Hoofdstuk 12

Omstreeks een uur of vijf 's morgens werd Cassi zich weer bewust van haar omgeving. Ze zag de grote muurklok boven de verpleegstersbalie en meende dat ze op Recovery lag. Ze had een afschuwelijke hoofdpijn die ze toeschreef aan haar oogoperatie. Als ze haar ogen van links naar rechts of omgekeerd bewoog voelde ze een stekende pijn in haar linkeroog. Voorzichtig betastte ze het verband over haar linker oog. 'Ah, dokter Cassidy!' zei een stem aan haar linker kant. Ze draaide langzaam haar hoofd om en ontwaarde het lachende gezicht van een van de zusters. 'Welkom in het land der levenden. U hebt ons anders wel behoorlijk laten schrikken, zeg!' Verwonderd beantwoordde Cassi haar lach met een flauw glimlachje. Ze staarde naar het naamplaatje van de verpleegster. Zuster Stevens, Intensive Care. Nu begreep Cassi er helemaal niets meer van. 'Hoe voelt u zich?' vroeg zuster Stevens. 'Hongerig,' zei Cassi. 'Misschien is uw bloedsuikerspiegel weer wat aan de lage kant. Die is als een jojo op en neer blijven dansen.' Toen Cassi iets ging verliggen voelde ze een onaangenaam branderig gevoel tussen haar benen. Ze begreep dat ze was gecatheteriseerd. 'Heeft mijn diabetes dan moeilijkheden veroorzaakt tijdens de operatie?' 'Niet tijdens de operatie,' zei zuster Stevens met een lachje. 'Maar wel de nacht die erop volgde. Ik heb begrepen dat u zichzelf een extra dosis insuline hebt ingespoten.' 'Werkelijk?' vroeg Cassi. 'Wat voor dag hebben we vandaag?' 'Het is vrijdagochtend. Vijf uur, om precies te zijn.' Cassi voelde zich erg verward. Op een of andere manier had ze een hele dag verloren. 'Waar ben ik eigenlijk?' vroeg ze. 'Is dit niet Recovery?' 'Nee, dit is Intensive Care. En u ligt hier vanwege die insulinereactie. Kunt u zich dan helemaal niets herinneren van gisteren?' 'Ik geloof 't niet,' zei Cassi vaag. Ergens in haar achterhoofd begon ze zich te herinneren dat ze bang was geweest, doodsbang. 'U bent gistermorgen geopereerd en daarna teruggebracht naar uw kamer. U scheen het uitstekend te maken. Kunt u zich daarvan iets herinneren?' 'Nee,' zei Cassi zonder veel overtuiging. Uit de mist begonnen zich beelden los te maken. Ze herinnerde zich de afgrijselijke gewaarwording opgesloten te zijn in haar eigen wereldje, waarin ze zich ontzaglijk kwetsbaar had gevoeld. Kwetsbaar en doodsbang. Maar waarvoor? 'Luister,' zei zuster Stevens. 'Ik zal wat melk voor u halen. En daarna moet u proberen weer te slapen.' De volgende keer dat Cassi de klok raadpleegde was het na zevenen. Thomas stond naast haar bed en zijn ogen waren rood en opgezwollen. 'Ze is twee uur terug even wakker geweest,' zei zuster Stevens, die aan de andere kant van het bed stond. 'Haar bloedsuikerspiegel is wat aan de lage kant, maar schijnt nu stabiel te zijn.' 'Ik ben blij dat je er weer bovenop bent,' zei Thomas, toen hij zag dat Cassi wakker was geworden. 'Ik ben halverwege de nacht nog bij je geweest, maar je was niet helemaal helder. Hoe voel je je?' 'Tamelijk goed,' zei Cassi. Thomas' aftershave riep vreemde gewaarwordingen in haar wakker. De geur van Ives St. Laurent had deel uitgemaakt van haar afschuwelijke nachtmerrie. Cassi wist dat ze altijd naar droomde als ze zo onfortuinlijk was een insulinereactie te krijgen. Maar dit keer had ze het gevoel dat de nachtmerrie nog niet voorbij was. Haar hart was sneller gaan kloppen, zodat haar bonzende hoofdpijn erdoor werd geatcentu- eerd. Ze kon het verschil tussen droom en werkelijkheid niet meer bepalen. Even later voelde ze opluchting, toen Thomas wegging met de woorden: 'Ik moet naar de operatiezaal Zodra ik klaar ben kom ik bij je terug.'Nog voor twaalven waren dr. Obermeyer en dr. Mclnery bij haar geweest en werd ze teruggebracht naar haar eenpersoonskamer aan het eind van de gang, maar ze protesteerde zo heftig tegen de mogelijkheid dat ze opnieuw alleen zou worden gelaten, dat ze tenslotte mocht verhuizen naar een vierpersoonska- mer tegenover de verpleegstersbalie. Twee van haar kamergenotes lagen in tractie, vanwege meerdere botbreuken, en de derde, een ongelooflijk dikke vrouw, was langs operatieve weg van haar galblaas verlost en maakte het niet al te best. Cassi had nog een ander verzoek waaraan ze koppig bleef vasthouden. Ze wilde geen infuus meer. Dr. Mclnery probeerde haar op andere gedachten te brengen, erop wijzend dat ze zojuist een heftige insulinereactie had overleefd. Hij betoogde dat ze waarschijnlijk in een onherstelbare coma zou zijn geraakt als ze niet op een infuus aangesloten was geweest, zodat men haar prompt glucose had kunnen toedienen. Cassi had hem beleefd aangehoord maar daarna haar eis herhaald. Het infuus werd verwijderd. Halverwege de middag begon Cassi zich een stuk beter te voelen. Haar hoofdpijn was verminderd tot een dragelijk niveau. Ze lag te luisteren naar de verhalen waarmee haar kamergenotes haar uitlegden op welke manier ze in het ziekenhuis waren beland, toen Joan Widiker binnenstapte. 'Ik heb zojuist gehoord watje overkomen is,' zei ze bezorgd. 'Hoe is het nu met je?' 'Prima,' zei Cassi, blij Joan weer te zien. 'Goddank! Cassi, ze vertelden me dat je jezelf een overdosis insuline had gegeven.' 'Als dat zo is, kan ik me er in ieder geval niets van herinneren,' zei Cassi. 'Dat weetje zeker?' vroeg Joan. 'Ik weet dat je erg van streek was vanwege Robert. . .' Haar stem stierf weg. 'Wat was er met Robert?' vroeg Cassi angstig. Maar nog voor Joan had kunnen reageren, ging haar een lichtje op. Ze had het gevoel alsof er een ontbrekend stukje van een legpuzzel op z'n plaats viel. Nu herinnerde Cassi zich dat Robert in de nacht die op zijn operatie was gevolgd overleden was. 'Weet je 't niet meer?' vroeg Joan. Cassi ontspande al haar spieren en liet zich slap onderuit glijden in het bed. 'Ja, nu herinner ik 't me weer. Robert is dood.' Cassi keek op naar Joans gezicht, met een smekende uitdrukking in haar ogen, alsof ze hoopte dat Joan haar zou zeggen dat het niet waar was, dat het deel uitmaakte van haar door een teveel aan insuline veroorzaakte nachtmerrie. 'Ja, Robert is dood,' bevestigde Joan ernstig. 'Cassi, kan het soms zijn dat jij je verdriet om hem hebt willen wegduwen door zijn dood eenvoudig te ontkennen?' 'Dat geloof ik niet,' zei Cassi. 'Maar zeker ben ik er niet van.' Het leek haar dubbel wreed toe dat ze twee keer dit slechte nieuws moest vernemen. Kon ze het inderdaad hebben verdrongen, of was de insulinereactie er verantwoordelijk voor dat het uit haar geheugen was verdwenen? 'Zeg me eens,' zei Joan, haar stoel wat dichter naar het bed schuivend om zachter te kunnen praten. De andere drie vrouwen deden alsof ze niet lagen te luisteren. 'Als jij je die insuline niet zelf hebt ingespoten, hoe is dat spul dan in je bloed terechtgekomen?' Cassi schudde haar hoofd. 'Ik heb niet de minste neiging tot zelfmoord, als je daar soms op doelt.' 'Het is belangrijk dat je me de waarheid zegt,' zei Joan. 'Dat doe ik!' snauwde Cassi. 'Ik geloof niet dat ik mezelf insuline heb ingespoten, zelfs niet in m'n slaap. Volgens mij heeft iemand anders dat gedaan.' 'Per ongeluk? Een bij vergissing gegeven overdosis?' Joan bekeek haar vriendin met de afstandelijkheid die vereist is voor klinische objectiviteit. De gedachte dat iemand in het ziekenhuis je kwaad wilde doen was een waanvoorstelling die Joan al vaker had horen uitspreken. Maar Cassi was wel de laatste bij wie ze dat had verwacht. 'Daar ben je zeker van?' vroeg ze tenslotte. Cassi schudde opnieuw het hoofd. 'Na alles wat ik heb doorgemaakt is het moeilijk om van ook maar iets zeker te zijn.' 'Wie heeft het gedaan, volgens jou?' vroeg Joan. Beschermend legde Cassi een hand om haar mond voor ze fluisterde: 'Ik denk dat het Thomas is geweest.' Nu was Joan werkelijk geschokt. Ze was geen fan van Thomas, maar deze bewering kon alleen maar voortkomen uit pure achtervolgingswaan. Ze wist niet hoe ze erop moest reageren. Het werd haar duidelijk dat Cassi psychiatrische hulp nodig had en dat de goeie raad van een vriendin niet langer toereikend was. 'Waarom denk je dat het Thomas is geweest?' vroeg Joan. 'Omdat ik, toen ik midden in de nacht wakker werd, zijn aftershave heb geroken.' Als Joan ook maar even had vermoed dat Cassi aanleg had voor schizofrenie zou ze haar niet hebben tegengesproken. Maar ze wist dat Cassi in wezen geestelijk gezond was en alleen maar aan hevige stress had blootgestaan. Daarom vond ze het raadzamer Cassi niet de gelegenheid te geven voort te borduren op haar hersenspinsels. 'Cassi, het lijkt me dat het ruiken van Thomas' aftershave 's nachts een ontstellend zwak bewijs is voor jouw bewering.' Cassi wilde haar in de rede vallen, maar Joan zei dat ze haar moest laten uitspreken. 'Ik vrees dat je gezien de omstandigheden je dromen verwart met de realiteit.' 'Joan, daar heb ik rekening mee gehouden.' 'Bovendien hoor je te weten,' vervolgde Joan, Cassi's opmerking negerend, 'dat nachtmerries deel uitmaken van ,een insulinereactie. Ongetwijfeld weet je dat zelfs beter dan ik. Nee, ik denk dat je het slachtoffer bent van een lichte acute psychose. Per slot van rekening heb je aan enorme spanningen blootgestaan - eerst je operatie, en daarna de dood van Robert. Volgens mij is het in zo'n toestand heel goed mogelijk dat jij jezelf die injectie hebt toegediend en daarna allerlei nachtmerries hebt gehad waarvan je nu denkt dat ze echt zijn gebeurd.' Cassi luisterde hoopvol. Ze had vroeger ook wel eens moeite gehad onderscheid te maken tussen haar door insuline veroorzaakte dromen en de realiteit. 'Toch blijft het voor mij heel moeilijk te geloven dat ik mezelf een overdosis insuline zou hebben toegediend,' zei ze. 'Het hoeft niet eens een overdosis te zijn geweest. Waarschijnlijk heb je jezelf je normale dosis ingespoten, in de mening dat het tijd werd voor je avondspuitje.' Die verklaring klonk heel aantrekkelijk. In ieder geval was het gemakkelijker hieraan geloof te hechten dan aan de gedachte dat Thomas uit was op haar dood. 'Waar het mij op dit moment om gaat,' zei Joan, 'is of jij je op dit moment gedeprimeerd voelt of niet.' 'Een beetje wel, denk ik. Maar voornamelijk vanwege Robert. Ik neem aan dat ik eigenlijk blij hoor te zijn met de uitslag van mijn operatie, maar dat is onder de huidige omstandigheden wat moeilijk voor me. Laat me je echter verzekeren dat ik niet de minste neiging heb mezelf van het leven te beroven. Ze hebben trouwens al m'n insuline al weggehaald.' 'Da's maar goed ook,' zei Joan. Ze stond op, ervan overtuigd dat Cassi geen su�cidale neigingen had. 'Ik moet helaas weg; ik heb twee consultaties. Zorg jij nou dat je zo snel mogelijk beter wordt. Pas goed op jezelf en bel me gerust als je me nodig hebt. Afgesproken?' 'Afgesproken,' zei Cassi glimlachend. Joan was een fijne vriendin en een goeie psychiater. Ze had alle vertrouwen in haar oordeel. 'Was die mevrouw psychiater?' vroeg een van Cassi's kamergenotes na Joans vertrek. 'Ja,' beaamde Cassi. 'Ze is assistent-psychiater, net als ik, maar zij is wat verder in haar opleiding. Ze zal dit voorjaar klaar zijn.' 'Gelooft ze dat u niet goed snik bent?' vroeg dezelfde vrouw. Cassi dacht na over die vraag. Die was niet zo dom als het had geklonken. In zekere zin vond Joan inderdaad dat ze tijdelijk niet goed bij haar hoofd was. 'Ze zei dat ik nogal van streek was,' zei Cassi tenslotte. Dit eufemisme leek makkelijker te verteren. 'Ze dacht dat ik misschien in m'n slaap had geprobeerd mezelf iets aan te doen. Dus als ik raar begin te doen, roepen jullie de zusters maar, akkoord?' 'Nou, daar hoefje niet bang voor te zijn. Ik schreeuw de hele tent bijmekaar.' Ze werd geestdriftig bijgevallen door Cassi's andere kamergenotes, die het gesprek op de voet hadden gevolgd. Cassi hoopte dat ze de drie vrouwen niet bang had gemaakt, maar in zekere zin had ze nu het geruststellende gevoel dat ze over haar zouden waken. Als het werkelijk zo was dat ze zichzelf zonder het te beseffen een overdosis had toegediend, kon ze een klein beetje overmatige bezorgdheid best gebruiken. Ze sloot haar ogen en vroeg zich af wanneer Robert zou worden begraven. Ze hoopte dat ze tijdig genoeg uit het ziekenhuis zou mogen om erbij te kunnen zijn. Toen dacht ze aan zijn PDNC-studie en vroeg ze zich af waar de computerstaten met de gegevens erover konden zijn. Ze herinnerde zich dat ze ze uit Roberts kamer had meegenomen en besloot een van de zusters te vragen of die een onderzoek wilde instellen. Ze belde meteen, en de verpleegster beloofde haar dat ze meteen een kijkje in haar vorige kamer zou nemen. Een half uur later kwam ze terug met de mededeling dat de beide leerlingverpleegsters die hadden geholpen Cassi te verhuizen nergens computerstaten hadden gezien. Ze voegde eraan toe dat ze hoogst persoonlijk alle laden en kasten had gecontroleerd en niets had kunnen vinden.Misschien waren die computerstaten ook niet meer dan een hallucinatie, dacht Cassi. Ze meende zich te herinneren dat ze Roberts kamer 's nachts was binnengegaan, de computerstaten had opgepakt en bij het weggaan Thomas tegen het lijf was gelopen. Maar misschien was het allemaal slechts een droom. Cassi vroeg zich af hoe ze dat kon controleren. Het eenvoudigst was Thomas ernaar te vragen, maar eigenlijk wist ze niet of ze dat wel wilde doen. Toen ze om zich heen keek, zag ze dat haar drie kamergenotes zich klaar maakten voor het avondeten. Hun nabijheid gaf haar een gevoel van veiligheid. Kort voor de brug over de zeearm die in verbinding stond met de zoutmoerassen bracht Thomas zijn Porsche tot stilstand. Hij zette de motor af en keek in het spiegeltje om te zien of er andere auto's aankwamen, voor hij het portier opende. Hij stapte uit en liep naar de gebogen houten brug, waarbij zijn schoenen de balken lieten vibreren. Het was eb en het water stroomde bruisend langs de houten brugpijlers. Thomas had behoefte aan zuurstof. De twee Talwins die hij kort voor z'n vertrek uit het ziekenhuis had geslikt, hadden teleurstellend weinig invloed op zijn stemming. Nog nooit had hij zo'n onrustig gevoel gehad. De vrijdagse bespreking was een ramp geworden. En bovendien kampte hij met de door Cassi veroorzaakte problemen. Bijna een vol half uur bleef hij op de verlaten brug staan, totdat de koude bries hem had verkild tot in zijn botten. Maar de kou had een weldadige uitwerking op hem en stelde hem in staat na te denken. Hij zou iets moeten doen: Ballantine en consorten schenen vastbesloten te zijn alles te vernietigen dat hij, Thomas Kingsley, met zoveel zorg had opgebouwd. Zijn hand omklemde een medicijnbuisje. Hij was van plan geweest het in het water te gooien, maar zag er nu vanaf. In plaats daarvan liet hij het terugglijden in zijn zak. Langzaam begon Thomas zich wat beter te Voelen. Hij had een inval gekregen en naarmate het denkbeeld meer vorm begon aan te nemen, werd zijn glimlach breder. Tenslotte begon hij hardop te lachen, zich afvragend waarom hij er niet eerder aan had gedacht. Met nieuwe moed keerde hij terug naar de Porsche en startte de motor, waarna hij zijn handen warmde boven de verwarmingsopening onder de voorruit. Toen hij de wagen in de garage had gezet, stak hij op een holletje het erf over. Bij het uittrekken van zijn overjas stopte hij het medicijnbuisje in de zak van zijn colbert en liep, zich prettiger voelend dan hij de hele dag had gedaan, naar binnen om zijn moeder te begroeten. 'Ik ben blij dat je bijtijds thuis kon komen,' zei ze. 'Harriet is druk bezig met het dekken van de tafel.' Ze nam zijn arm en troonde hem mee naar de eetkamer. Hij wist dat ze in een goed humeur was omdat ze hem nu helemaal voor zichzelf had, maar niettemin zag ze kans hem beleefd naar Cassi's welstand te vragen voor ze zichzelf bediende van een van Harriets specialiteiten. Toen Harriet naar de keuken was vertrokken, begon ze Thomas te vragen hoe zijn dag was verlopen. 'Gaat het nu wat beter in het ziekenhuis?' 'Nauwelijks,' zei Thomas, die er niets voor voelde een onderwerp aan te snijden dat hem ongelooflijk dwars zat. 'Heb je er George Sherman al over gesproken?' vroeg Patricia Kingsley met afkeer. 'Moeder, ik heb geen zin over ziekenhuisintriges te praten.' Zwijgend aten ze een poosje verder, maar Patricia kon zich niet bedwingen en zei: 'In ieder geval weet je wat je met die man moet d�en als jij eenmaal chef Hartchirurgie bent.' Thomas legde zijn vork neer. 'Moeder, kunnen we niet over iets anders praten?' 'Het is moeilijk er niet over te beginnen als ik zie hoe erg het je dwars zit.' Hij probeerde zichzelf te bedwingen door een paar maal diep adem te halen. Patricia zag dat zijn handen trilden. 'Als ik je zo zie, Thomas, lijkje wel een te strak opgewonden veer.' Zijn moeder stak haar hand uit om de arm van haar zoon te strelen, maar hij vermeed haar aanraking door zijn stoel met een ruk achteruit te schuiven en op te staan. 'Ja. Ik word gewoon gek van de hele situatie,' erkende hij.'Wanneer maken ze je chef, denk je?' vroeg Patricia. Ze zag dat haar zoon als een gekooide leeuw heen en weer begon te lopen door de kamer. 'God, ik wou dat ik 't wist,' zei hij met opeengeklemde tanden. 'Maar hopelijk binnenkort, voordat de hele afdeling naar de knoppen is geholpen. Iedereen doet z'n uiterste best het hele systeem voor open-hart-operaties dat ik heb opgezet definitief de grond in te boren. Het Boston Memorial is beroemd dank zij mijn operatieteam. Maar in plaats van mij meer armslag te geven, knabbelen ze voortdurend aan mijn operatietijd. Vandaag kreeg ik te horen dat ik nog meer operatieperioden moet inleveren. En weetje waarom? Omdat Ballantine een speciale regeling heeft getroffen ten behoeve van de academische afdeling van Hartchirurgie: ze gaan nu gratis hartoperaties verrichten op geesteszieken uit een psychiatrische inrichting in het westen van Massachusetts. Sherman was er op bezoek geweest en volgens hem was het een goudmijn voor leerzame gevallen op het gebied van open-hart-chirurgie. Alleen zei hij er niet bij dat het gemiddelde peil van die pati�nten overeenkwam met dat van tweejarige kinderen. Sommigen zijn in feite monsterachtig mismaakt. O, het maakt me razend!' 'En jij bent niet van plan de vaste staf op dit punt te steunen?' vroeg Patricia, in een poging de positieve kant van de zaak te belichten. 'Moeder, het betreft hier geestelijk gebrekkige kinderen en Ballantine is van plan een full-time hartchirurg aan te stellen die gespecialiseerd is in pediatrische hartchirurgie!' 'Nou, dan sta jij er toch helemaal buiten?' 'Dat had je gedacht!' bulderde Thomas woest. 'Nu zullen ze nog meer operatieperioden van mij opeisen.' Hij voelde zijn woede nog toenemen. 'Ofwel mijn pati�nten zullen gevaarlijk lang op hun operatie moeten wachten, �f hun heil zoeken in een ander ziekenhuis.' 'Maar ze zullen toch zeker wel voorrang geven aan jouw pati�nten?' 'Moeder, je begrijpt er geen bal van,' zei Thomas, zich inspannend om langzaam te spreken. 'Het kan het ziekenhuis geen barst schelen dat ik alleen maar pati�nten neem die niet alleen een goeie overlevingskans hebben, maar ook de moeite van het redden waard zijn. Terwille van het verbreiden van de roem van zijn verdomde academische afdeling, offert Ballantine liever kostbare operatietijd op aan een stelletje imbecielen en kneusjes. En als ik geen chef van de afdeling word, zal ik niet in staat zijn daar een stokje voor te steken.' 'Luister, Thomas,' zei Patricia. 'Als ze jou die baan niet geven, zul je eenvoudig naar een ander ziekenhuis moeten overstappen. Kom nu maar aan tafel zitten. Je eten wordt koud.' 'Ik kan niet zo maar overstappen naar een ander ziekenhuis!' schreeuwde Thomas. 'Thomas, kom tot bedaren.' 'Voor open-hart-operaties heb je een heel team nodig. Begrijp je dat dan niet?' Hij smeet zijn servet in zijn nog halfvolle bord. 'Je hebt me kwaad gemaakt!' schreeuwde hij irrationeel. 'Nou kom ik thuis in de hoop wat rust te vinden, en wat gebeurt er? Dat jij me weer kwaad maakt!' Hij stormde de kamer uit. Verwonderd bleef zijn moeder achter, zich afvragend wat ze in hemelsnaam verkeerd had gedaan. Boven op de gang hoorde Thomas het gedruis van de branding aan het strand. De golven moesten minstens anderhalf tot twee meter hoog zijn. Hij was dol op dit geluid. Het herinnerde hem aan zijn jongensjaren. Intussen was hij verzeild geraakt in de zitkamer die deel uitmaakte van de slaapkamersuite. Het witte meubilair had een kille uitstraling, vond hij. Hij verafschuwde de manier waarop Cassi de kamers opnieuw had ingericht. Het interieur had iets opdringerigs gekregen, naar zijn gevoel, ondanks de kanten gordijnen en de kussens met hun gebloemde overtrekken. Hij bleef er maar kort voor hij terugging naar zijn eigen studeerkamer. Met trillende handen nam hij een paar Percodans. Een poosje speelde hij met de gedachte terug te rijden naar de stad. Doris zou hem met open armen ontvangen. Maar spoedig begon hij zich rustiger te voelen, dank zij de Percodan. En in plaats van de kou in te gaan, schonk hij zichzelf een glas whisky in.