Hoofdstuk 3
Cassi voelde altijd wat angst in zich opkomen als ze het teststrookje in haar urine doopte. Er was altijd kans dat de kleur van het strookje veranderde, als indicatie dat ze suiker uitscheidde. Niet dat wat suiker in haar urine zo verschrikkelijk was, vooral niet als het slechts af en toe voorkwam. Het was eerder een emotionele kwestie: als ze suiker uitscheidde betekende dit dat ze zichzelf niet in de hand had. En het was dit psychologische aspect dat haar dwars zat. Het licht in het toilet was te zwak, zodat Cassi genoodzaakt was de deur iets open te duwen om de kleur van het teststrookje te kunnen beoordelen. Onveranderd. Gezien het tekort aan slaap van de afgelopen nacht en het feit dat ze een klein beetje vals had gespeeld door een beker vruchtenyoghurt te verorberen, zou ze niet al te verbaasd zijn geweest als ze een beetje suiker had gevonden. Tevreden stelde ze vast dat de doses insuline die ze zich toediende goed waren afgestemd op haar dieet. Haar internist, dr. Malcolm Mclnery, begon zo nu en dan over een automatische insulinedoseerder, maar Cassi was steeds blijven aarzelen. Ze voelde er weinig voor een methode die goed functioneerde los te laten. Ze vond het niet erg zichzelf twee maal daags een injectie toe te dienen - een voor het ontbijt en een voor de avondmaaltijd. Ze was er zo geroutineerd in geworden dat ze er niet eens meer bij stilstond. Het ging bijna vanzelf. Ze kneep haar rechter oog dicht en staarde naar het teststrookje. Nu zag ze niet meer dan een vaag lichtschijnsel, alsof ze door dik matglas probeerde te kijken. Ze wenste dat ze geen last had met haar linker oog, want de gedachte dat ze blind zou kunnen worden joeg haar meer angst aan dan het besef dat ze sterfelijk was. De mogelijkheid dat ze zou kunnen doodgaan kon ze eenvoudig van zich af zetten, zoals ieder ander mens. Maar het negeren van de kans dat ze blind kon worden was een stuk lastiger, aangezien de slechte conditie van haar linker oog haar er iedere dag aan herinnerde. Dit probleem was plotseling ontstaan: er was haar gezegd dat er een bloedvat was gesprongen, zodat er bloed in het corpus vitreum of glasachtig lichaam had kunnen doordringen, waardoor het vocht in de oogbol was vertroebeld. Onder het wassen van haar handen bekeek Cassi haar spiegeIbeeld. Het schijnsel van de enkele lamp aan het plafond was barmhartig, vond ze. Het verleende haar huid meer kleur dan ze in werkelijkheid had, zoals ze wist. Ze keek naar haar neus Te klein voor haar gezicht. En haar ogen: de ooghoeken bogen op een onnatuurlijke manier naar buiten toe iets omhoog, alsof ze haar haar te strak naar achteren had getrokken. Ze probeerde haar gezicht nu in z'n totaliteit te bekijken, zonder zich te concentreren op een detail. Was ze werkelijk zo aantrekkelijk als de mensen haar verzekerden? Ze had nooit het gevoel gehad mooi te zijn. Cassi had altijd gemeend dat het woord diabetes in vette kapitalen op haar voorhoofd was gestempeld. Ze was er eigenlijk van overtuigd dat haar ziekte een in het oog springend gebrek was, duidelijk zichtbaar voor iedereen. Zo was het niet altijd geweest. Op de middelbare school had Cassi geprobeerd het te bagatelliseren tot een klein aspect van haar bestaan, iets dat ze kon wegstoppen in een hokje. En hoewel ze haar dieetvoorschriften gewetensvol in acht nam en zich trouw hield aan de voorgeschreven doses insuline wilde ze er niet te lang bij stilstaan. Toch maakten haar ouders zich daarover zorgen, vooral haar moeder. Wat begrijpelijk was. Zij vonden dat ze slechts op ��n manier de discipline zou kunnen opbrengen die nodig was om de ziekte in bedwang te houden: namelijk, door er een voorname plaats in haar gedachtenleven aan toe te kennen. In ieder geval was dat de manier geweest waarop haar moeder, mevrouw Cassidy, het probleem had benaderd. Het conflict spitste zich tenslotte toe toen het dansfeest naderde waarmee het laatste schooljaar zou worden afgesloten. Het bal zou gehouden worden in een dure country club en de hele nacht duren, 's Morgens zou de hele klas ontbijten in het schoolgebouw, waarna ze zouden vertrekken naar het strand van New Jersey om daar het hele weekeinde te blijven. Tot haar grote verrassing was Cassi meegevraagd naar het schoolbal door Tim Bartholomew, een van de populairste jongens. Hij had Cassi een aantal keren aangesproken, na afloop van de natuurkundelessen die ze samen volgden, maar haar nooit mee uit gevraagd, zodat zijn invitatie volkomen onverwachts voor haar was gekomen. De opwinding dat ze door de jongen die onder de meisjes het meest in trek was, mee uit was gevraagd naar het belangrijkste feest van het schooljaar was Cassi bijna te machtig geworden. Haar vader had het goeie nieuws als eerste te horen gekregen. Als tamelijk droge hoogleraar in de geologie aan de Columbia- Universiteit kon hij Cassi's geestdrift nauwelijks delen, maar wel was hij ingenomen met haar blijdschap. Cassi's moeder zag echter alleen maar bezwaren. Ze was de keuken uit gekomen en had Cassi gezegd dat ze wel naar het bal mocht maar daarna naar huis moest komen in plaats van mee te gaan naar de school om daar te ontbijten. 'Bij zulke gelegenheden houden ze geen rekening met suikerpati�nten,' had ze gezegd. 'En wat dat naar het strand gaan voor een heel weekeinde betreft daar kan al helemaal geen sprake van zijn.' Cassi had volstrekt niet op deze negatieve reactie gerekend en daarom absoluut niet geweten hoe ze erop moest reageren. Hui- lend had ze uitgeroepen dat ze had bewezen dat ze zich altijd aan haar dieet en medicatie hield en dat haar ouders haar moesten laten gaan. Haar moeder had er echter niets van willen horen en ze had Cassi voorgehouden dat ze alleen maar om haar welzijn dacht. Waarop ze eraan had toegevoegd dat Cassi zich neer moest leggen bij het feit dat ze niet normaal was. Cassi had uitgeroepen dat ze w�l normaal was. Juist hiermee had ze al vanaf het begin van haar puberteit geworsteld, in een poging er gevoelsmatig mee in het reine te komen. Maar mevrouw Cassidy had haar dochter bij de schouders gepakt en gezegd dat ze een chronische ziekte had waar ze haar hele leven mee opgescheept zou blijven. En hoe eerder ze dat feit onder ogen zag, hoe beter het voor haar was. Cassandra was naar haar kamer gevlucht en had de deur achter zich op slot gedraaid. Tot de volgende dag had ze geweigerd met iemand te praten. Toen ze eindelijk haar mond open deed, was dat om haar moeder te zeggen dat ze Tim had gebeld en hem gezegd had dat ze niet meekon naar het bal omdat ze ziek was. Ze zei erbij dat Tim stomverbaasd was geweest, omdat hij nooit had geweten dat ze diabetes had.Starend naar haar spiegelbeeld dwong Cassi zichzelf terug te keren naar het heden. Ze vroeg zich af in hoeverre ze eigenlijk haar ziekte verstandelijk de baas was geworden. O, zeker, ze wist er nu heel veel vanaf en kon uit het hoofd een massa feiten en cijfers over diabetes opdreunen. Maar woog die kennis op tegen alle offers die ze had moeten brengen? Ze kende het antwoord op die vraag niet en wist dat ze het vermoedelijk nooit zou kennen. Haar blik dwaalde af naar haar glanzende haar. E�n grote chaos. Nadat ze alle spelden en kammetjes had verwijderd schudde Cassi haar hoofd. Haar golvende lange haar vormde een wilde massa krullen om haar gezicht. Met geoefende bewegingen begon ze het op te steken; en toen ze even later de badkamer uitstapte voelde ze zich opgefrist. De weinige dingen die ze bij zich had voor de overnachting in het ziekenhuis pasten met gemak in haar schoudertas, hoewel daar al een dikke map vol medische artikelen in had gezeten toen ze er alles in stopte. Ze had die tas al vanaf haar eerste studiejaar en was er sterk aan gehecht, ook al was het materiaal hier en daar tot op de draad versleten. Op de voorzijde prijkte een groot knalrood hart. Ze had bij het verlaten van de Medische Faculteit een fraaie dokterstas cadeau gekregen, maar gaf nog altijd de voorkeur aan haar oude zeildoeken schoudertas. Die dokterstas leek haar te pretentieus toe. En bovendien kon ze meer kwijt in haar oude tas. Ze raadpleegde haar horloge. Half zes. Ze was keurig op tijd. Cassi wist dat Thomas op dit moment zijn laatste consulten afhandelde. Ze tilde haar tas op en bedacht dat de regelmatige werktijden ook een van de voordelen van de psychiatrie vormden. Toen ze nog stage liep op de afdeling Interne Geneeskunde en, later, op Pathologie, was ze nooit voor half zeven, zeven uur klaar geweest; soms had ze zelfs tot acht uur of half negen moeten doorwerken. Op Psychiatrie kon ze er van uitgaan dat ze na de middagbespreking van vier tot vijf vrij zou zijn, als ze tenminste geen dienst had. Op het moment dat Cassi de gang instapte, was ze even verbaasd die leeg aan te treffen. Maar meteen herinnerde ze zich dat het voor de pati�nten etenstijd was; en toen ze de grote zaal passeerde, zag ze dat de meeste pati�nten zaten te eten - vaak starend naar het scherm van hun tv-toestellen. Cassi wipte even aan in haar werkkamertje om daar de pati�ntendossiers op te halen die ze had opgevraagd. Ze had slechts vier pati�nten, kolonel Bentworth inbegrepen, en had een deel van de middag gebruikt om hun dossiers helemaal door te nemen en alle belangrijke gegevens in beknopte vorm te noteren op archiefkaartjes van 7,5 x 10 centimeter. Ze hing haar tas weer over haar schouder, nam de vier dossiers onder haar arm en liep ermee naar de verpleegsterskamer. Joel Hartman, die avonddienst had, zat met de beide verpleegsters te praten. Cassi schoof de dossiers in de daartoe bestemde vakken en wenste het drietal een prettige avond. Joel zei dat hij hoopte dat ze een prettig weekeinde zou hebben en dat ze volkomen gerust kon zijn: hij zou wel zorgen dat haar pati�nten maandag genezen zouden zijn, als zij terug kwam. Hij beweerde dat hij precies wist hoe hij met Bentworth moest omspringen, omdat hij zelf ook in dienst was geweest en reserve-officier was. Onderweg naar de eerste verdieping voelde Cassi hoe ze zich begon te ontspannen. Haar eerste week op Psychiatrie was een moeilijke periode voor haar geweest en ze zou het niet graag overdoen. Via de overdekte verbinding wandelde Cassi naar het Professional Building, waar Thomas z'n werkkamer had - op de derde etage. Voor de glanzende eikehouten deur bleef ze staan en staarde naar de blinkende koperen letters erop: Dr. THOMAS KINGSLEY, HARTCHIRURGIE. Het maakte haar trots. De wachtkamer was smaakvol ingericht met stoelen en bijzettafeltjes in imitatie-Chippendale en een groot Tabriz-tapijt. De wanden waren afgewerkt met grof gestructureerd pleisterwerk en verfraaid met echte schilderijen. De deur naar de spreekkamer werd bewaakt door Doris Stratford, gezeten achter een mahoniehouten bureau. Toen Cassi binnenstapte keek Thomas' assistente en receptioniste slechts even op van haar tikwerk. Cassi liep naar het bureau. 'Hoe is 't met Thomas?' 'O, best,' zei Doris zonder zelfs maar op te kijken. Doris keek Cassandra nooit recht in de ogen. Maar in de loop der jaren was Cassi eraan gewoon geraakt dat haar ziekte sommige mensen een onbehaaglijk gevoel gaf. Blijkbaar hoorde ook Doris thuis in deze categorie. 'Zou je hem even willen zeggen dat ik er ben?' zei Cassi. Heel even ving ze een glimp op van Doris' bruine ogen. Er lag iets aanmatigends in haar blik. Niet voldoende om te maken dat Cassi zich over haar kon beklagen, maar toch genoeg om haar duidelijk te maken dat Doris deze stoornis niet op prijs stelde. Ze gaf haar geen antwoord maar drukte de knop van haar intercom in en zei dat dr. Cassidy er was. Daarna ging ze meteen verder met haar tikwerk. Cassi vertikte het om zich door Doris Stratford te laten ergeren. Ze maakte het zich op de roze Chippendale-bank gemakkelijk en haalde de artikelen over 'de labiele persoonlijkheid' die ze bij zich had uit haar schoudertas. Ze begon te lezen, maar betrapte zich erop dat ze over de rand van haar lectuur naar Doris zat te staren. Cassi vroeg zich af waarom Thomas beslist Doris wilde handhaven. Ze werkte effici�nt, dat wel; maar ze maakte een humeurige en prikkelbare indruk, eigenschappen die in de spreekkamer van een medicus ongewenst waren. Ze zag er presentabel uit, maar was niet �cht aantrekkelijk, met haar brede gezicht, grove gelaatstrekken en haar bruine, tot een knot opgestoken haar. Hoewel ze een goed figuur had, dat moest Cassi haar nageven. Ze bepaalde haar aandacht weer tot haar lectuur en dwong zichzelf zich te concentreren op wat ze las. Over het glanzende bovenblad van zijn bureau keek Thomas naar zijn laatste pati�nt van van daag, de twee�nvijftigjarige advocaat Herbert Lowell. Zijn spreekkamer was in dezelfde stijl ingericht als de wachtkamer ernaast; alleen waren de muren hier zeegroen gehouden. Bovendien was het meubilair hier �cht Chippendale. Alleen al het bureau was een klein fortuin waard. Thomas had Lowell al enkele keren onderzocht en zich grondig verdiept in de coronaire arteriogrammen die de cardioloog van Lowell, dr. Whiting, had laten maken. De r�ntgenfoto's hadden hem alles verteld wat hij weten wilde. Bovendien wist hij dat Lowell pijn in de borst had �n al een licht infarct achter de rug had. De foto's bewezen dat de bloedsomloop in de kransslagaderen ernstig werd belemmerd. De man moest nodig geopereerd worden en Thomas had hem dat al uitgelegd. Nu wilde Thomas graag dat zijn pati�nt ophoepelde. 'Maar het is zo'n onherroepelijke beslissing,' zei Mr. Lowell nerveus. 'Niettemin een beslissing die genomen moet worden,' zei Thomas, die opstond en het dossier op zijn bureau dichtsloeg. 'Helaas zit ik erg krap in m'n tijd. Als u verder nog vragen hebt kunt u me altijd even bellen.' Hij maakte aanstalten om naar de deur te lopen, als een gehaaide verkoper die aan wil geven dat er verder niet te onderhandelen valt. 'Hoe staat u tegenover het consulteren van een andere specialist, alleen om zeker te zijn?' vroeg Mr. Lowell aarzelend. 'Mr. Lowell,' zei Thomas, 'u kunt zoveel specialisten consulteren als u maar wilt. Ik zal dr. Whiting een volledig consultrapport zenden en u kunt de kwestie verder met hem bespreken.' Thomas hield de deur naar de wachtkamer uitnodigend open. 'Feitelijk zou ik u willen adviseren om een andere chirurg te consulteren. Want eerlijk gezegd werk ik niet graag met pati�nten die een negatieve houding aannemen. Zo, als u me nu wilt excuseren Thomas sloot de deur achter Mr. Lowell, ervan overtuigd dat de man zou instemmen met de noodzakelijke operatie. Hij nam weer plaats achter zijn bureau en begon het materiaal dat hij bij zijn Grote Ronde van de volgende ochtend nodig zou hebben bijeen te zoeken. Daarna ondertekende hij de consultatierapporten die Doris op zijn bureau had klaargelegd. Toen Thomas met de getekende post zijn wachtkamer binnenstapte, verbaasde het hem niet Mr. Lowell daar aan te treffen. Thomas keek Cassi aan, knikte haar even toe en wendde zich tot zijn pati�nt. 'Ik heb besloten om de operatie te laten doen, dokter Kings- ley.' 'Uitstekend,' zei Thomas. 'Als u in de loop van volgende week even belt met juffrouw Stratford zal zij een en ander in orde maken.' Mr. Lowell bedankte hem en vertrok. Zachtjes deed hij de deur achter zich dicht.Cassi, die deed alsof ze nog steeds las, sloeg haar man gade terwijl deze met Doris een paar aantekeningen doornam. De manier waarop hij Mr. Lowell had geholpen een beslissing te nemen was haar niet ontgaan. Thomas scheen zelf geen aarzelingen te kennen. Hij wist wat er gedaan moest worden en deed dat dan ook. Ze had hem altijd bewonderd om zijn doortastendheid, een eigenschap die ze zelf niet bezat, meende ze. Glimlachend bekeek ze zijn scherp getekende profiel, zandkleurige haar en atletische lichaam. Ze vond hem buitengewoon aantrekkelijk. Na alle onzekerheid van de afgelopen dag was ze dolgraag opgesprongen om haar armen om zijn nek te slaan. Maar ze wist intu�tief dat hij niet op een dergelijk vertoon van emoties was gesteld, vooral niet met Doris als toeschouwster. En Cassi wist dat hij gelijk had. De spreekkamer was niet de ge�igende omgeving voor zoiets. Dus stopte ze de fotokopie van het medische artikel dat ze had zitten lezen weer in de map, waarna ze die in haar schoudertas liet verdwijnen. Thomas was even later klaar met zijn instructies aan Doris, maar pas toen hij de tussendeur had gesloten en ze zich samen in zijn spreekkamer bevonden, deed hij zijn mond open. 'Ik moet nog naar Intensive Care,' zei hij effen. 'Je kunt meekomen, of in de foyer wachten. Kijk zelf maar. Het duurt niet lang.' 'Ik ga mee,' zei Cassi, al vermoedend dat de dag voor Thomas niet gladjes was verlopen. Ze moest haar pas versnellen om hem bij te kunnen houden. 'Heb je vandaag tegenslag gehad in de operatiezaal?' vroeg ze. 'In de operatiezaal liep alles van een leien dakje,' zei hij stug. Cassi zag ervan af verder te vragen. Bovendien was het moeilijk een gesprek gaande te houden terwijl ze terugwandelden naar het Scherington Building. Uit eigen ervaring wist ze trouwens dat het meestal beter was te wachten totdat Thomas zelf behoefte had aan praten, als hij van streek was om het een of ander. In de lift nam ze hem aandachtig op, terwijl zijn blik de verdiepingenindicator geen moment losliet. Hij leek gespannen en scheen diep in gedachten te zijn. 'Ik zal blij zijn als ik straks thuis ben,' zei Cassi. 'Ik heb dringend behoefte aan een nachtje slaap.' 'Hebben de kneusjes je het vannacht zo lastig gemaakt?' 'H� nee,' zei Cassi, 'tracteer me nou niet op jouw chirurgenmening over de psychiatrie.' Thomas reageerde niet, maar ze zag een ironisch glimlachje om zijn mondhoeken verschijnen en ze kreeg de indruk dat hij zich wat ontspande. Bij de zeventiende verdieping gleden de liftdeuren open en stapten ze uit. Thomas beende met grote stappen de gang in. Cassi werd altijd bekropen door dezelfde gewaarwording als ze zich op een afdeling Chirurgie bevond, onverschillig hoeveel jaar ze al in ziekenhuizen werkte. Het was geen angst, maar veel scheelde het niet. De crisisatmosfeer die ze er bespeurde had een ondermijnende invloed op de ingewikkelde manier waarop ze de implicaties van haar eigen ziekte loochende. Het raadselachtige aan haar eigen reactie was voor Cassi dat ze niets van die gewaar- wording-die-geen-angst-was bespeurde op de afdeling Interne Geneeskunde, terwijl daar toch altijd wel een paar pati�nten te vinden waren die kampten met door suikerziekte veroorzaakte complicaties. Toen Cassi en Thomas de afdeling Intensive Care naderden, werd hij door verscheidene wachtende familieleden herkend. Hij werd dadelijk door hen omstuwd, alsof hij een filmster of beroemd rockmusicus was. Een oude vrouw probeerde hem aan te raken, alsof hij een soort god was. Thomas verzekerde iedereen bedaard dat alle operatieve ingrepen zonder moeilijkheden waren verlopen en dat zij op nadere informatie van het verplegend personeel zouden moeten wachten. Met enige moeite bevrijdde hij zich uit de kring omstanders en wandelde de afdeling Intensive Care binnen, waar niemand hem durfde te volgen, behalve Cassi. De enorme aantallen machines, oscilloscopen en dik ingezwachtelde operatiepati�nten op Intensive Care verhevigden de onuitgesproken angsten van Cassi. Het leek alsof de pati�nten zelf niets op deze afdeling te zoeken hadden, zo verloren en nietig leken ze temidden van al deze apparatuur. De dokters en verpleegsters leken meer aandacht te hebben voor de machines dan voor hun pati�nten.Thomas wandelde van het ene bed naar het andere. Iedere pati�nt op IC had een eigen gespecialiseerde verpleegster en Thomas richtte voornamelijk het woord tot h�n, terwijl hij nauwelijks aandacht schonk aan de pati�nt - tenzij de verpleegster hem op een bijzonderheid attent maakte. Zijn blik was me�stal gericht op de displays en oscillatorschermpjes waarop de vitale gegevens van de pati�nt konden worden afgelezen. Hij controleerde de vochtbalansstaatjes, bekeek de r�ntgenopnamen die met de verrijdbare doorlichtapparatuur waren gemaakt door ze tegen het licht te houden en nam notitie van de gegevens betreffende de elektrolyt- en bloedgaswaarden. Cassi besefte eens te meer hoeveel er nog was dat ze niet wist. Thomas hield zijn belofte en had voor zijn ronde weinig tijd nodig. Zijn pati�nten maakten het allemaal prima. De vaste staf van de afdeling, geleid door Larry Owen, zou zelf alle kleinere problemen die zich in de loop van de nacht konden voordoen afhandelen. Zodra Cassi en Thomas de afdeling verlieten, werden ze opnieuw belaagd door de naaste verwanten van de pati�nten. Thomas zei dat het hem speet dat hij geen tijd meer had voor een praatje, maar dat iedere pati�nt het uitstekend maakte. 'Al die belangstelling van familieleden moetje wel uitzonderlijk veel voldoening schenken,' merkte Cassi op toen ze onderweg waren naar de liften. Thomas reageerde niet dadelijk. De opmerking die Cassi zojuist had gemaakt, herinnerde hem opnieuw aan de bevrediging die hij jaren eerder had gevoeld toen de naaste verwanten van Nazzaro hem kwamen bedanken. Hun dankbaarheid had nog betekenis voor hem gehad. Ook herinnerde hij zich de dochter van Campbell. Meteen keek hij over zijn schouder de gang in, toen hij zich realiseerde haar zo�ven niet te hebben gezien. 'Och, het is best aardig dat de verwanten wat waardering tonen,' zei Thomas zonder veel overtuiging. 'Maar zo belangrijk is het nu ook weer niet. In ieder geval is dat niet de reden waarom ik chirurg ben.' 'Allicht niet,' zei Cassi. 'Ik wilde dat ook beslist niet suggereren.' 'Erkenning van de kant van mijn superieuren en mentors is voor mij altijd belangrijker geweest,' voegde Thomas eraan toe. De liftdeuren gleden open en ze stapten uit. 'De moeilijkheid is alleen, dat ik tegenwoordig z�lf de rol van mentor moet spelen.' Cassi keek naar hem op. Tot haar verbazing had ze iets droefgeestigs in zijn stem beluisterd, iets dat ze totaal niet had verwacht en dat nauwelijks bij hem paste. En nu ze hem opnam, zag ze dat hij peinzend voor zich uit staarde, zonder iets te zien. Thomas' gedachten verplaatsten zich in een flits naar zijn assistentschap op de afdeling Thoraxchirurgie, voor hem destijds een ongelooflijk opwindende en avontuurlijke periode. Hij herinnerde zich hoe hij gedurende deze driejaar bijna dag en nacht in het ziekenhuis had gebivakkeerd en zijn armoedige tweekamerflat alleen bezocht om zijn 'accu' via enkele uurtjes slaap weer op te laden. In zijn streven om uit te blinken, had hij harder gewerkt dan hij zelf ooit voor mogelijk had gehouden. Uiteindelijk was hij tot eerste assistent benoemd. In vele opzichten zag Thomas die benoeming als de bekroning van zijn leven: tenslotte was hij uit een groepje mensen naar voren gekomen die even begaafd, toegewijd en ijverig waren als hijzelf. Nooit zou Thomas het ogenblik vergeten waarop al zijn mededingers hem kwamen gelukwensen. Het leed geen twijfel, peinsde hij, dat hij destijds meer voldoening uit het leven in het algemeen en de chirurgie in het bijzonder had geput dan tegenwoordig. Zeker, dankbare verwanten deden hem goed, maar ze konden dat andere niet vervangen. Bij het verlaten van het ziekenhuis werden Cassi en Thomas door de natte Bostonse avond ruw ontvangen. Heftige windvlagen joegen de regen striemend voort. Het was pas kwart over zes, maar de duisternis was al volledig ingevallen. Het enige licht was afkomstig van de lichten van de stad, waarvan het schijnsel door de lage, voortjagende wolkenmassa's werd weerkaatst. Cassi sloeg haar arm om Thomas' middel en samen renden ze naar de parkeergarage op korte afstand van het hoofdgebouw. Toen ze eenmaal onder dak waren, stampten ze de regendruppels van hun schoenen en wandelden de betonnen helling op. Het natte cement verspreidde een verrassend bittere geur. Thomas gedroeg zich nog steeds niet gewoon en Cassi probeerde te raden wat hem dwars zat. Ze had het verontrustende gevoel dat het iets moest zijn dat zij had gedaan. Alleen kon ze zich niet voorstellen wat. Sinds ze samen donderdagochtend naar het ziekenhuis waren gereden hadden ze elkaar niet meer gezien, en op dat moment was er nog geen vuiltje aan de lucht geweest. 'Ben je soms moe, na al die inspanningen van de afgelopen nacht?' vroeg Cassi. 'Vermoedelijk wel, ja. Hoewel ik er niet al teveel over heb nagedacht.' 'En je operaties? Allemaal goed verlopen?' 'Ik had je al gezegd dat ze van een leien dakje waren gegaan,' antwoordde Thomas. 'Feitelijk had ik er zelfs nog een bypass bij kunnen hebben, als ze me de kans hadden gegeven er nog eentje in m'n rooster op te nemen. Ik heb drie operaties gedaan - in dezelfde tijd die George Sherman nodig had voor twee bypass- ingrepen, of Ballantine, onze ridder zonder vrees of blaam, eentje.' 'Zo te horen heb je dus alle reden om je voldaan te voelen,' zei Cassi. Ze bereikten een Porsche 928, gemoffeld in de kleur antra- ciet-metallic. Thomas staarde Cassi over het dak van de sportwagen aarzelend aan. 'En dat voel ik me nu juist niet,' zei hij. 'Zoals gewoonlijk heb ik me weer ge�rgerd aan een massa kleinigheden, futiliteiten die mijn werk moeilijker maken dan nodig is. En de situatie in het Boston Memorial lijkt steeds lastiger te worden, in plaats van eenvoudiger. Het zit me werkelijk allemaal tot hier. Als klap op de vuurpijl kreeg ik op de wekelijkse vergadering te horen dat ik wekelijks vier operaties minder zal kunnen doen, alleen omdat George Sherman zo nodig meer van die verdomde doceergevallen moest plannen. En dat terwijl ze niet eens over voldoende geschikte pati�nten voor de operatieperioden in het huidige lesrooster zouden beschikken als ze niet voortdurend hopeloze gevallen in het ziekenhuis opnamen die in feite geen recht hebben op de kostbare verpleegcapaciteit.' Thomas opende het portier aan zijn kant, stapte in en rekte zich uit om het andere portier te ontgrendelen. 'Bovendien,' zei hij, 'heb ik sterk het gevoel dat er in het ziekenhuis nog iets anders aan de gang is. Iets tussen George Sherman en Norman Ballantine. Grote God! Wat hangt al dat geleuter me de keel uit!' Thomas trapte nijdig het gaspedaal in en liet de wagen eerst met een ruk naar voren en vervolgens naar achteren schieten, zodat de banden kermend protesteerden. Cassi moest zich schrap zetten tegen het dashboard om overeind te blijven. Toen hij bij de slagboom stopte om zijn pasje in de gleuf van de automaat te steken, tastte ze naar de clip van de veiligheidsgordel boven haar rechter schouder. Terwijl ze de riem vastklikte zei ze: 'Thomas, het lijkt me verstandiger dat ook jij je riem omdoet.' 'In jezusnaam!' snauwde hij. 'Val me niet voortdurend lastig.' 'Neem me niet kwalijk,' zei Cassi vlug, er nu van overtuigd dat zij op een of andere manier gedeeltelijk verantwoordelijk was voor het slechte humeur van haar echtgenoot. Zigzaggend zocht Thomas zich een weg door de avondspits, waarbij hij regelmatig een woedend claxonnerende forens sneed. Cassi durfde niets meer te zeggen, uit angst dat ze hem n�g bozer zou maken. Ze had de indruk deel te nemen aan een soort Grand- Prix-slalom. Toen ze zich eenmaal ten noorden van Boston bevonden, werd het verkeer minder druk. En in weerwil van het feit dat Thomas nu boven de honderd reed, begon Cassi zich wat te ontspannen. 'Het spijt me dat ik vervelend was, vooral na zo'n moeilijke dag,' zei ze tenslotte. Thomas reageerde niet, maar zijn gezicht stond wat minder strak en zijn handen omklemden het stuur wat minder krampachtig. Verscheidene keren begon Cassi aan een poging hem te vragen of ze hem soms met het een of ander uit z'n evenwicht had gebracht, maar ze kon de juiste woorden niet vinden. Een poosje staarde ze naar het onder hen door glijdende wegdek, dat glom als gevolg van de regen. 'Heb ik misschien iets gedaan waaraan jij je ergerde?' vroeg ze tenslotte. 'En hoe!' snauwde Thomas. Een tijdlang reden ze verder zonder iets te zeggen. Cassi wist dat de aap vroeg of laat uit de mouw zou komen. 'Naar het schijnt weet Larry Owen alles af van onze persoonlijke medische aangelegenheden,' zei Thomas. 'Het is geen geheim dat ik diabetes heb,' zei Cassi. 'En dat komt omdat jij er zo dikwijls over kletst,' zei Thomas. 'Hoe minder erover wordt gepraat, hoe beter het is, vind ik. Ik hou er niet van om over de tong te gaan.'Cassi kon zich niet herinneren ooit met Larry Owen over haar aandoening te hebben gesproken, maar daar ging het nu natuurlijk niet om. Ze wist immers heel goed dat ze het met een aantal anderen over haar suikerziekte had gehad, zoals de afgelopen dag nog met Joan Widiker. Evenals haar moeder was Thomas van mening dat haar aandoening geen geschikt onderwerp was, zelfs niet in gesprekken met goeie vrienden. Ze keek opzij naar Thomas. De lichtbundels van tegemoetkomende auto's kropen telkens omlaag over zijn gezicht en maakten het haar moeilijk zijn gelaatsuitdrukking te onderscheiden. 'Ik heb er geloof ik geen moment bij stil gestaan dat mijn diabetes ertoe kon leiden dat er over ons werd gesproken,' zei Cassi. 'Dat spijt me dan. Ik zal in het vervolg voorzichtiger zijn.' 'Je weet hoe er in zo'n groot ziekenhuis gekletst wordt,' antwoordde Thomas. 'Het is altijd beter niemand enige reden tot roddelen te geven. Larry wist bijvoorbeeld meer dan alleen maar dat jij diabetes hebt. Hij kon me zelfs vertellen dat je misschien een oogoperatie zult moeten ondergaan. Het naadje van de kous dus. Hij had het van die vriend van je, Robert Seibert.' Nu ging Cassi een lichtje op. Ze wist zeker dat ze het er niet met Larry Owen over had gehad. 'Dat kan wel kloppen,' gaf ze toe. 'Ik heb er met Robert over gesproken. Het kwam zo ter sprake. We kennen elkaar al heel lang en hij vertelde me dat hij geopereerd zou worden; z'n verstandskiezen moeten eruit. En vanwege het feit dat hij ernstige reumakoorts heeft gehad, zal hij ervoor moeten worden opgenomen, zodat ze hem met intraveneus toegediende antibiotica kunnen behandelen.' Ze verlieten Route 128 en begonnen noordwaarts te rijden, in de richting van de oceaan. Hier en daar stuitten ze op dichte mistbanken, en Thomas zag zich genoodzaakt langzamer te gaan rijden. 'Dat neemt niet weg dat ik het nog steeds onverstandig vind over dergelijke dingen te praten,' zei hij, turend door de voorruit. 'Vooral met iemand als Robert Seibert. Ik begrijp nog altijd niet hoe jij je kunt afgeven met iemand die zo te koop loopt met z'n homoseksualiteit.' 'We praten nooit over Roberts voorkeur op dat gebied,' zei Cassi scherp. 'Ik zie niet in hoe je dat onderwerp zou kunnen mijden,' repliceerde Thomas. 'Robert is een fijngevoelige, intelligente man en een verdomd goeie patholoog-anatoom.' 'Het doet me deugd te horen dat hij ook wat goeie eigenschappen heeft,' zei Thomas, zich ervan bewust dat hij zijn vrouw sarde. Cassi slikte haar antwoord in. Ze wist dat hij nijdig was en probeerde haar te provoceren; en ook wist ze dat ze niets kon bereiken met kwaad worden. Na een korte stilte stak ze haar hand uit en begon zijn nekspieren te masseren. Aanvankelijk bleef hij star voor zich uit staren, maar na een paar minuten voelde ze dat hij zich begon te ontspannen. 'Het spijt me dat ik over mijn diabetes heb gesproken,' zei ze. 'En ook spijt 't me dat ik het over mijn ogen heb gehad.' Met nietsziende ogen staarde ze naar buiten zonder haar masseerbewegingen te onderbreken. Ze werd bekropen door een kille vrees en vroeg zich af of Thomas wellicht z'n bekomst had gekregen van haar ziekte. Misschien had ze zich wat al teveel beklaagd, vooral met het oog op de toestanden die ze had veroorzaakt met haar besluit van studierichting te veranderen. Nu ze erover nadacht, moest Cassi tegenover zichzelf toegeven dat Thomas zich gedurende de laatste paar maanden wat van haar had gedistantieerd, zich steeds impulsiever was gaan gedragen en minder tolerantie aan de dag had gelegd. In stilte nam Cassi zich heilig voor met niemand meer over haar ziekte te praten. Beter dan wie ook wist ze hoeveel hooi Thomas op z'n vork nam, en ze beloofde zichzelf dat zij de druk waaronder hij leefde niet nog groter zou maken. Ze verplaatste haar hand naar een wat hoger gelegen deel van zijn nekspieren en oordeelde het verstandiger over te stappen op een ander onderwerp. 'Heeft iemand nog iets gezegd over jouw drie bypass-opera- ties, terwijl de anderen er maar een of twee hadden gedaan?' 'Nee. Geen mens begint erover, aangezien het steeds hetzelfde liedje is. Feitelijk is er niemand met wie ik zou kunnen wedijveren.' 'Waarom zou je niet met de allerbeste wedijveren die er is - jezelf,' zei Cassi met een lach. 'O, nee!' zei Thomas. 'Kom me nou niet met die pseudopsy- chologie van je aan boord.' 'Is wedijveren met iemand anders in dit stadium dan nog belangrijk voor je?' vroeg Cassi ernstiger. 'Is de bevrediging dat jij andere mensen helpt weer een actief leven te gaan leiden niet voldoende?' 'Dat is wel een prettig gevoel,' beaamde Thomas. 'Maar ik heb er niets aan om meer bedden tot m'n beschikking te krijgen, of meer tijd in de operatiezaal. Hoewel de pati�nten die ik op de nominatie zet vanuit zowel fysiologisch als maatschappelijk standpunt gezien verreweg het meest in aanmerking komen voor een operatie. En hun dankbaarheid zal me geen afdelingshoofd kunnen maken, ook al weet ik niet of ik die post eigenlijk nog wel ambieer. Om je de waarheid te zeggen, wordt de kick die ik krijg van het opereren hoe langer hoe korter. De laatste tijd ervaar ik een gevoel van leegte.' Het woordje 'leegte' kwam Cassi bekend voor, alsof ze het de laatste tijd vaker had gehoord. Of zou ze dat gedroomd hebben? Haar blik dwaalde door; het interieur van de Porsche. Ze snoof de karakteristieke geur van het leer op en luisterde naar het monotone klikken van de ruitewissers, terwijl ze haar gedachten de vrije loop liet. Wat was het verband? Toen drong de associatie zich aan haar op: ze herinnerde zich dat kolonel Bentworth het woordje 'leeg' had gebruikt om het leven dat hij de laatste jaren had geleid te omschrijven. 'Boos en leeg, zo voel ik me,' had hij gezegd. Ze verlieten de bladerloze bossen en vervolgden hun weg door het zoutmoeras. Via de natgeregende voorruit ving Cassi af en toe een glimp op van het naargeestige novemberlandschap. Het was definitief gedaan niet de herfst, nu de laatste, zieltogende restjes kleur door de stromende regen van de boomtakken werden geranseld. De winter was in aantocht, aangekondigd door de klamme kilte van de nacht. Ze volgden de laatste bocht, daverden een houten brug over en draaiden de oprit van hun huis in, waarvan de contouren in het schijnsel van de koplampen zichtbaar werden. Omstreeks de eeuwwisseling was het opgetrokken als zomerverblijf van een rijk man, in de stijl die zo karakteristiek is voor New England. In de jaren veertig was het huis geschikt gemaakt voor bewoning in de winter. Dankzij de vele uitbouwsels en de onregelmatige vorm van het dak bezat het huis een uniek silhouet. Cassi was erg gesteld op het huis, zomers misschien nog meer dan in de wintermaanden. Vooral vanwege de ligging: het huis lag aan een kleine, diepe inham in de kustlijn en keek op het noorden uit op de oceaan. En hoewel het op drie kwartier rijden ten noorden van Boston was gelegen, vond Cassi dat het de moeite van het heen en weer rijden waard was. Tijdens de rit over de lange oprijlaan dacht Cassi terug aan het begin van haar omgang met Thomas. Ze hadden elkaar leren kennen toen ze in het derdejaar van haar studie aan de Medische Faculteit stage was gaan lopen in het Boston Memorial. Op een gegeven moment was dr. Thomas Kingsley verschenen op de afdeling waar zij praktijkervaring opdeed. Samen met een groepje co-assistenten, die hem als een stel jonge hondjes op de voet volgden, was hij naar het bed van een pati�nt gelopen die na een hartinfarct kampte met cardiogene shock. Gefascineerd had Cassi hem tijdens zijn explicatie gadegeslagen. Ze had over hem horen praten en verbaasde zich over zijn jeugdige uiterlijk. Zelf vond ze hem buitengewoon aantrekkelijk, maar had nooit gedacht dat een knappe vent als hij ook maar enige aandacht aan haar zou besteden, behalve misschien om haar een netelige vraag op medisch gebied te stellen. En als Thomas haar al die eerste dag had gezien, had hij daar niets van laten blijken. Toen Cassi eenmaal deel uitmaakte van de ziekenhuisgemeenschap had ze gemerkt dat de omgeving lang niet zo'n intimiderende uitwerking had als ze had gevreesd. Ze werkte hard en was tot haar eigen verbazing plotseling tot de ontdekking gekomen dat ze erg in trek was. Tot dan toe had ze weinig tijd gehad voor afspraakjes, maar in het Boston Memorial versmolten het werk en de dagelijkse omgang met elkaar: Cassi werd door de meeste mannelijke leden van de vaste staf het hof gemaakt en ze leerden haar van alles en nog wat, zowel serieuze dingen op medisch gebied als zaken van meer frivole aard. Al gauw begonnen zelfs een paar van de jongere stafleden naar haar gunst te dingen, met inbegrip van een knappe oogarts die van geen ophouden wist en met 'nee' geen genoegen nam. Nog nooit had Cassi te doen gehad met iemand die zo hardnekkig en rechtlijnig op zijn doel afging, vooral voor de open haard in zijn huis op Beacon Hill. Ze had het echter allemaal luchthartig opgenomen en als niet serieus beschouwd, totdat George Sherman haar mee uit vroeg. Hoewel ze hem nauwelijks had aangemoedigd, was hij haar bloemen en kleine geschenken gaan sturen, om haar vervolgens, volkomen onverwachts, een aanzoek te doen. Cassandra had George Sherman niet dadelijk afgewezen. Ze mocht hem wel, ook al geloofde ze niet dat ze van hem hield. En terwijl ze nog nadacht over de beste manier om deze zaak te benaderen was er iets gebeurd dat nog onverwachtser was: Thomas Kingsley vroeg haar mee uit. Cassi herinnerde zich de hevige opwinding die ze had gevoeld in Thomas' gezelschap. Hij straalde zoveel zelfverzekerdheid uit dat andere mensen het gemakkelijk voor arrogantie konden verslijten. Niet Cassandra. Ze oordeelde dat hij gewoon wist wat hij wilde en met verbijsterende snelheid zijn beslissingen nam. Toen Cassi al in het beginstadium van hun omgang haar diabetes ter sprake bracht, veegde Thomas dat dadelijk als een 'probleem uit het verleden' van tafel. Hij verschafte haar al het zelfvertrouwen dat ze sinds de derde klas van de lagere school had gemist. Het was voor Cassandra moeilijk geweest George Sherman uit te leggen dat ze niet alleen niet met hem wilde trouwen, maar bovendien van een van zijn collega's was gaan houden. George had dit nieuws manmoedig opgenomen, zo te zien, en gezegd dat hij desondanks prijs stelde op haar vriendschap. En als ze hem na die tijd af en toe in het ziekenhuis tegen het lijf liep, toonde hij zich altijd meer bezorgd om haar geluk dan zich iets aan te trekken van het feit dat ze hem een blauwtje had laten lopen. Thomas toonde zich charmant, galant en zorgzaam, heel anders dan Cassi had verwacht. Ze had gehoord dat hij een reputatie bezat op het vlak van korte maar hevige relaties. Hoewel hij haar zelden zei dat hij van haar hield, toonde hij het haar op velerlei manieren. Zo nam hij Cassi mee op zijn collegerondes, of vroeg haar naar de operatiezaal te komen om kennis te nemen van een speciaal geval. En ter gelegenheid van de eerste Kerst die ze samen doorbrachten, had hij een fraaie antieke armband, bezet met diamanten, voor haar gekocht. Toen, op oudejaarsavond, had hij Cassandra ten huwelijk gevraagd. Eigenlijk was het nooit Cassi's bedoeling geweest om voor de voltooiing van haar studie aan de Medische Faculteit te trouwen. Maar Thomas Kingsley was het soort man waarvan ze niet eens had durven dromen. Misschien zou ze iemand als hij nooit meer ontmoeten; en aangezien Thomas zelf medicus was, had ze er alle vertrouwen in dat het haar studie niet zou belemmeren. Cassi's jawoord had Thomas Kingsley in een staat van opperste verrukking gebracht. Het huwelijk was ingezegend op het gazon voor Thomas' huis, vanwaar ze uitzicht hadden op de oceaan. Het grootste deel van de ziekenhuisstaf had acte de pr�sence gegeven, en later werd de bruiloft als het belangrijkste feest van dat jaar beschouwd. Cassi herinnerde zich iedere seconde van die verrukkelijke lentedag. De hemel was stralend blauw geweest - blauw en ijl, net als Thomas' ogen. De oceaan had er tamelijk kalm uitgezien, want de westelijke bries had slechts witte kuiven op de golven veroorzaakt. Thomas had de receptie laten verzorgen door een exclusief catering-bedrijf, dat overal op het ruime gazon middeleeuws ogende tenten had opgezet om de gasten ruimschoots van eten en drinken te voorzien. Van de nok van deze consumptietenten hadden vlaggen met heraldieke motieven gewapperd in de wind. Nooit had Cassi zich zo gelukkig gevoeld; en Thomas had een trotse indruk gemaakt en haar met alle mogelijke egards behandeld, lettend op de kleinste details. Toen iedereen vertrokken was, hadden Cassi en Thomas een strandwandeling gemaakt, zich niets aantrekkend van de ijskoude branding die hun enkels omspoelde. Cassi had zich nog nooit in haar leven zo geborgen en sereen gevoeld. De nacht hadden ze doorgebracht in het Bostonse Ritz-Carlton, om de volgende ochtend naar Europa te vertrekken. Na hun huwelijksreis had Cassi zich weer volop aan haar studie gewijd, alleen had ze nu de beschikking over een mentor die haar in ieder denkbaar opzicht de helpende hand bood. Ze had altijd al goed kunnen leren, maar met de aanmoedigingen en hulp die Thomas haar verschafte, blonk ze uit op een manier die haar stoutste dromen overtrof. Hij bleef haar aanmoedigen om naar de operatiezaal te komen, als hij weer eens een bijzonder interessant geval onder handen had; en tijdens haar chirurgiesta- ge liet hij zich zelfs door haar assisteren. Ervaringen waarvan andere medische studenten slechts konden dromen. En twee jaar later, toen ze haar graad had behaald, was het de afdeling Pathologie die Cassi recruteerde, en niet andersom. De meest hartverwarmende herinnering die Cassi bewaarde, was misschien wel die aan het weekeinde waarin ze haar artsendiploma in ontvangst mocht nemen. Vanaf het moment waarop ze die ochtend wakker waren geworden, had Thomas zich wat stil en teruggetrokken gedragen, een houding die Cassi toeschreef aan de gecompliceerde operatie die hij binnenkort zou moeten uitvoeren. De vorige avond had hij haar onder het eten verteld van een pati�nt die per vliegtuig vanuit een andere staat zou overkomen naar Boston. Hij had zich verontschuldigd voor het feit dat hij niet in de gelegenheid zou zijn haar de volgende avond te vergezellen naar het feestelijke diner na de diplomauitreiking, en hoewel Cassi teleurgesteld was geweest, had ze hem verzekerd dat ze het volkomen begreep. Tijdens de diploma-uitreiking had Thomas zich dwaas aangesteld en Cassi in verlegenheid gebracht, door haar naar het podium te volgen en met zijn Pentax tientallen flitsopnamen te maken. En later, toen Cassi verwachtte dat hij hals-over-kop zou verdwijnen naar de operatiezaal, had hij haar over het campusgazon meegetroond naar een wachtende limousine. Verward was Cassi in de lange, zwarte Cadillac gestapt en verwelkomd door twee hooggesteelde champagneglazen en een fles ijsgekoelde Dom Perignon. Als in een droom had hij Cassi meegenomen naar Logan Airport, waar ze de pendelaar naar Nantucket hadden genomen. In het vliegtuig had ze geprotesteerd dat ze niets bij zich had om aan te trekken en onmogelijk met hem mee kon als ze niet eerst even naar huis mocht, maar hij had haar verzekerd dat hij aan alles had gedacht. Dat bleek inderdaad zo te zijn: hij toonde haar een koffer die niet alleen haar make-up-spullen en medicijnen bevatte, maar ook wat nieuwe kleding, zoals de meest sexy nachtjapon van roze zijde die Cassi ooit had gezien. Ze waren maar ��n nachtje gebleven, maar wat voor nacht . . . Ze logeerden in de grote slaapkamer van het buitenhuis van een oude zeekapitein dat getransformeerd was tot een romantische herberg. Het vroeg-Victoriaanse interieur was af, met inbegrip van het enorme hemelbed en het ouderwetse behang. Er was geen televisie, noch stond er (en dat was nog belangrijker) een telefoontoestel op de kamer. Cassi kreeg de verrukkelijke gewaarwording van een volmaakt isolement en volledige privacy. Nooit was ze zo verliefd geweest; en nooit had Thomas zich voorkomender gedragen. De middag hadden ze gebruikt voor een fietstocht langs knusse landweggetjes, waarna ze hun voeten in het koude water van de oceaan hadden laten afkoelen. In een Frans restaurant hadden ze gedineerd bij kaarslicht, aan een tafeltje in de beslotenheid van een ruime erker met uitzicht over Nantucket Harbor. De lichtjes van de voor anker liggende zeiljachten flonkerden als juwelen boven het wateroppervlak. Het diner werd bekroond door een cadeau dat Thomas haar ter gelegenheid van het behalen van haar graad schonk. Tot haar onuitsprekelijke verbazing bleek de smalle, langwerpige en met fluweel gevoerde doos die hij haar aanreikte de allermooiste drierijige paarlen choker te bevatten die ze ooit had gezien. De voorsluiting bestond uit een grote smaragd, afgezet met briljanten. Terwijl Thomas haar hielp bij het omdoen van de choker legde hij haar uit dat de sluiting een familie-erfstuk was, dat door zijn overgrootmoeder uit Europa was meegebracht naar de Nieuwe Wereld. Later die avond ontdekten ze dat het enorme hemelbed in hun kamer een onverwacht nadeel bezat: het piepte hartverscheurend, iedere keer als ze zich bewogen. Die ontdekking veroorzaakte onbedaarlijke lachbuien bij hen, zonder ook maar iets afbreuk te doen aan het plezier dat ze aan elkaar beleefden. Voor Cassi was het een verrukkelijke herinnering te meer aan dat heerlijke weekeinde. De ruk waarmee Thomas de Porsche voor de garagedeur tot staan bracht, wekte Cassi ruw uit haar gemijmer. Hij stak zijn hand uit en drukte de knop voor de automatisch bediende garagedeur in het handschoenenvak in. De garage, evenals alle overige delen van het huis afgewerkt met verweerde shingles*, stond geheel vrij van het huis zelf. Boven de garage bevond zich een woonverblijf dat oorspronkelijk bedoeld was voor de huisvesting van bedienden. Tegenwoordig werd het bewoond door Patricia Kingsley, die weduwe was en na het huwelijk van haar zoon met Cassi ruim baan had gemaakt in het grote huis. Met brullende motor rolde de Porsche de garage in. Thomas liet de motor nog even op toeren komen alvorens hem af te zetten. Cassi stapte uit, ervoor wakend dat het portier niet in aanraking kwam met de ernaast geparkeerde Chevrolet Nova van haarzelf. Thomas was minstens evenveel aan zijn Porsche gehecht als aan zijn rechter arm. Daarom deed ze het portier ook voorzichtig dicht, zonder veel kracht aan te wenden. Zelf was ze gewend autoportieren dicht te smijten, iets dat bij de oude Ford van haar ouders noodzakelijk was geweest. Haar man was echter een paar keer razend tegen haar uitgevallen als ze weer(*Shingles: dunne, langwerpige stukken hout die in elkaar overlappende rijen op daken en zijmuren van huizen worden aangebracht, een in New England veel toegepaste constructie. Vert.) in haar oude gewoonte verviel, in weerwil van zijn preken over de nauw luisterende constructie van de Porsche. 'Dat werd een keer tijd,' zei Harriet Summer, hun huishoudster, toen Thomas en Cassi de hal binnenstapten. Om haar ongenoegen te onderstrepen, keek ze demonstratief op haar horloge. Harriet Summer was al voor Thomas' geboorte bij de Kingsleys in dienst gekomen. Ze was op en top de familiever- trouwelinge en moest als zodanig worden behandeld, iets dat Cassi al heel gauw had ontdekt. 'Het eten staat over een half uurtje op tafel. Als jullie niet op tijd beneden zijn, wordt het koud. Vanavond zenden ze m'n favoriete televisieserie uit, Thomas, dus ben ik hier om half negen vertrokken, hoe dan ook.' 'We zullen er zijn,' zei Thomas, onder het uittrekken van zijn jas. 'En hang die jas op,' zei Harriet. 'Ik ben niet van plan eeuwig en altijd jassen op te rapen.' Thomas deed wat hem gezegd werd. 'Hoe is 't met moeder?' vroeg Thomas. 'Zoals altijd,' zei Harriet. 'Ze heeft prettig geluncht en wacht met smart op m'n telefoontje dat het eten optafel staat, dus maak 'n beetje voort.' Terwijl ze met haar man de trap op liep, verbaasde Cassi zich over de verandering in zijn manier van doen. In het ziekenhuis trad hij zo voortvarend en gebiedend op, maar zodra zijn moeder of Harriet hem iets vroeg, gehoorzaamde hij dadelijk. Bovenaan de trap liep Thomas meteen naar zijn studeerkamer, met de opmerking dat hij over enkele ogenblikken bij haar zou zijn. Zonder op antwoord te wachten verdween hij naar binnen. Cassi verbaasde zich er niet over en liep door de gang naar hun beider slaapkamer. Ze wist dat hij erg gesteld was op zijn studeerkamer, die op vrijwel dezelfde manier was ingericht als zijn spreekkamer in het ziekenhuis, alleen bood het raam een mooi uitzicht op de schilderachtige garage en de zoutmoerassen erachter. De moeilijkheid was echter dat Thomas zich de laatste maanden steeds vaker en langduriger in zijn studeerkamer was gaan terugtrekken en er soms zelfs op de bank had geslapen. Cassi had er, in het besef dat hij tobde met slapeloosheid, nooit iets van gezegd, maar naarmate het aantal nachten dat hij haar alleen liet slapen toenam, was het haar steeds meer gaan verontrusten. De grote slaapkamer bevond zich aan het uiteinde van de gang, aan de noordoostzijde van het huis. De dubbele deuren gaven toegang tot het balkon, vanwaar ze een schitterend uitzicht hadden op het zich naar de zee uitstrekkende gazon. Naast de slaapkamer was een zitkamer gelegen, uitkijkend op het oosten. Bij helder weer stroomde het zonlicht via de vensters vrijelijk naar binnen. Tussen beide kamers bevond zich de grote badkamer. Het enige deel van het huis dat Cassi opnieuw had ingericht was de slaapkamersuite. Ze had daartoe het achteloos in de garage weggestouwde witte rotanmeubilair dat oorspronkelijk thuishoorde op de veranda schoongemaakt en gerepareerd. Voor de stoelzittingen en de beddesprei had ze fraai bedrukt katoen gekozen, in vrolijke kleuren. De slaapkamer was afgewerkt met sober verticaal gestreept Victoriaans behang, maar de muren in de zitkamer had ze lichtgeel laten schilderen. Het eindresultaat was een licht en fleurig geheel, dat sterk contrasteerde met het donkere, sombere interieur in de rest van het huis. In feite had Cassi de zitkamer als haar eigen studeerkamer in gebruik genomen, aangezien Thomas niet de minste neiging had vertoond er eveneens gebruik van te maken. In de kelder had ze een oud en rustiek schrijfbureau aangetroffen, dat ze wit had gelakt. De eenvoudige vurehouten boekenkasten die ze erbij had moeten aanschaffen, had ze in dezelfde tint gelakt. Een van de boekenkasten had nog een andere functie, want hij diende als camouflage voor de kleine koelkast erachter waarin Cassi haar insuline en spuitjes bewaarde. Na het opnieuw testen van haar urine stapte ze naar de koelkast en nam er een verpakking gewone insuline en een capsule lente-insuline uit. Met behulp van hetzelfde spuitje zoog ze eerst een halve cc van de gewone insuline en vervolgens een tiende cc van de lente-insuline op. Omdat ze zichzelf die och- lend een injectie in haar linker dijbeen had toegediend koos ze nu een plekje op haar rechter dij uit. De hele procedure nam minder dan vijf minuten in beslag. Na vlug een douche te hebben genomen, klopte Cassi aan op de deur van Thomas' studeerkamer. Zodra ze binnenstapte bespeurde ze dat hij nu rustiger was. Hij was net klaar met het dichtknopen van een schoon overhemd, maar hield meer knoopjes dan knoopsgaten over toen hij bij de boord was aangeland. 'Wat moet jij een goeie chirurg zijn, zeg,' plaagde Cassi hem, terwijl ze met vlugge bewegingen de fout herstelde. 'Ik heb vanochtend een assistent-internist gesproken op wie jij 's nachts diepe indruk schijnt te hebben gemaakt. Ik ben blij dat hij niet heeft gezien hoe jij je overhemd dichtknoopte.' Cassi hoopte op een luchtige conversatie. 'Wie was dat dan?' vroeg hij. 'Je had hem geholpen bij een poging iemands levensgeesten weer op te wekken.' 'Dat kan dan alleen een slechte indruk hebben achtergelaten. Die pati�nt is gestorven.' 'Dat is me bekend,' zei Cassi. 'Ik ben vanmorgen aanwezig geweest bij de autopsie.' Thomas was op de bank gaan zitten om zijn instappers aan te schieten. 'Wat moest jij in hemelsnaam bij een sectie?' vroeg hij. 'Het was namelijk een sterfgeval na een open-hart-operatie, maar de doodsoorzaak was onduidelijk.' Thomas stond op en begon zijn natte haar te borstelen. 'Is de hele afdeling Psychiatrie soms naar boven gegaan om dat evenement bij te wonen?' vroeg hij. 'Natuurlijk niet,' zei Cassi. 'Robert belde me erover op en . . .' Ze aarzelde. Pas nu ze Roberts naam had genoemd, herinnerde ze zich hun gesprek in de auto. Gelukkig ging Thomas door met het borstelen van zijn haar. 'Hij zei dat hij geloofde dat dit wel eens een nieuw geval uit die PDNC-reeks zou kunnen zijn - je weet wel. Ik heb 't er al eerder met je over gehad.' 'Plotselinge dood na chirurgie,' zei Thomas, alsof hij een uit het hoofd geleerd lesje opdreunde. 'En Robert had gelijk,' zei Cassi. 'Er was g��n duidelijke doodsoorzaak te vinden. De man was door dokter Ballantine geopereerd voor een bypass-' 'Dat lijkt me op zichzelf al meer dan voldoende doodsoorzaak,' viel Thomas haar in de rede. 'Vermoedelijk heeft de oude man een hechtnaald dwars door de Bundel van His gestoken. Dat is al eerder voorgekomen, weetje, en het schakelt het geleidesy- steem van het hart uit.' 'Had je inderdaad die indruk toen je probeerde zijn hart weer aan het kloppen te krijgen?' vroeg Cassi. 'Ik h�b er aan gedacht,' zei Thomas. 'Ik veronderstelde dat het een of andere hartritmestoornis moest zijn.' 'Volgens de verpleegsters die hem vonden was deze pati�nt sterk blauw verkleurd,' zei Cassi. Thomas legde de laatste hand aan zijn haar en gaf te kennen dat hij klaar was om aan tafel te gaan. Hij gebaarde naar de gang en zei: 'Dat verbaast me niks. Waarschijnlijk is de man gestikt.' Ze ging hem voor naar de gang. Omdat ze de sectie had bijgewoond, wist ze al dat de longen en ademwegen van de pati�nt vrij waren geweest, wat betekende dat hij onmogelijk gestikt kon zijn. Ze zag er van af dat tegen Thomas te zeggen. De toon waarop hij haar opmerking had beantwoord, had haar duidelijk gemaakt dat het onderwerp hem de keel uit hing. 'Ik zou hebben gedacht dat iemand die aan een nieuw praktijkjaar in een andere discipline was begonnen z'n handen meer dan vol had,' zei Thomas, toen ze de trap begonnen af te dalen. 'Zelfs op een afdeling Psychiatrie. Geven ze je niet genoeg te doen?' 'Meer dan genoeg,' zei Cassi. 'Ik heb me nog nooit zo onbekwaam gevoeld. Maar Robert en ik hebben al meer dan een jaar die PDNC-reeks gevolgd. We waren van plan uiteindelijk onze bevindingen te publiceren. Ik heb de pathologie natuurlijk vaarwel gezegd, maar ik geloof werkelijk dat Robert iets op het spoor is. Nou ja, hoe dan ook, toen hij me vanmorgen belde, heb ik de tijd genomen om naar boven te gaan en die sectie bij te wonen.' 'De chirurgie is een vak waarbij de grootste zorgvuldigheid wordt betracht,' zei Thomas. 'Vooral de hartchirurgie.' 'Weet ik,' zei Cassi. 'Maar Robert heeft nu al zeventien van dit soort gevallen ontdekt, en misschien zelfs achttien, als dit laatste geval in de reeks blijkt te passen. Tien jaar terug leek l'DNC uitsluitend voor te komen bij pati�nten die in coma verkeerden. Maar de laatste tijd is daar verandering in gekomen. I let lijkt wel alsof sommige pati�nten, die met vlag en wimpel door een operatie zijn gekomen, daarna plotseling sterven, zonder duidelijke doodsoorzaak.' 'Als je het aantal open-hart-operaties in aanmerking neemt dat hier in het Memorial wordt verricht,' zei Thomas, 'zul je wel weten hoe statistisch onbetekenend het percentage is waarover je het hebt. Het sterftecijfer in het Memorial is niet alleen ruim beneden het gemiddelde, maar kan wedijveren met dat van de allerbeste ziekenhuizen.' 'Ook dat is me bekend,' zei Cassi. 'En toch is het fascinerend, als je de huidige trend in overweging neemt.' Plotseling pakte hij haar arm vast. 'Luister, het is al erg genoeg dat jij zo nodig de psychiatrie tot specialiteit moest nemen. Maar probeer in hemelsnaam niet de afdeling Chirurgie in verlegenheid te brengen door onze fouten aan de grote klok te hangen. We zijn ons ervan bewust dat we fouten maken. Dat is de reden waarom we over doodsoorzaken plegen te vergaderen.' 'Het is geen moment m'n bedoeling geweest jullie in verlegenheid te brengen,' zei Cassi. 'Trouwens, dat PDNC-onderzoek wordt door Robert alleen gedaan. Ik heb hem vanochtend gezegd dat hij het zonder mij zal moeten doen. Ik vind het alleen fascinerend.' 'Dat komt door die eeuwige wedijver in de geneeskunde,' zei Thomas, terwijl hij Cassi voorzichtig door de boogvormige doorgang de eetkamer in loodste. 'In dat klimaat zijn andermans fouten altijd fascinerend, onverschillig of het menselijke blunders betreft of uitingen van de goddelijke wil.' Cassi voelde zich wat schuldig toen ze over die laatste bewering van Thomas nadacht. Ze had het nooit op die manier bekeken, maar moest toegeven dat er wel enige waarheid in school. Toen ze de eetkamer binnenstapten, onthaalde Harriet hen op een vernietigende blik en zei dat ze te laat waren. Thomas' moeder zat al aan tafel. 'Het werd hoog tijd dat jullie kwamen opdagen,' zei ze met haar krachtige grog-stem. 'Ik ben een ouwe vrouw - ik kan niet zo lang meer op m'n eten wachten.' 'Waarom ben je dan niet eerder begonnen?' zei Thomas, zijn stoel achteruit trekkend. 'Omdat ik al twee dagen op mezelf aangewezen was,' klaagde Patricia Kingsley. 'Ik heb behoefte aan wat menselijk contact.' 'Dus ik ben niet menselijk, h�,' zei Harriet ge�rgerd. 'Einde- lijk komt het hoge woord er dan toch uit.' 'Je weet best hoe ik het bedoel, Harriet,' zei Patricia, de opmerking wegwuivend. Harriet rolde wanhopig met haar ogen en begon het vlees op te dienen. 'Thomas, wanneer laat je nu eindelijk eens dat haar van je knippen?' vroeg Patricia. 'Zodra ik wat tijd over heb,' beloofde hij. 'En hoe vaak moet ik je nog zeggen dat je je servet op schoot moet leggen,' zei zijn moeder. Thomas trok het servet uit de zilveren houder en spreidde het uit over zijn dijbenen. Mevrouw Kingsley stak een miniem hapje in haar mond en begon te kauwen. Haar lichtblauwe ogen, die als twee druppels water op die van Thomas leken, volgden Harriets bewegingen, attent op het geringste slordigheidje. Ze was een vriendelijk ogend, witharig dametje met een ijzeren wil. Ze had jaren en jaren Lucky Strike gerookt, een gewoonte die diepe groefjes rond haar mond had doen ontstaan, als spaken rond een wielnaaf. Ze voelde zich duidelijk eenzaam en Cassi vroeg zich voortdurend af waarom ze niet naar een omgeving verhuisde waar ze kennissen van haar eigen leeftijd kon ontmoeten. Cassi besefte overigens wel dat die vraag gedeeltelijk werd ingegeven door eigenbelang. Na drie jaar lang vrijwel iedere avond te hebben getafeld met Patricia snakte ze naar een romantischer einde van de dag. Maar ondanks de heftige gevoelens die deze kwestie in haar wakker riep, zei ze er nooit iets over. De waarheid was dat ze altijd door deze vrouw werd ge�ntimideerd en haar niet graag tegen zich in het harnas wilde jagen, met het risico zich de woede van haar man op de hals te halen. Dat nam echter niet weg dat Cassi het redelijk met mevrouw Kingsley kon vinden, althans, vanuit haar optiek gezien. Ook had ze wat medelijden met deze vrouw, die hier in het hart van Nergenshuizen boven de garage van haar zoon woonde. Nadat Harriet had opgediend, verliep de maaltijd verder in stilte, een stilte die slechts werd verstoord door het getinkel van zilverbestek tegen porselein en gefluisterde bedankjes tegen Harriet, die iedereen tot het nemen van een tweede portie probeerde te verlokken. Pas toen ze nagenoeg waren uitgegeten, verbrak Thomas het algemene stilzwijgen. 'Mijn operaties zijn vandaaguitstekend verlopen,' zei hij. 'M'n hoofd staat niet naar dood en verderf,' zei zijn moeder prompt. Ze wendde zich tot Cassandra en zei: 'Thomas is al net als z'n vader. Die wilde ook altijd en eeuwig over z'n werk praten. Nooit eens over iets belangrijks, of iets dat getuigde van enige cultuur. Soms denk ik wel eens dat ik misschien beter af zou zijn geweest als ik nooit getrouwd was.' 'Dat meent u niet,' zei Cassi. 'Anders zou u nooit zo'n bijzondere zoon hebben gehad.' 'Ha!' zei Patricia zo luid en plotseling dat het 't karakter had van een explosie. Haar lach schalde door de kamer en liet de kristallen kandelaars vibreren. 'Het enige werkelijk bijzondere aan Thomas is de manier waarop hij zijn vader in alles na doet, zelfs door met een horrelvoet ter wereld te komen.' Cassi liet haar vork vallen. Thomas had hierover tegenover haar nooit met ��n woord gerept. Toen ze zich hem voorstelde als een kleine baby met een mismaakt voetje voelde ze een golf van meegevoel in zich opstijgen, maar tegelijkertijd zag ze aan zijn gelaatsuitdrukking dat hij razend was over de onthulling van zijn moeder. 'Hij was een schattige baby,' vervolgde Patricia, blind voor de onderdrukte woede van haar zoon. 'Echt een mooi, aantrekkelijk kind. Tenminste, tot aan z'n puberteit.' 'Moeder,' zei Thomas langzaam en op effen toon, 'ik vind dat je nu wel genoeg hebt gezegd.' 'Stil jij,' repliceerde zijn moeder ge�rgerd. 'Nu is het jouw beurt om je mond te houden. Ik ben hier twee dagen lang moederziel alleen geweest, afgezien van Harriet, en ik vind dat ik de kans moet krijgen een praatje te maken.' Na een laatste woedende blik in haar richting boog Thomas zich weer over zijn bord. 'Thomas,' zei Patricia na een korte stilte scherp. 'Doe me een lol en haal je ellebogen van tafel.' Met een ruk schoof hij zijn stoel achteruit en stond op. Zijn gezicht was rood aangelopen. Zonder iets te zeggen, smeet hij zijn servet neer en verliet de eetkamer. Cassi hoorde hem de trap op rennen, waarna de deur van zijn studeerkamer werd dichtgeslagen. Opnieuw tinkelden de kristallen kandelaars. Cassi, die zoals gewoonlijk tussen twee vuren zat, aarzelde; ze wist niet goed wat ze het beste kon doen. Na een moment van besluiteloosheid stond ze eveneens op, met de bedoeling Thomas' voorbeeld te volgen. 'Cassandra!' zei Patricia scherp. En op klagende toon voegde ze eraan toe: 'Toe, ga nou maar zitten. Laat het kind toch. Eet. Ik weet dat suikerpati�nten moeten eten.' Met een kleur ging Cassi weer zitten. Thomas liep in zijn studeerkamer te ijsberen, in zichzelf mopperend dat het niet eerlijk was dat hij zich thuis zo'n smadelijke behandeling moest laten welgevallen na een frustrerende dag in het ziekenhuis. Nijdig vroeg hij zich af waarom Cassi bij zijn moeder was achtergebleven, in plaats van met hem mee te gaan. Even speelde hij met de gedachte terug te gaan naar het ziekenhuis. Hij fantaseerde over de dochter van pati�nt Campbell en het respect dat ze hem zou willen betonen. Hij herinnerde zich hoe ze hem had toegefluisterd dat ze wenste iets voor hem te kunnen doen. Maar de kille, tegen de ruiten striemende regen maakte dat de gedachte aan teruggaan naar Boston hem tegenstond. Daarom nam hij de krant van de stapel lectuur die hij nog moest doorworstelen en liet zich lui onderuit zakken in de comfortabele fauteuil naast de open haard. Tijdens zijn pogingen tot lezen merkte hij dat zijn gedachten telkens afdwaalden. Zo vroeg hij zich af waarom hij zich na al die jaren nog zo gemakkelijk door zijn moeder liet ergeren. Daarna dacht Thomas na over Cassi en de PDNC-reeks waarmee ze Robert Seibert had geholpen. Hij betwijfelde geen seconde dat het soort publiciteit dat uit een dergelijk onderzoek kon voortvloeien uitermate nadelig zou zijn voor het ziekenhuis. Ook wist hij dat het Robert er alleen om te doen was zijn naam in druk te zien verschijnen. En wie hij daarmee nadeel berokkende interesseerde hem geen zier. Thomas smeet de ongelezen krant van zich af en slenterde de aan zijn studeerkamer grenzende badkamer in. Hij staarde in de spiegel en bekeek zijn ogen. Hij had altijd gemeend dat hij er jeugdig uitzag voor iemand van zijn leeftijd, maar nu was hij daar lang niet zo zeker meer van. Onder zijn ogen ontdekte hij donkere kringen en z'n oogleden leken rood en opgezet. Terug in zijn studeerkamer nam hij plaats achter zijn bureau en trok de tweede rechter lade open om er een plastic flacon uitte nemen. Hij wipte een gele pil in zijn mond en liet deze na korte aarzeling volgen door een tweede. Daarna schonk hij zich aan de bar een glas pure malt-whisky in en ging weer in de leren fauteuil zitten, die vroeger van zijn vader was geweest. Nu al voelde hij de spanningen uit zijn lijf wegvloeien. Hij stak zijn hand uit naar de krant op het tafeltje naast de fauteuil en probeerde te lezen. Ook nu kon hij zich niet concentreren. Nog steeds was zijn woede niet wegge�bd. Hij dacht terug aan zijn eerste week als eerste assistent op Hartchirurgie, toen hij zich geconfronteerd had gezien met een volledig bezette afdeling Intensive Care en twee assistenten die voor hun pati�nten plaats opeisten. Aangezien er geen bedden beschikbaar waren, was het hele operatie- rooster vastgelopen. Hij herinnerde zich dat hij naar Intensive Care was gegaan en iedere pati�nt zorgvuldig had gecontroleerd, om na te gaan of een hunner de afdeling misschien kon verlaten. Zijn keuze viel uiteindelijk op twee pati�nten die in coma verkeerden en daaruit niet meer zouden ontwaken. Zeker, deze pati�nten konden het eigenlijk niet zonder de speciale dag-en-nacht verpleging stellen die uitsluitend op Intensive Care mogelijk was, maar daar stond tegenover dat er geen enkele hoop meer bestond dat ze ooit nog zouden herstellen. Desondanks werden hun behandelend geneesheren woedend, toen Thomas opdracht gaf het tweetal te verplaatsen; ja, de verpleegkundige staf van de afdeling had zelfs vierkant geweigerd aan zijn opdracht te voldoen. Als de dag van gisteren herinnerde hij zich hoe vernederd hij zich had gevoeld toen de verpleegkundige staf aan het langste eind trok en deze pati�nten, die al hersendood waren, toch op IC bleven. En bovendien was niet alleen het probleem zelf niet uit de wereld, maar ook had Thomas er enkele vijanden bij gekregen. Het leek alsof niemand wilde begrijpen dat de chirurgie, een levens reddende specialiteit, evenals de geldverslindende afdeling Intensive Care bedoeld was voor pati�nten met een kans op herstel en niet voor levende doden. Thomas ging terug naar de bar en schonk zichzelf nog eens in. De ijsblokjes hadden zijn malt-whisky verdund en de smaak verflauwd. Hij staarde naar de leren fauteuil en herinnerde zich zijn vader, de grote zakenman; hij vroeg zich af wat de oude heer van hem zou hebben gevonden als hij nog in leven was geweest. Thomas had er geen flauw benul van, omdat zijn vader al evenmin als zijn moeder ooit veel waardering voor hem had laten blijken of hem had aangemoedigd. Altijd was hij vlugger geweest met zijn kritiek dan met zijn steun. Zou Cassi genade hebben gevonden in zijn ogen? Hij vermoedde dat zijn vader geen hoge dunk zou hebben gehad van een meisje met diabetes. Intussen maakte Cassi zich ongerust nadat Thomas van tafel was weggelopen. Hij had al in een slecht humeur verkeerd voordat ze naar beneden waren gekomen voor de avondmaaltijd, zodat ze nu bang was dat hij zich boven steeds kwader zat te maken. Wanhopig probeerde ze het gesprek gaande te houden, maar het enige dat ze haar schoonmoeder kon ontlokken was ja' of 'nee'. Patricia gedroeg zich alsof ze voldoening putte uit het feit dat ze Thomas van tafel had gejaagd. 'Die horrelvoet van Thomas, was dat ernstig?' vroeg Cassi tenslotte, in de hoop het zwijgen te verbreken. 'Afschuwelijk. Even erg als bij zijn vader, die z'n hele leven heeft lopen hinken.' 'Ik wist er helemaal niets van. Ik had er nooit iets van gemerkt.' 'Natuurlijk niet. H�m hebben ze geopereerd, in tegenstelling tot zijn vader.' 'De hemel zij dank,' zei Cassi eerlijk. Ze probeerde zich een hinkende Thomas voor te stellen. Ze merkte dat ze zich hem zelfs als baby nauwelijks kon voorstellen met een horrelvoet. 'Voor het slapen gaan moesten we de jongen in de beugels sluiten,' zei Patricia. 'Dat was een hele toestand, want hij gilde altijd en gedroeg zich alsof ik hem wilde martelen.' Ze depte haar mond met haar servet. Cassi maakte zich een voorstelling van Thomas als kind, opgesloten in beugels die hem in zijn bewegingen belemmerden. Zonder twijfel moest het inderdaad een soort marteling voor hem zijn geweest. 'Nou,' zei Patricia Kingsley, terwijl ze abrupt opstond, 'moet je niet naar boven? Hij heeft beslist iemand nodig. En ondanks al dat stoere gedoe van hem is hij niet al te sterk. Ik zou zelf wel naar hem toegaan, maar kennelijk geeft hij de voorkeur aan jou. Die kerels zijn allemaal hetzelfde. Als je ze alles hebt gegeven, laten ze je vallen als een baksteen. Prettige nacht, Cassandra.' Cassi was met stomheid geslagen door de lompe manier waarop haar schoonmoeder uit de eetkamer vertrok, zodat ze een poosje alleen achterbleef aan tafel. Ze hoorde Patricia Kingsley met Harriet praten en daarna viel de voordeur met een smak dicht. Nu was het doodstil in huis, afgezien van het gepiep van de verandaschommel die door windvlagen in beweging werd gehouden. Ze stond op en begon de trap op te lopen, plotseling glimlachend bij de gedachte dat Thomas en zij als opgroeiende kinderen toch iets met elkaar gemeen hadden gehad: ze hadden allebei als kind met een fysieke handicap geworsteld. Toen ze op de deur van de studeerkamer klopte, vroeg ze zich af in welke stemming Thomas zou verkeren. Ze verwachtte het ergste, na de manier waarop hij zich in de Porsche tegenover haar had gedragen. De onheuse behandeling van zijn moeder kon het alleen maar nog erger hebben gemaakt. Maar zodra ze naar binnen stapte was ze opgelucht. Hij zat zijdelings in de leren fauteuil en liet zijn benen over de leuning hangen - een glas in de ene, en een medisch tijdschrift in de andere hand. Hij zag er ontspannen en aantrekkelijk uit. En wat belangrijker was: hij lachte haar toe. 'Ik neem aan dat moeder en jij vriendelijk tegen elkaar zijn gebleven,' zei hij met opgetrokken wenkbrauwen, alsof er een kans bestond dat het tegendeel zich had voorgedaan. 'Excuus voor mijn overhaaste vertrek, maar moeder kan uitermate irritant zijn. En ik voelde me niet opgewassen tegen een sc�ne.' Hij gaf haar een knipoog. 'Je bent op een voorspelbare manier onvoorspelbaar,' zei Cassi lachend. 'Je moeder en ik hebben een uitermate belangwekkend gesprek gevoerd. Thomas, ik , heb nooit iets geweten van die horrelvoet. Waarom heb je me er nooit iets van verteld?' Ze nam plaats op de vrije leuning van de fauteuil en dwong hem zich een kwartslag te draaien en een normale houding aan te nemen. Hij gaf geen antwoord en verschool zich achter zijn whisky-glas. 'Niet dat het zo belangrijk is, hoor,' zei Cassi. 'Maar weetje, ik ben een autoriteit op het gebied van kinderziekten. Voor mij is het een geruststellend iets dat we allebei een dergelijke ervaring hebben opgedaan. Volgens mij kan het alleen maar bevorderlijk zijn voor onze wederzijdse verstandhouding.' 'Ik herinner me niets over een horrelvoet,' zei Thomas. 'Voor zover ik weet heb ik er nooit een gehad. Die hele kwestie is een ingewikkeld hersenspinsel van mijn moeder. Ze wil kennelijk dat jij onder de indruk komt van alles dat ze heeft moeten verduren om mij groot te brengen. Bekijk mijn voeten maar eens goed. Zien die er misvormd uit?' Thomas trok zijn schoenen uit en hield haar zijn voeten onder de neus. Cassi moest toegeven dat beide voeten er in alle opzichten normaal uitzagen. Ze wist dat Thomas uitstekend kon lopen en zelfs op de universiteit een van de betere atleten was geweest. Maar ze kon nog niet goed bepalen wie er nu eigenlijk de waarheid sprak, en wie niet. 'Het lijkt zo onwaarschijnlijk dat je moeder iets dergelijks uit haar duim zuigt,' zei ze, op een toon die eerder vragend had geklonken dan als een constatering. Niettemin reageerde Thomas erop alsof het dat laatste was geweest. Hij smeet zijn tijdschrift op de grond en sprong zo heftig op dat Cassi bijna haar evenwicht verloor. 'Luister, het kan mij niet verdommen wie je gelooft,' snauwde hij. 'Mijn voeten zijn prima. Ze zijn altijd prima geweest en ik wens geen woord meer te horen over een horrelvoet.' 'Goed, goed,' zei Cassi sussend. Met beroepsmatige interesse sloeg ze het doen en laten van haar man gade en constateerde dat hij lichtelijk uit zijn evenwicht moest zijn, want hij overdreef zelfs de eenvoudigste bewegingen en was telkens genoodzaakt ze op subtiele manier te corrigeren. En dat was nog niet alles: ook zijn articulatie was enigszins onnauwkeurig. Gedurende de afgelopen maanden had Cassandra dergelijke verschijnselen al vaker bij hem opgemerkt, maar steeds genegeerd. Als hij zo af en toe een borrel teveel wilde drinken, had hij daar het volste recht toe, en ze wist dat hij graag whisky dronk. Alleen verbaasde ze zich er deze keer over, gezien de korte tijd die verstreken was sinds hij van tafel weg was gelopen. Blijkbaar had hij een paar borrels kort na elkaar achterover geslagen. Voor alles wilde Cassi dat haar man zich zou ontspannen. En als praten over een al dan niet denkbeeldige horrelvoet hem van streek maakte, was ze zo nodig meer dan bereid dat thema voorgoed te laten vallen. Ze liet zich van de leuning van de fauteuil glijden en maakte aanstalten haar arm om zijn nek te leggen. Hij weerde haar af en nam demonstratief een nieuwe slok whisky. Hij maakte een strijdbare indruk, alsof hij belust was op ruzie. Van zo dichtbij zag Cassi dat zijn pupillen waren samengetrokken tot niet meer dan zwarte puntjes in helblauwe irissen. Ze onderdrukte haar eigen irritatie over zijn afwerende houding en zei: 'Thomas, je bent ongetwijfeld op van vermoeidheid. Je bent hard toe aan een goeie nachtrust.' Opnieuw stak ze haar arm naar hem uit, en deze keer liet hij toe dat ze hem tegen zich aantrok. 'Kom mee naar bed,' zei ze zacht. Thomas loosde een zucht, maar zei geen woord. Hij zette zijn half leeggedronken glas neer en liet zich door Cassi door de gang meetronen naar hun gemeenschappelijke slaapkamer. Daar begon hij de knoopjes van zijn overhemd los te maken, maar zachtjes duwde Cassi zijn handen weg om het van hem over te nemen. Langzaam kleedde ze hem uit en liet zijn kleren nonchalant op de grond glijden. Zodra hij tussen de lakens lag, kleedde ze vlug ook zichzelf uit en glipte het bed in. Het was een verrukkelijke gewaarwording om de koelte van de schone lakens, het geruststellende gewicht van de dekens en de warmte van Thomas' lichaam te voelen. Buiten hoorde ze de kille novemberwind huilen en de Japanse windklokjes op het balkon tinkelen. Cassi begon met het masseren van zijn nek en schouders. Daarna verplaatste ze haar handen langzamerhand langs zijn lichaam omlaag. Ze voelde hoe hij zich geleidelijk begon te ontspannen en op haar bewegingen ging reageren. Als vanzelf nam hij haar in zijn armen. Ze kuste hem en tastte teder naar zijn dijen. Zijn lid was volkomen slap. Zodra hij de aanraking van Cassi's hand voelde kwam hij met een ruk overeind en duwde haar van zich af. 'Ik geloof niet dat het helemaal eerlijk zou zijn te verwachten dat ik vanavond in staat ben je te bevredigen.' 'Ik wilde alleen maar lief voor jou zijn, Thomas, meer niet,' zei Cassi zachtjes. 'Ja, dat zal wel,' antwoordde hij kwaadaardig. 'Maar met mij hoef je die psychiatrische trucs van je niet uit te halen!' 'Thomas, het maakt mij niet uit of we wel of niet vrijen.' Hij zwaaide zijn benen over de rand van het bed, griste met rukkerige, ongeco�rdineerde bewegingen zijn kleren van de vloer en snauwde haar toe: 'Dat lijkt me moeilijk te geloven.' Toen hij in de gang verdween, smeet hij de slaapkamerdeur met zoveel geweld dicht dat de stormluiken ervan rammelden. Cassi werd opgeslokt door de inktzwarte duisternis. De huilende wind die zoeven nog haar gevoel van geborgenheid had versterkt, deed nu het tegenovergestelde. De oude angst in de steek te worden gelaten bekroop haar opnieuw. Ze huiverde, ondanks de warme dekens. Stel dat Thomas haar verliet? Wanhopig probeerde ze die gedachte van zich af te zetten, eenvoudig omdat ze die mogelijkheid onverdraaglijk vond. Misschien was hij alleen maar dronken. Ze herinnerde zich zijn gebrek aan evenwichtsgevoel en slordige articulatie. Het leek haar onmogelijk dat hij, gedurende de korte periode waarin ze samen met haar schoonmoeder aan tafel had gezeten, zoveel kon hebben gedronken dat dit effect kon ontstaan, maar nu ze erover nadacht, moest ze erkennen dat soortgelijke situaties zich gedurende de afgelopen drie, vier maanden al vaker hadden voorgedaan. Cassi rolde zich op haar rug en staarde naar het plafond, waarop het schijnsel van een buitenlantaarn achter de kale takken van een boom een schaduwpatroon in de vorm van een gigantisch spinneweb veroorzaakte. Het was een beeld dat haar angst aanjoeg, zodat ze zich op haar zij draaide en meteen met hetzelfde beeld werd geconfronteerd, ditmaal op de muur tegenover het venster. Zou Thomas soms een of andere drug gebruiken? En nu ze eenmaal die mogelijkheid onderkende, zag ze in dat ze de symptomen al maanden lang niet had willen zien. Opnieuw een bewijs dat Thomas niet gelukkig met haar was, dat hun leven een drastische wijziging had ondergaan en dat hijzelf anders was geworden. In de bij zijn studeerkamer horende badkamer staarde Thomas Kingsley naar zijn naakte lichaam, weerkaatst door de spiegel. Hoewel hij het niet graag wilde toegeven zag hij er ouder uit. Maar zijn slappe penis verontrustte hem meer. Als hij hem aanraakte kon hij er vrijwel geen gevoel in ontdekken, een feit dat hem de stuipen op het lijf joeg van angst. Wat mankeerde er aan zijn seksualiteit? Zolang Cassi hem masseerde had hij behoefte gehad aan een seksuele ontlading. Maar blijkbaar dacht zijn penis er anders over. Het komt natuurlijk allemaal door Cassi, redeneerde hij zonder veel overtuiging toen hij terugging naar de studeerkamer en zijn kleren aantrok. Hij nam zijn glas op, liep naar z'n bureau en trok de tweede rechter lade open. Helemaal achterin, aan het zicht onttrokken door zijn postpapier, stonden een aantal plastic flacons. Als hij slapen wilde, zou hij nog een pilletje nodig hebben. Eentje maar! Met een vlugge beweging wipte hij een van de kleine gele pillen in zijn mond en spoelde hem weg met wat whisky. Verbazend snel liet de kalmerende uitwerking van de drug zich gelden.