Hoofdstuk 14

Cassi werd wakker met dezelfde bonzende hoofdpijn als die ze had gehad toen ze op Intensive Care had gelegen. Alleen was haar hoofd deze keer helder. Ze herinnerde zich ieder detail van wat er de vorige avond was gebeurd. Na haar vertrek uit het Essex was ze naar Boston gereden, min of meer van plan dr. Mclnery te bellen. Maar toen ze het ziekenhuis had bereikt, voelde ze zich zo ver opgeknapt dat ze vond dat ze geen bijzondere verpleging meer nodig had. Ze wist echter dat ze eerst moest slapen om opgewassen te zijn tegen haar angst - angst die betrekking had op wat haar was overkomen. Ze was naar de ongebruikte artsenkamer van Clarkson Two gegaan en op de brits die daar stond dadelijk in slaap gevallen. Maar terwijl ze weg doezelde, had ze beseft dat ze iemand moest vinden met wie ze over Thomas kon praten. Kon hij de hand hebben gehad in die tweede overdosis insuline? Ze begreep niet hoe dat mogelijk was, aangezien ze zich eigenhandig de normale dosis had ingespoten. Maar het feit dat alle telefoontoestellen behalve dat van Patricia niet goed functioneerden, leek t� toevallig; en ook haar auto had nog nooit geweigerd te starten. Stel dat haar vrees omtrent de eventuele rol van Thomas in de PDNC-gevallen gegrond was? Stel dat het g��n hersenspinsels van haar waren geweest en dat hij wel degelijk de hand had gehad in Roberts dood? Als dat zo was moest hij geestesziek zijn, en goed ook. Dan had hij hulp nodig. Dr. Ballantine had gezegd dat hij alles zou doen wat binnen zijn vermogen lag als Thomas geholpen moest worden. Cassi nam zich voor hem de volgende ochtend op te zoeken. Voor het moment voelde ze zich veilig. Hopelijk zou Patricia haar zoon niet voor de ochtend alarmeren. Toen ze ruim voor zonsopgang wakker werd, was de afdeling nog helemaal verlaten. Cassi friste zich zo goed mogelijk op en haastte zich naar het laboratorium, waar ze een slaperige laborante overhaalde haar wat bloed af te nemen voor een controle van de bloedsuikerspiegel, maar de hoofdlaborant stak daar een stokje voor omdat Cassi haar ziekenhuiskaart niet bij zich had. Cassi was niet opgewassen tegen een dispuut en liet het bloedmonster eenvoudig achter, na de man te hebben gezegd dat hij moest doen wat zijn geweten hem voorschreef. Ze zei dat ze later nog langs zou komen. Daarna liep ze naar Ballantines werkkamer en posteerde zich in de gang tegenover de deur. Er was anderhalf uur voorbijgegaan toen hij kwam opdagen. Hij zag Cassi meteen toen hij de gang binnenwandelde. 'Als u een ogenblikje hebt, zou ik graag even met u willen praten,' zei ze. 'Maar natuurlijk,' zei dr. Ballantine. Hij draaide zich om en ontsloot zijn deur. 'Kom binnen.' Hij gedroeg zich alsof hij haar had verwacht. Cassi liep naar binnen en staarde door het raam naar buiten om Ballantines blik te vermijden. Ze kon het gebouwencomplex van het Massachusetts Institute of Technology aan de overkant van de rivier de Charles zien liggen. Hoewel Cassi niet goed begreep waarom, meende ze enige ergernis bij Ballantine te hebben bespeurd toen hij haar begroette. 'Nou, wat kan ik voor je doen?' vroeg hij. 'Ik heb hulp nodig,' zei Cassi. Ballantine was voor zijn bureau blijven staan. Hij deed geen enkele moeite haar op haar gemak te stellen, maar ze zou niet weten tot wie ze zich anders moest wenden. 'En wat voor hulp heb je precies nodig?' vroeg hij. Hij beduidde haar niet te gaan zitten. 'Dat kan ik nu niet precies zeggen,' zei Cassi langzaam. 'Maar voor alles moet ik zien dat Thomas therapeutische hulp krijgt. Ik weet nu met zekerheid dat hij aan pep- �n kalmerende middelen is verslaafd.' 'Cassi,' zei dr. Ballantine op geduldige toon. 'Sinds ons vorige gesprek heb ik me verdiept in Thomas' receptenboek. En daarbij is me gebleken dat hij uiterst voorzichtig is met het uitschrijven van receptjes voor dit soort middelen.' 'Hij bestelt ze niet onder z'n eigen naam,' zei Cassi. 'En die pillen zijn maar een ondergeschikt deel van zijn moeilijkheden. Ik denk dat Thomas ziek is. Geestelijk ziek. Ik weet wel dat ik nog niet zo lang meeloop in de psychiatrie, maar ik verzeker u dat Thomas geestesziek is. Ik vrees dat hij me als een bedreiging ziet.' Ballantine antwoordde niet onmiddellijk. Hij keek haar ver-baaso1 aan en voor het eerst sinds hij haar had begroet, meende ze iets van bezorgdheid te bespeuren. Ze zag dat zijn gelaatsuitdrukking zich verzachtte. Hij sloeg een arm om haar schouders. 'Cassi, ik weet dat je aan grote spanningen bloot hebt gestaan. En ik ben bang dat dit probleem mijn bevoegdheden te buiten gaat. Ik zou graag willen dat je gaat zitten en probeert wat op verhaal te komen. En het lijkt me beter dat je met iemand anders praat.' 'Wie?' vroeg Cassi. 'Ga zitten, wil je,' zei Ballantine zacht. Hij trok een stoel bij en zette die voor zijn bureau. 'Alsjeblieft.' Hij pakte haar hand en leidde haar zorgzaam naar de stoel. 'Ik wil graag dat je je op je gemak voelt.' Dit was de dr. Ballantine die Cassi zich herinnerde. Ja, hij zou voor haar zorgen. En ook voor Thomas. Dankbaar liet ze zich in de leren stoel zakken. 'Kan ik iets voor je halen? Koffie? Iets te eten?' 'Dat laatste klinkt aanlokkelijk,' zei Cassi. Ze voelde zich hongerig en vermoedde dat haar bloedsuikerspiegel nog te laag was. 'Goed, wacht hier maar even. Alles komt dik in orde, daar ben ik van overtuigd.' Ballantine verliet de kamer en trok de deur zachtjes achter zich dicht. Cassi vroeg zich af wie dr. Ballantine zou bellen. Het moest iemand met gezag zijn, iemand die invloed had op Thomas. Anders zou hij niet willen luisteren. Cassi begon haar uitleg in gedachten te repeteren. Ze hoorde achter zich de deur opengaan en keek om, in de verwachting Ballantine te zien verschijnen. Het was Thomas. Cassi was totaal verbijsterd. Hij duwde de deur met zijn heup dicht, want zijn handen had hij nodig voor het torsen van een dienblad met een bord met roereieren en een kartonnen beker melk. Hij liep verder en zette het dienblad voor haar neer op het bureau. Ze zag dat hij zich niet had geschoren en dat zijn gezicht er afgetobd en triest uitzag. 'Ballantine zei me dat je iets te eten nodig had,' zei hij zacht. Cassi liet het dienblad onaangeroerd. Ze had honger, maar was te hevig geschrokken om iets te kunnen eten. 'Waar is dokter Ballantine?' vroeg ze aarzelend. 'Cassi, hou je van me?' vroeg Thomas met een smekende klank in zijn stem. Nu wist Cassi helemaal niet meer hoe ze het had. Dit was het laatste dat ze had verwacht te zullen horen. 'Natuurlijk hou ik van je, Thomas, maar . . .' Hij stak zijn hand uit en raakte haar lippen aan, alsof hij haar zo het zwijgen wilde opleggen. 'Als je van me houdt, probeer dan te begrijpen dat ik in moeilijkheden zit; ik heb hulp nodig, maar ik weet dat ik beter kan worden als jij maar van me houdt.' Cassi's hart sprong op in haar borst. O, wat had ze zich allemaal in het hoofd gehaald? Natuurlijk had Thomas niets te maken met dat afschuwelijke voorval van gisteravond! Zijn ziekte maakte haar even onevenwichtig als hemzelf. 'Ik weet dat je beter kunt worden,' zei Cassi bemoedigend. Ze had nooit kunnen denken dat Thomas zoveel inzicht kon verwerven in zijn eigen problemen. 'Inderdaad heb ik pillen geslikt,' zei Thomas, 'precies zoals je al vermoedde. De afgelopen week is het wat beter gegaan, maar toch is het nog steeds een probleem voor me, een groot probleem. Ik heb mezelf voor de gek gehouden. Ik wilde er niets van weten.' 'Je wilt er werkelijk iets aan doen?' vroeg Cassi. Met een ruk kwam zijn hoofd omhoog. Er glinsterden tranen op zijn wangen. 'Wanhopig graag, Cassi. Maar dat kan ik niet alleen. Cassi, je moet naast me staan, niet tegenover me.' Opeens leek Thomas een hulpeloos kind in haar ogen. Ze nam zijn handen in de hare. 'Ik heb nog nooit iemand om hulp gevraagd,' zei hij. 'Daar ben ik altijd te trots voor geweest. Maar ik weet dat ik een paar afschuwelijke dingen heb gedaan. Het ene haalde het andere uit. Cassi, je moet me helpen.' 'Je moetje onder behandeling stellen van een psychiater,' zei Cassi, scherp op zijn reactie lettend. 'Daar ben ik me van bewust,' zei Thomas. 'Ik heb het alleen nooit onder ogen willen zien. Ik ben zo bang geweest. En in plaats van het toe te geven, nam ik steeds meer pillen.' Cassi staarde naar het gezicht van haar man. Ze had het gevoel hem nooit goed te hebben gekend. Ze verzette zich tegen haar verlangen hem te vragen of hij misschien verantwoordelijk was geweest voor haar overdosis insuline, en of hij de hand had gehad in de dood van Robert of de overige sterfgevallen uit de PDNC- reeks. Nee, ze kon hem dat nog niet vragen. Niet op dit moment. Thomas zag eruit als een gebroken man. 'Alsjeblieft,' smeekte hij. 'Wees solidair met me. Het is zo moeilijk voor me dit alles toe te geven.' 'Je moet opgenomen worden, dat begrijp je wel,' zei Cassi. 'Ja,' zei Thomas. 'Alleen kan dat niet hier in het Memorial.' Cassi stond op en legde haar handen op zijn schouders. 'Daar ben ik 't mee eens. Het Memorial is niet de aangewezen plaats. Discretie is van het grootste belang. Thomas, als je werkelijk instemt met een psychiatrische behandeling zal ik naast je blijven staan, door dik en dun. Ik ben je vrouw.' Thomas sloeg zijn armen om haar heen en drukte zijn betraande gezicht tegen haar hals. Ze probeerde hem met haar strelingen gerust te stellen. 'In Weston staat een klein psychiatrisch ziekenhuis, het Vickers Psychiatrie Institute. Het lijkt me het beste dat we daarheen gaan.' Thomas knikte instemmend, zonder iets te zeggen. 'In feite kunnen we het beste meteen vertrekken. Vanmorgen nog.' Ze duwde Thomas van zich af om hem in het gezicht te kunnen zien. Hij ontweek haar blik niet, maar zijn helblauwe ogen hadden een gekwelde uitdrukking. 'Ik doe alles wat jij nodig vindt, alles dat de angst die ik voel kan verminderen, ik kan dit niet langer verdragen.' De dokter in Cassi had alle overige bedenkingen overwonnen. 'Thomas,'zei ze, 'je hebt veel te veel van jezelf gevergd. Je wilde zo dolgraag slagen dat het streven belangrijker voor je werd dan het doel zelf. Volgens mij is dat een veel voorkomend probleem onder medici, met name onder chirurgen. Denk maar niet dat je de enige bent.' Hij probeerde te glimlachen. 'Ik weet niet zeker of ik je wel begrijp, maar als jij mij begrijpt en me niet in de steek laat doet 't er niet toe.' 'Ik wou alleen maar dat ik het eerder had begrepen.' Cassi trok hem weer in haar armen. Ondanks alles had ze het gevoel haar man terug te hebben gewonnen. Natuurlijk zou ze naast hem staan! Beter dan wie ook wist ze wat het zeggen wilde ziek te zijn. 'Alles komt weer in orde,' verzekerde ze hem. 'We nemen de beste dokters, de beste psychiaters. Ik heb de laatste tijd veel gelezen over het onderwerp "de gedisponeerde dokter." Het rehabilitatiepercentage bedraagt bijna honderd. Je kunt dus beter worden. Het enige wat ervoor nodig is, is het verlangen om beter te worden, gevoegd bij de wil om je herstel te bevorderen.' 'Goed,' zei Thomas. 'Wat mij betreft kunnen we vertrekken.' 'Dan gaan we,' zei Cassi. Ze pakte zijn hand en trok hem mee. Als een verliefd stel negeerden Thomas en Cassi de mensenmassa's die zoals iedere morgen het Memorial in en uit stroomden. In het bleke ochtendlicht wandelden ze arm in arm naar de parkeergarage. En intussen bleef Cassandra geestdriftig vertellen over het Vickers Psychiatrie Institute. Ze legde Thomas uit dat ze zelfs al het oog had op een bepaalde psychiater die veel ervaring had met het behandelen van andere medici. Toen ze in de Porsche waren gestapt, vroeg ze hem of hij zich wel goed genoeg voelde om te rijden. Hij verzekerde haar dat het best zou gaan. Ze trok haar veiligheidsgordel uit de deurstijl. Zoals altijd had ze de neiging Thomas te zeggen dat ook hij z'n gordel om moest doen, maar ze bedacht zich. Ze vermoedde dat zijn emotionele evenwicht zo wankel was dat hij bij het minste of geringste dat hem kon frustreren een driftbui zou krijgen. Thomas startte de motor en reed voorzichtig achteruit. Toen ze de slagboom waren gepasseerd, vroeg Cassi hem hoe dr. Ballantine hem zo vlug had weten te vinden. 'Ik heb hem 's nachts opgebeld, toen ik je niet kon vinden,' zei hij, stoppend voor een rood licht. 'Ik had zo'n vermoeden dat je je tot hem zou wenden. Ik heb hem gevraagd of hij me wilde bellen zodra hij contact met je had gehad.' 'Vond hij dat niet wat vreemd? Wat heb je hem precies gezegd?' Het licht sprong op groen en hij liet de Porsche optrekken naar Storrow Drive. 'Alleen dat je opnieuw een insulinereactie had gekregen.' Cassi dacht na over haar gedragingen. Ze zag wel in dat haar manier van doen niet getuigde van rationeel overleg, vooral het feit dat ze tegen medisch advies in zichzelf uit het Essex had ontslagen terwijl ze nog maar net was bekomen van haar insulinereactie. En daarna had ze zich voor iedereen verstopt . . .Zoals gewoonlijk reed Thomas roekeloos; en toen ze Storrow Drive hadden bereikt, zette Cassi zich schrap voor de scherpe bocht naar links die ze moesten nemen om naar Weston te rijden. In plaats daarvan sloeg Thomas rechtsaf en moest ze zich haastig aan het dashboard vastgrijpen om te voorkomen dat ze tegen hem aan zou vallen. Vermoedelijk is hij gewoontegetrouw rechtsaf gegaan, dacht ze. 'Thomas,' zei ze, 'we rijden richting huis in plaats van naar het Vickers.' Hij antwoordde niet. Cassi draaide zich om en nam hem op. Hij omklemde het stuurwiel zo krampachtig dat zijn knokkels wit werden. De naald van de snelheidsmeter sloeg geleidelijk steeds verder uit. Cassi stak haar hand uit en begon zijn verkrampte nekspieren te masseren. Ze wilde hem tot bedaren brengen. Ze voelde dat hij bezig was kwaad te worden. 'Thomas, wat is er?' vroeg Cassi, proberend haar angst te bedwingen. Hij gaf geen antwoord en bestuurde de Porsche als een soort robot. Ze raasden de oprit naar Interstate Highway 93 op en Thomas trapte het gaspedaal helemaal in. Er was vrijwel geen verkeer vanuit Boston naar buiten. Cassi draaide zich zo veel als haar veiligheidsgordel dat toeliet naar hem toe. Ze liet haar hand langs zijn lichaam omlaag glijden, niet wetend wat haar te doen stond. Haar vingers voelden iets hoekigs in de zijzak van zijn jasje. Voor hij had kunnen reageren, had Cassi haar hand al in zijn zak gestoken en er een aangebroken verpakking insuline U 500 uit tevoorschijn gehaald. Met een vlugge beweging griste hij het haar uit handen en stak het weer in zijn zak. Cassi draaide zich om en zag als in een waas de weg naar zich toe snellen. Haar hersenen werkten op volle toeren en eindelijk begon ze te begrijpen wat de oorzaak was geweest van haar tweede insulinereactie. Er kon maar ��n reden zijn voor het feit dat Thomas insuline U 500 bij zich had. Het was een concentratie die zelden werd gebruikt. Hij moest haar U 100 hebben vervangen door de vijf maal zo sterke concentratie, zodat ze zichzelf een veel te grote dosis had toegediend. Dat was helemaal niet moeilijk geweest, want hij had er alleen maar een injectiespuit voor nodig gehad: met behulp daarvan had hij heel eenvoudig de insuline uit de ampul kunnen opzuigen, door de naald door de afsluitdop te steken - op dezelfde manier als zij iedere ochtend en avond deed. En als ze die glucose-oplossing niet bij de hand had gehad, zou ze nu in coma hebben gelegen, of erger. En die keer in het ziekenhuis? Nee, ze had niet gedroomd toen ze zijn Yves Saint Laurent aftershave rook. Maar waarom? Omdat zij evenals Robert van plan was de gegevens over de PDNC-reeks te analyseren! Opeens was haar duidelijk dat Thomas zo�ven, voor ze samen het ziekenhuis verlieten, toneel had gespeeld. Met afschuw realiseerde ze zich dat Ballantine moest hebben gedacht dat zij geestelijk uit haar evenwicht was, in plaats van Thomas. Cassi voelde een nieuwe emotie in zich opkomen: woede. Heel even was haar woede minstens evenzeer tegen haarzelf gericht als tegen Thomas. O, hoe had ze zo blind kunnen zijn! Ze keek opzij en staarde naar Thomas' scherp getekende profiel, dat ze opeens in een heel ander licht zag. Zijn mond zag er wreed uit, en de starre blik in zijn ogen was niet die van een geestelijk gezonde man. Het was alsof ze naast een vreemde zat . . . een man die ze intu�tief verafschuwde. 'Jij hebt geprobeerd me te vermoorden,' siste Cassi met gebalde vuisten. Zijn lach klonk zo satanisch dat Cassi ineenkromp van angst. 'Dat grenst bijna aan helderziendheid! Ik ben onder de indruk. Dacht je werkelijk dat al die kapotte telefoons en het niet starten van je auto toevalligheden waren?' Cassi staarde naar het snel voorbijschietende landschap. Wanhopig probeerde ze haar boosheid te bedwingen. Ze moest iets doen; ze lieten de stad in hoog tempo achter zich. 'Natuurlijk heb ik geprobeerd je koud te maken!' snauwde Thomas. 'Op dezelfde manier als waarop ik me van Seibert heb ontdaan! Godallemachtig! Dacht je soms dat ik met m'n armen over elkaar was blijven toekijken hoe jullie twee�n mijn hele leven verwoestten?' Met een ruk draaide Cassi haar hoofd de andere kant op.'Luister!' bulderde hij. 'Het enige wat ik wil is mensen opereren die het verdienen om verder te leven, niet een stelletje geesteszieken of lui die hoe dan ook toch dood zullen gaan aan een andere aandoening. De medische wetenschap dient in te zien dat haar mogelijkheden beperkt zijn. We mogen geschikte kandidaten niet op een levensreddende operatie laten wachten omdat mensen met MS of homo's met een dodelijke ziekte die ze zichzelf op de hals hebben gehaald, onze kostbare bedden en beperkte operatietijd in beslag nemen.' 'Thomas!' zei Cassi, die haar woede nu bijna niet meer in toom had. 'Ik wil dat je ogenblikkelijk omkeert. Ogenblikkelijk! Heb je me verstaan?' Hij staarde haar aan met onverbloemde haat. Met een wrede grijns zei hij: 'Dacht jij werkelijk dat ik me door jou zou laten meetronen naar een kwakzalversinrichting?' 'Het is onze enige hoop,' zei Cassi, terwijl ze zichzelf probeerde voor te houden dat hij geestesziek was. Maar het enige wat ze voor hem kon voelen, was allesoverheersende walging. 'Hou je bek!' krijste hij met uitpuilende ogen, terwijl zijn gezicht rood werd van razernij. 'Ik lever me niet uit aan een stelletje strontpsychiaters. Ik ben de allerbeste hartchirurg van dit hele land, godverdomme!' Cassi bespeurde de kracht van Thomas' irrationele en narcistische razernij. Ze twijfelde geen moment aan het lot dat hij haar had toegedacht, vooral nu iedereen al in de waan verkeerde dat ze zichzelf twee keer een overdosis insuline had toegediend. Voor zich uit zag ze de afslag naar Somerville naderen. Ze wist dat ze nu iets moest doen. Ondanks de snelheid waarmee ze reden greep ze het stuur beet en trok er uit alle macht aan, zodat de Porsche scherp naar rechts zwenkte, naar de afrit toe. Thomas haalde uit met zijn rechter hand en raakte de zijkant van haar hoofd met zoveel gracht dat ze naar voren viel. Ze liet het stuurwiel los om zichzelf te kunnen beschermen. In de mening dat ze nog aan het stuur trok, rukte hij het met kracht naar links. De in feite al onbestuurbare auto schoot razendsnel naar links en wanhopig probeerde hij tegenstuur te geven, maar de Porsche slipte zijdelings weg en ramde de betonnen middenbermscheiding met een oorverdovend geraas van brekend glas en scheurend metaal, besmeurd met bloed. Cassandra hoorde iemand heel ver weg haar naam roepen. Ze probeerde te antwoorden, maar dat ging niet. Met grote inspanning opende ze haar ogen. Het bezorgde gezicht van Joan Widi- ker maakte zich langzaam los uit een dichte mist. Cassi knipperde met haar ogen. Langzaam keek ze naar boven en zag een stel infuusflessen hangen. Links hoorde ze het onophoudelijke bliep-bliep van een hartmonitor. Ze schepte diep adem en voelde een steek van pijn. 'Probeer niet te praten,' zei Joan. 'Het zal misschien anders aanvoelen, maar je maakt het goed.' 'Wat is er gebeurd?' fluisterde Cassi met de grootste moeite. 'Je hebt een ongeluk gehad,' zei Joan, terwijl ze een lok van Cassi's voorhoofd wegstreek. 'Zeg maar niets meer.' Alsof ze probeerde zich een droom in haar geheugen terug te roepen, herinnerde ze zich de nachtmerrie-achtige autorit met Thomas. Ze wist dat ze woedend was geworden en het stuur had beetgepakt. Vaag herinnerde ze zich dat hij haar had geslagen en dat ze zich daarna schrap had gezet tegen het dashboard. Maar daarna leek het alsof er een gordijn was dichtgetrokken; ze kon zich verder niets herinneren. 'Waar is Thomas,' zei Cassi. Angstig probeerde ze rechtop te gaan zitten. 'Hij is ook gewond geraakt,' zei Joan. Ze drong erop aan dat Cassi rustig zou blijven liggen. Opeens wist ze dat Thomas dood was. 'Thomas had zijn gordel niet om,' zei Joan. Cassi aarzelde even, voor ze het woord hardop uitsprak. 'Dood?' Joan knikte. Cassi liet haar hoofd opzij rollen. Maar terwijl de tranen haar over de wangen stroomden, kwam de herinnering aan haar laatste gesprek met Thomas boven. Ze dacht aan Robert Seibert, en al die anderen. Ze pakte Joans hand vast en zei: 'Ik dacht dat ik van hem hield, maar Goddank . . .'