Hoofdstuk 13
Cassi had gehoopt dat ze wel gewend zou raken aan het sterke onderzoeklicht van haar oogarts, maar iedere keer dat Obermeyer haar onderzocht, ondervond ze er evenveel hinder van als bij de vorige keer. Er waren sinds haar operatie nu vijf dagen verstreken, en afgezien van de insulinereactie was haar herstel vlot en zonder complicaties verlopen. Iedere dag was Obermeyer even langs gekomen om in haar oog te turen, en steeds had hij gezegd dat het er uitstekend uitzag. Vandaag zou ze uit het ziekenhuis worden ontslagen en was ze naar Obermeyers spreekkamer ge�scorteerd om hem in de gelegenheid te stellen nog ��n keertje de zaak 'grondig te controleren', zoals hij het had omschreven. Tot haar opluchting verdween het intense licht eindelijk uit haar oog. 'Nou, Cassi, dat hinderlijke bloedvat ziet er prima uit en er zijn geen bloedingen meer opgetreden. Maar dat hoef ik je niet te zeggen: je gezichtsvermogen in dat oog is geweldig verbeterd. Ik wil je voorlopig nog geregeld terugzien voor controle en het is mogelijk dat je in de toekomst met de laser moet worden behandeld, maar ik kan je zeggen dat het eigenlijke probleem definitief verholpen is.' Cassi wist wel niet precies wat laserbehandelingen inhielden, maar het kon haar geestdrift voor het feit dat ze nu het ziekenhuis uit mocht niet verminderen. Ze was ervan overtuigd dat haar angst voor Thomas ingebeeld was geweest en dat haar moeilijkheden op z'n minst voor een flink deel door haarzelf waren veroorzaakt. Nu wilde ze dolgraag naar huis om haar huwelijk weer in het goeie spoor te zetten. Hoewel Cassi heel goed kon lopen, stond de vrijwilligster die haar terug zou brengen naar haar kamer in het Scherington Building erop dat ze weer plaatsnam in de rolstoel waarmee ze was gekomen. Cassi vond het idioot. De vrijwilligster was tegen de zeventig en behept met een amechtige ademhaling, maar ze wist van geen wijken, zodat Cassi zich maar weer door de vrouw liet terugrijden naar haar kamer. Nadat ze haar spullen had ingepakt, ging Cassi op de stoel naast haar bed zitten wachten op het moment waarop ze officieel te horen zou krijgen dat ze weg mocht. Thomas had zijn spreekuur geannuleerd en zou haar tussen half twee en twee uur 's middags naar huis rijden. Vanaf het moment dat ze was opgenomen had hij zich een zorgzaam en liefhebbend echtgenoot getoond. Op een of andere manier had hij kans gezien haar vier, vijf keer per dag te bezoeken, en zo nu en dan was hij zelfs bij Cassi op de kamer komen eten, waarbij hij haar kamergenotes in de ban had gebracht van zijn charme. Ook had hij hun vakantie helemaal geregeld. Over anderhalve week zouden ze weg kunnen, met de zegen van dr. Obermeyer. Alleen al de gedachte aan vakantie was genoeg om Cassi dolgelukkig te maken. Afgezien van hun huwelijksreis naar Europa, een gelegenheid die Thomas te baat had genomen om daar lezingen te houden en een paar operaties te doen die grote belangstelling hadden getrokken, waren ze nooit langer dan een paar dagen achtereen samen op stap geweest. Cassi verheugde zich even ongeduldig op haar komende vakantie als een vijfjarig kind op de komst van Sint Nicolaas. Gedurende haar verblijf in het ziekenhuis was zelfs dr. Ballantine haar komen bezoeken. Hij scheen erg van streek te zijn geweest door het feit dat ze een overdosis aan insuline binnen had gekregen en Cassi vroeg zich af of hij er zich misschien verantwoordelijk voor voelde vanwege de gesprekken die ze met elkaar hadden gevoerd. Toen ze erover wilde beginnen had hij geweigerd er iets over te zeggen. Maar Thomas was ervoor verantwoordelijk geweest dat de rest van haar verblijf in het ziekenhuis zo plezierig was verlopen. Hij had zich de laatste vijf dagen zo ontspannen tegenover haar gedragen dat Cassi zelfs met hem over Robert had kunnen praten. Ze had hem gevraagd of ze hem werkelijk in de nacht van Roberts overlijden in Roberts kamer tegen het lijf was gelopen, of dat ze het alleen maar had gedroomd. Lachend had hij geantwoord dat hij haar er inderdaad had aangetroffen, in de nacht die vooraf was gegaan aan haar operatie. Ze had zwaar onder de invloed van een sedativum verkeerd en scheen niet te weten wat ze deed.Voor Cassi was het een opluchting geweest te weten dat ze niet alle gebeurtenissen van die nacht aan haar fantasie had ontleend, en hoewel ze nog steeds aan bepaalde herinneringen twijfelde, was ze bereid die aan haar eigen verbeeldingskracht toe te schrijven. Vooral nadat Joan haar inzicht in de vermogens van haar onderbewustzijn had verdiept. 'Ziezo,' zei zuster Stevens, die bedrijvig de kamer binnenstapte en zag dat Cassi klaar was om te vertrekken. 'Hier zijn uw medicijnen. Deze druppels zijn voor overdag, en deze oogzalf is voor het slapen-gaan. Ik heb er meteen ook maar een stel ooglapjes bij gedaan. Nog vragen?' 'Nee,' zei Cassi. Ze stond op. Aangezien het pas kort na elven was, droeg Cassi haar koffer naar de hal en liet hem achter bij de inlichtingenbalie. Ze wist dat Thomas nog minstens twee uur druk aan het werk zou blijven en stapte weer in de lift om een bezoekje te brengen aan Pathologie. Een van de vage herinneringen die Cassi niet met Thomas had willen bespreken, had betrekking op de computerstaten met gegevens over Roberts PDNC-studie. Ze kon zich nog wel iets over die gegevens herinneren, maar het bleef te vaag. En het laatste dat ze Thomas wilde laten blijken, was dat ze nog altijd belangstelling had voor dat onderzoek. Toen ze op de negende was aangekomen, liep ze rechtstreeks naar Roberts werkkamer. In het naamkaarthoudertje op de deur was een nieuw kartonnetje geschoven. Dr. Percey Frazer, las ze. Cassi klopte aan. Ze hoorde iemand roepen dat ze binnen moest komen. De kamer verkeerde in een toestand die schril contrasteerde met de manier waarop Robert het vertrek altijd op orde had gehouden. Overal waar ze keek zag ze stapels boeken, medische tijdschriften en objectglaasjes. De vloer was bezaaid met verkreukelde paperassen. Dr. Frazer paste volmaakt in deze omgeving. Zijn ongekamde kroeshaar sloot zonder overgang aan op een wild groeiende baard. 'Kan ik iets voor u doen?' vroeg hij, notitie nemend van Cassi's verbaasde reactie op de chaos. Zijn stem klonk niet vriendelijk, maar ook niet onvriendelijk. 'Ik was met Robert bevriend,' zei Cassi. 'Ach ja,' zei Frazer, achterover leunend in zijn stoel, terwijl hij zijn handen achter zijn hoofd met elkaar verstrengelde. 'Tragisch, werkelijk tragisch.' 'Weet u toevallig iets over zijn paperassen?' vroeg Cassi. 'We hebben samen aan een project gewerkt en ik hoopte dat ik de gegevens erover nog te pakken kon krijgen.' 'Geen flauw idee. Toen ze mij deze kamer gaven was alles er al uitgehaald. Ik raad u aan even te gaan praten met het hoofd van de afdeling, dokter 'Ik weet wie het is,' viel Cassi hem in de rede. 'Ik ben hier zelf assistent geweest.' 'Het spijt me dat ik u niet kon helpen,' zei dr. Frazer. Hij liet zijn stoel weer naar voren kantelen en ging verder met zijn werk. Cassi draaide zich om en maakte aanstalten weg te lopen, maar op dat moment schoot haar nog iets anders te binnen. 'Kunt u me misschien zeggen wat de autopsie op Robert heeft opgeleverd?' 'Ik hoorde dat 's mans hartkleppen er niet al te best aan toe waren.' 'Maar met betrekking tot de doodsoorzaak?' 'Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ze wachten nog op het onderzoek van de hersenen. Misschien is dat nog niet voltooid.' 'Weet u misschien of er sprake was van cyanose?' 'Ik meen van wel. Maar ik ben niet de aangewezen persoon om dergelijke vragen te beantwoorden - ik ben nieuw hier. Waarom gaat u niet even naar de chef zelf?' 'U hebt gelijk. Bedankt voor uw tijd.' Dr. Frazer wuifde haar na toen ze zijn werkkamer verliet en de deur stil achter zich dichttrok. Ze ging op zoek naar het hoofd van Pathologie, maar kreeg te horen dat hij de stad uit was om een congres bij te wonen. Triest besloot Cassi de resterende tijd maar in Thomas' wachtkamer door te gaan brengen. Nu ze had gezien dat Roberts werkkamer alweer door iemand anders in gebruik was genomen, was ze ruw geconfronteerd geworden met de realiteit van zijn dood. Ze had noodgedwongen zijn begrafenis gemist, waardoor ze het soms moeilijk had gevonden zich eraan te herinneren dat haar studievriend er voorgoed niet meer was. Daarmee zou ze nu geen problemen meer hebben.Cassi merkte dat de deur van Thomas' wachtkamer op slot zat, toen ze er eenmaal voor stond. Na een blik op haar horloge wist ze waarom. Het was net twaalf uur geweest en Doris had lunchpauze. Cassi liet een veiligheidsbeambte de deur openmaken en installeerde zich op de roze zitbank. Ze probeerde lusteloos wat te lezen in de stokoude nummers van de New Yorker, maar kon haar aandacht er niet bijhouden. Toen ze om zich heen keek zag ze dat de deur naar Thomas' spreekkamer op een kier stond. Iets dat Cassi de afgelopen week krachtig had verdrongen, was het misbruik van geneesmiddelen waaraan Thomas zich bezondigde. Met het oog op zijn veranderde gedrag wilde ze dolgraag geloven dat hij ermee was opgehouden. Maar nu ze hier zat kreeg haar nieuwsgierigheid toch de overhand. Ze stond op, passeerde het bureau van Doris en stapte de spreekkamer binnen. Ze was hier zelden of nooit geweest. Peinzend staarde ze naar de foto's van Thomas en andere hartchirurgen van naam die op een van de boekenplanken waren neergezet. Onwillekeurig trof het haar dat er geen enkele foto van haarzelf tussen stond. Wel een foto van Patricia, maar daarop was ook Thomas zelf te zien, samen met zijn vader. Zeker een opname uit zijn studietijd. Nerveus ging Cassi achter het bureau zitten. Bijna werktuigelijk ging haar hand naar de handgreep van de tweede lade aan de rechter kant, dezelfde als die waarin ze thuis de drugs had aangetroffen. Toen ze de lade uittrok, voelde ze zich een verraadster. Thomas was zo zorgzaam en lief voor haar geweest, de afgelopen week ... En toch trof ze ze opnieuw aan: een complete huisapotheek, bestaande uit Percodan, Demerol, Valium, morfine, Talwin en Dexedrine. Achter de plastic flacons ontdekte ze een stapeltje postorderbonnen met het adres van een farmaceutische groothandel uit een andere Amerikaanse staat. Cassi bukte zich om beter te kunnen zien. Generic Drugs, zo heette die farmaceutische groothandel. En de dokter die de orderbonnen had ondertekend heette dr. Allan Baxter, dezelfde naam die ze had gezien op de etiketjes die ze thuis had aangetroffen. Plotseling hoorde ze de deur van de wachtkamer dichtslaan. Ze bood weerstand aan de neiging ook de lade met een klap dicht te schuiven en duwde hem vlug naar voren zonder geluid te veroorzaken. Ze schepte diep adem en wandelde Thomas' spreekkamer uit. 'Grote hemel!' riep Doris geschrokken uit. 'Ik had geen idee dat je hier was!' 'Ze hebben me eerder laten gaan,' zei Cassi met een glimlach. 'Wegens goed gedrag.' Nadat ze eenmaal over haar eerste schrik heen was, voelde Doris zich genoodzaakt Cassi omstandig uit te leggen dat ze gisteren de hele middag doende was geweest met het bellen van Thomas' pati�nten voor het spreekuur van vandaag, alleen om te zorgen dat Thomas haar vandaag thuis kon brengen. Onder het spreken keek ze naar de openstaande deur van de spreekkamer en deed die dicht. 'Wie is dokter Allan Baxter?' vroeg Cassi, die geen aandacht schonk aan Doris' pogingen haar het gevoel te bezorgen dat ze een lastpak was. 'Dokter Baxter? Dat was de cardioloog die z'n praktijk uitoefende in de kamers hiernaast, die wij hebben overgenomen om over extra onderzoekruimten te kunnen beschikken.' 'Wanneer is hij eigenlijk verhuisd?' vroeg Cassi. 'Hij is niet verhuisd. Hij is doodgegaan,' zei Doris. Ze ging achter haar schrijfmachine zitten en richtte haar aandacht op haar werk. Zonder Cassi aan te kijken voegde ze eraan toe: 'Ik vind het prettiger als je gaat zitten. Ik ben ervan overtuigd dat Thomas dadelijk hier zal zijn.' Ze draaide een vel papier in haar schrijfmachine en begon te tikken. 'ik geef er de voorkeur aan in Thomas' spreekkamer te wachten.' Toen ze Cassi langs haar bureau zag lopen, schoot Doris' hoofd omhoog. 'Thomas heeft er een hekel aan dat iemand in zijn spreekkamer zit als hij er niet is,' protesteerde ze met klem. 'Dat is te begrijpen,' zei Cassi. 'Maar ik ben niet zo maar iemand. Ik ben zijn vrouw.'Cassi liep de spreekkamer in en sloot de deur, half verwachtend dat Doris haar achterna zou komen. De deur bleef echter dicht en even later kon ze het geratel van de schrijfmachine horen. Ze liep naar het bureau en nam vlug een van de postorderbonnen uit de lade. Nu zag ze dat niet alleen de naam van dr. Baxter erop was gedrukt, maar ook diens registratienummer bij de Drug Enforcement Administration, de Amerikaanse overheidsinstantie die toezicht uitoefent op de fabricage en verkoop van geneesmiddelen. Iedere medicus heeft van deze instelling een registratienummer gekregen dat op ieder recept voor narcotica moet worden vermeld. Cassi draaide een rechtstreekse buitenlijn en vervolgens het nummer van de DEA. Ze kreeg een secretaresse aan de lijn. Ze maakte zich bekend en zei dat ze een vraag had met betrekking tot een medicus. 'In dat geval lijkt 't me beter dat u met een van onze inspecteurs spreekt,' zei de vrouw. Cassi moest wachten en ze zag dat haar hand trilde. Eindelijk kreeg ze een van de inspecteurs aan de lijn. Opnieuw maakte Cassi zich bekend en zei erbij dat ze verbonden was aan de staf van het Memorial. De inspecteur stond haar uiterst beleefd te woord en vroeg haar waarmee hij haar van dienst kon zijn. 'Ik wilde alleen een inlichting,' zei Cassi. 'Ik vroeg me af of u de gewoonten van iedere medicus met betrekking tot het uitschrijven van recepten volgt.' 'Dat doen we inderdaad,' beaamde de inspecteur. 'We houden via de computer dossiers bij, door middel van een informatiesysteem inzake narcotica en overige geneesmiddelen. Maar als u uit bent op een specifieke inlichting met betrekking tot een bepaalde dokter ben ik bang dat we u moeten teleurstellen. Die informatie is vertrouwelijk.' 'Alleen uw mensen hebben er inzicht in, nietwaar?' 'Zo is het, dokter. Vanzelfsprekend richten we onze aandacht niet op de uitschrijfgewoonten van ��n bepaalde dokter, tenzij we een tip krijgen van de raad voor de volksgezondheid of van de commissie voor ethiek van de vereniging van huisartsen, of een andere vereniging van medici. Het kan natuurlijk zijn dat de voorschrijfgewoonten van een medicus binnen korte tijd sterk veranderen. In dat geval komt zijn naam automatisch uit de computer rollen. 'Ik begrijp het,' zei Cassi. 'Ik kan dus zelf op geen enkele manier een bepaalde dokter controleren.' 'Ik ben bang van niet. Als u een vraag hebt over een bepaald iemand, raad ik u aan dit aan de vereniging voor te leggen waarvan u lid bent. U begrijpt natuurlijk wel waarom deze informatie vertrouwelijk moet blijven.' 'Ik kan er wel inkomen,' zei Cassi. 'Bedankt voor uw moeite.' Cassi stond al op het punt de hoorn op de haak te leggen toen de inspecteur zei: 'Ik kan u wel zeggen of een medicus naar behoren is geregistreerd en momenteel recepten uitschrijft, maar niet hoe vaak en hoeveel. Heeft u daar misschien iets aan?' 'Beslist,' zei Cassi. Ze noemde de naam Allan Baxter en diens DEA-nummer. 'Een ogenblik,' zei de inspecteur. 'Laat me dit even intoetsen.' Terwijl Cassi zat te wachten hoorde ze de wachtkamerdeur dichtgaan. Meteen daarna hoorde ze Thomas' stem. Angstig propte ze het orderbonnetje in haar zak. En juist toen Thomas zijn spreekkamer binnenstapte kreeg ze de inspecteur weer aan de lijn. Cassi glimlachte verlegen tegen Thomas. 'Dokter Baxter heeft een geldig registratienummer en schrijft regelmatig recepten uit.' Cassi gaf geen antwoord. Ze legde eenvoudig de hoorn op de haak. Thomas was spraakzaam toen hij Cassi naar huis reed. Als hij al boos was geweest over het feit dat hij haar achter zijn bureau had aangetroffen, slaagde hij erin dat te verbergen achter een stortvloed van vragen over hoe ze zich voelde. Hoewel Cassi hem herhaaldelijk verzekerde dat ze zich heel goed voelde, had hij haar bij de hoofdingang laten wachten om op een holletje de auto te gaan halen en ermee voor te rijden. Cassi was dankbaar voor Thomas' attenties, maar ze was zo geschrokken van wat ze zojuist van de Drug Enforcement Ad- ministration had gehoord dat ze het grootste deel van de rit stil voor zich uit zat te kijken. Nu begreep ze hoe Thomas erin slaagde aan drugs te komen zonder te worden ontdekt. Hij had zich meester gemaaki; van het DEA nummer van Allan Baxter. Het enige wat hij daarvoor hoefde te doen was het jaarlijks invullen van een formulier en het betalen van vijf dollar aan leges. Aangezien Thomas Baxter had gekend en wel enig idee had van de hoeveelheden die dr. Baxter jaarlijks had voorgeschreven kon Thomas zoveel middelen krijgen als hij maar wilde, dank zij het DEA-nummer van Baxter. Vermoedelijk veel meer dan hij zelf kon verbruiken. En het feit dat hij zijn toevlucht tot een dergelijk bedrog had genomen, liet er geen twijfel over bestaan dat zijn verslaving ernstiger was dan Cassi zelf had willen geloven. Zijn gedrag was de afgelopen week zo normaal geweest dat ze zich had vastgeklampt aan de hoop dat hij uit zichzelf al minder pilletjes was gaan slikken. Misschien, zo had ze gedacht, zouden ze er met elkaar over kunnen praten als ze eenmaal weg waren. 'Ik heb minder prettig nieuws,' zei Thomas plotseling, haar gedachtenstroom onderbrekend. Cassi draaide zich om. Ze zag dat hij heel even opzij keek, alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat ze luisterde. 'Voor ik vanmorgen de operatie-afdeling verliet, kreeg ik een telefoontje van een ziekenhuis op Rhode Island. Ze sturen een pati�nt naar me toe die vanavond nog moet worden geopereerd. Ik heb nog geprobeerd iemand anders ervoor te vinden omdat ik bij je wilde zijn, maar er was niemand beschikbaar. In feite is het zo dat ik, zodra ik me ervan heb overtuigd dat jij het naar je zin hebt, er weer vandoor moet.' Cassi antwoordde niet. Ze was bijna blij dat Thomas in het ziekenhuis zou overnachten. Nu zou ze de gelegenheid hebben een besluit te nemen over wat haar te doen stond. Misschien kon ze nagaan hoeveel middelen Thomas precies slikte. Er was nog altijd een kans dat hij ermee was opgehouden. 'Je begrijpt het wel, Cassi?' zei Thomas. 'Ik had geen andere keus.' 'Ik begrijp 't,' zei Cassi. Thomas reed naar de voordeur van het huis en wilde met alle geweld dat ze bleef zitten totdat hij was uitgestapt en het portier voor haar kon opendoen. Ze kon zich niet herinneren dat hij zich sinds hun eerste afspraakje zo had uitgesloofd. Zodra ze binnen waren, stond hij erop dat ze meteen doorliepen naar de zitkamer boven. 'Waar is Harriet?' vroeg Cassi, toen Thomas haar volgde met een karaf ijswater. 'O, die heeft een middagje vrij genomen,' zei Thomas. 'Ze ging een tante bezoeken, of zo. Maar maak je maar niet bezorgd: ik ben ervan overtuigd dat ze wel iets te eten voor je zal hebben klaargezet.' Cassi maakte zich daarover zeker geen zorgen. Ze was heel goed in staat zelf iets klaar te maken. Alleen was het een vreemde gewaarwording dat Harriet niet in huis was. Ze was altijd bedrijvig in de weer. 'Is er voor je moeder ook gezorgd?' vroeg Cassi. 'Alles is geregeld,' zei Thomas. 'Ik wil dat jij je ontspant.' Cassi ging op de divan liggen en liet toe dat Thomas een leesplank over haar heen zette. Ze had een fikse achterstand op het gebied van haar vakliteratuur en hoefde zich geen moment te vervelen. 'Kan ik nog iets anders voor je doen?'vroeg Thomas. Cassi schudde het hoofd. Hij bukte zich en drukte een kus op haar voorhoofd. Voor hij wegging, liet hij een folder op haar leesplank vallen. Toen Cassi de reisfolder opende vielen er twee vliegtickets uit. 'Iets om je op te verheugen terwijl ik weg ben. Maar probeer behoorlijk te slapen, vannacht.' Cassi rekte zich uit en sloeg haar armen om zijn nek. Ze omhelsde hem zo stevig als ze maar kon. Hij verdween in de aangrenzende badkamer en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Cassi hoorde dat het toilet werd doorgetrokken. Toen hij terugkwam kuste hij haar opnieuw en beloofde dat hij haar na de operatie nog even zou bellen, als het niet te laat was geworden. Na een vluchtig bezoek aan de studeerkamer, de huiskamer en de keuken was Thomas klaar om te vertrekken. Nu Cassi na haar verblijf in het ziekenhuis thuis was, voelde hij zich beter dan hij zich in vele dagen had gevoeld. Hij verheugde zich zelfs op de komende operatie, hopend dat het een moeilijk geval zou zijn, een geval dat hem zou dwingen al zijn vaardigheden in de strijd te werpen. Maar voor hij weg kon moest hij nog ��n ding doen: een bezoekje brengen aan zijn moeder. Hij drukte op haar bel en wachtte totdat ze de trap af kwam. Ze was blij hem te zien, maar toen hij haar zei dat hij meteen terugging naar het ziekenhuis betrok haar gezicht. 'Ik heb Cassi vandaag thuisgebracht,' zei hij. 'Nou, je weet dat Harriet vrij heeft. Ik hoop dat je niet van mij verwacht voor haar te zorgen.' 'Ze redt het best, moeder. Laat haar maar betijen. Ik heb liever niet dat je er vanavond heengaat en haar van streek maakt.' 'Wees maar niet bang hoor,' zei Patricia. 'Je hoeft niet te denken dat ik ergens heenga waar ik niet gewenst ben.' Zoals altijd had ze weer eens het laatste woord. Thomas wandelde weg zonder iets te zeggen. Even later stapte hij in zijn Porsche, veegde zijn handen af aan de doek die hij onder de bestuurdersstoel bewaarde en startte de motor. Hijverheugde zich op de terugrit naar Boston, in de wetenschap dat er weinig verkeer zou zijn. Voorzichtig reed hij de oprijlaan af en sprak de vele paardekrachten onder de motorkap pas aan toen hij de grote weg had bereikt. Bij z'n aankomst in de parkeergarage van het ziekenhuis zag hij tot z'n voldoening dat er een plaatsje vrij was naast de loge van de parkeerwachter. Hij stapte uit en wenste de man luidkeels goeiendag voor hij naar het ziekenhuis wandelde en in de lift stapte naar de operatie-afdeling. Toen de avond viel liet Cassi het bleke licht van de winterzon vervagen zonder het licht aan te doen. Ze zag de door de wind opgezweepte golven van de oceaan geleidelijk van blauwgroen veranderen in muisgrijs. De vliegtickets lagen nog steeds op haar schoot. Ze hoopte dat Thomas en zij op een eerlijke manier over zijn verslaving zouden kunnen praten, als ze eenmaal met vakantie waren. Ze wist dat factoren als herkenning en erkenning meer dan de helft van de moeilijkheid vertegenwoordigden. In een poging er een positieve geesteshouding tegenover aan te nemen, sloot Cassi haar ogen, zodat ze zich kon voorstellen hoe ze op een maagdelijk, zonovergoten strand langdurige gesprekken met elkaar voerden en de basis legden voor een heel nieuwe relatie met elkaar. Langzaam sukkelde ze in slaap, nog moe van alles wat ze in het ziekenhuis had moeten doormaken. Het was al helemaal donker toen ze wakker werd. Ze hoorde de stormluiken rammelen in de wind, begeleid door het gestage geroffel van dikke regendruppels op het dak. Het weer in New England, berucht om z'n grillige karakter, was weer eens omgeslagen. Ze ging rechtop zitten en knipte de staande schemerlamp aan. Even was het licht zo schel dat ze haar ogen moest afschermen om op haar horloge te kunnen kijken. Tot haar verbazing zag ze dat het al bijna acht uur 's avonds was. Boos op zichzelf gooide ze de leesplank van zich af en stond op. Ze vond het niet prettig te laat te zijn met haar insuline. In de badkamer stelde Cassi vast dat haar urine wat suiker bevatte. Ze ging terug naar de zitkamer en nam haar insuline- ampullen uit de koelkast achter de boekenkast. Ze liep ermee naar haar schrijfbureau en vulde zorgvuldig het spuitje met de juiste hoeveelheden: vijftig eenheden normale insuline, plus tien eenheden Lente-insuline. Met handige bewegingen injecteerde ze zichzelf in haar linker dijbeen. Zorgvuldig brak ze de naald van het spuitje af en wierp het in de prullenmand, waarna ze de insuline-ampullen weer opborg in de koelkast. Ze bewaarde de normale insuline en de Lente- insuline op verschillende rekken om er zeker van te zijn dat ze ze niet met elkaar zou verwisselen. Nu pakte ze de geneesmiddelen die ze had meegebracht uit het ziekenhuis, verwijderde het lapje voor haar linker oog en druppelde het in. Twee druppels, meer niet. Ze was onderweg naar de keuken, beneden, toen ze voor de eerste keer werd overvallen door een golf van duizeligheid. Ze bleef staan, in de mening dat het wel vlug over zou gaan. Dat gebeurde niet. Ze voelde dat haar handpalmen begonnen te transpireren. Ze begreep niet hoe het mogelijk was dat een paar onnozele oogdruppels een dergelijke uitwerking konden hebben op haar hele lichaam. Ze ging terug naar de zitkamer en controleerde het etiket op het flesje. Een antibioticum, precies zoals ze had verwacht. Ze zette het neer en droogde haar handen af: ze waren kletsnat. Toen begon ze over haar hele lichaam te transpireren, een verschijnsel dat gepaard ging met een gigantische honger. Cassi wist nu met zekerheid dat het de oogdruppels niet waren geweest. Ze had opnieuw een insulinereactie! Haar eerste gedachte was dat ze zich misschien had vergist in de schaalverdeling op het spuitje, maar toen ze het uit de prullenmand opviste kon ze dadelijk zien dat die veronderstelling niet juist was. Ze controleerde de insuline-ampullen, maar de flesjes waren dezelfde als altijd: U 100. Cassi schudde het hoofd, zich afvragend hoe het mogelijk was dat haar diabetische balans zo sterk verstoord kon zijn. Hoe dan ook, de oorzaak van de reactie was minder belangrijk dan de noodzaak er iets tegen te doen. Cassi wist dat ze ogenblikkelijk moest gaan eten. Halverwege de trap voelde ze het zweet tappelings over haar lichaam stromen en haar hart begon hevig te bonzen. Ze probeerde haar pols te voelen, maar haar hand beefde te sterk. Dit was geen lichte reactie! Het was minstens zo erg als vijf dagen terug in het ziekenhuis. In paniek rende Cassi terug naar de zitkamer en rukte de kast open. Ergens moest de zwarte dokterstas staan die ze had gekregen op de Medische Faculteit. Ze moest hem vinden. Wanhopig duwde ze haar kleren opzij en tastte de ruimte erachter af. Daar was hij! Cassi trok de leren tas uit de kast en holde ermee naar haar bureau. Ze maakte het slot open en keerde de hele tas om, zodat de inhoud op haar bureau belandde, onder andere een flesje met een glucose-oplossing. Met bevende handen vulde ze een injectiespuit en injecteerde zichzelf. Het had nauwelijks of geen uitwerking. Het beven werd erger. Zelfs haar gezichtsvermogen werd minder. Koortsachtig griste Cassi een paar kleine infuusflessen met een vijftig-procents glucose-oplossing van haar bureau. Met de grootste moeite wist ze een tourniquet om haar linker arm te leggen. Met onvaste hand wurmde ze een holle naald in een van de aderen op de rug van haar linker hand. Het bloed spoot uit het open uiteinde van de naald, maar daar trok ze zich niets van aan. Ze duwde het slangetje van een infuusfles over de naald en draaide het tourniquet los. Toen ze de fles boven haar hoofd tilde perste de heldere vloeistof het bloed langzaam terug in haar hand en begon toen vlotter te stromen. Cassi wachtte een ogenblik. Nu het glucose-infuus functioneerde, begon ze zich wat beter te voelen en herkreeg ze vrijwel onmiddellijk haar normale gezichtsvermogen. Ze klemde de infuusfles tussen hoofd en schouder en bracht een paar kleef- pleisters aan over de plek waar de infuusnaald haar huid binnendrong, maar de pleister wilde niet plakken omdat haar hand nog nat was van het bloed. Ze nam de infuusfles in haar rechter hand, holde naar de slaapkamer en draaide het alarmnummer: 911. Ze was doodsbang dat ze het bewustzijn zou verliezen voor er iemand opnam. De telefoon ging aan de andere kant van de lijn over. Iemand nam op en zei: 'Alarmnummer negen-eeneen.' 'Ik heb een ambulance nodig . . .' begon Cassi, maar de stem aan de andere kant van de lijn viel haar in de rede door te zeggen: 'Hallo? Hallo?' 'Kunt u me verstaan?' vroeg Cassi. 'Hallo, hallo?' 'Hoort u me dan niet?' schreeuwde Cassi. Opnieuw werd ze overweldigd door paniek. Cassi hoorde degene aan de andere kant van de lijn iets zeggen tegen een collega. Daarna werd de verbinding verbroken. Cassi probeerde het opnieuw, met hetzelfde resultaat. Toen draaide ze het storingsnummer. Hetzelfde gek-makende probleem. Zij kon hen wel horen, maar zij konden haar niet horen. Cassi nam de tweede infuusfles in haar linker hand en rende, met de aangesloten infuusfles boven haar hoofd geheven, op onvaste benen door de gang naar Thomas' studeerkamer. Tot haar afschuw functioneerde ook hier de telefoon niet. Ze hoorde de tegenpartij vergeefs hallo roepen, maar het was duidelijk dat ze zelf niet werd gehoord. Ze barstte in tranen uit, smeet de hoorn op de haak en pakte de tweede infuusfles weer op. Haar panische angst nam nog toe toen ze de grootste moeite had om de trap af te dalen zonder te vallen. Zonder succes probeerde ze de telefoons in de huiskamer en de keuken. Ze vocht tegen het sterke gevoel van loomheid dat haar bekroop en holde door de gang naar de hal. Haar sleutels lagen op het wandtafeltje en met de hand waarmee ze de tweede infuusfles omklemde griste ze ze weg. Ze wilde proberen het plaatselijke ziekenhuis te bereiken; dat was niet ver weg, op z'n hoogst tien minuten rijden. En nu ze het infuus op gang had, scheen ze de insulinereactie onder controle te hebben. Het openen van de voordeur kostte haar zoveel inspanning dat ze genoodzaakt was de infuusfles die aangesloten was op haar hand heel even op de grond te zetten. Meteen zag ze het bloed terugstromen in het slangetje, maar het werd weer helder zodra ze de fles boven haar hoofd tilde.De koude, regenachtige nacht had een verfrissende uitwerking op haar toen ze naar de garage holde. Ze moest goochelen met de infuusflessen om het portier van haar auto open te krijgen en achter het stuur te kruipen. Ze hing de infuusfles op aan het achteruitkijkspiegeltje en stak het sleuteltje in het contactslot. De startmotor draaide jankend rond, maar de motor sloeg niet aan. Ze staakte haar pogingen en sloot haar ogen. Ze rilde nu hevig. Waarom startte de motor niet? Ze deed een nieuwe poging, met hetzelfde resultaat. Toen ze naar de infuusfles keek, zag ze dat die bijna leeg was. Met bevende handen trok ze de afdichting van de tweede fles los. Zelfs de paar minuten die het haar kostte om de flessen te verwisselen waren al voldoende om haar het effect te laten voelen. Ze betwijfelde geen moment dat ze waarschijnlijk het bewustzijn zou verliezen als de glucose in de tweede infuusfles op was. Ze kwam tot de slotsom dat Patricia Kingsleys telefoon haar enige kans op redding was. Ze stapte vanuit de garage de regen in, rende de hoek om en bereikte de deur naar het appartement boven de garage. Ze drukte op de belknop, de infuusfles nog steeds boven haar hoofd houdend. Net als bij haar vorige bezoek zag Cassi hoe haar schoonmoeder de trap af kwam. Ze liep langzaam naar de deur en tuurde argwanend het duister in. Toen ze Cassi herkende en zag dat ze een infuusfles boven haar hoofd hield, draaide ze haastig de deur van het slot en rukte hem open. 'Grote God,' zei Patricia bij het zien van Cassi's bleke, hevig transpirerende gezicht. 'Wat is er gebeurd?' 'Een insulinereactie,' bracht Cassi moeizaam uit. 'Ik moet om een ambulance bellen.' Het gezicht van haar schoonmoeder drukte bezorgdheid uit, maar ze maakte geen aanstalten Cassi door te laten. Blijkbaar had ze tijd nodig om over de eerste schrik heen te komen. 'Waarom heb je niet vanuit het huis gebeld?' 'Dat gaat niet. De telefoons werken niet. Alstublieft Cassi stapte wankelend naar binnen en duwde Patricia onhandig opzij. Het was een manoeuvre die haar schoonmoeder verraste, zodat ze geschrokken achteruit stapte. Cassi had nu geen tijd voor nadere uitleg. Ze moest een telefoon zien te bereiken. Patricia was woedend. Cassi mocht zich dan misschien niet goed voelen, maar dat gaf haar nog niet het recht lomp te zijn. Cassi hield zich echter Oostindisch doof voor de klachten van haar schoonmoeder en draaide 911 al toen Patricia eindelijk de huiskamer bereikte. Dit keer constateerde Cassi opgelucht dat ze kon worden gehoord. Zo rustig mogelijk noemde ze haar naam en adres en zei dat ze met spoed een ambulance nodig had. Ze kreeg de verzekering dat er onmiddellijk een wagen zou komen. Met bevende hand liet Cassi de hoorn terugvallen op de haak. Nu pas keek ze naar haar schoonmoeder, die ten prooi scheen te zijn aan grote verwarring, naar haar gezicht te oordelen. Uitgeput liet Cassi zich op de bank zakken. Patricia deed hetzelfde en zwijgend zaten ze naast elkaar te wachten totdat ze de ambulance met huilende sirene hoorden aankomen over de oprijlaan. De jaren van wederzijdse antipathie maakten een gesprek vrijwel onmogelijk, maar wel hielp Patricia haar schoondochter, die nu op het punt stond het bewustzijn te verliezen, de trap af. Terwijl Patricia Kingsley de ambulance met huilende sirene zag wegrazen, voelde ze heel even iets van waarachtige sympathie voor haar schoondochter. Langzaam ging ze terug naar boven en belde het Boston Memorial. Ze vond dat haar zoon moest proberen zijn vrouw op te vangen in het plaatselijke ziekenhuis. Maar ze kreeg te horen dat Thomas in de operatiezaal was. Ze liet de boodschap achter dat hij haar zo spoedig mogelijk moest bellen. Thomas raadpleegde het klokje in het dashboard. Vier minuten over half een. De dienstdoende zuster had hem Patricia's boodschap doorgegeven zodra hij om kwart over elf de operatiezaal verliet. Toen hij zijn moeder belde, bleek ze erg van streek te zijn, zodat het haar moeite kostte hem uit te leggen wat er was gebeurd. Ze gaf hem een standje omdat hij Cassi alleen had gelaten en drong erop aan dat hij zo snel mogelijk naar het Essex General Hospital zou rijden. Thomas had het Essex meteen gebeld, maar de zuster die hij aan de lijn kreeg kon hem niet zeggen hoe Cassi het maakte. Ze bevestigde hem alleen dat zijn vrouw opgenomen was. Toen hij het ziekenhuisterrein opreed, maakte hij zo'n scherpe bocht dat zijn banden krijsend protesteerden. Er zat niemand achter de receptiebalie in de grote hal. Een bordje verwees bezoekers naar Spoedgevallen. Thomas rende de gang door. De verpleegster in de met een glazen wand afgeschoten verpleegstersruimte zat naar een kleinbeeld televisietoestel te kijken, onder het genot van een kop koffie. Thomas tikte tegen het glas. 'Wat kan ik voor u doen?' vroeg ze hem met een uitgesproken Bostons accent. 'Ik zou graag willen weten waar ik m'n vrouw kan vinden,'zei Thomas nerveus. 'Ze is hier per ambulance binnengebracht.' 'Gaat u maar even zitten.' 'Is ze hier?' vroeg Thomas. 'Als u hier even gaat zitten, zal ik de dokter voor u roepen. Het lijkt me beter dat hij u te woord staat.' 'O God,' mompelde Thomas toen hij zich omdraaide en gehoorzaam op de stoel plaatsnam die ze hem had gewezen. Hij had geen idee wat hij moest verwachten. Gelukkig hoefde hij niet lang te wachten. Er kwam een man in een verkreukte operatiekiel opdagen. Hij had een Aziatisch gezicht en zijn ogen knipperden tegen het schelle licht van de neonbuizen. 'Het spijt me,' zei hij, nadat hij zich had voorgesteld als dokter Chang. 'Uw vrouw is niet meer bij ons,' Even dacht Thomas dat de man hem duidelijk probeerde te maken dat Cassi dood was, maar dr. Chang legde hem uit dat Cassi zichzelf uit het ziekenhuis had ontslagen. 'Wat?' schreeuwde Thomas. 'Ze was zelf dokter,' zei dr. Chang verontschuldigend. 'Wat probeert u me nou eigenlijk duidelijk te maken?' Thomas probeerde zijn woede te bedwingen. 'Ze kwam hier met een insulinereactie als gevolg van een overdosis. We hebben haar glucose gegeven en ze is weer opgeknapt. Toen wilde ze weg.' 'En u heeft haar laten gaan!' 'Ik had er bezwaar tegen,' zei dr. Chang. 'Ik heb het haar ten stelligste afgeraden. Maar ze wilde met alle geweld weg, tegen doktersadvies in. Ik heb haar handtekening. Ik zal hem u laten zien als u me niet gelooft.' Thomas pakte hem vast bij zijn bovenarmen. 'Hoe hebt u haar kunnen laten gaan! Ze moet in shock hebben verkeerd. Waarschijnlijk kon ze niet eens helder denken!' 'Ze was volkomen helder en heeft zelf een ontslagformulier getekend. Ik kon er niet veel tegen doen. Ze zei dat ze naar het Boston Memorial wilde. Ik wist dat ze daar kon rekenen op betere verpleging - ik ben nu eenmaal geen specialist op het gebied van suikerziekte.' 'Hoe is ze erheen gegaan?' vroeg Thomas. 'Ze heeft een taxi genomen,' antwoordde dr. Chang. Thomas rende terug door de gang en verliet het ziekenhuis. Hij moest haar opsporen! Hij reed roekeloos, maar gelukkig was er bijna geen verkeer. Na een kort bezoek aan zijn huis reed hij terug naar Boston. Toen hij de parkeergarage van het Memorial binnenreed, was het vlak voor twee�n. Hij stapte uit en rende naar Spoedgevallen. In tegenstelling tot de situatie in het Essex General Hospital heerste hier een enorme drukte. Thomas rende meteen naar de opnamebalie. 'Nee, uw vrouw is niet hier geweest,' zei een van de meisjes achter de balie. Haar collega toetste Cassi's naam in op het toetsenbord van de computer. 'Nee, ze is hier niet opgenomen. Volgens de computer is ze vanochtend uit het ziekenhuis ontslagen.' Thomas had het gevoel dat de grond hem onder de voeten wegzonk. Waar kon ze zijn? Hij kon maar ��n andere mogelijkheid bedenken. Misschien was ze naar boven gegaan, naar Clarkson Two. Hoewel hij zich nooit had afgevraagd waarom dat zo was, had Thomas een afkeer van de afdeling Psychiatrie. Het bezorgde hem een gevoel van onbehagen om hier te zijn. Zelfs het geluid dat de zware metalen branddeur maakte toen hij in het slot viel en de afdeling hermetisch afsloot van de rest van het ziekenhuis, stond hem tegen. Zijn voetstappen veroorzaakten luide echo's toen hij door de donkere gang wandelde. Het televisietoestel in de pati�ntenfoyer stond nog aan, hoewel er niemand was om ernaar te kijken. De zuster die achter de balie in een medisch tijdschrift zat te lezen, keek naar hem alsof hij een van de pati�nten was. 'Ik ben dokter Kingsley,' zei Thomas. De zuster knikte. 'Ik ben op zoek naar mijn vrouw, dokter Cassidy. Hebt u haar hier gezien?' 'Nee. dokter Kingsley. Ik dacht eigenlijk dat ze ziekteverlof had.' 'Dat klopt, maar ik meende dat ze misschien hierheen was gegaan.' 'Mis. Maar als ik haar zie zal ik haar zeggen dat u haar zocht.' Thomas bedankte de vrouw en besloot naar zijn spreekkamer te gaan om daar te bedenken wat hem te doen stond.Zodra hij binnen was, liep hij naar zijn bureau om een paar Talwins te slikken. Hij spoelde ze weg met een slok whisky en ging zitten, zich afvragend of hij soms bezig was een maagzweer te krijgen. Hij voelde een zeurende pijn vlak onder zijn borstbeen, pijn die uitstraalde naar zijn rug. Pijn was echter iets waarmee hij wel kon leven. Erger dan de pijn was zijn allesoverheersende angst. Hij had het gevoel alsof hij op het punt stond in duizend stukjes uiteen te vallen. Hij moest Cassi vinden; zijn leven hing ervan af. Thomas trok het telefoontoestel naar zich toe. Ondanks het nachtelijke uur belde hij Ballantine. Cassi had al eens eerder bij hem aangeklopt en er was een kansje dat ze opnieuw met haar moeilijkheden naar hem toe was gegaan. Ballantine nam de telefoon aan voor het ding voor de tweede keer was overgegaan, maar zijn stem klonk alsof hij nog versuft was van slaap. Thomas maakte z'n excuses en vroeg hem of hij soms contact had gehad met Cassi. 'Nee,'zei Ballantine. Hij schraapte zijn keel. 'Is er een bepaalde reden waarom je dat denkt?' 'Dat niet,' moest Thomas toegeven. 'Ze is vandaag uit het ziekenhuis ontslagen, maar nadat ik haar thuis had gebracht moest ik terug naar het ziekenhuis vanwege een spoedgeval. Toen ik uit de operatiezaal kwam, lag er een boodschap dat ik onmiddellijk m'n moeder moest bellen. Ze zei me dat Cassi zichzelf kennelijk opnieuw een overdosis insuline had toegediend. Ze is per ambulance overgebracht naar het Essex, maar toen ze daar was opgeknapt, heeft ze zichzelf ontslagen. En nu heb ik geen idee waar ze kan zijn of in welke toestand ze verkeert. Ik maak me vreselijk ongerust.' 'Dat spijt me voor je, Thomas. Als ze belt zal ik je dadelijk verwittigen. Waar kan fk je vinden?' 'Bel het ziekenhuis maar; die weten waar ik zit.' Toen dr. Ballantine de hoorn op de haak had gelegd, draaide zijn vrouw zich om en vroeg hem wat er aan de hand was,. Als hoofd van de afdeling Hartchirurgie werd haar man zelden of nooit 's nachts gestoord. 'Het was Thomas Kingsley,' zei Ballantine, starend naar de duisternis. 'Zo te horen is zijn vrouw erg labiel. Hij is bang dat ze een poging tot zelfmoord heeft gedaan.' 'Arme man,' zei Mrs. Ballantine. Ze merkte dat haar man de dekens terugsloeg en opstond. 'Waar ga je heen, liefje?' 'Nergens heen. Ga jij nou maar slapen.' Dr. Ballantine trok zijn kamerjas aan en liep de slaapkamer uit. Hij had het afschuwelijke gevoel dat de dingen anders liepen dan hij had gepland.