Hoofdstuk 7

Cassi�s oogleden knipperden even alvorens definitief open te gaan. Het was even over vijven en buiten nog donker. De wekker zou pas over twee uur afgaan. Een poosje bleef ze stil liggen luisteren. Ze verbeeldde zich dat ze misschien wakker was geworden vanwege een of ander geluid, maar toen er enkele minuten verstreken waren besefte ze dat de stoornis in haar hoofd was gelokaliseerd. Het was het klassieke symptoom van een depressie. Aanvankelijk probeerde Cassi weer in slaap te komen door zich op haar zij te draaien en de dekens over haar hoofd te trekken, maar al gauw zag ze in dat het nutteloos was. Ze kon de slaap niet meer vatten. Ze glipte het bed uit, hoewel ze heel goed besefte dat ze die hele dag uitgeput zou zijn; en dat terwijl Thomas haar had gedwongen die avond met hem mee te gaan naar de Ballantines. Het was steenkoud in huis en ze rilde hevig voor ze kans had gezien haar ochtendmantel aan te trekken. In de badkamer schakelde ze de elektrische bijverwarming in en draaide de douchekraan open. Toen ze de douchecel binnenstapte stond Cassi zichzelf met tegenzin toe zich de oorzaak van haar gedeprimeerdheid voor de geest te halen: de flacons met Percodan en Talwin die ze in Thomas' bureaulade had ontdekt. Ze hoefde er geen seconde aan te twijfelen dat Patricia Kingsley haar zoon zou vertellen dat zijn vrouw opnieuw in zijn studeerkamer had rondgeneusd. Thomas zou dadelijk begrijpen dat ze op zoek was geweest naar zijn drugs. Ze kwam onder de straal vandaan en probeerde te bepalen wat haar te doen stond. Moest ze hem confronteren met haar ontdekking? Zou de aanwezigheid van de drugs bewijs genoeg zijn? Of was het mogelijk dat er nog een andere verklaring voor kon worden gegeven? Dat laatste betwijfelde Cassi, terugdenkend aan de speldeknoppupillen die ze regelmatig bij Thomas had waargenomen. Hoe ongaarne ze het ook wilde geloven, ze wist dat Thomas naar alle waarschijnlijkheid regelmatig Percodan en Talwin gebruikte. Hoe vaak en hoeveel - daarvan had ze geen flauw benul. Noch had ze er enig idee van in hoeverre ze er zelf voor verantwoordelijk was. De gedachte kwam in haar op dat ze misschien op zoek moest gaan naar hulp van een buitenstaander. Maar tot wie moest ze zich wenden? Ze zou het absoluut niet weten. Natuurlijk kwam Patricia Kingsley volstrekt niet in aanmerking, en als ze naar de directie van het ziekenhuis stapte zou ze de carri�re van Thomas ru�neren. Cassi voelde zich bijna t� depressief om nog te kunnen huilen. Dit was een situatie waarin ze altijd aan het kortste eind zou trekken. Wat ze ook zou doen of nalaten, altijd zouden er moeilijkheden van komen. Grote moeilijkheden. Ze was er zich scherp van bewust dat haar hele relatie met Thomas op het spel zou kunnen komen te staan. Ze moest al haar krachtreserves aanspreken om op tijd klaar te zijn voor de lange rit naar het ziekenhuis. Cassi had haar tas nog maar nauwelijks op haar bureau neergepoot toen Joan haar hoofd om de deurpost stak. 'En? Voel je je al wat beter?' vroeg Joan opgewekt. 'Nee,' zei Cassi vermoeid. Joan bespeurde de gedeprimeerde geestesgesteldheid van haar collega. Als beoefenaarster van de psychiatrie wist ze dat het met Cassi nu nog veel erger was gesteld dan de vorige middag. Zonder daartoe te zijn uitgenodigd liep ze Cassi's werkkamer binnen en sloot de deur achter zich. Cassi bezat niet eens meer genoeg fut om er bezwaar tegen te maken. 'Je hebt vast wel eens dat oude aforisme gehoord over de zieke dokter,' zei Joan: "Hij die met alle geweld aan zichzelf wil dokteren zal erachter komen dat hij een dwaas tot pati�nt heeft." Nou, dat gezegde is ook op emotioneel gebied van toepassing. Zo te horen is het niet best met je. Ik kwam eigenlijk naar je toe om m'n excuses te maken over het feit dat ik je gistermiddag m'n mening heb opgedrongen, maar nu ik je zo zie, geloof ik dat ik achteraf toch gelijk had. Cassi, zeg me eens, wat is er toch met je?' Cassi zat roerloos voor zich uit te staren. Er werd op de deur geklopt. Joan deed open en ontwaarde het betraande gezicht van Mau- reen Kavenaugh. 'Het spijt me, maar dokter Cassidy is bezet,' zei Joan. Ze sloot de deur voordat Maureen iets kon zeggen. 'Ga zitten, Cassi,' zei Joan resoluut. Cassi ging zitten. Het idee dat iemand de teugels in handen nam, lokte haar wel aan. 'Juist,' zei Joan. 'Laat nu maar eens horen wat er aan de hand is. Ik weet dat jij je handjes vol hebt aan dat probleem met je gezichtsvermogen. Maar er zit meer achter, h�?' Eens te meer maakte Cassi kennis met verleidelijke bekoring tot het doen van confidenties die het therapeutische gesprek uitoefent op de pati�nt. Aan die uitwerking viel in elk geval niet te twijfelen. Bovendien kon ze ervan verzekerd zijn dat alles wat ze zou zeggen onder vier ogen zou blijven. En in laatste instantie verlangde Cassi er wanhopig naar iemand anders deelgenoot te kunnen maken van haar zorgen. Ze had behoefte aan de mening van een buitenstaanster, om over morele steun nog maar te zwijgen. 'Ik geloof dat Thomas regelmatig drugs slikt,' zei Cassi zo zacht dat Joan haar nauwelijks kon verstaan. Ze bestudeerde Joans gezicht, lettend op het minste of geringste teken voor de geshockeerdheid die ze had verwacht, maar kon er niets op ontdekken. Joans gelaatsuitdrukking veranderde niet in het minst. 'Wat voor drugs?' wilde ze weten. 'Dexedrine, Percodan en Talwin - althans, voor zover ik ervan op de hoogte ben.' 'Talwin wordt door massa's medici gebruikt,' zei Joan. 'Weet je ook hoeveel hij ervan neemt?' 'Nee. Voor zover ik het kan overzien heeft zijn werk er nog niet in het minst onder geleden. Hij werkt even hard als altijd.' 'Mmmm,' knikte Joan. 'Weet hij dat je ervan op de hoogte bent?' 'Alleen dat ik hem verdenk van het slikken van Dexedrine. Niet dat ik ook van die andere spullen weet. Nog niet, tenminste.' Cassi vroeg zich in stilte af hoe lang het zou duren voordat Patricia Kingsley haar zoon zou onthullen dat zij opnieuw in z'n studeerkamer was geweest. 'Er bestaat een eufemistische term voor dit soort gevallen,' zei Joan. '"De gedisponeerde geneesheer."* Want jammer genoeg komt het niet zelden voor. Misschien zou je er de literatuur eens op moeten naslaan: er is heel wat over gepubliceerd, hoewel de meeste medici zelf een enorme weerstand hebben om zich met dit vraagstuk bezig te houden. Ik zal je wat fotokopie�n bezorgen. Maar vertel me eens, heb je in het gedrag van je man bepaalde veranderingen opgemerkt die met elkaar samenhangen? Bijvoorbeeld, dat hij zich in gezelschap ongemanierd gedroeg, of zijn afspraken niet nakwam?' 'Nee,' zei Cassi. 'Zoals ik al zei, werkt Thomas harder dan ooit. Maar wel heeft-ie me toegegeven dat hij minder plezier aan zijn werk beleeft. En de laatste tijd lijkt hij minder verdraagzaam te zijn.' 'Ten opzichte waarvan?' 'Noem maar op. Mensen in het algemeen; of voor mij, bijvoorbeeld. Zelfs voor zijn moeder, die bij ons woont.' Joan richtte haar ogen naar het plafond voor ze er zelf erg in had. 'Zo erg is 't nu ook weer niet,' zei Cassi. 'Dat geloof ik graag,' zei Joan cynisch. Zwijgend namen de twee vrouwen elkaar enkele ogenblikken op. Toen vroeg Joan voorzichtig: 'Hoe staat 't met je geslachtsleven?' 'Hoe bedoel je?' vroeg Cassi ontwijkend. Joan schraapte haar keel. 'Een dokter die misbruik maakt van dit soort middelen kampt vaak tijdelijk met impotentie en begint dan allerlei avontuurtjes buiten z'n huwelijk.' 'Thomas heeft geen tijd voor avontuurtjes,' zei Cassi zonder een spoor van aarzeling. Joan knikte. Ze begon al over te hellen tot de gedachte dat Thomas zo te horen niet al te 'gedisponeerd' was. 'Weetje,' zei Joan, 'wat je me hebt verteld over het feit dat je man vlug ge�rriteerd raakt en de laatste tijd minder genoegen uit zijn werk put, zegt wel iets. Veel chirurgen hebben een lichte neiging tot narcisme en vertonen soms wat neveneffecten van deze stoornis.' Cassi gaf geen antwoord, maar ze vond het logisch klinken. 'Nou ja, het geeft in ieder geval stof tot nadenken', vervolgde Joan. 'Het is een belangwekkende gedachte dat Thomas' succes een probleem zou kunnen zijn. Narcistische mannen hebben grote behoefte aan het soort constante feedback die inherent is aan de positie van bijvoorbeeld een assistent-chirurg in een groot ziekenhuis, een positie waarin zo iemand met zijn collega's moet wedijveren om verder te komen.' 'Inderdaad heeft Thomas zich eens tegenover mij laten ontvallen dat er niemand meer was met wie hij kon wedijveren,' zei Cassi, begrijpend waarop Joan doelde. Op hetzelfde moment begon het telefoontoestel op haar bureau te rinkelen. Joan keek met enige voldoening toe hoe haar collega de hoorn van de haak nam. Zo te zien was ze al wat minder gedeprimeerd. Ze zag zelfs kans te glimlachen toen ze merkte dat ze Robert Seibert aan de lijn had. Cassi hield het gesprek kort. Nadat ze de verbinding had verbroken, vertelde ze Joan dat Seibert in de zevende hemel verkeerde omdat hij opnieuw op een PDNC-geval was gestuit. 'Watje noemt geweldig,' zei Joan sarcastisch. 'En als je soms op het punt staat me uit te nodigen tot het bijwonen van alweer een autopsie wil ik je daarvoor bij voorbaat van harte bedanken.' Cassi moest lachen. 'Nee. Om je de waarheid te zeggen heb ik zelf er al voor bedankt. Ik heb de hele ochtend afspraken met pati�nten lopen, maar ik heb Robert beloofd dat ik in de lunchpauze even bij hem aan zal wippen om te horen wat hij heeft ontdekt.' Cassi raadpleegde haar horloge, nu ze het over een tijdstip had. 'Tjeetje, we zijn te laat voor de team-bespreking.' De team-bespreking verliep voorspoedig. Er hadden zich de afgelopen nacht geen rampen voorgedaan en ook waren er geen nieuwe pati�nten opgenomen. De dienstdoende assistent-psy- chiater kon zelfs tot zijn grote voldoening melden dat hij negen uur ongestoord had kunnen slapen, iets waarmee hij al zijn collega's erg jaloers maakte. Cassi bracht het geval van Maureen Kavenaugh en haar zusje ter sprake en iedereen was 't erover eens dat ze Maureen moest aanmoedigen zelf contact met haar zuster op te nemen. Iedereen vond dat een poging Maureens zuster in de therapie te betrekken het eventuele risico meer dan waard was.Ook maakte Cassi melding van de ogenschijnlijke verbetering in het gedrag van kolonel Bentworth en diens pogingen haar te manipuleren. Jacob Levine vond dit buitengewoon interessant, maar waarschuwde Cassi dat ze geen voorbarige conclusies moest trekken. 'Denk erom dat labielen heel onvoorspelbaar kunnen zijn,' zei hij, zijn bril afzettend om ermee naar Cassi te kunnen wijzen. Omdat er toch geen nieuwe pati�nten te bespreken waren en er zich geen onvoorziene problemen hadden voorgedaan, was de bespreking vroeger afgelopen dan anders. Cassi sloeg een aanbod voor een kop koffie af, want ze wilde niet te laat komen voor haar afspraak met kolonel Bentworth. Toen ze haar werkkamer bereikte, stond hij haar al op te wachten. 'Goeiemorgen,' zei Cassi zo opgewekt mogelijk. Ze ontsloot de deur en stapte naar binnen. De kolonel volgde haar zonder iets te zeggen en ging meteen zitten. Verlegen nam ze plaats achter haar bureau. Waarom wist ze niet, maar Bentworths tegenwoordigheid maakte haar scherper bewust van haar professionele onzekerheden, vooral als hij haar met zijn doordringende blauwe ogen aanstaarde - ogen die haar, zo realiseerde ze zich eindelijk, aan Thomas deden denken. Diens ogen bezaten dezelfde opvallende tint blauw. Ook deze keer maakte Bentworth op geen enkele manier de indruk een pati�nt te zijn. Hij was onberispelijk gekleed en scheen zijn gezaghebbende houding geheel te hebben hervonden. De enige zichtbare indicatie dat hij dezelfde man was die enkele weken eerder tijdens Cassi's nachtdienst was opgenomen, bestond uit de genezende brandwondjes op zijn onderarm. 'Ik weet niet hoe ik moet beginnen,' zei Bentworth. 'Misschien door mij uit te leggen waarom u ten aanzien van praten met mij van gedachten bent veranderd. Tot nu toe heeft u steeds geweigerd mee te werken aan persoonlijke gesprekken.' 'Wilt u de waarheid horen?' 'De rechtlijnige benadering is altijd de beste,' zei Cassi. 'Goed dan. Het is me begonnen om een verlofpasje voor het weekeinde.' 'Dat is een beslissing die in de regel alleen door de groep kan worden genomen, zoals u weet.' De 'groep' fungeerde voor Bentworth als de voornaamste therapeutische invloed, tot op dit moment. 'Dat is waar,' erkende de kolonel. 'Maar die verdomde ellendelingen weigeren me een pasje te geven. U bent bevoegd me alsnog een pasje te geven. Dat is me bekend.' 'En waarom zou ik het beter weten dan de mensen die u het beste kennen?' 'Ze kennen me helemaal niet!' bulderde Bentworth, terwijl hij zijn hand dreunend op haar bureau liet neerkomen. Zijn plotselinge beweging joeg Cassi angst aan, maar toch zei ze rustig: 'Met dit soort gedrag komt u ook niet verder, kolonel.' 'Godallemachtig,' zei Bentworth. Hij stond op en begon door het kleine vertrek te ijsberen. Toen Cassi niet reageerde, liet hij zich plotseling weer in zijn stoel vallen. Cassi zag een adertje op zijn slaap kloppen. 'Soms denk ik wel eens dat het eenvoudiger zou zijn de strijd maar op te geven,' mompelde hij. 'Waarom waren de leden van uw groep van mening dat u niet in aanmerking komt voor een verlofpasje?' vroeg Cassi. Het enige waarop ze zich had kunnen voorbereiden met betrekking tot Bentworth was een poging tot manipulatie van zijn kant, en ze was niet van plan erin te trappen. 'Weet ik niet,' zei de kolonel. 'U zult toch wel een vermoeden hebben?' 'Ze moeten me niet. Is dat reden genoeg? Stelletje lammelingen. Klootzakken allemaal!' 'Dat klinkt tamelijk vijandig.' 'Ja. En ik heb gloeiend de pest aan ze.' 'Toevallig zijn het mensen met een probleem, net als uzelf.' Bentworth reageerde niet onmiddellijk en Cassi probeerde zich te herinneren wat ze had gelezen over de juiste benadering van labiele persoonlijkheden. De psychiatrische praktijk leek haar honderd maal moeilijker dan de zuivere theorie. Ze wist dat ze een opbouwende invloed moest trachten uit te oefenen, maar in het kader van deze therapeutische seance kon ze niet goed bepalen hoe dat moest gebeuren. 'Het krankzinnige is dat ik die lui nodig heb, ook al heb ik de pest aan ze,' zei Bentworth hoofdschuddend, alsof hij zelf verbluft was over zijn uitspraak. 'Ik weet dat het raar moet klinken, maar ik ben niet graag alleen. Alleen-zijn, dat is voor mij het ergste. Dan grijp ik naar de fles; en drank maakt me krankjorem. Ik kan er niets aan doen.' 'Probeer eens te omschrijven hoe het in z'n werk gaat,' zei Cassi.'Ik word altijd benaderd met voorstellen. Zonder mankeren. De een of andere kneus ziet me zitten en denkt dan dat ik een hengst ben, dus komt-ie naar me toe en begint tegen me te zwetsen. Het eindigt ermee dat ik zo'n kerel tot moes sla. Dat is het enige dat het leger me heeft geleerd. Hoe ik van me af kan slaan.' Cassi herinnerde zich te hebben gelezen dat zowel mensen met een labiele persoonlijkheid als met een neiging tot narcisme de behoefte bezaten om zichzelf tegen homoseksuele impulsen te beschermen. Het thema homoseksualiteit kon voor toekomstige therapeutische seances een vruchtbaar gebied van onderzoek worden, maar op dit moment wilde ze niet dieper ingaan op een onderwerp dat zo gevoelig lag. 'Hoe staat het met uw werk?' vroeg Cassi, om het gesprek op een ander onderwerp te brengen. 'Als u de waarheid wilt horen, nou, dan moet ik zeggen dat het leger me mijlen de strot uithangt. In het begin was het wel aardig - toen moest ik nog knokken om hogerop te komen. Maar nu ik kolonel ben is dat weggevallen. En de generaalsrang zal ik nooit krijgen, want er zijn teveel lui die afgunstig zijn op al m'n onderscheidingen. Er zijn geen uitdagingen meer voor me. Iedere keer als ik naar kantoor ga, heb ik dat gevoel van leegte in m'n binnenste en vraag ik me af wat het nog voor zin heeft allemaal.' 'Een gevoel van leegte?' herhaalde Cassi. 'Ja, leegte. Datzelfde gevoel krijg ik altijd als ik een paar maanden met een vrouw heb samengewoond. In het begin is het intens en opwindend, maar de lol gaat eraf, op den duur. Het bezorgt me een gevoel van leegte. Ik weet niet hoe ik het anders moet omschrijven.' Cassi beet op haar lip. 'De ideale relatie met een vrouw,' zei Bentworth, 'zou voor mij niet langer dan een maand mogen duren. Tegen die tijd moet ze - ffft - ophoepelen om plaats te maken voor een andere. Dat zou ideaal zijn.' 'Maar u bent toch getrouwd geweest?' 'Ja, ik ben getrouwd geweest. Dat duurde maar een jaartje. Ik heb die meid bijna om zeep gebracht. Het enige wat ze deed, was klagen.' 'Woont u op dit moment met iemand samen?' 'Nee. Daarom zit ik nu hier. De dag voor ze me in m'n kraag grepen, is ze er vandoor gegaan. Ik had haar pas een paar weken gekend, maar ze leerde een andere knaap kennen en ging er vandoor. Daarom wil ik het weekeinde weg. Ze heeft nog een sleutel van mijn flat en ik ben bang dat ze de hele tent leeghaalt.' 'Waarom belt u niet een vriend op om hem te vragen een nieuw slot in de deur te zetten?' 'Er is niemand die ik kan vertrouwen,' zei de kolonel. 'Luister, g��ft u me een verlofpasje of is al dit geklets voor niks geweest?' 'Ik zal het op de eerstvolgende team-bespreking aan de orde stellen,' zei Cassi. 'Dan kunnen we erover praten.' Bentworth boog zich over haar bureau. 'Het enige dat ik gedurende al die keren dat ik in het ziekenhuis ben geweest heb geleerd, is dat ik een enorme hekel heb aan psychiaters. Ze verbeelden zich dat ze zo verdomd slim zijn, maar dat zijn ze nou net niet. Ze zijn veel en veel gekker dan ik.' Terwijl Cassi zijn starende blik beantwoordde, realiseerde ze zich hoe kil de uitdrukking in zijn ogen was geworden. De gedachte kwam in haar op dat kolonel Bentworth thuishoorde in een inrichting. En toen realiseerde ze zich pas dat hij al in een inrichting zat. Cassi klopte op de deurpost van Roberts kleine kantoor. Toen hij opkeek van zijn microscoop verscheen er een brede, aanstekelijke grijns op zijn gezicht. Hij sprong zo haastig op om Cassi te omhelzen dat zijn verrijdbare bureaustoel achteruit schoot en legen de muur tot stilstand kwam. 'Je ziet er neerslachtig uit,' zei hij, haar gezicht monsterend. 'Wat is er mis?' Cassi keek een andere kant op; ze had gedurende de afgelopen uren meer dan genoeg gepraat. 'Ik ben alleen moe. En ik dacht nog wel dat ik het gemakkelijk zou krijgen in de psychiatrie.' 'In dat geval zou je je misschien weer tot de pathologie moeten bekeren,' zei Robert. Hij trok een stoel voor haar bij. Hij boog zich naar haar toe en legde zijn handen op haar knie�n. Als een andere man hetzelfde had gedaan, zou Cassi zich eraan gestoord hebben, maar nu Robert het deed had het gebaar iets geruststellends voor haar. 'Wat mag ik voor je halen? Koffie? Jus d'orange? Zeg 't maar.'Cassi schudde het hoofd. 'Nee. Maar ik wilde dat jij me een lekker nachtje slaap kon bezorgen. Ik ben helemaal op, en dat terwijl ik vanavond nog naar een feestje bij dokter Ballantine thuis moet, helemaal in Manchester.' 'Klinkt aanlokkelijk,' zei Robert. 'En wat ga je aantrekken?' Cassi rolde vol ongeloof met haar ogen en zei dat ze er nog geen moment bij stil had gestaan, waarop Robert, die in grote lijnen wist waaruit Cassi's garderobe bestond, haar enkele suggesties aan de hand deed. Cassi viel hem in de rede door te zeggen dat ze hierheen was gekomen om te horen hoe hij was gevaren met zijn autopsie, en niet om zijn raad op modieus gebied in te winnen. Robert deed alsof ze hem enorm had beledigd �n zei: 'Jij komt hier alleen nog maar uit hoofde van ons beroep. Maar ik kan me een tijd herinneren waarin we nog vrienden waren.' Cassi stak haar handen uit om Robert eens vriendschappelijk door elkaar te schudden, maar hij ontweek haar door zijn stoel achteruit te duwen. Ze moesten er allebei om lachen. Met een zucht realiseerde Cassi zich dat ze zich beter voelde dan ze sinds haar ontwaken had gedaan. Robert had de uitwerking van een verfrissend tonicum. 'Heeft je man je nog verteld hoe hij me op de laatste vergadering over doodsoorzaken heeft gered?' 'Met geen woord,' zei Cassi verbaasd. Ze had Robert nooit iets gezegd over de antipathie die Thomas voor hem koesterde, maar ze wist dat die maar al te duidelijk bespeurbaar was geweest bij de weinige gelegenheden dat ze elkaar hadden ontmoet. 'Ik heb een enorme bok geschoten, zie je. Ik had de idiote inval gekregen dat de hartchirurgen vast wel in opperste verrukking zouden raken als ik ze over mijn PDNC-studie vertelde, en besloot om op die bespreking van gisteren alvast iets aan de openbaarheid prijs te geven. Het was het stomste dat ik ooit heb gedaan. Ik had eigenlijk moeten weten dat die lui zulke ego's hebben dat een onderzoek als dit onvermijdelijk als een vorm van kritiek op hen moest overkomen. Hoe dan ook, toen ik was uitgesproken begon Ballantine me de vernieling in te helpen, totdat Thomas met een intelligente vraag tussenbeide kwam. Daardoor werden er nog een paar vragen gesteld en draaide het niet uit op een complete ramp. Het hoofd van Pathologie heeft me vanmorgen het vuur na aan de schenen gelegd. Naar het schijnt heeft George Sherman hem verzocht mij in de toekomst het zwijgen op te leggen.' Cassi was zowel dankbaar als onder de indruk voor de interventie van haar echtgenoot. Ze vroeg zich af waarom hij er tegenover haar niets over had gezegd, totdat ze zich herinnerde dat ze hem geen schijn van kans had gegeven. Ze was over haar oogoperatie begonnen zodra ze oog in oog met hem stond. 'Dus misschien zal ik een paar van de nare dingen die ik over jouw echtgenoot heb gezegd terug moeten nemen,' voegde Robert eraan toe. Er ontstond een verlegen stilte. Cassi voelde er niets voor haar eigen gevoelens op dat moment ter discussie te stellen. 'Nou,' zei Robert, zich geestdriftig in de handen wrijvend, 'aan de slag dan maar! Zoals ik je al door de telefoon heb gezegd, heb ik het vermoeden dat ik een nieuw PDNC-geval heb ontdekt.' 'Was er net als in het vorige geval sprake van cyanose?' vroeg Cassi, blij dat ze van onderwerp kon veranderen. 'Nee,' zei Robert. 'Kom mee, dan zal ik je iets laten zien.' Hij sprong op en trok Cassi mee zijn werkkamer uit. In een van de autopsiekamers lag het lichaam van een jonge man op de roestvrijstalen sectietafel. De Y-vormige autopsie-incisie was met grove hechtingen dichtgemaakt. 'Ik heb ze gevraagd het lichaam nog even hier te laten, zodat ik je iets kon laten zien,' zei Robert. Zijn stem klonk hol in de betegelde ruimte. Hij liet Cassi los en stak zijn duim in Jeoffry Washingtons mond om de onderkaak omlaag te trekken. 'Bekijk dit eens even.' Met haar handen op haar rug boog Cassi zich over het lijk om een blik in de mond te werpen. De tong was aan alle kanten stuk gebeten. 'Totaal verminkt,' zei Robert. 'Kennelijk heeft hij een stevige epilepsie-aanval gehad.' Cassi richtte zich op, wat misselijk van wat ze had gezien. Als dit inderdaad een PDNC-geval was moest deze pati�nt de jongste uit de hele reeks zijn.'Ik denk dat de doodsoorzaak in dit geval moet worden gezocht in hartritmestoornissen,' zei Robert, 'maar dat kan ik pas zeggen na het onderzoek van de hersenen. Weet je, het onderzoeken van dit soort gevallen stelt me niet bepaald gerust als ik aan de operatie denk die ik zelf moet ondergaan,' Robert keek Cassi van opzij aan. 'Wanneer laatje het doen?' vroeg ze. Zo te horen had Robert zijn besluit nu definitifef genomen. Robert glimlachte. 'Ik heb je toch gezegd dat ik het zou laten doen. Maar jij wilde me natuurlijk niet geloven. Ik word morgenochtend opgenomen. En wanneer laat jij je opereren?' Cassi schudde het hoofd. 'Dat staat nog niet vast.' 'Lafaard,' zei Robert beschuldigend. En met een air van superioriteit voegde hij eraan toe: 'Waarom laat je die van jou ook niet vaststellen voor overmorgen, dan komen we elkaar weer tegen op Recovery.' Cassi wilde Robert niet zeggen welke moeilijkheden ze had ondervonden toen ze er met haar man over wilde praten. Met lichte weerzin richtte ze haar blik weer op het lijk. 'Leeftijd?' zei Cassi, met een hoofdknikje naar Jeoffry Washington. 'Achtentwintig,' zei Robert. 'God, wat jong nog,' merkte ze op. 'En sinds dat laatste geval zijn er pas twee weken verstreken.' 'Dat klopt,' bevestigde Robert. 'Zal ik je eens wat zeggen? Hoe meer ik erover nadenk, hoe verontrustender dit soort gevallen voor me wordt.' 'Waarom denk je dat ik me er zo in heb vastgebeten?' zei Robert. 'Gezien het aantal gevallen dat je tot nu toe hebt ontdekt en het feit dat de tijd tussen het laatste geval en nieuwe gevallen steeds korter lijkt te worden, wordt het hoe langer hoe moeilijker ze aan het toeval te wijten.' 'Ik ben 't roerend met je eens,' zei Robert. 'Sinds dat laatste geval blijft het vermoeden aan me knagen dat er een rechtstreekser verband tussen al deze sterfgevallen moet bestaan dan we tot nog toe hebben gedacht. De enige moeilijkheid is dat dit denkbeeld ��n specifieke oorzaak veronderstelt, terwijl er in feite verschillende fysiologische oorzaken voor moeten bestaan, zoals jouw echtgenoot terecht opmerkte. De feiten kloppen niet met de theorie.' Cassi liep om de snijtafel heen naar de rechter zijde van Jeoffry Washington. 'Vind je die arm er opgezet t uitzien?' vroeg ze, terwijl ze haar hand langs de onderarm van het lichaam liet strijken. Robert bukte zich om beter te kunnen zien. 'Ik weet 't niet. Waar precies? Cassi wees. 'Lag deze pati�nt aan een infuus?' 'Ik meen van wel,' knikte Robert. 'Ik geloof dat ze hem een antibioticum toedienden tegen aderontsteking.' Cassi tilde Jeoffry's arm op en bestudeerde de plek waar zich de holle infuusnaald had bevonden. Het gebied was rood en dik. 'Alleen maar terwille van de volledigheid - waarom neem je niet wat monsters van de ader waarop het infuus aangesloten is geweest?' 'Ik ben tot alles bereid, als ik jou er zover mee kan krijgen dat je me komt opzoeken.' Cassi liet Jeoffry's arm heel voorzichtig zakken, alsof de dode er nog gevoel in had. 'Is je toevallig bekend of al deze PDNC- gevallen aangesloten waren op een infuus?' vroeg ze. 'Ik zou het je niet kunnen zeggen,' zei Robert. 'Maar ik kan er wel achter komen. Ik heb zo'n idee dat ik wel weet in welke richting je denkt, en het is een gedachte die me niet aanstaat.' 'Ik zou je nog ��n andere suggestie willen doen,' zei Cassi. 'Namelijk, het opstellen van een uitvoerige vergelijking van de vermoedelijke fysiologische mechanismen die tot het intreden van de dood hebben geleid, om te proberen er een bepaald patroon uit te halen. Je weet wel wat ik bedoel.' 'Ik begrijp het,' zei Robert. 'Waarschijnlijk zal ik dat vandaag nog wel kunnen doen. En ook zal ik die stukjes ader prepareren, mits je me belooft dat je hierheen komt om ze zelf ook te bekijken. Afgesproken?' 'Akkoord,' zei Cassi. Toen Cassi in de gang bij de afdeling Pathologie de liftknop indrukte, was ze zich ervan bewust dat ze enigszins opzag tegen de komende seance met Maureen Kavenaugh. Het leed geen twijfel dat Maureens depressie die van haarzelf erger zou maken. I let gegeven dat Cassi een duidelijke reden had om gedeprimeerd te zijn, zoals Joan haar duidelijk had gemaakt, maakte het haar echter niet gemakkelijker de symptomen te verdragen.Cassi maakte zich zorgen over haar beduchtheid voor het onderhoud met Maureen, want het noodzaakte haar tot de erkenning dat ze als beoefenaarster van de psychiatrie haar eigen waarde-oordelen zou moeten opschorten. In andere geneeskundige disciplines kon je, als je te maken kreeg met een pati�nt die je niet aanstond, je concentreren op de pathologische aspecten, en het persoonlijke contact tot een minimum beperken. In de psychiatrie was dat onmogelijk. Toen ze haar werkkamer bereikte was ze blij dat Maureen nog in geen velden of wegen te bekennen was. Cassi wist dat het haar moeilijk zou vallen haar aandacht te bepalen tot wat Maureen Kavenaugh haar te zeggen had, omdat ze in gedachten bezig was met de vraag of en wanneer ze zich aan haar oog moest laten opereren. Roberts besluit had haar met haar neus op de feiten gedrukt: ze wist dat hij gelijk had en dat ze moest doorzetten. Na een moment van besluiteloosheid draaide ze het nummer van Thomas' spreekkamer. Jammer genoeg was hij nog aan het opereren. 'Ik weet niet wanneer hij klaar zal zijn,' zei Doris. 'Maar ik weet wel dat het een latertje zal worden, want hij heeft me opgebeld om me te zeggen dat ik zijn middagspreekuur moest schrappen.' Cassi bedankte haar en legde de hoorn op de haak. Zonder iets te zien, staarde ze naar de Monet-reproduktie. In een flits herinnerde ze zich de opmerking die Joan had gemaakt over 'gedisponeerde dokters' die hun afspraken niet nakwamen. Maar meteen zette ze die gedachte uit haar hoofd. Thomas had natuurlijk gewoon zijn spreekuur laten vervallen omdat hij niet weg kon uit de operatiezaal. Een klop op de deur verstoorde haar overpeinzingen. Mau- reens apathische gezicht verscheen in de deuropening. 'Kom binnen,' zei Cassi zo blijmoedig als ze maar kon opbrengen. Ze had zo'n idee dat de komende vijftig minuten een schoolvoorbeeld zouden worden van een situatie waarin de lamme de blinde hielp. Het was Doris en niet Thomas zelf die Cassi halverwege de middag belde met de mededeling dat dr. Kingsley haar om zes uur precies verwachtte bij de hoofdingang van het ziekenhuis. Ze verzocht Cassi met klem op tijd te zijn, met het oog op hun bezoek aan dr. Ballantine. Cassi stond dan ook netjes om zes uur in de foyer, maar toen de klok boven de inlichtingenbalie twintig over zes aanwees, begon ze zich af te vragen of ze de boodschap soms verkeerd had begrepen. Om haar heen wemelde het van komende en gaande mensen. De laatste categorie bestond voornamelijk uit druk pratende en lachende employ�s van het ziekenhuis die blij waren dat hun vermoeiende werkdag er op zat. De mensen die de grote hal betraden, waren voor het merendeel bezoekers die een wat timide of neerslachtige indruk maakten terwijl ze een rij vormden bij de inlichtingenbalie om daar te vragen waar ze heen moesten. Het gadeslaan van de drukte maakte dat de tijd voor Cassi omvloog, en toen ze opnieuw op de klok keek zag ze dat het inmiddels al half zeven was geworden. Juist toen ze had besloten naar Thomas' spreekkamer te bellen en op weg ging naar een telefooncel ving ze in de menigte een glimp op van zijn hoofd. Hij zag er al even vermoeid uit als Cassi zich zelf voelde. Er lag een donkere schaduw op zijn gezicht, die van dichtbij veroorzaakt bleek te worden door donkere baardstoppels, alsof hij zich die ochtend niet zorgvuldig genoeg had geschoren. Ook zag Cassi dat hij roodomrande ogen had. Niet zeker van de ontvangst die haar ten deel zou vallen, deed Cassi er het zwijgen toe. Toen ze begreep dat Thomas niet van plan was iets tegen haar te zeggen of zelfs maar stil te houden, stak ze haar arm door de zijne en liet zich meevoeren naar de rondtollende draaideur. Buiten werden ze overvallen door een mengeling van regen en sneeuw, vlokken die smolten zodra ze de grond raakten. Ze hing haar tas aan haar schouder, schermde met haar vrije hand haar ogen af en volgde Thomas naar de parkeergarage. Toen hij eenmaal in de parkeergarage was, bleef hij staan, draaide zich eindelijk naar haar om en zei: 'Slecht weer, niet?' 'We betalen nu de rekening voor een mooie herfst,' zei Cassi, die moed putte uit de indruk dat Thomas niet in een slecht humeur verkeerde. Misschien dat zijn moeder hem achteraf toch niet had ingelicht over haar bezoekje aan zijn studeerkamer.De motor van de Porsche veroorzaakte in de parkeergarage een lawaai dat leek op het rollen van de donder. Terwijl haar man de meters op het dashboard gadesloeg, gespte Cassi zorgvuldig haar veiligheidsgordel om. Ze moest bewust moeite doen om Thomas niet te zeggen dat ook hij z'n gordel moest vastmaken, vooral nu het zulk slecht weer was, maar ze zag kans haar mond te houden, denkend aan zijn reactie van de vorige keer. Als het in Boston sneeuwde, had dat altijd zo'n vertragende uitwerking op het verkeer in de stad dat dit veranderde in een frustrerende chaos van stoppen en optrekken. De rit over Stor- row Drive bestond voornamelijk uit stoppen. Hoewel Cassi behoefte had aan een gesprek durfde ze het zwijgen niet te verbreken. 'Heb je vandaag nog iets gehoord van Robert Seibert?' vroeg Thomas eindelijk. Cassi draaide haar hoofd om. Thomas staarde naar de weg, hoewel de auto stilstond temidden van een zee van rode achterlichten. Hij scheen gehypnotiseerd te zijn door de ritmische synchroondans van de ruitewissers. 'Ja, ik heb hem vandaag even gesproken,' erkende Cassi, verrast door zijn vraag. 'Hoe dat zo?' 'Ik hoorde dat een van de pati�nten van George Sherman overleden was. Kennelijk had niemand daarop gerekend. En nu vroeg ik me af of je vriend Robert nog steeds belang stelde in die studie van hem.' 'Reken maar,' zei Cassi. 'Ik ben na de autopsie nog even bij hem geweest. Hij vertelde me hoe jij hem op die vergadering over doodsoorzaken uit de nesten had geholpen. Dat vind ik heel aardig van je, Thomas.' 'Het was m'n bedoeling niet aardig te zijn,' antwoordde hij. 'Ik stelde eenvoudig belang in wat hij te zeggen had. Maar wal hij deed was oerstom en ik ben nog steeds van mening dat hij een schop voor zijn kont verdient.' "Volgens mij heeft-ie die ook gehad,' zei Cassi. Met een vaag glimlachje maakte Thomas gebruik van een gaatje in de verkeersstroom en stuurde zijn wagen de afslag naar de snelweg op. 'Dat laatste sterfgeval, zat daar soms ook een luchtje aan?' vroeg hij, terwijl de snelheid van de Porsche in een oogwenk opliep tot honderdtien kilometer per uur. Hij reed mei beide handen aan het stuur en knipperde heftig met zijn kop lampen als de linker rijbaan in beslag werd genomen door een langzamer rijdende auto. 'Robert denkt van wel, ja,' zei Cassi, die onwillekeurig haai handen ineen sloeg. De manier waarop Thomas reed, maakte haar altijd angstig. 'Hij heeft de hersenen echter nog niet kunnen onderzoeken. Volgens hem heeft de pati�nt vlak voor het intreden van de dood een hevige epilepsie-aanval gehad.' 'Dan is het dus een geval dat niet identiek is met het vorige,' merkte Thomas op. 'Dat niet,' zei Cassi. 'Maar Robert gelooft dat er toch een verband moet bestaan.' Bewust liet ze haar aandeel in de discussie buiten beschouwing. 'De meeste van deze pati�nten zijn, vooral die uit de laatste paar jaar, pas overleden nadat de acute postoperatieve periode voorbij was. Wel kwam Robert vandaag op de gedachte dat alle pati�nten misschien tijdens hun overlijden aangesloten waren op een infuus. Op dit moment trekt hij dit na. Het zou van belang kunnen zijn.' 'Waarom? Denkt Robert dan dat er iets niet pluis is met deze sterfgevallen?' vroeg Thomas geschrokken. 'Ik veronderstel dat hij aan die mogelijkheid heeft gedacht,' zei Cassi. 'Uiteindelijk heeft er zich in New Jersey ook eens een geval voorgedaan waarin een reeks pati�nten curare kreeg toegediend.' 'Dat is waar. Alleen stierven die allemaal met dezelfde symptomen.' 'Nou ja,' zei Cassi, 'ik veronderstel dat Robert zich verplicht voelt alle mogelijkheden na te gaan, hoe afschuwelijk het ook klinkt. In ieder geval is Robert er met betrekking tot z'n eigen operatie niet geruster op geworden. Hij laat zich overmorgen van z'n verstandskiezen verlossen.' Cassi hoopte het gesprek op deze manier op haar eigen oogoperatie te brengen. 'Waarom moeten zijn verstandskiezen operatief worden verwijderd?' 'Omdat hij als kind reuma-koorts heeft gehad, moet hij bij wijze van profylaxe met antibiotica worden behandeld.' 'Hij zou wel stom zijn als hij het niet deed,' beaamde Thomas. Hoewel ik geloof dat hij last moet hebben van zelfmoordneigin- gen. Op een andere manier kan ik zijn gedrag van gisteren op die vergadering niet verklaren. Cassi, ik zou graag zien dat jij zo veel mogelijk distantieert van dit zogenaamde PDNC- mulerzoek, vooral als hij van plan is met belachelijke beschuldigingen voor de draad te komen. Ik heb zonder dat al moeilijkheden genoeg.'Cassi staarde naar de auto's voor hen terwijl de Porsche ze onvermoeibaar bleef inhalen. Het monotone getik van de ruite- wissers leek haar in een soort trancetoestand te brengen terwijl ze genoeg moed probeerde te verzamelen om haar eigen operatie ter sprake te brengen. Ze beloofde zichzelf dat ze erover zou beginnen zodra ze die gele auto daarginds hadden ingehaald. Maar ze lieten die gele auto al spoedig ver achter zich. Toen werd het de bus. Ook die reden ze voorbij zonder dat ze haar mond open deed. Wanhopig staakte ze haar pogingen, in de hoop dat Thomas er zelf over zou beginnen. De spanning putte haar uit. Het feestje bij Ballantine lokte haar steeds minder. Ze begreep volstrekt niet waarom nota bene juist Thomas erheen wilde. Hij verafschuwde feestjes bij collegae. De gedachte kwam in haar op dat hij het misschien terwille van haar deed. Als dat inderdaad zo was, was het bespottelijk. Het enige waaraan Cassi kon denken was hun brede gerieflijke bed met schone lakens. Ze nam zich voor iets te zeggen als ze het volgende viaduct hadden bereikt. 'Wil je werkelijk naar dit feestje, vanavond?' zei ze aarzelend, toen ze onder een viaduct door schoten. 'Waarom vraag je dat?' Hij maakte een scherpe zwenking naar rechts en gaf een flinke dot gas om een auto te passeren waarvan de bestuurder zijn lichtsignalen was blijven negeren. 'Als je het soms voor mij doet,' zei Cassi, 'kun je het wel laten. Ik ben totaal uitgeput. Ik zou veel liever thuisblijven.' 'Wel verdomme!' brulde Thomas, bonzend op het stuurwiel. 'Kun je dan alleen maar aan jezelf denken? Ik heb je al weken geleden gezegd dat de hele raad van bestuur en de dekens van de Medische Faculteit er zullen zijn. Er gebeurt in het ziekenhuis iets vreemds waarvan ze mij niet op de hoogte willen brengen. Maar ik neem aan dat je dat niet belangrijk vindt?' Ze zag dat Thomas rood aanliep van woede en liet zich moedeloos terugzakken in haar stoel. Ze had het gevoel dat ze het er alleen maar erger op kon maken door iets te zeggen, onverschillig wat. Haar man bleef mokkend zwijgen. Hij reed nog roekelozer nu, en voerde tijdens het doorkruisen van de zoutmoerassen de snelheid van de Porsche op tot ruim honderdveertig. Ondanks de veiligheidsgordel werd Cassi van links naar rechts gegooid bij het nemen van de vele scherpe bochten in de weg. Het luchtte haar op toen hij eindelijk terugschakelde naai de tweede versnelling om hun eigen oprijlaan in te rijden. Tegen de tijd dat ze de voordeur hadden bereikt, berustte Cassi in hun bezoek aan de Ballantines. Ze verontschuldigde zich erover dat ze het belang van het feestje niet had ingezien en voegde er bezorgd aan toe: 'Je ziet er zelf trouwens ook moe uit.' 'Bedankt! Zo'n blijk van vertrouwen weet ik altijd te waarderen,' zei Thomas sarcastisch. Hij liep meteen door naar de trap. 'Thomas,' riep Cassi hem wanhopig na. Ze had duidelijk gevoeld dat hij haar bezorgdheid als een belediging had ge�nterpreteerd. 'Moet het beslist zo?' 'Volgens mij wil je niets liever.' Cassi probeerde het tegen te spreken. 'Laten we in hemelsnaam geen sc�ne maken,' riep Thomas uit. En op beheerster toon voegde hij eraan toe: 'We vertrekken over een uur. Jij bent degene die er niet uitziet. Je kapsel lijkt nergens naar. Ik hoop dat je van plan bent er iets aan te doen.' 'Dat zal ik,' zei Cassi. 'Thomas, ik wil niet dat we ruzie maken. Het maakt me doodsbang.' 'Ik heb geen enkele behoefte aan dit soort discussies,' snauwde hij. 'Niet nu. En zorg dat je over een uur klaar bent, wil je.' Met grote stappen beende hij zijn studeerkamer in en zette meteen koers naar de badkamer, in zichzelf mopperend over Cassi's ego�sme. Hij had haar uitvoerig ingelicht omtrent het feestje en waarom het zo belangrijk was, maar zij had dat gemakshalve maar vergeten omdat ze zo moe was! 'O, waarom moet ik dit allemaal verdragen,' zei hij, zijn baardstoppels betas- tlend. Thomas verzamelde zijn scheerspullen en zeepte zich in. Cassi begon meer dan alleen maar een bron van ergernis te worden. Ze werd hoe langer hoe meer een belasting. Eerst dat gedoe met haar oogoperatie, toen haar bemoeizucht inzake het feit dat hij af en toe een peppilletje nam, en nu weer haar bemoeienis met die provocerende studie van Seibert. Met korte, ge�rriteerde bewegingen begon hij zich te scheren. Het begon er leeds meer op te lijken dat iedereen tegen hem was, zowel thuis als in het ziekenhuis. Daar was George Sherman de grote boosdoener: de man probeerde hem voortdurend te ondermijnen met al zijn gezeur over de academische verplichtingen van het ziekenhuis. Alleen al de gedachte eraan maakte hem zo razend dat hij gefrustreerd zijn scheerkrabber uit alle macht naar de douchecel smeet. Het ding stuitte kletterend van de betegelde wand op de vloer en kwam vlak naast de afvoer tot rust. Zonder het scheerapparaat op te rapen stapte hij onder de douche. Het stromende water had altijd een kalmerende uitwerking op hem, en toen hij een paar minuten onder de straal had gestaan voelde hij zich wat beter. Terwijl hij zich af stond te drogen hoorde hij de deur van de studeerkamer open gaan. In de veronderstelling dat het Cassi was nam hij niet de moeite te gaan kijken, maar toen hij klaar was in de badkamer en de deur openduwde zag hij dat het zijn moeder was. Ze zat in zijn leren fauteuil op hem te wachten. 'Hoorde je me niet binnenkomen?' vroeg ze. 'Nee,' zei Thomas. Een leugentje was eenvoudiger. Hij liep naar het kastje onder zijn boekenplanken waarin hij wat kleding bewaarde. 'Ik kan me de tijd nog heugen waarin je mij meenam naar dit soort feestjes,' zei Patricia klagend. 'Je kunt gerust meekomen,' zei Thomas. 'Nee. Als je dat werkelijk wilde, zou je me wel hebben meegevraagd, in plaats van me te dwingen erom te vragen.' Thomas vond het beter maar niets terug te zeggen. Als zijn moeder zich gekrenkt voelde, was het altijd beter niet te reageren. 'Gisteravond zag ik licht in deze kamer branden en meende dat je toch naar huis was gekomen. Maar in plaats van jou trof ik Cassandra hier aan.' 'Wat? In mijn studeerkamer?' vroeg Thomas. 'Ze stond daar, achter je bureau,' wees Patricia Kingsley. 'En wat voerde ze daar uit?' 'Geen idee. Ik heb er niet naar gevraagd.' Met een voldane trek op haar gezicht stond ze op. 'Ik heb je van tevoren gezegd dat je moeilijkheden met haar zou krijgen. Maar nee hoor, ji| wist het veel beter!' Ze slofte de kamer uit en trok zachtjes dc deur achter zich dicht. Thomas smeet zijn schone overhemd op de bank en liep naai zijn bureau. Hij trok de tweede la helemaal uit en zag tot zijn opluchting dat de flacons met pillen nog precies zo stonden al� hij ze had achtergelaten in de kartonnen doos voor postpapier. Dat nam niet weg dat Cassi hem gek maakte. Hij had haar gewaarschuwd dat ze van zijn spullen af moest blijven. Thomas voelde dat zijn handen begonnen te beven. Instinctief stak hij zijn hand uit naar de flacons met pillen. Hij nam er twee: een Percodan tegen de hoofdpijn die hij achter zijn ogen voelde, plus een Dexedrine-pil bij wijze van opkikker. Als hij iets aan die fuif vanavond wilde hebben, moest hij op z'n minst zorgen dat hij bij de pinken was. Cassi bespeurde een enorme verslechtering in Thomas' humeur tijdens de rit naar Manchester. Ze had Patricia het huis binnen horen komen en vermoedde dat ze bij Thomas was geweest. Er was niet veel fantasie voor nodig om te raden wat ze hem had verteld. En gezien het toch al zo slechte humeur van Thomas had ze geen ongunstiger moment kunnen kiezen. Cassi had werkelijk moeite gedaan er zo voordelig mogelijk uit te zien. Na het nemen van haar vaste avonddosis insuline (ze had iets meer dan anders genomen omdat ze suiker in haar urine had aangetroffen) had ze een bad genomen en haar haar gewassen. Daarna had ze een van de japonnen gekozen die Robert haar had voorgesteld: een japon van donkerbruin velours met een strak lijfje en pofmouwtjes die haar een vleugje middeleeuwse charme verleende. Thomas zei niets over haar uiterlijk. In feite zei hij helemaal niets. Hij reed op dezelfde manier als hij had gedaan tijdens de ut vanuit het ziekenhuis naar huis: snel en roekeloos. Ze wilde d.�t hij een goeie vriend had tot wie ze zich kon wenden - iemand die werkelijk iets met hem op had. Maar in werkelijkheid had hij maar heel weinig vrienden. Heel even werd ze herinnerd aan haar laatste gesprek met kolonel Bentworth. Het benam haar l'i|iia de adem. Dat ze zich had ge�dentificeerd met Maureen Ravenaugh was nog tot daar aan toe, maar een vergelijking trekken tussen haar echtgenoot en iemand met een labiele per- �.i'oiilijkheid was ronduit belachelijk. Cassi verplaatste haar aandacht naar het verkeer en probeerde door de regen en natte sneeuw te turen om niet te hoeven denken. Het was een donke- re, onheilspellende avond.I!venals hun eigen huis stond de woning van de Ballantines aan de kust, met de voorzijde naar de oceaan gekeerd. Maar daarmee hield iedere vergelijking op. Het was een grote, uit baksteen opgetrokken villa die al langer dan een eeuw in het bezit van de familie Ballantine was. Om het onderhoud van het huis te kunnen bekostigen had dr. Ballantine een deel van de bijbehorende grond aan een projectontwikkelaar verkocht, maar het landgoed eromheen was nog zo groot dat er vanuit het huis zelf geen andere woning zichtbaar was. Je kreeg de indruk ergens op het platteland te zijn. Bij het uitstappen viel het Cassi op dat Thomas' handen licht beefden. Zijn co�rdinatievermogen scheen enigszins verstoord te zijn toen ze de trap naar de voordeur beklommen. God, wat zou hij hebben geslikt? Thomas' houding veranderde als bij toverslag zodra hij zich onder de gasten mengde. Met verbazing sloeg Cassi het gade, hoewel ze wist hoe gemakkelijk hij een kwade bui van zich al kon schudden en zich dan charmant en geestig gedroeg. O, wilde hij nog maar een vleugje van die charme voor haar reserveren . . . Ze oordeelde dat ze hem nu gerust aan zichzelf kon overlaten en ging op zoek naar iets eetbaars. Ze wist dat ze na het nemen van haar avonddosis insuline niet te lang mocht wachten mei eten. De eetkamer lag aan haar rechter hand en ze zette koers naar de boogvormige toegang. Thomas was ingenomen met zijn komst. Zoals hij al had verwacht waren de meeste leden van de raad van bestuur van hei Boston Memorial van de partij, evenals de dekens van de Medi sche Faculteit. Hij had hen een voor een opgemerkt over de schouders van het groepje mensen waarmee hij kort na zijn aankomst had staan praten. Hij hoopte vooral de voorzitter van de raad van bestuur te treffen. Na een vol glas te hebben genomen zocht hij zich door de mensenmassa een weg naar een groepje andere bezoekers toen Ballantine hem staande hield. 'Ah, fijn dat je er bent, Thomas.' Ballantine had stevig geborreld reld en de donkere kringen onder zijn ogen waren nog duidelijk ker te zien dan anders, waardoor hij meer dan ooit overeenkom .1 vertoonde met een Basset. 'Ik ben blij dat je kon komen.' 'Leuk feestje,' zei Thomas. 'Geloof dat maar gerust,' zei Ballantine met een opvallende knipoog. 'Eindelijk komt er dan toch beweging in dat ouwe Boston Memorial. Man, het is gewoonweg opwindend.' 'Waar heb je 't precies over?' vroeg Thomas, terwijl hij een stap achterwaarts deed. Dr. Ballantine had de gewoonte zijn t's op tamelijk vochtige manier uit te spreken als hij een paar borrels had gedronken. Ballantine boog zich naar hem toe. 'Ik zou 't je graag vertellen, maar dat gaat niet,' fluisterde hij. 'Maar misschien zal dat binnenkort wel kunnen; en laat me je zeggen dat ik van mening ben dat je je bij ons zou moeten aansluiten. Heb je al nagedacht over mijn aanbod van een volledig professoraat?' Thomas voelde zijn geduld opraken. Hij wilde niets horen van een overgang naar de full-time staf. En hij wist absoluut niet waarop Ballantine doelde toen hij had gezegd dat er 'eindelijk beweging kwam in dat ouwe Boston Memorial.' In feite vond Thomas het onheilspellend klinken. Wat hem betrof was iedere verandering in de status quo zorgwekkend. Nee, het stond hem helemaal niet aan . . . Opeens herinnerde hij zich dat hij om twee uur 's nachts volop licht had zien branden in Ballantines kantoor. 'Wat voerde jij vannacht nog zo laat uit op kantoor?' Ballantines vrolijke gezicht betrok dadelijk. 'Waarom vraag je dat?' 'Och, ik ben alleen maar nieuwsgierig, meer niet,' zei Thomas. 'Toch vind ik het een eigenaardige vraag, zo maar zonder aanleiding,' zei Ballantine. 'Hoe zo? Ik was vannacht op de afdeling en zag vanuit de rustkamer licht in je kamer branden.' 'Het zullen wel schoonmakers zijn geweest,' zei Ballantine. I lij bracht zijn glas op ooghoogte en staarde er even naar. 'Zo ie zien moet ik hoognodig bijtanken.' 'Bovendien zag ik de wagen van George Sherman in de parkeergarage staan,' hernam Thomas. 'Dat leek me een vreemdsoortig toeval.' 'Ach,' zei Ballantine met een achteloos handgebaar. 'George heeft nu al een maand moeilijkheden met dat ding. Er schijnt iets te mankeren aan de elektrische bedrading. Zal ik iets te drinken voor je meebrengen? Je glas is al even ver heen als het mijne.' 'Waarom ook niet,' zei Thomas, ervan overtuigd dat Ballantine loog. Zodra zijn chef op weg ging naar de bar hervatte Thomas zijn speurtocht naar de voorzitter van de raad van bestuur. Het was nu belangrijker dan ooit om erachter te komen wat er allemaal gebeurde in het Memorial. Cassi hield zich een poosje op in de buurt van het buffet, waar ze onder het genot van een hapje wat met andere echtgenotes van medici babbelde. Toen ze ervan overtuigd was voldoende calorie�n naar binnen te hebben gewerkt, besloot ze dat ze er verstandig aan zou doen Thomas op te sporen. Ze had geen idee wat voor middelen hij had geslikt en voelde zich zenuwachtig. Juist toen ze op weg was gegaan naar de grote huiskamer sprak George Sherman haar aan. 'Je ziet er weer even mooi uit als anders,' zei hij met een warme lach. 'Je mag er zelf anders ook best wezen, George,' zei Cassi. 'In smoking beval je me stukken beter dan in dat oude ribfluwelen jasje van je.' George lachte verlegen. 'Ik had je al veel eerder willen vragen hoe het je in de psychiatrie bevalt. Ik wist niet wat ik hoorde toen ze me zeiden dat je was overgestapt. In vele opzichten kan ik soms jaloers op je zijn.' 'Je wilt me toch zeker niet wijs maken dat jij de psychiatrie serieus neemt, wel? Ik wist niet dat ook maar ��n enkele chirurg dat deed.' 'Mijn moeder heeft na de geboorte van mijn jongere broer aan een ernstige postpartum-depressie geleden. En ik ben ervan overtuigd dat haar psychiater haar destijds het leven heeft gered. Ik zou me er zelf in hebben gespecialiseerd als ik ook maar even had gedacht dat ik ervoor in de wieg was gelegd. Maar ah psychiater heb je een invoelingsvermogen nodig dat ik nu eenmaal mis.' 'Onzin,' zei Cassi. 'Aan invoelingsvermogen ontbreekt het je niet. Ik denk eerder dat je de vereiste mate van passiviteit moeilijk zou kunnen opbrengen. In de psychiatrie is het de pati�nt zelf die al het werk moet opknappen.' George was een ogenblik stil, en terwijl Cassi zijn gezicht bestudeerde kwam het opeens in haar op dat het best leuk zou zijn hem met Joan in kennis te brengen. Ze waren allebei zo sympathiek. 'Heb je tegenwoordig nog interesse in de kennismaking met aantrekkelijke leden van de andere kunne?' vroeg ze. "Voor aantrekkelijke vrouwen heb ik altijd interesse. Hoewel er maar weinig zijn die in jouw schaduw kunnen staan.' 'Ze heet Joan Widiker. Een derdejaars assistent-psychiater.' 'Een ogenblikje,' zei George. 'Ik weet eigenlijk niet of ik een psychiater wel kan mannen. Waarschijnlijk zal ze me allerlei netelige vragen gaan stellen als ik mijn kettingen en zweepjes voor de dag haal. Misschien zal ik m'n verlegenheid niet kunnen overwinnen. Herinner jij je nog ons eerste afspraakje?' Cassi schoot in de lach. Hoe zou ze dat ooit kunnen vergeten? George had haar onhandig aangestoten aan tafel, zodat de inhoud van haar glas Chianti in haar schoot was beland. En in zijn ijver om de schade te herstellen had hij ook zijn eigen glas over haar uitgestort. 'Ik wil niet ondankbaar lijken,' zei George. 'Ik waardeer het dat je aan me denkt en zal Joan eens bellen. Maar eigenlijk had ik je over iets willen spreken dat belangrijker is, Cassi.' Onwillekeuring rechtte Cassi haar rug, niet wetend wat ze moest verwachten. 'Als collega maak ik me bezorgd over Thomas.' 'O ja?' zei Cassi zo terloops als ze maar kon. 'Hij werkt verdomd hard. T� hard, als je 't mij vraagt. Toewijding is tot daar aan toe, maar dat mag niet ontaarden tot een obsessie. Ik heb dat al vaker gezien. Vaak kan een medicus jaren achtereen de geluidsbarri�re doorbreken, om dan plotseling op ie branden als een strovuurtje. Ik zeg je dit omdat ik je wilde vragen een poging te doen Thomas wat af te remmen en hem ertoe te bewegen eens vakantie te nemen of zo. Hij is zo gespannen als een veer. Er wordt gefluisterd dat hij met allerlei assi- stenten en operatiezusters woorden heeft gehad.'De woorden van George Sherman wekten heel het verborgen verdriet van Cassi. Ze beet op haar lip maar bleef zwijgen. 'Als |ij hem zover kunt krijgen dat hij vakantie neemt, zal ik met alle plezier een poosje zijn praktijk voor hem waarnemen, als dat nodig mocht zijn.' Geschrokken merkte George dat Cassi's ogen glinsterden van tranen. Ze wendde zich af, in een poging haar gezicht te verbergen. 'Ik wilde je niet van streek maken, hoor,' zei George. Hij legde een hand op haar schouder. 'Het geeft niet,' zei Cassi, worstelend om haar houding te hervinden. 'Er is niets aan de hand.' Ze keek op en glimlachte dapper. 'Dokter Ballantine en ik hebben het over Thomas gehad,' zei George. 'We zouden hem graag willen helpen. We zijn allebei van mening dat iemand die zo hard werkt als Thomas zich dient te realiseren dat hij op het emotionele vlak tol zal moeten betalen, als hij niet oppast.' Cassi knikte alsof ze het helemaal begreep. Ze kneep in Georges hand. 'Als je het niet zo prettig vindt er met mij over te praten, zou je misschien eens contact moeten zoeken met dokter Ballantine zelf. Hij heeft een hoge dunk van je man. Wil je misschien het priv�nummer van de baas in het ziekenhuis?' Cassi vermeed de warme blik in Georges ogen. Ze wijdde zich aan de taak een klein notitiebloc en een potlood uit haar handtasje op te diepen. Ze noteerde het nummer dat George haar noemde. En toen ze opkeek kreeg ze bijna een hartstilstand: ze keek recht in de starre blik van haar echtgenoot. Het weten dat voortkomt uit intimiteit deed haar onmiddellijk beseffen dat hij buiten zichzelf was van woede. Opeens woog de op haar schou der rustende hand van George Sherman zo zwaar als lood. Vlug excuseerde ze zich, maar tegen de tijd dat ze koers zette naar de deur was Thomas al verdwenen. Thomas Kingsley was niet meer zo kwaad geweest sinds die keer dat een van zijn jaargenoten een afspraak had gemaakt mei het meisje waarmee hij als eerstejaars vaste omgang had gehad. Geen wonder dat Sherman zich zo vreemd gedroeg! De man was Cassi weer het hof gaan maken, en zijn vrouw was zo stom haai belangstelling voor hem vrijuit te tonen, ten overstaan van al zijn collegae! Hij werd zich bewust van een kille angst ergens in zijn maagstreek. Zijn hand beefde zo erg dat hij bijna met zijn drankje morste. Haastig sloeg hij het restant in een teug achterover en stapte door de dubbele deuren de veranda op, dankbaar voor de koele bries vanuit zee. Koortsachtig doorzocht hij zijn zakken naar een pil. De avond was al heel slecht begonnen. Een van de leden van de raad van bestuur, een man die al verscheidene tochtjes naar de bar had gemaakt, had Thomas staande gehouden om hem te feliciteren met het nieuwe lesprogramma van het ziekenhuis. Toen Thomas hem niet-begrijpend had aangestaard had hij vlug een excuus gemompeld en zich uit de voeten gemaakt. Thomas stond juist op het punt om op zoek te gaan naar Ballantine en uitleg van hem te eisen toen zijn aandacht was getrokken door Cassi. God, wat was hij stom geweest! Nu hij er bij stil stond was het hem duidelijk dat George en Cassi een verhouding moesten hebben. Geen wonder dat ze nooit klaagde als hij weer eens in het ziekenhuis moest overnachten. Genadeloos drong zijn brein hem de gedachte op dat ze elkaar in zijn huis hadden ontmoet. Het beeld van George in zijn slaapkamer maakte dat hij een kreet van woede slaakte. Toen hij over zijn schouder keek zag hij een paartje in de deuropening staan, en opeens vreesde hij dat ze op de hoogte waren van de verhouding van zijn vrouw met Sherman. Blijkbaar hadden ze het over hem. Hij diepte een nieuwe pil op uit zijn zak, slikte die door en liep naar binnen om nog een whisky te gaan halen. Wanhopig zocht Cassi zich een weg door de grote huiskamer, op zoek naar haar echtgenoot. Telkens mompelde ze een excuus als ze zich tussen een groepje gasten doorwrong. Ze was onderweg naar de bar toen ze plotseling oog-in-oog kwam te staan met dr. Obermeyer. 'Nee maar, wat een toeval!' zei hij. 'Nog wel mijn moeilijkste pati�nt!' Cassi glimlachte nerveus. Het schoot haar te binnen dat ze haar belofte hem die dag te zullen bellen niet had gehouden. 'Als m'n geheugen me niet in de steek laat zou je vandaag hebben laten weten of je operatie wel of niet op de agenda kon worden geplaatst,' zei dr. Obermeyer. 'Heb je 't erover gehad met Thomas?' 'Het lijkt me beter dat ik morgenochtend even naar uw spreekkamer kom,' zei Cassi ontwijkend. 'Misschien moet ik zelf eens met je man gaan praten,' zei dr. Obermeyer. 'Is hij hier?''Nee,' zei Cassi. 'Ik bedoel, ja, hij is hier, maar ik geloof niet dat dit het moment is om . . .' Een woedende kreet overstemde het geroezemoes, zodat alle gesprekken onmiddellijk werden gestaakt en ook Cassi midden in haar zin zweeg. Iedereen keek verbaasd; iedereen, behalve Cassi. Ze had de stem dadelijk herkend. Het was Thomas! Toen ze terugholde naar de eetkamer hoorde ze een nieuwe kreet, gevolgd door glasgerinkel. Ze wrong zich door een groep andere gasten en ontwaarde Thomas voor het buffet. Zijn gezicht was vertrokken van woede en aan zijn voeten lag een stapeltje gebroken borden. De man tegenover hem, die hem met een mengeling van afschuw en verbazing stond aan te staren, was George Sherman. George had in zijn ene hand een glas en in zijn andere een worteltje. Cassi zag hoe George zijn hand uitstak naar Thomas en hem met het worteltje op de schouder klopte. 'Je bent abuis, Thomas,' hoorde ze hem zeggen. Met een heftig gebaar sloeg Thomas de hand van George weg. 'Raak me niet aan! En waag het nooit mijn vrouw aan te raken, begrepen?' Dreigend porde hij zijn wijsvinger in Georges gezicht. 'Waar h�b je 't toch over, man,' zei George hulpeloos. � Cassi posteerde zich tussen de beide mannen. 'Wat is er met jou aan de hand, Thomas?' zei ze, zijn jasje vastpakkend. 'Beheers je toch!' 'Ik moet me beheersen, zei je?' snauwde hij, zich tegen haar kerend. 'Het lijkt me dat dit eerder betrekking heeft op jou dan op mij!' Hij snoof minachtend, rukte zich los uit Cassi's greep en beende naar de voordeur. Ballantine, die op dat moment uit de keuken kwam, liep hem haastig achterna en riep zijn naam. Vlug verontschuldigde Cassi zich tegenover George en haastte zich eveneens naar de voordeur, waarbij ze naar de grond staarde om de nieuwsgierige blikken van de omstanders te vermijden Inmiddels had Thomas zijn overjas teruggevonden en hoorde ze hem nijdig tegen Ballantine zeggen: 'Het spijt me ontzettend, allemaal, maar de ontdekking dat je vrouw het met een van je collega's houdt is nu eenmaal moeilijk te verkroppen.' 'Dat, dat kan ik moeilijk geloven,' zei Ballantine. 'Ben je er wel zeker van?' 'Heel zeker,' zei Thomas. Hij draaide zich om en rukte de deur open, maar op dat moment had Cassi hem bereikt en klampte ze zich vast aan zijn arm. 'Thomas, wat doe je toch,' zei ze, vechtend tegen haar tranen. Haar man antwoordde niet, maar knoopte zijn overjas dicht en keerde haar de rug toe om te vertrekken. 'Thomas, zeg iets tegen me! Wat is er gebeurd?' Hij rukte zijn arm met zoveel kracht los dat Cassi bijna op de grond belandde. Ze aarzelde toen hij naar buiten stapte en naar zijn auto begon te lopen. Aan de voet van de trap had Cassi hem ingehaald. 'Thomas, als je weggaat, ga ik met je mee. Laat me mijn jas even pakken.' Hij bleef staan. 'Ik wil niet dat je meegaat. Waarom blijf je niet fijn hier om te genieten van wat je hebt aangericht!' Verbluft staarde Cassi hem na. 'Aangericht? Heb ik iets aangericht? Dat heb je zelf gedaan! Ik wilde hier niet eens heen!' Thomas reageerde niet. Cassi tilde haar lange rok op en holde hem na. Tegen de tijd dat ze de Porsche had bereikt sidderde ze heftig, alleen wist ze niet of het van angst was of een gevolg van de kou. 'Waarom doe je zo vreemd?' snikte ze. 'Je mag van alles van me denken, maar verslijt me niet voor een idioot!' snauwde Thomas, terwijl hij het linker portier van de Porsche heftig dichttrok. Brullend kwam de motor op toeren. 'Thomas, Thomas!' riep Cassi, terwijl ze met haar ene hand tegen het portierraampje sloeg en met de andere probeerde het portier open te krijgen. Hij negeerde haar echter en reed met slippende wielen achteruit. Als ze het portier niet had losgelaten en vlug achteruit was gestapt zou ze omver zijn getrokken. Met stomheid geslagen, zag ze de Porsche over de lange oprijlaan wegrazen. Diep vernederd begon ze terug te lopen naar het huis. Misschien zou ze zich in een van de kamers boven verborgen kunnen houden tot er een taxi voorkwam. Toen ze de hal binnenstapte zag ze tot haar opluchting dat de andere gasten Alweer druk aan het praten en lachen waren, onder het genot van een drankje. Alleen dr. Ballantine en George Sherman stonden lii| de deur op haar te wachten.'Wat spijt me dit ontzettend,' zei Cassi beschaamd. 'Je hoeft nergens spijt van te hebben, hoor,' zei Ballantine. 'Ik hoorde zojuist van George dat hij een praatje met je heeft gemaakt. We maken ons bezorgd over Thomas en zijn bang dat hij wat overwerkt is. We hebben plannen klaar om het hem wat gemakkelijker te maken, maar de laatste tijd is hij zo kortaangebonden dat we nog geen gelegenheid hebben gehad hem erover aan te spreken.' Ballantine keek George veelbetekenend aan. 'Zo is het,' beaamde deze. 'Volgens mij vormt deze ongelukkige episode van vanavond alleen maar een bevestiging van wat we willen zeggen. Cassi was te zeer van streek en te verward om te reageren. 'George heeft me ook verteld,' zei Ballantine, 'dat hij je mijn priv�nummer in het ziekenhuis heeft gegeven. Ik ben te allen tijde bereid je te ontvangen, Cassi. Eigenlijk zou ik je zelfs willen voorstellen morgen even bij me langs te komen.' Toen Cassi ook nu geen antwoord gaf, voegde hij eraan toe: 'Wel, Cassi, wilde je nog deelnemen aan het feestje, of heb je liever dat een van mijn jongens je naar huis rijdt?' 'Ik zou graag naar huis gaan,' zei Cassi, een traan wegpinkend. 'Uitstekend,' zei Ballantine. 'Een ogenblikje dan.' Hij draaide zich om en liep de trap op naar de eerste verdieping. 'M'n verontschuldigingen,' zei Cassi tegen George, toen ze alleen waren. 'Ik begrijp niet wat er in Thomas is gevaren.' George schudde het hoofd. 'Cassi, als hij wist welke gevoelens ik voor je koester zou hij alle reden hebben jaloers te zijn. En lach nu maar eens tegen me, want ik heb je zojuist een complimentje gegeven.' En met een blik waaruit tederheid sprak, stond hij haar aan te kijken totdat een van Ballantines zoons de auto voorreed. Cassi wist niet wat ze moest verwachten toen ze de sleutel in het slot van de voordeur stak. Tot haar verbazing zag ze dat het licht in de huiskamer brandde. Als Thomas thuis was en niet in het ziekenhuis zou hij zich wel in zijn studeerkamer hebben opgesloten, veronderstelde ze. Nerveus wandelde ze de hal in, zo goed mogelijk haar kapsel ordenend. Het bleek echter haar schoonmoeder te zijn die haar opwachtte, in plaats van Thomas. Patricia zat in een fauteuil met hoge rugleuning en haar gezicht was in het schemerachtige licht van een enkele lamp niet te onderscheiden. Boven hoorde Cassi een toilet doorgetrokken worden. Een hele tijd zei geen van beide vrouwen iets. Eindelijk stond Patricia Kingsley moeizaam op, met gebogen schouders, alsof ze gebukt ging onder een zware last. Haar gezicht stond strak, zodat de lijntjes om haar mond werden geaccentueerd. Ze liep regelrecht op Cassi toe en keek haar aan. Cassi bleef staan en beantwoordde haar blik. 'Ik ben diep geschokt,' zei ze eindelijk. 'Hoe heb je dit kunnen doen? Misschien zou dit wat minder pijnlijk voor me zijn geweest als hij niet m'n enigst kind was. . .' 'Waar hebt u 't in hemelsnaam over?' zei Cassi. 'En dan nog wel met een van Thomas' collegae,' vervolgde Patricia, haar schoondochter negerend. 'Nota bene een man die voortdurend heeft geprobeerd zijn positie te ondermijnen. Als je dan zo nodig een avontuurtje wilde, waarom nam je dan niet een vreemde?' 'Ik h�b helemaal geen avontuurtje!' zei Cassi wanhopig. 'Dit is belachelijk. O God, Thomas is zichzelf niet.' Ze staarde haar schoonmoeder aan, lettend op een gering teken van begrip, maar Patricia stond haar schoondochter strak aan te kijken, met een mengeling van verdriet en woede. Cassi strekte haar armen uit naar de vrouw. 'Alstublieft,' zei ze smekend. 'Thomas verkeert in moeilijkheden. Wilt u hem niet helpen?' Patricia bleef zwijgen. Cassi liet haar armen langs haar zijden vallen en sloeg de oudere vrouw gade toen ze moeizaam naar de deur liep. Ze leek tien jaar ouder te zijn geworden sinds de laatste keer dat Cassi haar had gezien. Wilde ze maar luisteren! Maar Cassi begreep wel dat Patricia liever haar hart liet breken door een leugen dan de nog angstwekkender waarheid van Thomas' verslaving onder ogen te zien. Hoe vaak ze ook op haar zoon vitte, Cassi wist dat zich onmogelijk zou kunnen voorstellen dat er werkelijk iets van belang mis was met haar zoon.Nog lang nadat ze de voordeur in het slot had horen vallen bleef Cassi in het halfduister van de huiskamer achter. Ze had de afgelopen achtenveertig uur meer gehuild dan gedurende de twintig jaar die eraan vooraf waren gegaan. O, hoe kon Thomas denken dat ze een verhouding met een ander was begonnen? Het was te gek om over te praten. Met lood in de schoenen klom ze tenslotte de trap op naar Thomas. Zonder meer naar bed gaan kon ze onmogelijk: ze moest met hem praten. Voor de deur van zijn studeerkamer aarzelde ze een ogenblik. Toen klopte ze aan. Er kwam geen reactie. Ze klopte opnieuw, luider dit keer. Toen er ook nu geen antwoord kwam probeerde ze de deurknop. De deur was op slot gedraaid. Ze had zich vast voorgenomen met hem te praten en liep de logeerkamer in, vanwaar ze via de tussenliggende badkamer zijn studeerkamer kon bereiken. Hij zat roerloos in zijn leren fauteuil en staarde met nietszien- de ogen voor zich uit. Als hij Cassi al had horen aankomen, liet hij daar niets van merken. Zijn mondhoeken waren lichtjes opgetrokken tot een sarcastische glimlach. Zelfs toen Cassi naast hem neerhurkte en de rug van zijn hand tegen haar wang drukte bleef zijn gezicht een star masker. 'Thomas,' zei ze zachtjes. Nu pas richtte hij zijn ogen op haar. 'Thomas, ik h�b nooit een verhouding met George gehad. Sinds we elkaar kennen heb ik geen andere man meer aangekeken. Ik hou van jou. Alsjeblieft, laat me je toch helpen.' 'Ik geloof je niet,' zei Thomas onverstaanbaar, zo slecht articuleerde hij. Zijn ogen vielen dicht en hij scheen ieder besef van haar tegenwoordigheid te hebben verloren. Ze trok de bedbank uit en probeerde hem zover te krijgen dat hij erop ging liggen, maar hij weigerde in beweging te komen. Ze bleef een poosje bij hem zitten voor ze zich terugtrok in de grote slaapkamer, in de hoop wat te kunnen slapen.