CHoofdstuk 11

Met een schok werd Cassandra wakker en keek op naar het glimlachende gezicht van een laborante, die al voor de derde keer 'dokter Cassidy' had geroepen. 'Hemeltje, u slaapt ook vast,' zei ze, toen Cassi's ogen eindelijk open waren. Cassi schudde haar hoofd, zich afvragend waarom ze het gevoel had beneveld te zijn. Toen herinnerde ze zich de tweede slaappil. 'Ik moet u wat bloed afnemen,' zei de laborante verontschuldigend. 'Opdracht van de anesthesist.' 'Ga uw gang,' zei Cassi gelijkmoedig. Ze tilde haar linker arm op en bedacht dat ze zich de eerstvolgende dagen niet zelf insuline zou mogen inspuiten. Een paar minuten later verscheen er een zuster, die geroutineerd een infuusnaald in Cassi's linker arm aanbracht en die aansloot op een fles D5W, aangevuld met tien eenheden insuline. Daarna gaf ze Cassi een paar pillen te slikken ter voorbereiding op de operatie. 'Om u rustig te maken,' zei ze. 'Probeert u zich nu te ontspannen. Ze komen u dadelijk halen.' Omstreeks het moment dat Cassi's bed de kamer uit werd gereden en naar de lift werd geduwd, ervoer ze een vreemd soort afstandelijkheid, bijna alsof het iemand anders overkwam. Bij aankomst in de wachtruimte van de operatie-afdeling was ze zich slechts vaag bewust van de vele pati�nten, verpleegsters en dokters om haar heen. Zelfs Thomas herkende ze niet voor hij zich over haar heenboog en haar kuste, waarna ze hem zei dal hij er idioot uitzag in zijn steriele uitmonstering. Ze meende tenminste dat ze het tegen hem zei. 'Alles komt dik in orde,' zei Thomas, met een geruststellend kneepje in haar hand. 'Ik ben blij dat je tot deze operatie hebt besloten. Het is het beste voor je.' Opeens verscheen dr. Obermeyer aan de linker kant van Cassi's bed. 'Denk erom dat je zorgvuldig omspringt met mijn vrouw!' hoorde ze Thomas nog zeggen. Daarna moest ze in slaap zijn gevallen. Het volgende waarvan ze zich bewust werd, was dat ze door de gang naar de operatiezaal werd gereden. Ze bespeurde geen greintje angst bij zichzelf. 'Ik ga je nu iets geven om je slaperig te maken,' zei de anesthesist, die blijkbaar grappig wilde zijn. Cassi had zich nog nooit zo slaperig gevoeld. 'Ik b�n al slaperig,' prevelde ze, starend naar de druppels in de doseerkamer van de infuusfles boven haar hoofd. Het volgende moment was ze vast in slaap. Het operatieteam werkte snel. Al om 08.05 u. waren haar oogspieren ge�soleerd en met tape omwikkeld. Zodra het immobiliseren van het oog was voltooid, maakte dr. Obermeyer een paar kleine steekwondjes in de harde oogrok, de buitenste witte omhulling van de oogbol, en inserteerde zijn snijdende en zuigende instrumentjes in het oog. Met behulp van een speciale microscoop bekeek hij via hoornvlies en pupil het glasachtig lichaam binnen de oogbol. Omstreeks 08.45 u. begon hij Cassi's netvlies te onderscheiden. En om 09.15 u. had hij de bron van de telkens optredende bloedingen in het oog ontdekt. Het was een uitlopertje van een bloedvat, afkomstig uit de discus opti- cum. Met uiterste zorg cauteriseerde hij het nietige bloedvaatje. Hij voelde zich enorm opgelucht. Niet alleen was de moeilijkheid weggenomen, maar ook was er geen enkele reden om te verwachten dat het probleem zich opnieuw zou voordoen. Cassi mocht zichzelf gelukkig prijzen. Thomas was klaar met zijn enige bypass-operatie van die dag. De twee die voor daarna op het rooster hadden gestaan, had hij laten annuleren. Gelukkig was de operatie redelijk goed verlopen, hoewel het aanbrengen van de hechtingen hem opnieuw moeite hadden gekost. Dit keer was hij echter in staat geweest de operatie te voltooien. Maar zodra Larry Owen aan het sluiten van de operatiewond begon, was Thomas zich gaan omkleden. Normaal wachtte hij altijd totdat Larry de pati�nt naar Recove- ry had vergezeld, maar vanmorgen was hij te nerveus om werkeloos te blijven afwachten. Hij wipte nog even langs bij de opera- liezaal en stak zijn hoofd om de deur om te vragen hoe het ging. 'Uitstekend,' riep Larry hem over zijn schouder toe. 'We zijn bezig met het sluiten van de huid. En de halotheen is al gestopt.' 'Mooi. Ik ben weggeroepen voor een spoedgeval.''We hebben hier alles in de hand, dokter. Ga maar gerust.' Thomas verliet het ziekenhuis, iets dat hij onder werktijd zelden deed, en stapte in zijn Porsche. Toen hij de contactsleutel had omgedraaid en het gebrul van de krachtige motor hoorde, wond hem dat op. Na alle frustraties van het ziekenhuis verschafte het rijden in de Porsche hem een overweldigend besef van vrijheid. Niets op de weg kon hem raken, niets! Thomas doorkruiste de binnenstad van Boston en liet zijn Porsche voor een grote apotheek staan zonder zich iets aan te trekken van het ter plaatse geldende parkeerverbod. Hij was ervan overtuigd dat zijn Aesculaap-sticker hem een bekeuring zou besparen. Hij liep de apotheek binnen en wachtte totdat de apothekersassistente naar hem toekwam. 'Kan ik u helpen?' 'Ja,' zei Thomas. 'Ik heb u gebeld over wat geneesmiddelen.' 'Ah, u bent 't. Ik heb ze al voor u klaargezet,' zei het meisje, een kartonnen doosje omhoog houdend. 'Moet ik er een recept voor uitschrijven?' vroeg Thomas. 'Welnee. U hoeft me alleen maar uw identiteitsbewijsje te laten zien, dokter. Meer niet.' Thomas opende zijn portefeuille. Het meisje wierp vluchtig een blik op zijn identiteitsbewijs, dat de aanduidingen Ph.D. en M.D. vermeldde, en vroeg: 'Meer had u niet nodig?' 'Nee,' zei Thomas, zijn portefeuille opbergend. 'Dergelijke concentraties komen weinig voor,' zei de apothekersassistente. 'Dat geloof ik graag,' zei Thomas. Hij nam het pakje van haar aan en vertrok. Toen Cassandra uit haar narcose ontwaakte kon ze moeilijk bepalen waar het rijk der dromen ophield en de werkelijkheid begon. Ze hoorde stemmen, maar ze leken van heel ver te komen en ook kon ze niet verstaan wat ze zeiden. Na een poosje besefte ze eindelijk dat ze haar naam riepen. Er werd haar gezegd dat ze wakker moest worden. Cassi probeerde haar ogen open te doen maar kwam tot de ontdekking dat dit niet ging. Ze werd bevangen door paniek en probeerde rechtop te gaan zitten, maar werd dadelijk tegenge houden. 'Rustig maar, alles is in orde,' zei een stem naast haar. Maar niet alles was in orde. Cassi kon niets zien! Wat was er gebeurd? Opeens herinnerde ze zich de narcose en het feit dat ze was geopereerd. 'God, ik ben blind!' riep ze uit, proberend haar gezicht aan te raken. Iemand pakte haar handen vast. 'Rustig maar. Uw ogen zijn verbonden.' 'Waarom?' riep Cassi. 'Om uw ogen rust te geven,' zei de stem bedaard. 'Over een dag of wat mag het eraf. Uw operatie is van een leien dakje gegaan. Uw dokter zei dat u zich gelukkig mag prijzen. Hij hoefde alleen maar een bloedvaatje te coaguleren. Maar hij wilde niet dat het weer gaat bloeden en daarom moet u uw ogen stil houden.' Cassi voelde zich wat minder ongerust, maar vond de duisternis om zich heen toch angstaanjagend. 'Geef me dan eventjes de gelegenheid om te kijken,' smeekte Cassi. 'Dat kan ik niet doen, dokter. We mogen uw verband niet aanraken. Maar ik kan wel een sterke lamp op uw ogen richten. Ongetwijfeld zult u dat kunnen zien. Akkoord?' 'Ja,' zei Cassi, blij met iedere geruststelling. Waarom hadden ze haar dit niet voor de operatie gezegd? Ze had het gevoel nergens meer houvast aan te hebben. 'Daar zijn we weer,' zei de stem. Cassi hoorde iets klikken en zag het licht meteen. En nog wel met beide ogen even sterk! 'Ik zie het!' zei ze opgewonden. 'Natuurlijk kunt u het zien,' zei de stem. 'Het gaat uitstekend met u. Hebt u pijn?' 'Niet in het minst,' zei Cassi. Het licht ging uit. 'Ontspant u zich. Als u ons nodig hebt, zijn we dadelijk bij u. U laat ons maar gerust komen.' Terwijl Cassi zich ontspande, luisterde ze naar de verpleegkundigen die rondom hun pati�nten doende waren. Ze begreep dat ze nog op Recovery was en vroeg zich af of Thomas nog even bij haar zou komen kijken. Thomas was vroeg klaar met de pati�nten in zijn wachtkamer. Om tien over twee 's middags had hij nog maar ��n afspraak over, en wel om half drie. Onder het wachten belde hij even naar de operatie-afdeling om te vragen wie er die nacht dienst had. Meteen daarna draaide hij het nummer van de betreffende hartchirurg, dr. Burgess. Thomas legde hem uit dat hij in het ziekenhuis zou overnachten om in de buurt van zijn vrouw te kunnen zijn. Daarom stelde hij hem voor zijn dienst over te nemen; Burgess kon zich revancheren als de Kingsleys met vakantie waren. Thomas zag na dit telefoontje dat hij nog een vol kwartier over had en besloot even aan te wippen bij Cassi. Ze was zojuist teruggebracht naar haar kamer, maar hij kon niet bepalen of ze sliep of wakker was. Ze lag stilletjes in bed en had bolle oogkapjes voor haar ogen die met brede kleefpleisters op hun plaats werden gehouden. Het op haar linker arm aangesloten infuus druppelde heel langzaam. Thomas liep zacht naar het bed. 'Cassi?' fluisterde hij. 'Ben je wakker?' 'Ja,' zei Cassi. 'Ben jij dat, Thomas?' Hij pakte Cassi's hand vast. 'Hoe voel je je, schat?' 'Tamelijk goed, afgezien dan van die dingen voor m'n ogen. Ik wou dat Obermeyer me dat van tevoren had gezegd.' 'Ik heb hem gesproken,' zei Thomas. 'Hij heeft me meteen na de operatie gebeld. Alles was veel beter gegaan dan hij had durven hopen, zei hij. Het ging blijkbaar om ��n klein bloedvaatje. Hij heeft het gecauteriseerd, maar wilde toch geen enkel risico nemen. Hij had zelf geen rekening gehouden met de noodzaak die dingen te gebruiken.' 'Dat maakt 't er ook niet gemakkelijker op voor me,' zei Cassi. 'Dat kan ik me voorstellen,' antwoordde hij warm. Hij bleef een minuut of tien bij haar en zei toen dat hij terug moest naar z'n spreekkamer. Hij kneep even in haar hand, zei dat ze zoveel mogelijk moest zien te slapen en vertrok. Tot haar eigen verbazing ontwaakte ze pas aan het eind van de middag. 'Cassi?' hoorde ze iemand zeggen. Ze kwam met een ruk overeind, geschrokken van het geluid van die onverwachte stem, zo dichtbij. 'Ik ben 't, Joan. Het spijt me als ik je wakker heb gemaakt.' 'Geeft niet, Joan. Ik had je alleen niet binnen horen komen.' 'Ik hoor dat je operatie goed verlopen is?' zei Joan, terwijl ze een stoel bijtrok. 'Dat hebben ze mij ook gezegd,' bevestigde Cassi. 'Maar ik zal me een stuk beter voelen als deze dingen eraf mogen.' 'Cassi,' zei Joan, 'ik heb nogal schokkend nieuws voor je. Ik heb me de hele middag lopen afvragen of ik 't je moest vertellen of niet.' 'Wat is het?' vroeg Cassi angstig. Haar eerste gedachte was dat een van haar pati�nten de hand aan zichzelf had geslagen. Zelfmoord was een bron van voortdurende bezorgdheid op Clarkson Two. 'Het is heel beroerd nieuws, vrees ik.' 'Dat had ik al gehoord aan de klank van je stem, Joan.' 'Denk je ertegen opgewassen te zijn? Of moet ik wachten?' 'Nee, nu moet je 't me vertellen. Als je het niet doet, zou ik me suf piekeren.' 'Het heeft betrekking op Robert Seibert.' Joan wachtte even. Ze kon wel raden welke uitwerking dit nieuws op haar vriendin zou hebben. 'Wat is er met Robert,' zei Cassi meteen. 'Verdomme, Joan, laat me niet in het onzekere.' Ergens in haar achterhoofd wist ze wat Joan zou gaan zeggen. 'Robert is vannacht overleden,' zei Joan. Ze stak haar hand uit en pakte die van Cassi vast. Cassi bleef roerloos liggen. Er verstreken vijf minuten; tien minuten. Joan verloor ieder besef van tijd. Het enige dat haar bewees dat Cassi leefde was haar oppervlakkige ademhaling en de kracht waarmee ze Joans hand omklemde, alsof die haar laatste strohalm was. Joan wist niet wat ze moest zeggen. 'Cassi, gaat 't?' fluisterde ze tenslotte. Voor Cassi leek dit nieuws een vernietigende klap. Natuurlijk maakte iedereen die in het ziekenhuis werd opgenomen zich zorgen, maar met even weinig ernst als waarmee je verwacht de hoofdprijs te winnen in een staatsloterij. Er was altijd een kansje, maar zo oneindig klein dat het niet de moeite waard was er bij stil te staan. 'Cassi, gaat 't?' herhaalde Joan. Zuchtend zei Cassi: 'Zeg me wat er is gebeurd.' 'Ze konden niets met zekerheid zeggen,' zei Joan, blij dat Cassi eindelijk iets had gezegd. 'De bijzonderheden ken ik niet. Kennelijk is hij in zijn slaap overleden. De verpleegsters zeiden me dat bij de autopsie is gebleken dat zijn hartreuma erger was dan iedereen had verwacht. Ik veronderstel dat hij een hartaanval heeft gekregen, maar ik weet het niet met zekerheid.' 'O, God,' zei Cassi, vechtend tegen haar tranen. 'Het spijt me dat ik je zulk slecht nieuws moet komen brengen,' zei Joan. 'Ik had alleen het gevoel dat ik het beslist had willen weten, als ik hier had gelegen.' 'Robert was zo'n fijne vent,' zei Cassi. 'En een geweldige vriend.' Het nieuws was zo overweldigend dat Cassi plotseling het gevoel had dat ieder spoortje emotie uit haar was weggevloeid. 'Kan ik iets voor je halen?' vroeg Joan hulpvaardig. 'Nee, dank je, Joan.' De stilte die nu volgde, gaf Joan plotseling een sterk gevoel van onbehagen. 'Weetje zeker dat het gaat?' vroeg Joan. 'Best, Joan.' 'Wil je misschien over je gevoelens praten?' vroeg ze. 'Nu niet,' zei Cassi. 'Ik heb helemaal geen gevoelens, geloof ik.' Joan wist intu�tief dat Cassi zich in zichzelf had teruggetrokken. Ze vroeg zich nu af of ze er wel goed aan had gedaan Cassi in te lichten, maar het was nu eenmaal gebeurd. Ze bleef nog een poos zo zitten, met Cassi's hand in de hare. Toen ze vertrok draaide ze zich bij de deur om en wenste Cassi goeienacht. Op de terugweg ging ze even langs bij de hoofdzuster. Ze legde haar uit dat ze als vriendin bij Cassi op bezoek was geweest, niet in haar hoedanigheid van psychiater. Maar ze vond toch dat ze er even op moest wijzen dat Cassi bijzonder in de put zat omdat een goeie kennis vannacht was gestorven. Misschien konden de zusters wat extra aandacht aan haar besteden en haar scherp in het oog houden? Cassi zelf bleef nog lange tijd roerloos liggen. Ze had niet geprotesteerd toen Joan vertrok, maar nu voelde ze zich erg eenzaam. De dood van Robert had al haar oude angsten voor in de steek gelaten worden wakker geschud. Ze herinnerde zich als de dag van gisteren, hoe vaak ze als kind bang was geweest voor de mogelijkheid dat haar moeder haar terug zou sturen naar het ziekenhuis om haar te ruilen voor een gezond kind. In paniek tastte Cassi naar de alarmknop. Ze hoopte dat er vlug iemand zou komen om haar te helpen. 'Wat is er, dokter Cassidy,' vroeg de verpleegster die enkele minuten later haar kamer binnenkwam. 'Ik ben bang,' zei Cassi. 'Die oogdoppen bezorgen me panische angst. Ik wil dat ze eraf gaan.' 'Als dokter moet u toch weten dat we dat niet kunnen doen. Het is tegen de regels. Maar ik zal u zeggen wat ik ga doen,' zei de verpleegster. 'Ik bel uw dokter even op. Wat vindt u daarvan?' 'Het kan me niet schelen wat u doet,' zei Cassi. 'Ik wil alleen geen oogdoppen.' De verpleegster verdween en opnieuw was Cassi overgeleverd aan inktzwarte duisternis. De minuten kropen voorbij. Toen ze zichzelf toestond te luisteren hoorde ze op de gang geruststellende geluiden van komende en gaande mensen. Eindelijk kwam de verpleegster terug. 'Ik heb met dokter Obermeyer gesproken,' zei ze opgewekt. 'Hij zei me dat ik u moest zeggen dat hij dadelijk even bij u komt kijken. Ook heeft-ie me gezegd dat uw operatie fantastisch is verlopen, maar dat het van het grootste belang is dat u rust neemt. Hij heeft een kalmerend middel voorgeschreven, dus als u even op uw zij wilt gaan liggen, dan zal ik . . .' 'Ik wil geen kalmerend middel! Ik wil dat die dingen eraf gaan!' 'Alstublieft, dokter,' zei de verpleegster dringend. Ze sloeg de lakens terug. Even weifelde Cassi tussen verzet en medewerking. Toen rolde ze zich met tegenzin op haar zij en liet zich injecteren. 'Zo,' zei de verpleegster. 'Nu zult u zich wel wat rustiger gaan voelen.' 'Wat was het precies?' vroeg Cassi. 'Die vraag moet u aan uw dokter stellen. Gaat u voorlopig maar lekker op uw rug liggen genieten van uw ziekbed. Moet ik de televisie voor u aanzetten?' Zonder op antwoord te wachten schakelde ze het toestelletje in en verdween.Cassi vond dat er een geruststellende werking uitging van de stem van de nieuwslezer. Al spoedig liet de invloed van het middel zich gelden, zodat Cassi weg doezelde. Ze werd nog even wakker toen dr. Obermeyer zelf een kijkje bij haar kwam nemen, mede om haar persoonlijk te zeggen dat haar operatie voortreffelijk was verlopen. Hij zei te verwachten dat het gezichtsvermogen in haar linker oog ongeveer normaal zou zijn, als het verband er eenmaal af was, maar maakte haar tegelijkertijd duidelijk dat de eerste paar dagen van kardinaal belang waren' en dat ze daarom proberen moest geduldig te zijn. Hij had, zo zei hij, opdracht gegeven om haar zo nodig een nieuwe injectie te geven en gaf haar de raad er zelf om te vragen als ze zich angstig voelde. Cassi voelde zich daarna wat prettiger en viel weer in slaap. Toen ze uren later wakker werd, hoorde ze fluisterende stemmen in haar kamer. Ze luisterde goed en herkende er een van. 'Thomas?' vroeg ze. 'Ik ben er, liefje,' zei hij dadelijk. 'Ik ben bang,' zei ze gesmoord. Ze schrok toen ze merkte dat er tranen onder het verband door omlaag biggelden. 'Cassi, waarom huil je?' 'Ik weet 't niet,' zei ze, hoewel ze zich herinnerde dat Robert dood was en dat ze daarom huilde. Ze probeerde het hem te zeggen, maar begon zo hevig te snikken dat ze geen woord kon uitbrengen. 'Probeer je te beheersen, Cassi. Het is belangrijk voor je oog.' 'Ik voel me zo alleen, Thomas.' 'Onzin. Ik ben bij je. Je bent omringd door een hele schare verpleegsters. Je ligt in het beste ziekenhuis van de wereld. Probeer je nu maar te ontspannen.' 'Dat kan ik niet,' zei Cassi. 'Volgens mij kun je nog best een spuitje gebruiken,' zei Thomas. Ze hoorde hem overleggen met de andere persoon in het vertrek. 'Ik wil geen tweede spuitje,' zei ze. 'Maar ik ben de dokter, en jij de pati�nt,' zei Thomas. Later was Cassi blij dat hij had doorgezet. Ze voelde zich wegglijden in koesterende slaap terwijl Thomas zacht tegen haar praatte. Thomas drukte op de knop. Toen de verpleegster verscheen stond hij op van de rand van het bed. 'Ik zou graag zien dat u haar vanavond twee slaappillen geeft, zuster. Ze liep gisteren door de gang te zwerven omdat ze er maar een had gehad, en het laatste dat we willen is dat ze dat vanavond weer doet.' totdat hij ervan overtuigd was dat zijn vrouw sliep. Na een paar minuten zakte haar mond open en begon ze licht te snurken, een geluid dat heel onkarakteristiek voor haar was en diep uit haar keel leek te komen. Thomas liep naar de deur, aarzelde en wandelde toen terug naar het bureau. Hij trok de onderste lade open. Zoals hij al had verwacht waren de computerstaten door niemand aangeroerd. Onder deze omstandigheden wilde hij niet dat Cassi zich erin ging verdiepen zodra haar oogverband verwijderd was. Vlug nam hij het stapeltje papier uit de la en nam het onder zijn arm. Met een laatste blik op Cassi wandelde hij de kamer uit en liep naar de verpleegstersbalie. Hij vroeg naar de hoofdzuster, zuster Bright. 'Ik ben bang dat mijn vrouw niet al te goed opgewassen is tegen de stress,' zei hij verontschuldigend. Zuster Bright toonde hem een begrijpende glimlach. Ze kende hem uit hoofde van haar beroep heel goed. En het verraste haar hem te horen toegeven dat iemand behept kon zijn met een menselijke zwakheid. Voor het eerst sinds ze hem kende, had ze met hem te doen. Blijkbaar was het feit dat zijn vrouw in het ziekenhuis lag ook voor hem een belasting. 'We zullen goed voor haar zorgen, dokter,' zei ze. 'Ik ben natuurlijk haar dokter niet en ik wil me nergens mee bemoeien,' zei hij, 'maar ik ben van mening, en dat heb ik tegen die andere zusters ook al gezegd, dat het om psychologische redenen beter is dat ze voorlopig in slaap wordt gehouden.' 'Ik zal zorgen dat ze op tijd een spuitje krijgt,' beloofde zuster Bright. 'Maakt u zich maar geen zorgen.' Cassi kon zich niet herinneren dat ze had gegeten, hoewel de verpleegster die haar de slaappillen kwam brengen haar verzekerde dat ze dat wel degelijk had gedaan. 'Ik herinner me er niets van,' zei Cassi. 'Dat is niet bepaald vleiend voor de ziekenhuiskeuken,' zei de zuster. 'En voor mezelf is het ook al geen reclame. Ik heb u gevoerd.' 'Hoe staat het met m'n bloedsuikerspiegel?' vroeg Cassi.'Die is heel netjes gebleven. We hebben u na het eten een beetje extra insuline gegeven, maar voor de rest krijgt u hiermee alles wat u nodig hebt.' Ze tikte met haar knokkel tegen de infuusfles, zodat Cassi kon horen wat ze bedoelde. 'En hier zijn uw slaappillen.' Gehoorzaam stak Cassi haar rechter hand uit en voelde dat de zuster er twee pilletjes in liet glijden. Ze stak ze in haar mond. Ze stak opnieuw haar hand uit en voelde meteen het glas water. 'Hebt u nog behoefte aan een sedatief, denkt u?' 'Dat geloof ik niet,' zei Cassi. 'Ik heb het gevoel dat ik de hele dag heb liggen slapen.' 'Ja. En dat is heel goed voor u. Uw nachtkastje staat hier.' Ze nam Cassi het glas uit handen en leidde toen haar hand over de rand van het bed om haar te laten voelen waar ze het glas, de kan water, de telefoon en de alarmknop kon vinden. 'Is er verder nog iets?' vroeg de verpleegster. 'Hebt u pijn?' 'Nee, niets,' zei Cassi. Het verbaasde haar dat ze zo weinig hinder ondervond van de operatie. 'Moet ik de televisie uitdoen?' 'Nee,' zei Cassi. Ze vond het geluid prettig. 'Goed dan. Maar als u zich mocht bedenken is hier de schakelaar.' De zuster leidde Cassi's hand naar de knop opzij van het bed. 'Slaap lekker; en als u iets wilt, belt u maar gerust.' Na het vertrek van de verpleegster ori�nteerde Cassi zich op eigen houtje verder. Ze stak haar hand uit en vond het nachtkastje. De zuster had het een eindje van de muur gezet om het gemakkelijker bereikbaar voor haar te maken. Met enige moeite trok ze de lade uit en tastte naar haar horloge. Het was een geschenk van Thomas en ze vroeg zich af of ze het niet beter in de kluis van het ziekenhuis had kunnen laten opbergen. Ze kon het niet dadelijk vinden. Haar hand vond wel haar eigen ampullen met insuline en een handvol spuitjes. Het horloge lag eronder. Vermoedelijk lag het er zo veilig genoeg. Ze trok haar hand terug onder de lakens. Terwijl de slaappillen hun werk begonnen te doen besefte ze opeens waarom sommige mensen in de verleiding kwamen dergelijke middelen te misbruiken. Ze drongen de werkelijkheid naar de achtergrond. Problemen waren er wel, maar op afstand. Ze kon bijvoorbeeld aan Robert denken zonder het verdriet dat zijn verlies in haar had gewekt. Ze herinnerde zich hoe vredig hij de vorige avond had liggen slapen en hoopte dat zijn dood even vredig was geweest. Plotseling krabbelde Cassi uit het diepe dal van de slaap terug naar boven. Met een schok had ze zich gerealiseerd dat zij een van de laatste mensen was geweest die Robert in leven hadden gezien. Ze begon zich af te vragen hoe laat hij was gestorven. Was ze er maar geweest op dat moment, dan had ze misschien iets voor hem kunnen doen. Ongetwijfeld had Thomas hem kunnen redden. Cassi staarde naar de duisternis binnen haar oogleden. Langzaam haalde ze zich weer voor de geest hoe Thomas de ziekenkamer van Robert binnen was gekomen. Ze herinnerde zich hoe hevig ze was geschrokken toen ze hem zag. Hij had gezegd dat hij, toen hij haar niet op haar kamer had aangetroffen, dadelijk had verondersteld dat ze op bezoek was bij Robert. Op dat moment had dat haar bevredigend genoeg in de oren geklonken, maar nu vroeg Cassi zich af waarom Thomas haar eigenlijk in het holst van de nacht had willen bezoeken. Ze probeerde te bedenken welke resultaten de autopsie van Roberts lichaam opgeleverd zou kunnen hebben en of er een duidelijke doodsoorzaak was aangetroffen. Eigenlijk wilde ze niet over dit soort dingen nadenken, maar ze betrapte zich erop dat ze zich zorgen maakte over de vraag of Robert op het moment van overlijden cyanotisch was geweest of misschien onder hevige spasmodische spiersamentrekkingen was gestorven. En meteen toen ze aan die mogelijkheid dacht begon ze zich af te vragen of Robert misschien het zoveelste geval uit zijn eigen studie vertegenwoordigde ... In dat geval zou hij nummer twintig zijn geweest! Stel dat Thomas de laatste was geweest die Robert in leven had gezien? Stel dat Thomas nadat hij haar had verlaten was teruggegaan naar Roberts kamer? Stel dat die plotselinge ommekeer in zijn gedrag niet zo onschuldig was als het leek? Cassi begon te beven. Ze wist dat ze last had van paranoia en hoe gemakkelijk het was in de werkelijkheid bevestigingen te vinden voor waandenkbeelden. Cassi wist dat ze bloot had gestaan aan grote stress en een enorme hoeveelheid medicamenten in haar lijf had, zoals die twee slaappillen van zo�ven die nu al haar denkvermogen begonnen te ondermijnen.Toch wilde haar brein deze afschuwelijke gedachten niet loslaten. Onwillekeurig gaf ze zich rekenschap van het feit dat het eerste PDNC-geval zich gedurende Thomas' co-assistent- schap had voorgedaan. En nu begon ze zich af te vragen of de overige sterfgevallen soms samenvielen met de nachten die haar echtgenoot in het ziekenhuis had doorgebracht. Opeens werd ze zich scherp bewust van haar toestand van volslagen afhankelijkheid en hulpeloosheid. Ze lag moederziel alleen in een ziekenkamer: zwaar onder invloed van een sedatief, geblinddoekt en aangesloten op een infuus. Ze kon zelfs op geen enkele manier bepalen of er iemand in haar kamer kwam. Ze kon zich op geen enkele manier verdedigen! Cassi wilde om hulp roepen maar de angst verlamde haar. Ze rolde zich op tot een bal. Er verstreken seconden, seconden die zich aaneenregen tot minuten. Eindelijk herinnerde Cassi zich de alarmknop. Heel langzaam stak ze haar hand ernaar uit, half verwachtend dat haar vingers op een anonieme vijand zouden stuiten. Zodra ze de kunststoffen handgreep had gevonden drukte ze de knop in en bleef drukken. Er kwam niemand. Het leek alsof ze al een eeuwigheid had gewacht. Haar duim liet de knop omhoogkomen en drukte hem verscheidene keren achtereen opnieuw in, terwijl ze de hemel smeekte om de zuster zo vlug mogelijk te laten komen. Ze verwachtte ieder moment dat er iets verschrikkelijks zou gaan gebeuren. Wat wist ze niet; het moest iets verschrikkelijks zijn. 'Wat is er?' vroeg de verpleegster kortaf, Cassi's hand wegtrekkend van de alarmknop. 'U hoeft maar ��n keer te bellen, dan komen we zo gauw mogelijk. U moet niet vergeten dat er nog veel meer pati�nten op deze afdeling liggen. En de meesten zijn veel zieker dan u.' 'Ik wil naar een andere kamer,' zei Cassi. 'Ik wil terug naar een tweepersoonskamer.' 'Dokter Cassidy,' zei de zuster ge�rriteerd, 'weet u wel hoe laat het is?' 'Ik wil niet alleen liggen!' schreeuwde Cassi. 'Goed, goed, rustig nou maar. Zodra ik klaar ben met het klaarmaken van de medicijnen voor morgen zal ik zien wat ik voor u kan doen.' 'Ik wil dokter Obermeyer spreken.' 'Op dit uur?' 'Kan me niet schelen. Ik wil dokter Obermeyer spreken.' 'Mij best. Ik zal hem bellen, mits u me belooft rustig te blijven liggen.' Cassi liet toe dat de verpleegster haar benen op het bed tilde, zodat ze weer op haar rug kwam te liggen. 'Zo, dat is beter dan op de rand van het bed zitten,' zei de zuster. 'Houdt u zich nu verder rustig, dan zal ik dokter Obermeyer bellen.' Tegen de tijd dat de verpleegster haar kamer verliet, was Cassi's panische angst wat minder geworden. Ze was zich ervan bewust dat ze zich irrationeel gedroeg. In feite gedroeg ze zich minder rationeel dan haar eigen pati�nten. De gedachte aan Clarkson Two herinnerde haar aan Joan. Joan was de enige die het zou begrijpen en die niet boos zou worden als ze haar wekte. Cassi's hand tastte naar het telefoontoestel op het nachtkastje en tilde het op haar maag. Ze klemde de hoorn tussen haar schouder en het kussen en kreeg de ziekenhuiscentrale te pakken. Nadat Cassi had uitgelegd wie ze was, belde de telefoniste dr. Joan Widiker voor haar. Het duurde een hele poos en Cassi werd al bang dat Joan uit was, maar op dat moment kreeg ze Joan toch aan de lijn. 'De hemel zij dank,' zei Cassi. 'Wat ben ik blij dat je thuis bent.' 'Wat is er aan de hand, Cassi?' 'Ik ben doodsbang, Joan.' 'Waarvoor?' Cassi zweeg even. Nu ze Joan aan de lijn had, realiseerde ze zich pas goed hoe dwaas haar angst was. Thomas was de meest vooraanstaande hartchirurg van Boston. 'Heeft 't soms iets te maken met Robert?' vroeg Joan. 'Deels wel,' erkende Cassi. 'Cassi, luister naar me,' zei Joan. 'Het is alleen maar logisch dat je van streek bent. Je beste vriend is zojuist overleden en je hebt zelf een operatie ondergaan. Bovendien zijn je ogen verbonden. Je moet je niet laten meeslepen door je fantasie. Vraag de zuster om een slaappil.' 'Ik heb al veel te veel van die rommel geslikt,' zei Cassi. 'Je hebt ofwel te weinig gekregen, of de verkeerde soort. Probeer nou niet de heldin uit te hangen. Wil je dat ik dokter Obermeyer voor je bel?' 'Nee.''Is er dan iets anders dat ik voor je kan doen?' 'Joan, kun je me zeggen of Roberts gezicht blauw aangelopen was toen ze hem vonden, of dat er iets werd ontdekt dat erop wees dat hij een soort epilepsie-aanval had gehad toen hij stierf?' 'Cassi, ik zou 't niet weten! En dit is niet het soort dingen waarover jij je nu het hoofd moet breken. Hij is dood. Aan het verwerken van dat feit heb je al een hele kluif.' 'Ik geloof dat je gelijk hebt,' zei Cassi. 'Een momentje, Joan. Er is hier iemand.' 'Ik ben 't, zuster Randall,' zei de verpleegster. 'Dokter Obermeyer probeert u te bellen.' Cassi bedankte Joan en legde de hoorn op de haak. Vrijwel onmiddellijk begon het toestel zacht te rinkelen. 'Cassi,' zei dokter Obermeyer, 'ik kreeg zo�ven een telefoontje van de hoofdzuster. Je scheen nogal van streek te zijn. Ik weet niet hoe ik je ervan moet overtuigen dat alles uitstekend is met je. Je operatie is voortreffelijk verlopen. Ik had eigenlijk het gebruikelijke ziektebeeld van de suikerpati�nt met oogklachten verwacht, maar daarvan was niets te zien. Je zou je opgelucht moeten voelen.' 'Ik denk dat het door die oogdoppen komt,' zei Cassi. 'Ik ben vreselijk bang om alleen te zijn. Ik zou dolgraag overgeplaatst willen worden naar een tweepersoonskamer. Nu.' 'Dat lijkt me wat teveel gevergd van de verpleegkundige staf, Cassi. Misschien kunnen we er morgen aandacht aan besteden. Voorlopig lijkt het me belangrijker dat je je ontspant. Ik heb de hoofdzuster gezegd je nog een spuitje te geven om je rustig te maken.' 'De zuster is momenteel hier,' zei Cassi. 'Mooi. Laat je dat spuitje geven en ga slapen. Ik had dit eigenlijk moeten verwachten. Dokters en de echtgenotes van dokters zijn altijd de ergste pati�nten. En jij bent niet alleen dokter, Cassi, maar ook nog de vrouw van een dokter!' Cassi liet zich gedwee opnieuw een spuitje geven. Ze voelde nog hoe zuster Randall haar een laatste schouderklopje gaf en vertrok. Cassi was weer alleen, maar dat deed er niet meer toe. De door middel van een spuitje afgedwongen slaap had het karakter van een geruisloze sneeuwlawine. Cassi ontwaakte met een schok uit een heftige droom vol krankzinnige geluiden en verblindende kleuren. Ondanks alle medicamenten herinnerde een vage, kloppende pijn in haar linker oog haar er ogenblikkelijk aan dat ze zich in het ziekenhuis bevond. Even lag ze roerloos en spande ze zich in om ook maar het geringste geluid op te vangen. Achter de oogdoppen bleven er verbijsterende kleuren voor haar ogen dansen, een verschijnsel dat vermoedelijk een gevolg was van het drukkende verband. Cassi hoorde helemaal niets, afgezien van de gedempte, verre geluiden die eigen waren aan een slapend ziekenhuis. Toen meende ze iets te voelen. Ze wachtte en voelde het opnieuw. Het was het plastic slangetje van haar infuus. Haar hartslag werd sneller. Had ze het zich verbeeld? 'Wie is daar?' riep Cassi. Plotseling had ze de moed gevonden iets te zeggen. Er kwam geen reactie. Ze tilde haar rechter hand op en maakte een zwaaibeweging langs de linker kant van het bed. Niemand. Daarna tastte ze naar de kleefpleister waarmee de infuusnaald in haar arm op z'n plaats werd gehouden. Vlug tastte ze het slangetje af naar boven en trok er voorzichtig aan. De gewaarwording was precies gelijk aan dat wat ze zo�ven twee keer had gevoeld. Iemand had in de duisternis haar infuusslangetje aangeraakt! Ze probeerde haar snel toenemende angst te beheersen en tastte naar de alarmknop op het nachtkastje. Niet te vinden. Ze stuitte op de waterkan, het telefoontoestel en het glas, maar dat was alles. Ze liet haar hand een groter gebied aftasten, sneller nu, terwijl haar gevoel van isolement en kwetsbaarheid toenam. Geen alarmknop. Het ding was verdwenen! Cassandra merkte dat de kracht van haar eigen verbeelding haar verlamde. Er was iemand in de kamer, ze kon een tegenwoordigheid bespeuren. Toen rook ze een geur die haar bekend voorkwam. Scheerwater. Yves St. Laurent . . . 'Thomas?' riep Cassi uit. Ze werkte zich overeind en herhaalde, steunend op haar elleboog: 'Thomas?' Er werd niet gereageerd.Opeens begon Cassi hevig te transpireren. Binnen enkele seconden was haar hele lichaam overdekt met zweet. Haar hart, dat toch al sneller had geklopt dan normaal, begon nu te bonzen. Onmiddellijk wist Cassi wat er met haar aan de hand was. Het was haar al eerder overkomen, maar nooit met deze vernietigende snelheid. Ze had een insulinereactie! Wanhopig graaide ze naar de kleefpleisters die de oogdoppen op hun plaats hielden. Haar vingers konden de randen van de kleefpleister niet loskrijgen. Ook haar linker hand, die vanwege het infuus ge�mmobiliseerd was geweest, rukte nu aan de pleisters. Cassi probeerde te schreeuwen, maar haar stem had geen kracht. Het bed begon rond te draaien en ze gooide zich op haar zij, waarbij ze werd gestuit door de bedstang. Met woeste maaibe- wegingen van haar armen probeerde ze opnieuw de alarmknop te vinden. Ze bereikte er alleen mee dat het telefoontoestel, de waterkan en het glas met luid geraas op de vloer belandden. Cassi hoorde er echter niets van. Haar lichaam verkeerde al in de onbarmhartige greep van een volwassen epilepsie-attaque. Zuster Ca rol Aronson was in de voorraadkamer voor geneesmiddelen bezig met het klaarzetten van een antibioticum toen ze in de verte glasgerinkel hoorde. Ze aarzelde een ogenblik en stak toen haar hoofd om de deurpost van de dossierkamer. Ze keek haar collegaatje, Lenore, vragend aan. Samen gingen de beide nachtzusters op onderzoek uit. Ze hadden allebei het verontrustende gevoel dat er iemand uit z'n bed was gerold. Ze waren nog maar enkele meters de gang in gelopen toen ze het gerammel van Cassi's zijstangen hoorden. Ze stormden de kamer binnen. Cassi's lichaam schokte nog steeds hevig en haar armen omklemden de bedstangen, waardoor ze luid rammelden. Carol Aronson wist dat Cassi suikerpati�nte was en begreep ogenblikkelijk wat er aan de hand was. 'Lenore! Laat hulp komen en breng me meteen een ampul glucose vijftig procent, een spuit van vijftig cc en een nieuwe fles D5W.' De verpleegster rende dadelijk de gang op. Intussen had Carol kans gezien Cassi's armen onder de zijstangen vandaan te trekken, waarna ze pogingen in het werk stelde om een tongbeschermer tussen Cassi's opeengeklemde tanden te wrikken, maar dat was onbegonnen werk. In plaats daarvan draaide ze het snel druppelende infuus dicht en wijdde zich aan de taak te voorkomen dat Cassi's hoofd voortdurend tegen het hoofdschot van het bed sloeg. Na Lenore's terugkomst verwisselde Carol dadelijk de infuus- fles boven Cassi's hoofd voor de fles zuivere D5W. De oude fles zette ze apart, wel wetend dat de dokter het insulinegehalte zou willen onderzoeken. Nu draaide ze het doseerkraantje helemaal open, om vervolgens de glucose uit de ampul over te brengen in de grote injectiespuit van vijftig cc. Maar toen ze dat had gedaan weifelde ze of ze hem wel of niet zou gebruiken. Formeel hoorde ze te wachten op de komst van de behandelend geneesheer, maar Carol had vaak genoeg crisissituaties meegemaakt om te weten dat in dit soort omstandigheden glucose zou zijn geprobeerd en dat het toedienen ervan in geen geval kon schaden. Ze besloot het te doen. Alleen al de mate waarin Cassi transpireerde, vormde een duidelijke indicatie voor een heftige insulinereactie. Carol stak de naald in de daartoe bestemde aansluiting van het infuus en drukte de plunjer omlaag. Nog voor ze de laatste cc's had ge�njecteerd, trad er een opmerkelijke reactie op. De spiercontracties van Cassi's lichaam hielden op en ze scheen weer tot bewustzijn te komen. Haar lippen weken uiteen en het leek alsof ze iets wilde zeggen. De verbetering was echter van korte duur. Ze raakte weer bewusteloos, en hoewel de krampaanvallen uitbleven, traden er toch samentrekkingen op in sommige spieren. Zodra het eerste - hulp-team was gearriveerd legde Carol uit wat ze tot nu toe had gedaan. De eerste assistent onderzocht Cassi en begon instructies uit te delen. 'Bloedmonsters nemen en laten analyseren op elektrolyten, met inbegrip van calcium, bloedgassen en bloedsuikerspiegel,' zei hij tot een assistent. 'En jij maakt meteen een ECG,' beval hij de medisch student die deel uitmaakte van het team. 'En zuster Aronson, wat denkt u van een tweede ampul glucose?' Intussen begon zuster Lenore de rommel op te ruimen. Ze zette het telefoontoestel terug op het nachtkastje en schoof met haar voet de scherven van de kapotgevallen waterkan in een hoek. Ze zag dat de lade van het nachtkastje door Cassi's wilde bewegingen uit was geschoven en wilde hem dichtduwen. Op dat moment ontdekte ze verscheidene lege insuline-ampullen. Geschrokken overhandigde ze die aan Carol, die ze aan de eerste assistent liet zien. 'Grote genade,' zei hij. 'Je gaat me toch niet vertellen dat ze zichzelf geblinddoekt insuline moest toedienen?' 'Natuurlijk niet,' zei Carol. 'Ze had insuline in haar infuus en de hoeveelheid ervan werd bijgesteld al naar gelang het suikergehalte van haar urine.' 'Maar waarom heeft ze zichzelf dan insuline gegeven?' wilde hij weten. 'Geen idee,' gaf Carol toe. 'Misschien was ze door al die sedativa in de war en heeft ze zichzelf uit macht der gewoonte ingespoten. Verdorie, ik zou het anders ook niet weten.' 'Zou ze daartoe ook geblinddoekt in staat zijn geweest?' 'Zonder twijfel. Vergeet niet dat ze zichzelf al twintig jaar lang twee keer daags heeft ingespoten. Ze zou onmogelijk de juiste dosis hebben kunnen bepalen, maar in ieder geval kon ze zichzelf inspuiten. Er is trouwens nog een andere mogelijkheid.' 'En die is?' 'Dat ze het misschien opzettelijk heeft gedaan. Volgens de dagploeg was ze behoorlijk gedeprimeerd, en ook haar man schijnt te hebben gezegd dat ze zich eigenaardig gedroeg. Ik neem aan dat je weet wie haar man is?' De eerste assistent knikte. De gedachte dat het een poging tot zelfdoding kon betreffen, stond hem helemaal niet aan. Hij had een enorme hekel aan gevallen waarin de psyche leek te zijn ontspoord, vooral om drie uur 's nachts. Carol overhandigde hem de tweede injectiespuit met glucose die ze had gereedgemaakt. Hij aarzelde geen moment en injecteerde de vijftigpro- centsoplossing meteen. Evenals de eerste keer trad er dadelijk een verbetering in Cassi's toestand in, maar al na enkele minuten verloor ze opnieuw het bewustzijn. 'Wie behandelt haar?' vroeg de eerste assistent, terwijl hij de derde spuit met glucose van Carol aannam. 'Dokter Obermeyer van Oogheelkunde.' 'Laat iemand hem bellen,' zei de eerste assistent. 'Dit is geen akkefietje voor mij. Ik ben maar een eenvoudig staflid.' De telefoon rinkelde en rinkelde voordat Thomas versuft zijn hand naar de hoorn uitstak. Hij had twee Percodans genomen alvorens in zijn spreekkamer te gaan liggen rusten. Nu kostte het hem de grootste moeite zijn aandacht tot de telefoon te bepalen. 'U bent ook moeilijk wakker te krijgen,' zei de opgewekte telefoniste. 'Dokter Obermeyer heeft geprobeerd u te bellen. Hij wilde onmiddellijk doorverbonden worden, maar ik heb hem uitgelegd dat u duidelijke instructies had gegeven. Wilt u zijn nummer?' 'Ja!', zei Thomas, op zijn bureau zoekend naar een pen. De telefoniste noemde hem het nummer. Meteen daarna begon hij het te draaien, maar halverwege hield hij ermee op. Toen hij zag hoe laat het was begon hij zich zorgen te maken. Vermoedelijk ging het om Cassi. Hij liep naar de kleine wasruimte, maakte zijn gezicht nat en probeerde tot zijn positieven te komen. Desondanks moest hij een poosje wachten om de door de Perco- dan veroorzaakte nevel te laten optrekken voor hij het nummer kon draaien. 'Thomas, er is vannacht een complicatie opgetreden,' zei dr. Obermeyer. 'Een complicatie?' vroeg Thomas bezorgd. 'Ja,' zei Obermeyer. 'Iets dat we niet hadden verwacht. Cassi heeft zichzelf een overdosis insuline toegediend.' 'Hoe is het met haar?' vroeg Thomas. 'Het schijnt dat ze er alweer bovenop is.' Thomas was met stomheid geslagen. 'Ik weet dat dit een schok voor je moet zijn,' hoorde hij Obermeyer zeggen. 'Maar je kunt gerust zijn. Haar internist, Mclnery, is erbij, en hij zegt dat Cassi er geen nadelige gevolgen van zal ondervinden, dank zij het snelle optreden van de nachtzuster. We hebben haar overgebracht naar Intensive Care, bij wijze van voorzorgsmaatregel.' 'Goddank,' zei Thomas. Het duizelde hem. 'Ik kom meteen.' Zodra hij het ziekenhuisgebouw had bereikt, haastte hij zich naar Intensive Care. Cassi scheen heel rustig te slapen. Hij zag dat de oogdop die voor haar rechter oog had gezeten eraf was. 'Ze slaapt nu, maar ze kan wakker worden,' zei een stem naast hem.Thomas keek dr. Obermeyer aan. 'Wil je haar spreken?' vroeg' hij, zijn hand uitstekend naar Cassi's schouder. Thomas greep zijn arm vast om hem ervan te weerhouden. 'Nee, dank je. Laat haar maar slapen.' 'Ik wist dat ze van streek was, vanavond,' zei Obermeyer met spijt in zijn stem. 'Ik heb haar een sedatief laten geven. Dit had ik nooit verwacht.' 'Ze deed paniekerig toen ik haar sprak,' beaamde Thomas. 'Gisternacht is een goeie kennis van haar overleden en ze was erg van streek geraakt. Ik had het haar nog niet willen vertellen, maar een van de assistent-psychiaters van Clarkson Two is zo stom -geweest het wel te doen.' 'Denk je dan dat het een zelfmoordpoging was?' vroeg Obermeyer. 'D^t weet ik niet met zekerheid,' zei Thomas. 'Misschien was ze alleen maar de kluts kwijt. En ze is gewend zichzelf tweemaal daags in te spuiten.' 'Wat denk je van een psychiatrisch consult?' vroeg Obermeyer. 'Jij bent de behandelend geneesheer, Martin. Ik kan onmogelijk objectief zijn. Maar als ik jou was, zou ik er nog maar even mee wachten. Ze is hier veilig genoeg, lijkt me.' 'Ik heb haar rechter oog maar vrijgemaakt,' zei Obermeyer. 'Ik ben bang dat haar sterke angstreactie nogal in de hand is gewerkt door het feit dat ze niets kon zien en zich hulpeloos voelde. Ik heb haar linker oog gecontroleerd en kan gelukkig zeggen dat het helemaal helder is gebleven. En gezien het feit dat ze zo�ven een heftige toeval heeft gehad, iets dat vermoedelijk wel de zwaarst denkbare test is voor het dichtblijven van het bloedvaatje, geloof ik niet dat we ons verder nog veel zorgen over dat oog behoeven te maken.' 'Hoe stond het met haar bloedsuikerspiegel?' 'O, die is vrijwel normaal, momenteel, maar ze hebben me toegezegd dat ze het goed in de gaten zullen houden. Ze geloven dat ze zichzelf een gigantische dosis insuline heeft toegediend.' 'Ze is de laatste tijd tamelijk zorgeloos geweest met dat spul,' zei Thomas. 'Tegenover mij probeerde ze steeds haar aandoening te bagatelliseren. Maar dit lijkt me meer dan alleen maar zorgeloosheid. Het blijft niettemin mogelijk dat ze niet heeft beseft wat ze deed.' Thomas bedankte Obermeyer voor zijn goede zorgen en wandelde langzaam weg. De verpleegsters achter de balie van Intensive Care keken op toen hij langs kwam. Nog nooit hadden ze dr. Kingsley zo neerslachtig en bezorgd gezien