omdat hij zoveel van me houdt.’

‘Hè nee, doe niet zo eng,’ zei Sabine, die ook moest lachen.

‘Nee, ik denk niet dat Sil voor zoiets gevoelig is. Hij heeft maar één droom, een chocoladedroom. Hij wil een van de beste chocolatiers van Europa worden. Daar moet, denk ik, alles voor wijken,’ zei Daisy treurig.

‘Misschien moet je hem wel laten merken hoe je over hem denkt. Mannen kunnen soms oerdom zijn en helemaal niets in de gaten hebben. En het zijn vaak ook nog eens angsthazen, want stel je toch voor dat ze een blauwtje moeten lopen!’

Daisy moest lachen om Sabines reactie.

‘Het zijn af en toe echte haantjes – tenminste, Surinaamse mannen. Van Nederlandse mannen weet ik het niet.’

Daisy dacht onmiddellijk aan Niek, die behoorlijk in zijn wiek geschoten was omdat zij hun relatie verbroken had; haar vader had ook last van dergelijk haantjesgedrag. Gelukkig dat mam over engelengeduld beschikte, anders was ze er allang vandoor gegaan.

Na de lunch werden de meubels naar boven gebracht.

Onopvallend hield Daisy haar vader in de gaten. Ze wilde beslist weten of hij verliefd was op Sabine. Als ze ook maar iets merkte, zou ze hem waarschuwen. Haar moeder mocht dit niet voor de tweede keer meemaken.

Het viel haar op dat haar vader eigenlijk heel weinig aandacht schonk aan Sabine. Hij keek haar nauwelijks aan. Erg blij werd Daisy daar niet van. Als je opzettelijk iemands blikken ontweek, was er meestal juist wél wat aan de hand, of was ze nu te argwanend? Vertrouwde ze haar vader niet omdat zijzelf het een en ander met Niek Mazurel had meegemaakt?

Maar toen ze ’s middag aan de thee zaten met bonbons uit La Bonbonnière, onderschepte ze een keer de blik waarmee haar vader naar Sabine keek. Het was een blik vol genegenheid, bewondering… en liefde. Daisy voelde haar maag verkrampen – een gevoel dat haar altijd overviel als er iets ergs gebeurde of dreigde te gebeuren. Was haar vader echt verliefd op Sabine? O nee, alsjeblieft niet!

Jan van den Homburg zag zijn dochter toevallig kijken en trok onmiddellijk een strak gezicht. Vervelend, waarom keek Daisy hem zo speciaal aan? Had ze soms gemerkt dat hij…? Nee, dat kon niet. De hele dag had hij met opzet Sabine genegeerd. Maar waarom keek zijn dochter hem dan nu zo… bijna beschuldigend aan? Had hij iets verkeerds gedaan of gezegd?

Daisy ruimde de keukenkastjes in, terwijl Sabine de meubels en andere spullen op hun plaats zette.

‘Dit wordt je eerste nacht in je nieuwe huis,’ zei Daisy.

‘Ik vind het zo geweldig dat je vader dit voor mij geregeld heeft. Ik weet echt niet hoe ik hem daarvoor moet bedanken,’ vond Sabine blij. Haar ogen straalden.

‘Dat hoeft helemaal niet,’ merkte Daisy snel op. ‘Mijn vader heeft de etage niet opgeknapt alleen voor jou, maar ook voor zichzelf, hoor. Mocht je ooit weggaan, dan kan hij hem voor een heel aardige prijs verhuren, of zelfs verkopen.’

‘Dus ik hoef niets voor hem te kopen of zo?’

‘Nee, dank je wel zeggen is genoeg. Mijn vader zou er alleen maar verlegen van worden. En hij heeft alles al, dus maak je geen zorgen.’

Sabine moest haar vader vooral niet al te dankbaar zijn, dacht Daisy.

‘Pap, ik ga weg. Alle meubels en spullen van Sabine liggen bo­ven,’ zei Kevin. Hij had genoeg van het sjouwen. ‘Ik ga naar tante Truus.’

‘Hoezo?’

‘Nou, mam komt vanavond vast laat thuis. Je weet toch dat vandaag de laatste opnamedag is?’

‘Ja, en?’

‘Na afloop zullen alle deelnemers en medewerkers van het programma wel blijven of naar een restaurant gaan, denk ik, om na te praten of zoiets. Dat doen ze toch altijd?’

Dat was waar ook. Lucie had inderdaad gezegd dat ze laat thuis zou komen, herinnerde Jan zich opeens. ‘Ga maar gauw, jong. Als we nog iets tegenkomen wat ook naar boven moet, doen wij dat wel even. Doe tante Truus vooral de hartelijke groeten.’ Jan grinnikte bij de laatste woorden, want hij wist hoe Truus over hem dacht.

Ook Nelson Wijnschenk liep doelloos rond. Hij kon niets meer doen dan afscheid nemen van zijn nicht en ging daarom naar boven, waar Daisy en Sabine nog hard aan het werk waren.

‘Gefeliciteerd, lieverd, met deze mooie etage.’ Hij keek goedkeurend om zich heen. Wat een toffe peer was die Jan van den Homburg. Alles zag er op en top verzorgd uit. Hij was vooral blij dat zijn nicht zich hier wél veilig zou voelen. De laatste tijd was ze erg zenuwachtig geweest. Ze schrok van elk geluid en vooral bij het geschreeuw van baldadige jongeren die aangeschoten over de Waddendijk liepen, raakte ze bijna in paniek. Dat was nu tenminste verleden tijd. Jan van den Homburg had hem ook de tweede verdieping laten zien. Geen gek appartementje. Als hij het kon kopen, was het een mooie investering. En je woonde hier toch wel leuker dan op de Waddendijk. Hij moest het er nog maar eens met Jan over hebben. Wat hij tegen zijn nicht had gezegd over haar vleugels uitslaan en op eigen benen staan, moest hij maar gauw vergeten.

‘Nou, meissie, ik hoop dat je vannacht lekker slaapt. Het zal eerst wel moeten wennen, maar ik weet zeker dat het lukt. Verder heb je een geweldige baas,’ zei hij tegen Sabine. Hij sloeg zijn armen om haar heen en kuste haar op de wangen. Daarna nam hij afscheid van Daisy en vervolgens liep hij naar beneden, naar Jan.

Nelson sloeg hem op de schouder. ‘Kerel, ik ga ervandoor. Er valt hier niets meer voor mij te doen. Binnenkort wil ik wel nog eens met je praten. Kan dat?’

‘Toch niets ernstigs, hoop ik? Het kan nu ook, hoor.’

‘Oké, man, het gaat over die tweede etage. Ga je daar nog iets mee doen – verhuren of zo?’

‘Nee, geen vreemdelingen onder mijn dak. Dat geeft alleen maar gedonder. Hoezo, heb jij soms interesse?’ Jan beschouwde Nelson niet als vreemdeling.

‘Ik vind het een mooie woning en zou hem graag willen kopen. Het lijkt me een aantrekkelijke klus om dit pand verder te verbouwen.’

‘Je moet er wel op rekenen dat dit een dure locatie is. Er is ontzettend veel vraag naar een appartement als dit,’ waarschuwde Jan. Nelson mocht dan een aardige vent zijn, Jan was absoluut niet van plan de woning voor een appel en een ei van de hand te doen.

‘Dat weet ik, dat weet ik. Maar ik ben niet helemaal onbemiddeld. Ik werk op de beurs en handel in beleggingen. Laat het pand taxeren en ik betaal je zó de vraagprijs. Denk er eens over na, ouwe jongen, en bespreek het met je vrouw.’

Jan knikte. ‘Doe ik.’ Hij moest het wel eerst uitvoerig met Lucie en vooral met Daisy bespreken. Zijn dochter was immers een slimmerd. Die kon goed voordelen tegen nadelen afwegen, al had hij natuurlijk wel de beslissende stem.

‘Kerel, ik ben blij dat mijn nicht voor jou werkt en dat je zo goed voor haar zorgt,’ ging Nelson verder. ‘Bedankt, dat doen niet veel mensen je na. Mocht er in de toekomst ooit iets gebeuren waar je hulp bij nodig hebt, laat het me dan weten. Misschien kan ik helpen. Ik kom meteen. Dat moet je me beloven.’

Jan knikte, een beetje ontroerd. ‘Ik zal het beslist onthouden, man. En wat je nicht betreft: ik ben blij dat ik haar aangenomen heb. Ze is een aanwinst voor mijn zaak.’

Ze schudden elkaar de hand, waarna Nelson vertrok, in de zekerheid dat zijn nicht in veilige handen was.

‘Pap, ik breng alvast de spullen naar de auto,’ zei Daisy. Ze stonden op het punt om te vertrekken.

‘Doe maar. Dan kijk ik boven of alles in orde is en kunnen we rijden.’

Jan liep de trappen op. Hij vond Sabine in de kleine keuken. ‘Ik breng Daisy naar Truus, een vriendin van Lucie. Ze zou daar vanavond met Kevin eten. Heb jij soms zin om daarna samen met mij ergens iets te gaan eten?’

Eigenlijk bleef ze liever thuis, dacht Sabine, want er was nog zoveel om uit te pakken. Haar kleren moesten opgehangen worden en alle kookboeken moesten nog een plaats krijgen. ‘Eet je dan niet samen met je kinderen?’ vroeg ze verwonderd.

Jan schudde zijn hoofd. ‘Ik ben niet zo’n fan van Truus. We liggen elkaar niet, en dat geldt ook voor de rest van Lucies vriendinnen.’

Sabine vond het sneu dat haar baas nu alleen ergens moest gaan eten en zette haar bezwaren opzij.

‘Dat is goed,’ zei ze.

‘Ik ben over goed drie kwartier weer terug.’ Jan knikte en liep haastig naar beneden, waar Daisy ongeduldig op hem wachtte. ‘Waar bleef je nou?’

‘Zoet maar. Ik ben er toch al?’

Jan en Daisy reden samen in het schemerdonker terug naar de Singelgracht. Het was druk in de stad vanwege de spits.

‘Wat een aardige man is die oom van Sabine,’ merkte Jan op. ‘Zo lekker kalm.’

‘Maar ook wat geheimzinnig. Ik kwam er niet achter wat voor baan hij precies heeft. Sabine had het over beleggen en aandelen, maar deed er verder nogal vaag over. Hoe oud denk je dat hij is?’

‘Ergens in de zestig? Ik kan nooit goed leeftijden schatten,’ zei Jan. ‘En hij is een beurshandelaar, Dais. Dat vertelde hij me toen hij een voorstel deed waarover ik wel even moet nadenken.’

‘Wat was dat voor idee?’

‘Hij zag de tweede etage, waar hij behoorlijk enthousiast over was en die hij graag wil kopen. Dat kan ik me ook goed voorstellen, want hun huurhuis aan de Waddendijk vind ik helemaal niets. Maar daar woont hij omdat hij daar maar weinig huur hoeft te betalen. Zo kon hij veel geld uitsparen. Een slimme jongen, die Nelson.’

‘Heeft hij dan zoveel geld om dat appartement te kopen? Het ligt toevallig wel in de P.C. Hooft! Beseft hij dat wel?’

‘Kennelijk. Je moet één ding niet vergeten, Daisy: beleggers zijn slimme jongens. Die ruiken waar het geld ligt.’

‘Het is best een goed plan, dat veel geld kan opleveren, pap,’ merkte Daisy op. ‘Sabine is trouwens een aardige meid. Je hebt het echt getroffen met haar. Dat had je van jezelf ook niet verwacht, hè, dat je een Surinaamse zou aannemen voor je zaak?’

‘Nee, Dais, daar heb je gelijk in. Ik geef meteen toe dat ik vroeger behoorlijk bevooroordeeld was.’

Het bleef even stil. Toen zei Daisy voorzichtig: ‘Pap, ik wil niet vervelend doen, maar mam kan niet zoveel meer hebben, hoor.’

‘Wat bedoel je, Daisy?’ Verbaasd keek Jan opzij naar zijn dochter. Waar wilde ze in vredesnaam naartoe, vroeg hij zich af. ‘Heb ik soms iets verkeerds gezegd of gedaan?’

‘Word nou alsjeblieft niet kwaad, maar ik heb zo’n idee dat je… Nou ja, dat je verliefd bent op Sabine.’

De auto maakte een schuiver, maar Jan had snel de macht over het stuur terug.

Even zei hij niets, wat Daisy hogelijk verbaasde. Ze had verwacht dat haar vader zou uitvallen en zou beginnen te schelden.

‘Waar bemoei je je eigenlijk mee, Daisy?’ vroeg Jan even later kalm. ‘Ik vind het behoorlijk ver gaan om mij ter verantwoording te roepen. Dat hoort een dochter niet te doen. Ik ben je vader, mocht je dat vergeten zijn!’

Daisy slikte. Vervelend, deze reactie had ze helemaal niet verwacht. Maar zo gauw liet ze zich ook niet uit het veld slaan. ‘Ben je verliefd op Sabine?’ vroeg ze zonder er nog langer doekjes om te winden.

‘Je houdt niet op, hè?!’

‘Nee, ik wil het gewoon weten.’

‘Ik ben alleen maar erg blij met haar, meer niet.’

‘Toevallig zag ik hoe je naar haar keek, pap,’ merkte Daisy op.

Jan zuchtte. ‘Hoe keek ik dan naar haar?’

‘Verliefd.’

‘Weet je wat het met jou is? Je hebt te veel fantasie. Ik ben niet verliefd, en laten we er nu maar over ophouden.’

‘Dan moet je het zelf maar weten. Ik heb je gewaarschuwd. Mam zal heus niet voor een tweede keer pikken dat je de fout in gaat met iemand anders. Voordat je het weet, is ze weg, als je niet oppast.’

Weer zuchtte Jan. ‘Daisy, ik houd van je moeder. Ik zal haar nooit ofte nimmer meer pijn doen. Dat moet je zo langzamerhand toch wel weten.’

Maar daar was Daisy niet zeker van. De laatste weken was haar vader erg afstandelijk tegen haar moeder geweest. Ze hoopte maar dat hij zijn verstand zou gebruiken.

Zwijgend reden ze naar de Albert Cuypstraat. Aan het begin van de markt zette Jan de auto stil. ‘Ik kan helaas niet verder rijden, Dais. Het laatste stukje moet je lopen. Doe vooral iedereen de hartelijke groeten.’

Zonder nog iets te zeggen stapte Daisy uit. Onmiddellijk reed haar vader met een flinke vaart weg.

Daisy keek hem na. Waarschijnlijk is hij boos, dacht ze. Ze vond het toch wel sneu dat hij nu in zijn eentje thuis zou zitten, terwijl Kevin en zij gezellig bij tante Truus gingen eten. Gelukkig was haar moeder vandaag voor het laatst aan het werk in Eemnes. Haar werk voor de televisie was afgelopen. Voortaan zouden ze ’s avonds weer met z’n allen thuis zijn.

Jan reed terug naar de P.C. Hooftstraat. Dat nou uitgerekend Daisy hem betrapt had toen hij in een onbewaakt ogenblik naar Sabine had gekeken. Gelukkig dat ze niets van zijn eetafspraak met Sabine wist. Trouwens, wat een heisa… want wat was er nu helemaal aan de hand? Hij ging gewoon even met iemand eten die de hele dag gezwoegd en geploeterd had en die het verdiende om eens getrakteerd te worden op een dinertje. Ja, verdiend, want Sabine had het de laatste tijd niet makkelijk gehad met dat tuig dat haar had aangevallen.

Sabine… In haar aanwezigheid voelde hij zich weer jong, echt jong. Waarom kon je in dit land niet tegelijk van twee vrouwen houden? Die Arabieren in het Midden-Oosten hadden het een stuk makkelijker; die mochten er van hun geloof meerdere vrouwen op na houden. Dat leek hem ook wel wat. Nou ja, niet dat geloof. Hij was meer van het type ‘leven en laten leven’, maar die Arabische vrouwen… Hij lachte kort. Als Lucie hem zou horen… Dat mocht dus nooit gebeuren.

Met een zwierige zwaai parkeerde hij zijn auto. Alle schuldgevoelens waren verdwenen. Hij ging gewoon even met iemand eten. Niets mis mee, toch?

De laatste fase van de wedstrijd was bijna ten einde. In de grote werkruimte van de Hof van Isidorus was het een drukte van belang. Alle deelnemers aan de wedstrijd en de naaste familieleden van de finalisten waren uitgenodigd om de uitslag mee te maken. Er heerste een vrolijke, maar ook wel gespannen en afwachtende sfeer.

Lucie was blij dat Agnes de finale niet gehaald had. Ze had nog nooit zo’n fanatiek en ambitieus mens ontmoet. In de kwartfinale was ze uit de wedstrijd gejureerd, waar ze erg over had lopen mopperen.

De opdracht voor de laatste fase van de wedstrijd was: bak een fantasie-wintertaart. Het was de enige opdracht die helemaal verzonnen moest worden door de finalisten zelf. Lucie had hun geen enkele instructie gegeven. Ze moesten het volledig op eigen kracht doen. Het onderwerp mocht van alles zijn: een kerkje, huizen, een arrenslee, zelfs een kerstboom. De deelnemers moesten gewoon hun fantasie gebruiken. Er werd natuurlijk niet alleen op de vorm en het uiterlijk gelet, de taart moest ook nog eens heel bijzonder smaken.

De drie finalisten hadden zichzelf overtroffen en stonden nu bij een tafel waarop de drie werkstukken waren neergezet. Lucie ging nog snel bij iedereen langs om hun een hart onder de riem te steken.

Joris, een administratief medewerker bij een grootbedrijf, had een chocoladetaart in de vorm van een kerk gebakken. Het dak en de toren waren bedekt met een laagje witte marsepein. Lichtjes brandden achter de vensters van transparant geel suikerwerk. Het bouwsel zag er indrukwekkend uit. ‘Wat heb je de sneeuw op het dak en op het torentje mooi aangegeven met marsepein. Geweldig! En die lampjes… Sfeervol.’ Toch twijfelde Lucie of de jury onder de indruk zou zijn van de lichtjes. Het was een leuk idee, maar de taart was moeilijk aan te snijden. ‘Je hebt zeker led-lampjes gebruikt?’ vroeg ze, wijzend op de lichtgevende raampjes.

‘Ja, ik wilde echt iets aparts doen,’ zei Joris.

‘Dat is je gelukt,’ vond Lucie, en ze liep daarna door naar Kira, de jongste deelnemer aan de wedstrijd. Zij had een taart in de vorm van een besneeuwde kerststal gemaakt. Om de stal stonden versierde kerstbomen van sierlijk gespoten chocola.

‘Ik heb de taart in verschillende laagjes opgebouwd,’ vertelde ze aan Lucie.

‘Dat heb ik gezien. Je hebt er ook gedroogde vruchten in verwerkt.’

‘Ik heb ze eerst in likeur geweld. Dan wordt de cake lekker smeuïg,’ legde Kira uit.

Stiekem hoopte Lucie dat Kira zou winnen. Ze was een bescheiden meisje dat altijd vond dat de anderen beter waren dan zij, terwijl haar smaken juist heel bijzonder waren. Als Lucie een hapje van Kira’s cake, dessert of ijs nam, leek het wel of er een explosie van smaken in haar mond losbarstte. Het was altijd weer een verrassing hoe het meisje dat voor elkaar kreeg. Eigenlijk zou Lucie Kira wel als stagiaire in haar eigen patisserie willen hebben, want ze had beslist talent.

‘Wees maar niet zenuwachtig,’ raadde ze het meisje aan. ‘Je zit per slot van rekening wél al in de finale.’

Het kunstwerk van de laatste deelnemer, William, bestond uit een ouderwetse molen. De wieken had hij gemaakt van getrokken suiker. Met luchtige witte fondant had hij hier en daar wat sneeuw aangegeven. Het was een staaltje van perfecte baktechniek. William was als verpleegkundige verbonden aan een ziekenhuis en wilde heel graag zijn droom verwezenlijken om een eigen banketbakkerszaak te beginnen.

‘Wat knap,’ zei Lucie, die met grote bewondering de taart bekeek. De karamelkleurige suikerwieken leken wel licht te geven. ‘Alsof de zon erop schijnt, William.’

Als de taart net zo smaakte als hij eruitzag, werd deze man de winnaar, wist Lucie zeker.

Het was nu wachten op de uitslag van de jury. Wie zou de winnaar of winnares van Lucies Chocoladekeuken worden? Lucie keek naar de drie finalisten, die nu voelden wat zij had gevoeld toen zij meedeed aan de wedstrijd Wie maakt de lekkerste bonbon van Nederland?. De enorme blijdschap die over haar was gekomen toen ze hoorde dat ze gewonnen had… Lucie gunde iedere deelnemer dat geluksgevoel. Er kon er echter maar één winnen.

Opeens werd Lucie op de schouder getikt. Ze draaide zich om en stond oog in oog met Agnes, die haar glimlachend aankeek. Hè, vervelend, Agnes was wel de laatste die ze nu wilde zien, dacht Lucie. Maar zij had natuurlijk ook een uitnodiging voor de finale gekregen.

‘Hallo, Lucie, hoe gaat het ermee?’ vroeg de vrouw minzaam.

‘Heel goed, dank je wel.’

‘Dat dacht ik al. Je ziet er zo stralend gelukkig uit,’ merkte Agnes op.

Verbaasd keek Lucie haar aan. ‘Stralend gelukkig? Hoe bedoel je?’

‘Nou, ik zou ook stralend gelukkig zijn als ik in jouw schoenen stond. Toevallig zag ik een paar fotootjes van je in een blad,’ antwoordde Agnes met een veelbetekenende blik in haar ogen.

Dat ellendige roddelblaadje, schoot het door Lucie heen.

‘Ik vraag me af wat de mensen hier zouden zeggen als ik ze zou vertellen wat ik over jou gelezen heb.’ Er klonk een onmiskenbare dreiging in haar stem.

Lucie slikte iets weg. Hier stond iemand die bewust en met het grootste plezier iemand anders wilde beschadigen. Ze greep de voormalige deelneemster bij de arm. ‘Ga je even mee?’ Lucie trok haar mee naar een snoerloze microfoon die klaarlag op een tafel om straks gebruikt te worden door de voorzitter van de jury. Lucie pakte het apparaat op. ‘Voordat je mag vertellen wat je in dat roddelblad gelezen hebt, kondig ik je even aan en vertel ik welke trucjes jij allemaal hebt uitgehaald om maar te kunnen winnen. Dat vind je zeker wel goed, hè?’

‘Eh… wacht even. Eh… dit wil ik helemaal niet. Je hebt me verkeerd begrepen, hoor,’ stotterde Agnes. Deze reactie had ze niet verwacht. Lucie leek haar altijd zo’n zachtgekookt ei. ‘Hoe kom je erbij?’

‘Dat dacht ik gewoon. Zullen we dit alles nu maar heel snel vergeten?’

Agnes knikte.

Lucie legde de microfoon op zijn plaats en liep weg. Ze liet zich door niemand chanteren. Morgenavond ging ze naar Millo om te zeggen dat het haar speet dat ze zomaar een eind had gemaakt aan hun etentjes. Dat een geniepige journalist van een roddelblaadje had gesuggereerd dat ze een relatie hadden, was diens eigen verantwoordelijkheid. Er was tussen hen niets gebeurd, er was niets aan de hand. Je moest die lui gewoon in hun sop gaar laten koken. Alleen mensen die smulden van deze berichten, kochten deze bladen, maar daar hoefde zij zich niets van aan te trekken. Alleen de mening van de mensen die van haar hielden was belangrijk; de rest deed er niet toe. En Agnes hoorde bij ‘de rest’. Gek, zoiets als wat ze net had gedaan had ze vroeger beslist niet durven doen. Toen was ze waarschijnlijk weggekropen voor dit soort mensen.

Zoals iedereen eigenlijk wel verwacht had, was de jury unaniem tot het besluit gekomen dat William het winnende werkstuk had gemaakt. Niet alleen het ontwerp van de taart was uitzonderlijk origineel, maar ook de smaak was overheerlijk.

Er werd gekust en omhelsd, en er werden handen geschud. Daarna werden adressen uitgewisseld en afspraken gemaakt.

Lucie werd door veel mensen aangeklampt die vroegen om een selfie met haar. Natuurlijk was ze daartoe bereid. Hier en daar moest ze een handtekening op een schort of in een boek zetten, wat ze erg grappig vond. Het leek wel of ze een beroemdheid was. Jammer dat ze thuis niet even konden meekijken hoe het er hier aan toeging.

Na het afscheid van de deelnemers – er werden hier en daar best wat traantjes weggepinkt – ging ze met het productieteam naar een restaurant om nog wat na te praten.

Laat in de avond kwam ze thuis. Iedereen was opgebleven.

‘Hoe was het, mam?’ vroeg Daisy.

‘Geweldig. Zulke aardige mensen. Ik zal ze beslist missen, maar ik ben ook wel blij dat het achter de rug is.’

Ze vertelde uitgebreid over de laatste dag, maar zei niet wie er gewonnen had.

‘Nee, dat mag ik niet doen, want de winnaar mag niet bekend worden voor de uitzending; anders krijg ik een forse boete. Iedereen die bij het programma betrokken is, moest een handtekening onder een geheimhoudingscontract zetten.’

‘Jammer,’ vond Daisy.

Lucie vertelde ook wat haar overkomen was met Agnes en wat zij gedaan had. ‘Ze dacht dat ik bang voor haar was,’ glimlachte ze.

‘Goed van je,’ zei Kevin.

‘En dat je zo snel wist wat je moest doen, mam. Geweldig, ik ben trots op je,’ prees Daisy. Haar moeder was inderdaad veranderd. Zoiets zou ze voeger nooit hebben gedaan; dan was ze als een bang muisje weggekropen in een hoekje.

Alleen Jan zei niets. Natuurlijk vond hij het prima wat zijn vrouw had gedaan, maar als Lucie niet zo stom was geweest om regelmatig met Millo ergens te gaan eten, had niemand een artikel in een roddelblad geschreven en was er niets aan de hand geweest.

‘Ik heb besloten om morgen of overmorgen naar Millo toe te gaan om te zeggen dat ik een beetje laf ben geweest,’ merkte Lucie op, en ze keek haar man strak aan. ‘Ik had me niets van dat artikel moeten aantrekken en had gewoon met hem uit eten moeten blijven gaan. Maar in plaats daarvan heb ik hem weggestuurd, en dat spijt me. Er bestaat alleen maar echte vriendschap tussen ons en niets meer. Wie er meer achter zoekt, is op sensatie uit en wíl echt slecht van ons denken.’

Daisy en Kevin klapten in hun handen.

Lucie glimlachte. ‘En hoe is het vandaag gegaan met de verhuizing? Ik wil alles weten.’

Daisy begon uitgebreid te vertellen, regelmatig aangevuld door Kevin. Alleen Jan zei niet veel.

‘Waar hebben jullie gegeten?’

‘Wij bij tante Truus, maar dat wist je al. Ze vond het verschrikkelijk dat het de laatste keer was dat we bij haar kwamen. We moesten haar plechtig beloven dat we het in de toekomst nog een keer over zouden doen,’ antwoordde Daisy.

‘En jij, lieverd, waar heb jij gegeten?’ Lucie keek haar man aan.

‘In een bistrootje dicht bij de Stadhouderskade.’

‘Goh, een bistrootje? Dat is helemaal niets voor jou, pap,’ zei Daisy plotseling gealarmeerd. Was hij daar alleen naartoe geweest, of had hij soms met Sabine gegeten, vroeg ze zich af.

‘Dus wel, Daisy. Blijkbaar vergis je je alweer in je vader,’ merkte Jan onverschillig op, maar zijn hart bonkte. Als niemand nu maar verder vroeg!

‘Alweer? Waarin heb je je dan nog meer vergist, Dais?’ wilde Lucie weten.

‘O, niets. Het was zoiets onbeduidends dat ik het al niet meer weet. Kun jij je het nog herinneren, Dais?’ antwoordde Jan in plaats van zijn dochter, en hij keek haar vragend aan.

‘Ik weet het ook niet meer.’ Daisy haalde haar schouders op.

Lucie keek van de een naar de ander. Ze rook om onverklaarbare redenen onraad. Was er iets gezegd of gebeurd wat zij niet mocht weten?’

‘Dus jij gaat morgen naar Millo,’ zei Jan vlug. Dit onderwerp moest zo snel mogelijk van tafel.

‘Dat is wel de bedoeling. Tenminste, als hij thuis is,’ antwoordde Lucie. ‘Kom, ik ga naar bed.’

‘Je ziet er inderdaad moe uit, Pollewop,’ zei Jan hartelijk. ‘Ik kom straks ook. Eerst even alles afsluiten.’ Hij liep weg naar de winkel.

Daisy wachtte tot haar moeder naar boven ging. Toen liep ze snel achter haar vader aan, die bezig was de winkeldeur op slot te draaien.

De maan scheen schuin door het glas-in-loodraam van de etalage de winkel in en zorgde voor een sprookjesachtige aanblik, maar Daisy wist dat de werkelijkheid heel anders in elkaar stak. ‘Waarom vertelde je mam niet dat je samen met Sabine in dat bistrootje zat?’ vroeg ze.

Jan draaide zich verschrikt om. ‘Hoe…? Ik bedoel… Daisy, ik word ziek van jouw bemoeizucht.’

‘Maar je was daar wel met haar,’ hield Daisy vol.

‘Ja, maar dat heb ik expres niet verteld om je moeder niet ongerust te maken.’

‘Waarom zou ze ongerust moeten worden als er niets aan de hand is, en waarom ben je niet gewoon eerlijk tegen mam? Zij vertelt jou toch ook gewoon dat ze naar Millo gaat? Denk je nou echt dat ze niets vermoedt? Dan ken je haar niet. Ik zag haar kijken.’ Na die woorden draaide Daisy zich om en verliet de winkel. Wat was haar vader stom bezig.