Chapter 4

De volgende ochtend diende Cassi zichzelf haar dosis insuline toe, waarna ze ging ontbijten. Aan de ontbijttafel geen spoor van Thomas. Omstreeks een uur of acht begon ze zich ongerust te maken. Op zaterdagochtend vertrokken ze gewoonlijk om kwart over acht, zodat Thomas nog voor de Grote Ronde zijn pati�nten kon zien. Bovendien stelde het Cassi in de gelegenheid iets aan haar lectuurachterstand te doen. Ze legde het artikel waarin ze had zitten lezen op haar bureau en trok de ceintuur om haar ochtendmantel wat strakker aan, toen ze vanuit de zitkamer de gang in liep om aan de deur van de studeerkamer te gaan luisteren. Ze hoorde geen enkel gerucht. Ze klopte zacht aan en wachtte. Nog steeds geen geluid. Ze probeerde de deurknop. De deur was niet afgesloten. Thomas lag vast in slaap en omklemde zijn wekker; zo te zien had hij het ding afgezet en was meteen weer in slaap gevallen. Ze liep naar hem toe en schudde hem zachtjes. Geen reactie. Toen ze wat meer kracht gebruikte, gingen zijn ogen moeizaam open, maar hij staarde haar aan alsof hij haar niet herkende. 'Het spijt me dat ik je wakker moet maken, maar het is al over achten! Je wilt toch naar de Grote Ronde, nietwaar?' 'Grote Ronde?' herhaalde hij verward. Opeens scheen hem een licht op te gaan. 'Ja, natuurlijk wil ik erheen. Ik ben over een paar minuten beneden om een hapje te eten. Uiterlijk om twintig over rijden we hier weg.' 'Ik ga vandaag niet naar het ziekenhuis,' zei Cassi zo opgewekt als ze maar kon. 'Ze verwachten me niet op Psychiatrie en ik heb nog ontzaglijk veel lectuur door te nemen. Ik heb een tas vol fotokopie�n van artikelen mee naar huis genomen.' 'Zoals je wilt,' zei Thomas, terwijl hij zich omhoog werkte tot zithouding. 'Ik heb vanavond dienst, dus kan ik je nog niet zeggen hoe laat ik thuis zal zijn. Ik bel je nog wel.' Cassi daalde de trap af naar de keuken en begon een paar boterhammen voor Thomas klaar te maken, die hij onderweg naar het ziekenhuis kon opeten. Boven zat Thomas Kingsley op de rand van het bed. De helekamer tolde in het rond, zodat hij moest wachten tot zijn hoofd wat helderder was geworden. Iedere harteklop had onder zijn schedeldak de uitwerking van een mokerslag. Moeizaam stropelde hij allereerst naar zijn bureau om een van de plastic flacon uit de tweede lade op te diepen. Pas daarna vertrok hij naar de badkamer. Hij probeerde zijn spiegelbeeld te negeren terwijl hij een VAN de oranje driehoekige tabletjes uit de flacon probeerde te schudden. Het ging hem niet gemakkelijk af, en pas toen hij er verscheidene had laten vallen, zag hij kans er een in zijn mond te stoppen en met wat water weg te spoelen. Eindelijk waagde hij het een blik op zijn spiegelbeeld te slaan. Zijn gezicht zag er niet zo beroerd uit als hij had gevreesd en minder beroerd dan hij zich voelde. Het innemen van een tweede tabletje ging hem al wat handiger af, waarna hij onder de douche stapte en de kraan wijd opendraaide. Cassi sloeg Thomas vanachter het venster in de huiskamer gade toen hij in de garage verdween. Ondanks het gesloten venster hoorde ze de motor van de Porsche razen toen hij hem had gestart. Ze vroeg zich af hoeveel kabaal het in Patricia's appartement boven de garage moest veroorzaken. Die gedachte maakte dat ze plotseling besefte dat ze haar schoonmoeder daar nog nooit een bezoek had gebracht; niet ��n keer gedurende de drie jaren die ze hier had gewoond. Ze bleef de Porsche nakijken totdat hij het einde van dr oprijlaan had bereikt en in de klamme ochtendmist boven het zoutmoeras was verdwenen. Zelfs toen de wagen uit het zicht was, kon ze het doffe gegrom van de motor horen als Thomas opschakelde. Eindelijk stierf het geluid weg en wist Cassi zich omgeven door de stilte van het lege huis. Ze merkte opeens dal ze klamme handen had en staarde naar haar handpalmen. Haar eerste gedachte was dat het een lichte reactie moest zijn op de insuline, maar toen drong het tot haar door dat het een gevolg was van nervositeit. Ze was namelijk van plan Thomas' priv�do- mein te schenden. Ze was altijd van mening geweest dat vertrou wen en privacy de onontbeerlijke bestanddelen van een intieme relatie vormden, maar ze moest eenvoudig weten of Thomas tranquillizers of andere middelen slikte. Al maanden had ze haar ogen gesloten voor de waarheid, in de hoop dat de sfeer in hun huwelijk weer zou verbeteren. Nu wist ze dat ze niet langer werkeloos mocht blijven toezien. Toen ze de deur van zijn studeerkamer openduwde, voelde ze zich een insluipster, maar dan eentje met heel weinig ervaring, Ieder geluidje in huis maakte dat ze zich lam schrok. 'Grote God,' zei Cassi hardop. 'Je gedraagt je als een idioot!' Het geluid van haar eigen stem had een kalmerende uitwerking op haar. Als echtgenote van Thomas had zij het volste recht iedere kamer in huis binnen te stappen. Toch voelde ze zich in vele opzichten nog altijd een bezoekster. In de studeerkamer heerste enige wanorde. Het divanbed verkeerde nog in de toestand waarin Thomas het had verlaten en de dekens lagen in een hoop op de grond. Cassi nam het bureau vluchtig in ogenschouw en zag toen dat de badkamerdeur open stond. Ze trok de deur van het medicijnkastje open. Het bevatte wat scheerspullen, de gebruikelijke verzameling patentgeneesmiddelen, wat oude tandenborstels en enkele verou- derde ampullen tetracycline, een antibioticum met brede werking. Systematisch bekeek ze alle verpakkingen en flesjes. Niets dat er ook maar bij benadering verdacht uitzag. Op het moment dat ze de badkamer wilde verlaten, ving ze ren glimp op van iets kleurigs op de witte tegelvloer. Ze bukte zich en raapte een driehoekig gevormd oranje tabletje op, met de aanduiding SKF-E-19. Het kwam haar bekend voor, maar ze kon het niet dadelijk thuisbrengen. Ze liep terug naar de stu- deer kamer en zocht in zijn boekenkasten naar een exemplaar van de Physician's Desk Reference, de geneesmiddelenindex die in de spreekkamer van geen enkele Amerikaanse medicus ont- breekt. Ze kon hem niet vinden, dus wandelde ze terug naar de zitkamer en nam haar eigen exemplaar van de plank. Vlug zocht Ze de betreffende code op. Het was Dexedrine! Met het pilletje in haar hand staarde Cassi naar buiten, naar de oceaan. Op ongeveer vierhonderd meter van de kust zag ze een eenzame zeilboot door de golven ploegen. Het gadeslaan van het nietige scheepje tussen de golven hielp haar om orde te te scheppen in haar geest. Ze was ten prooi aan een vreemde mengeling van angst en opluchting. De angst vloeide voort uit dr bevestiging van haar vermoeden dat Thomas z'n toevluchtnam tot pepmiddelen. En haar opluchting kwam voort uit de aard van het tabletje dat ze had gevonden - Dexedrine. Cassi kon zich gemakkelijk voorstellen dat een ambitieus werker als Thomas zo nu en dan een 'opkikkertje' nam om zijn soms bijna bovenmenselijke inspanningen te kunnen voortzetten. Per slot van rekening wist zij als geen ander hoeveel operaties hij voor zijn rekening nam. Ze begreep heel goed hoe gemakkelijk hij in deze val was gelopen door een pilletje te nemen om zijn concentratie te verbeteren als hij zich uitgeput voelde. Cassi vond dat het helemaal bij zijn karakter paste zoiets te doen. Maar hoe ze ook probeerde zichzelf gerust te stellen, haar angst bleef. Ze was vertrouwd met de gevaren van overmatig Dexedrine- gebruik en vroeg zich af in hoeverre zij schuld had aan het feit dat haar man behoefte had aan het pepmiddel. Ook vroeg ze zich af hoe lang hij al Dexedrine slikte. Ze deponeerde het onschuldig ogende tabletje op haar schrijfbureau en zette de geneesmiddelenindex terug op de plank. Heel even speet het haar dat ze naar Thomas' studeerkamer was gegaan en er het tabletje had gevonden. Het zou eenvoudiger zijn geweest als ze de situatie was blijven negeren. Uiteindelijk was het hoogst waarschijnlijk een tijdelijk probleem, en als ze er iets over tegen Thomas zei zou ze hem alleen maar kwaad kunnen maken. 'Je moet er iets aan doen,' zei Cassi hardop, in een poging tot een besluit te komen. Hoe belachelijk het ook leek, de enige die nog wat invloed op Thomas' leven kon uitoefenen was Patricia Kingsley. Hoewel Cassi de kwestie niet graag met iemand anders besprak, mocht ze op z'n minst verwachten dat zijn moeder het beste met hem voor zou hebben. Nadat ze kort de voor- en nadelen tegen elkaar had afgewogen, besloot ze de situatie met haar schoonmoeder te bespreken. Als Thomas al gedurende langere tijd Dexedrine slikte moest er iemand zijn die ingreep. Maar eerst, zo vond Cassi, moest ze zich een beetje toonbaar maken. Ze trok haar badstof ochtendmantel en nachtpon uit en ging zich douchen. Thomas putte voldoening uit het presenteren van 'zijn' gevallen tijdens de Grote Ronde, waaraan werd deelgenomen door de volledige staf van de afdeling Interne Geneeskunde en Chirur- gie, met inbegrip van de assitenten, co-assistenten en medische studenten. Vandaag was MacPherson-amfitheater zo vol mensen dat sommigen zelfs plaats hadden moeten nemen op de trappen die naar het rostrum leidden. Thomas' uiteenzettingen trokken altijd hele drommen belangstellenden, zelfs als hij zoals vandaag zijn tijd moest delen met George Sherman. Toen hij zijn praatje, gehouden onder de titel: 'Follow-up van coronaire bypass-pati�nten op langere termijn', afrondde, brak er in het amfitheater een geestdriftig applaus los. Alleen al de omvang van zijn werk was genoeg om op iedereen diepe indruk te maken, terwijl de statistische gegevens van de door hem bereikte resultaten bijna bovenmenselijk leken. Toen hij gelegenheid gaf tot het stellen van vragen riep iemand op de bovenste bank hem toe dat hij graag wilde weten aan welk bijzonder dieet Thomas zijn enorme energie te danken had. Hierop begonnen alle aanwezigen hartelijk te lachen, gretig inhakend op dit staaltje humor. Toen het gelach was weggestorven, be�indigde Thomas zijn lezing met de woorden: 'Ik meen dat het aan de hand van de door mij gepresenteerde statistische gegevens, gerechtvaardigd is te zeggen dat er geen enkele twijfel meer behoeft te bestaan aan de doeltreffendheid van de coronaire bypass-procedure.' Hij ordende zijn paperassen en nam plaats achter de lange tafel op het podium, naast dr. George Sherman. Diens voordracht was getiteld: 'Een interessant praktijkgeval.' Inwendig kreunde Thomas Kingsley en verlangend staarde hij naar de uitgang. Hij had barstende hoofdpijn, iets dat steeds heviger geworden was sinds zijn aankomst in het ziekenhuis. Wat een bespottelijk onderwerp, dacht hij. Met toenemende ergernis zag hij George het podium op lopen en in de microfoon blazen, om na te gaan of het ding aan stond. En alsof dat nog niet voldoende was, tikte hij er tegen met zijn ring. Eindelijk begon hij te spreken. Het bleek om een achtentwintigjarige man te gaan, een zekere Jeoffry Washington die op tienjarige leeftijd reumakoorts had gekregen. Hij was destijds een ernstig ziek kind geweest en gedurende lange tijd had hij in het ziekenhuis gelegen. Toen de acute ziekte was uitgewoed, bleek dat er bij het kind een krachtig holosystolisch geruis te horen was, wat erop wees dat de mitralis-hartklep ernstig was beschadigd. In de loop der jaren was de aandoening steeds erger geworden en nu was het punt bereikt waarop de pati�nt moest worden geopereerd ter vervanging van de beschadigde mijtervormige klep. Op dat moment werd Jeoffry Washington op een verrijdbare brancard binnengebracht en aan het gehoor gepresenteerd. Hij bleek een slanke, bescheiden uitziende man te zijn, met hoekige, fijne trekken, heldere ogen en een huid met de kleur van eikehout. Hij tilde zijn hoofd op en staarde omhoog naar de zee van gezichten die allemaal naar hem staarden. Op het moment dat Jeoffry weer naar buiten werd gereden, kruiste zijn blik die van Thomas Kingsley. De jongeman knikte hem lachend toe en Thomas beantwoordde zijn groet. Onwillekeurig voelde hij medelijden met de jongeman. Maar hoe tragisch zijn levensverhaal ook was, toch was het tamelijk alledaags. Persoonlijk had Thomas honderden pati�nten met soortgelijke aandoeningen geopereerd. Nadat de deuren achter de brancard waren dichtgegaan, posteerde George Sherman zich weer achter de microfoon. 'Meneer Washington staat op de nominatie voor een open-hart-operatie ter vervanging van zijn mitralis-hartklep, maar gedurende de voorbereidingen daartoe werd een belangwekkend feit aan het licht gebracht. Gebleken is namelijk dat hij een jaar geleden aan interstiti�le plasmacellulaire pneumonie heeft geleden.' Onder zijn gehoor ontstond opgewonden geroezemoes. 'Ik veronderstel,' riep George boven het rumoer uit, 'dat het overbodig is u eraan te herinneren dat deze vorm van longontsteking een indicatie vormt voor AIDS - voluit Acquired Immune Defi- ciency Syndrom. En inderdaad hebben we deze aandoening bij de pati�nt aangetroffen. Gebleken is ook dat de seksuele voorkeur van Jeoffry Washington hem bestempelt als iemand die behoort tot die groep homoseksuelen, wier levenswijze blijkbaar tot het uitschakelen van het natuurlijke afweersysteem van het lichaam heeft geleid.' Nu begreep Thomas wat George Sherman had bedoeld met zijn opmerking van de vorige middag in de rustkamer voor chirurgen. Hij sloot zijn ogen en probeerde zijn opkomende woede te bedwingen. Het lag voor de hand dat Jeoffry Washington model stond voor het soort gevallen dat ervoor verantwoor- delijk zou zijn dat er minder operatietijd en minder bedden voor zijn eigen pati�nten beschikbaar kwamen. En blijkbaar was Thomas niet de enige die bedenkingen koesterde met betrekking tot het opereren van Jeoffry Washington. Een van de internisten stak - Thomas herkende hem - zijn hand op. 'Gezien het feit dat deze pati�nt aan AIDS lijdt, zou ik de motieven voor het overgaan tot een open-hart-operatie ernstig in twijfel willen trekken,' zei de internist. 'Dat is een goed argument,' zei George. 'Gelukkig kan ik zeggen dat het immunologisch beeld van de pati�nt momenteel geen grove afwijkingen vertoont. Zijn operatie staat voor volgende week gepland, maar we zullen tot aan dat moment zijn T-cel-populaties op de voet blijven volgen en attent zijn op iedere plotselinge daling. Dokter Sorenson van Immunologie is niet van mening dat AIDS in dit geval en in dit stadium een absolute contra-indicatie is voor een operatieve ingreep.' Hier en daar werden er handen opgestoken en George begon de hem gestelde vragen een voor een af te werken. Door de geanimeerde discussie die nu ontstond, liep de bespreking langer uit dan oorspronkelijk de bedoeling was geweest, en zelfs toen er officieel een eind aan was gemaakt, bleven de deelnemers in groepjes het geval verder bespreken. Thomas Kingsley probeerde er dadelijk vandoor te gaan, maar Ballantine was opgestaan en versperde hem de weg. 'Prima bespreking, wat?' zei hij stralend. Thomas knikte. Het enige wat hij wilde, was weg gaan. Zijn hoofd voelde aan alsof het tussen een bankschroef was geklemd. George Sherman dook achter hem op en sloeg hem op de schouder. 'Jij en ik hebben ze vanmorgen behoorlijk beziggehouden, niet? Eigenlijk hadden we kaartjes moeten verkopen.' Langzaam draaide Thomas zich om naar het grijnzende, zelfvoldane gezicht van George. 'Om je de waarheid te zeggen ben ik van mening dat deze hele bespreking een verdomde farce is geweest.' Er ontstond een onbehaaglijke stilte terwijl de twee mannen elkaar temidden van de menigte stonden op te nemen. 'Best,' zei George eindelijk. 'Ik veronderstel dat je het recht hebt er zo over te denken.' 'Vertel me eens, George, is het soms zo dat deze arme drom-mel, deze Jeoffry Washington, die jij hier hebt laten opzitten en pootjes geven, een van de schaarse bedden op Hartchirurgie in beslag neemt?' 'Allicht,' zei George, wiens irritatie nu ook begon toe te nemen. 'Waar zou hij anders liggen, dacht je? In de cafetaria?' 'Zo is het welletjes, jullie twee�n,' zei Ballantine. 'Laat me je dan vertellen waar hij hoort te liggen,' snauwde Thomas, terwijl hij George met zijn wijsvinger tegen de borst porde. 'Deze man hoort thuis op de algemene afdeling, zodat er kan worden geprobeerd iets te doen aan zijn immunodefici�ntie. Aangezien hij al interstiti�le plasmacellulaire pneumonie heeft gehad, is er grote kans dat hij dood zal zijn nog voor die hartklep het definitief begeeft.' George sloeg zijn hand opzij. 'Zoals ik al zei, heb je het volste recht er een eigen mening op na te houden. Toevallig ben ik van mening dat het geval van Jeoffry Washington een uiterst leerzaam praktijkgeval is.' 'Een leerzaam praktijkgeval,' hoonde Thomas. 'De man is ziek! Hij hoort niet thuis op Hartchirurgie, met het huidige tekort aan bedden. Dat bed is dringend nodig voor andere pati�nten. Dringt dat dan niet tot je door? Voor dit soort onzin moet ik mijn eigen pati�nten laten wachten; pati�nten die niet �cht ziek zijn; pati�nten die nog van waarde kunnen zijn voor de samenleving!' Opnieuw sloeg George zijn hand weg. 'Raak me niet aan!' snauwde hij. 'Heren, heren,' zei Ballantine, zich tussen hen in dringend. 'Ik geloof niet dat Thomas de betekenis van dat woord kent,' zei George. 'Luister, jij strontvlieg,' snauwde Thomas, achter Ballantines rug om zijn hand uitstekend om het overhemd van George Sherman vast te grijpen. 'Jij maakt een lachertje van ons hele programma door allerlei randgevallen op te duikelen, alleen om je zogenaamde lesrooster vol te krijgen.' 'Ik raad je aan mijn overhemd los te laten!' piepte George, wiens gezicht rood aanliep van benauwdheid. 'Genoeg!' bulderde Ballantine, Thomas' hand weg trekkend. 'Ons werk is het redden van levens,' hijgde George schor, 'in plaats van te beoordelen wie wel en wie niet een operatie waard is. Dat is een keuze die voorbehouden is aan een hogere instantie.' 'Ja, dat is 't nu juist,' zei Thomas. 'Je bent zo stom dat je niet eens door hebt dat jij degene bent die zich een oordeel aanmatigt over wie er niet en wie er wel verder mag leven. En de narigheid is dat je niet bevoegd bent tot een dergelijk oordeel. Iedere keer dat jij mij een operatieperiode onthoudt, veroordeel jij een potentieel gezonde pati�nt tot de do�d.' Thomas draaide zich met een ruk om en beende het amfitheater uit. George Sherman schepte diep adem en trok zijn verfomfaaide overhemd recht. 'Goeie genade, wat is die Kingsley zelfingenomen.' 'Hij is inderdaad arrogant,' viel Ballantine hem bij. 'Alleen is hij zo'n verdomd goeie chirurg. Alles goed met je?' 'Best,' zei George. 'Hoewel ik moet toegeven dat het een haar heeft gescheeld of ik had hem een oplawaai verkocht. Weet je, ik ben bang dat hij dwars zal gaan liggen. Hopelijk krijgt hij geen argwaan.' 'In dat opzicht kunnen we ons voordeel doen met die arrogantie van hem.' 'We hebben geluk gehad. Tussen haakjes, is je die tremor van Kingsley niet opgevallen?' 'Nee,' zei Ballantine verrast. 'Bevende handen?' 'Af en toe treedt het op,' zei George. 'Ik heb het nu al langer dan een maand bij hem opgemerkt, voornamelijk omdat hij altijd de rust zelve was. Vanmorgen zag ik het ook bij hem, toen hij zijn lezing hield.' 'Massa's mensen hebben last van plankenkoorts.' 'Dat wel,' zei George. 'Maar gistermiddag, toen ik hem aansprak over het overlijden van Wilkinson, had hij er ook last van. En toen stond hij niet op een podium.' 'Ik praat liever niet over Wilkinson,' zei Ballantine, in het langzaam leegstromende amfitheater om zich heen kijkend. Hij knikte lachend naar een kennis. 'Vermoedelijk is Thomas alleen maar wat gespannen.' 'Misschien,' zei George, die niet overtuigd was. 'Ik denk nog steeds dat hij het ons lastig kan maken.' Cassi kleedde zich voor haar bezoek aan haar schoonmoederalsof ze voor het eerst kennis met haar zou maken. Zorgvuldig koos ze een onkerblauwe wollen rok uit met bijpassend jasje, te dragen over een van haar hooggesloten witte bloezen. Toen ze op het punt stond te vertrekken, bemerkte ze de afschuwelijke staat waarin haar nagels verkeerden en dankbaar stelde ze het bezoek nog even uit om de oude nagellak te verwijderen en haar nagels opnieuw te lakken. Nadat de lak gedroogd was, kwam ze tot de conclusie dat haar kapsel haar niet beviel, dus trok ze alle spelden en kammetjes eruit en stak het opnieuw op. Uiteindelijk beschikte ze niet meer over geldige redenen om haar vertrek nog verder uit te stellen en begon de binnenplaats tussen het huis en de garage over te steken. Het vroor. Ze drukte op de belknop van Patricia Kingsleys appartement en zag de witte damp van haar adem in de koude lucht opstijgen. Er kwam geen reactie. Ze ging op haar tenen staan en tuurde door een klein ruitje in de deur naar binnen, maar het enige dat ze kon zien was een trap. Opnieuw drukte ze op de bel, en ditmaal zag ze haar schoonmoeder langzaam de trap afkomen en door het ruitje gluren. 'Wat is er, Cassandra?' riep ze. Verbluft over het feit dat Patricia niet opendeed, bleef Cassi een poosje zwijgen. Ze voelde er onder deze omstandigheden niets voor luidkeels de reden voor haar bezoek van de daken te schreeuwen. Tenslotte zei ze: 'Ik wilde met je praten over Thomas.' Zelfs na die uitleg bleef het zo lang stil aan de andere kant van de deur, dat Cassi zich begon af te vragen of haar schoonmoeder haar wel had gehoord. Eindelijk werden er enkele grendels teruggeschoven en ging de deur open. Enkele ogenblikken stonden de beide vrouwen elkaar op te nemen. 'Ja?' zei Patricia Kingsley. 'Het spijt me dat ik je lastig kom vallen,' begon Cassi. Haar stem stierf weg. 'Je valt me niet lastig,' zei Patricia. 'Zou ik binnen mogen komen?' vroeg Cassi. 'Mij best,' zei Patricia en begon de trap op te lopen. 'Sluit de deur goed af, wil je?' Cassi was blij dat ze de kille, klamme ochtend buiten kon sluiten. Ze volgde Patricia naar boven en belandde in een klein, maar overdadig gemeubileerd appartement met veel Victoriaans rode velours en witte kant. 'Een oergezellige kamer,' zei Cassi. 'Dank je,' zei haar schoonmoeder. 'Rood is Thomas' lievelingskleur.' 'O ja?' zei Cassi, die altijd had gemeend dat Thomas verslingerd was aan blauw. 'Ik breng hier veel tijd door,' zei Patricia. 'Daarom wilde ik dat het hier knus en behaaglijk was.' 'Dat is het zeker,' gaf Cassi toe. Nu pas ontwaarde ze een hobbelpaard, een speelgoedauto en ander speelgoed. Patricia had haar blik gevolgd en legde uit: 'Wat speelgoed van Thomas. Ik vind het tamelijk decoratief. Jij ook?' 'Beslist,' zei Cassi. Inderdaad vond ze het speelgoed er best aardig uitzien, maar in dit overdadige interieur deden ze wat vreemd aan. 'Wat zou je zeggen van een kop thee?' opperde Patricia. Plotseling besefte Cassi dat Patricia al even slecht op haar gemak was als zijzelf. 'Thee? Helemaal geen gek idee,' zei Cassi, die zich meteen wat zelfverzekerder begon te voelen. Patricia's keuken was bij uitstek praktisch ingericht, met witte plaatstalen kastjes, een oude koelkast en een klein gasfornuis. Thomas' moeder zette een ketel water op en nam een paar porseleinen kopjes uit een van de kasten. Op de koelkast lag een houten dienblad. 'Melk of citroen?' vroeg Patricia. 'Melk graag,' antwoordde Cassi. Terwijl ze haar schoonmoeder naar een melkkannetje zag zoeken, werd het Cassi duidelijk hoe weinig bezoek de oude vrouw moest krijgen. Met een vleugje schuldbesef vroeg ze zich af waarom ze niet wat meer toenadering tot elkaar hadden gezocht. Ze probeerde de kwestie van Thomas' Dexedrine-ge- bruik ter sprake te brengen, maar de kloof die altijd al tussen hen had bestaan maakte het haar onmogelijk. Pas toen ze in de huiskamer waren gezeten, met een kop thee voor zich, verzamelde Cassi voldoende moed om erover te beginnen. 'Ik ben naar je toe gekomen om over Thomas te praten,' zei ze. 'Ja, dat zei je al,' antwoordde Patricia vriendelijk. De oude dame was zichtbaar ontdooid en scheen het bezoek van haar schoondochter plezierig te vinden. Zuchtend zette Cassi haar kopje op tafel. 'Ik maak me zorgen over Thomas,' zei ze. 'Volgens mij vergt hij veel teveel van zichzelf en . . .' 'Zo is hij altijd al geweest, vanaf het moment dat hij kruipen kon,' viel Patricia haar in de rede. 'Zeg maar gerust dat hij vanaf zijn geboorte overactief en ambitieus is geweest. En laat me je zeggen dat ik vierentwintig uur per dag in touw was om hem in het gareel te houden. Nog voor-ie goed en wel kon lopen had hij al een eigen willetje. Het heeft me de grootste moeite gekost hem een beetje discipline bij te brengen. Eigenlijk ben ik vanaf de dag dat ik met hem uit het ziekenhuis kwam . . .' Terwijl ze naar de verhalen van haar schoonmoeder luisterde, realiseerde Cassi zich hoezeer Thomas nog altijd de spil was van de wereld van de oudere vrouw tegenover haar. Eindelijk begreep ze waarom Patricia met alle geweld boven de garage wilde blijven wonen, ook al was ze er moederziel alleen. Ze zag haar schoonmoeder een slok nemen van haar thee en merkte op hoe sterk Thomas op zijn moeder leek. Haar gezicht was smaller en fijner, maar bezat dezelfde aristocratische trekken. Cassi moest glimlachen. En toen Patricia haar kop neerzette zei ze: 'Zo te horen is Thomas nog niet veel veranderd.' 'Ik geloof niet dat hij ook maar iets veranderd is,' zei Patricia. Met een lachje voegde ze eraan toe: 'Hij is z'n hele leven dezelfde jongen gebleven. Hij heeft een massa aandacht nodig.' 'Eigenlijk,' zei Cassi, 'hoopte ik dat jij in staat zou zijn hem ook nu te helpen.' 'O ja?' zei Patricia, Cassi zag hoe de pas verworven intimiteit tussen hen beiden vlug plaats maakte voor de vroegere argwaan. Ze zette door. 'Thomas luistert naar je en . . .' 'Natuurlijk luistert-ie naar mij,' zei Patricia. 'Ik ben z'n moeder. Waar wil je precies heen, Cassandra?' 'Ik heb reden om te vermoeden dat Thomas misschien drugs gebruikt,' zei Cassi. Het was een opluchting voor haar dat ze het eindelijk had gezegd. 'Ik vermoedde het zelfs al enkele maanden, maar hoopte dat het vanzelf wel over zou gaan.' De helblauwe ogen van Patricia keken haar kil aan. 'Thomas heeft nooit drugs gebruikt,' zei ze. 'Toe, Patricia, probeer me alsjeblieft goed te begrijpen. Ik ben er niet op uit hem te bekritiseren. Ik maak me alleen zorgen over hem en geloof dat jij hem wellicht kunt helpen. Hij doet wat jij zegt.' 'Als Thomas mijn hulp nodig heeft, moet hij maar hierheen komen en me er zelf om vragen. Per slot van rekening heeft hij jou boven mij verkozen.' Ze stond op: wat haar betrof was het onderonsje met haar schoondochter voorbij. Dus dat was het! Patricia was nog steeds jaloers, omdat haar zoontje volwassen was geworden en een vrouw had gekozen. 'Thomas h��ft mij niet boven jou verkozen, Patricia,' zei Cassi toonloos. 'Hij had alleen behoefte aan een anders geaarde relatie.' 'Als die relatie dan zo anders is, waar blijven dan de kinderen?' Cassi voelde haar wilskracht uit zich wegebben. Het hele vraagstuk 'kinderen' was een teergevoelig onderwerp voor haar, dat veel emoties bij haar loswoelde, want vrouwen met juveniele diabetes werden gewaarschuwd voor de risico's van een zwangerschap. Ze staarde in haar thee en begreep nu dat ze nooit had moeten proberen met haar schoonmoeder tot een gesprek te komen. 'Er zullen geen kinderen komen,' zei Patricia, zelf haar vraag beantwoordend. 'En ik weet ook waarom. Vanwege je ziekte. Je weet best dat het voor Thomas ontzettend is kinderloos te moeten blijven. En hij heeft me verteld dat jullie de laatste tijd niet bij elkaar slapen.' Cassi tilde haar hoofd op, geschokt dat hij zulke intieme zaken met haar had besproken. 'Ik weet best dat Thomas en ik onze moeilijkheden hebben,' zei ze. 'Maar daar gaat het nu niet om. Ik ben bang dat hij een pepmiddel gebruikt, Dexedrine. En vermoedelijk doet hij dat al enige tijd. Dat kan heel gevaarlijk voor hemzelf zijn, �n voor zijn pati�nten - ook al doet hij het alleen om n�g harder te kunnen werken.' 'Wou jij soms beweren dat mijn zoon verslaafd is?' zei Patricia bits. 'Nee,' zei Cassi, niet in staat haar uitleg te vervolgen. 'Dat mag ik tenminste hopen,' zei haar schoonmoeder. 'Massa's mensen nemen zo nu en dan een pilletje. En in Thomas' geval is het maar al te begrijpelijk. Per slot van rekening is hijuit zijn eigen bed verdreven. Ik heb zo'n idee dat de verhouding tussen jullie zijn eigenlijke probleem is.' Cassi bezat niet meer de fut om Zich teweer te stellen. Stilletjes zat ze zich af te vragen of haar schoonmoeder gelijk kon hebben. 'Bovendien geloof ik dat je nu maar moest gaan,' zei Patricia. Ze boog zich voorover en nam haar de theekop uit handen. Zonder verder iets te zeggen stond Cassi op, daalde de trap af en liet zichzelf uit. Boven droeg Patricia Kingsley de theekopjes naar de keuken. Ze had geprobeerd Thomas destijds duidelijk te maken dat trouwen met dit meisje een stommiteit was. Had hij maar naar haar geluisterd. Toen ze terug was in de huiskamer ging Patricia Kingsley naast de telefoon zitten en bellde naar het Boston Memorial. Ze verzocht de telefoniste Thomas door te geven dat hij haar zo spoedig mogelijk moest bellen. De pati�nten van dr. Thomas Kingsley lagen verspreid over alle drie etages van de afdeling Chirurgie. Na de Grote Ronde had hij de lift genomen naar de achttiende verdieping om vandaar de ronde te doen langs zijn pati�nten. Op zaterdag gaf hij er normaal de voorkeur aan zijn pati�nten nog voor de algemene bespreking en het bezoekuur te gaan zien. Vandaag was hij echter erg laat in het ziekenhuis aangekomen, met het gevolg dat hij veel tijd verloor aan het geruststellen van angstige familieleden. Ze volgden hem als hij de ziekenkamer verliet en hielden hem dan op de gang staande om hem uit te vragen, totdat hij in wanhoop een eind aan het gesprek maakte en de kamer van de volgende pati�nt binnenstapte. Waar hij door de verwanten van die pati�nt opnieuw werd opgehouden. Het was voor hem een opluchting toen hij eindelijk de afdeling Intensive Care had bereikt, waar zelden bezoek werd toegelaten. Terwijl hij de deur openduwde, stond hij zichzelf toe na te denken over het betreurenswaardige incident met George Sherman. Hoe begrijpelijk zijn reactie ook was geweest, toch was Thomas Kingsley zowel verbaasd als teleurgesteld over zichzelf. Op IC bracht hij bezoekjes aan de drie pati�nten die hij de vorige dag had geopereerd. Ze maakten het alledrie uitstekend. De infuusslangetjes waren verwijderd en ze hadden al iets kunnen eten. De cardiogrammen, bloeddrukwaarden en andere vitale gegevens waren stabiel en normaal. Pati�nt Campbells hart bleek enkele malen wat ritmestoornissen te hebben vertoond, maar dat probleem was opgelost doordat een alerte assistent de oorzaak had ontdekt. Thomas liet zich de naam van de betreffende assistent geven: hij wilde hem complimenteren zodra hij daartoe in de gelegenheid zou zijn. Hij liep naar het bed van pati�nt Campbell. De man glimlachte hem zwakjes toe en probeerde iets te zeggen. Thomas boog zich over hem heen. 'Wat zei u, meneer Campbell?' 'Ik moet plassen,' zei Campbell zacht. 'Maar u heeft een catheter in uw blaas,' zei Thomas. 'Toch moet ik plassen,' zei Campbell. Thomas gaf het op. Hij liet het aan de verpleegkundigen over om met pati�nt Campbell te redetwisten. Terwijl hij zich omdraaide en weg wilde lopen, ving hij een glimp op van de pati�nt in het bed naast dat van Campbell, wiens toestand volslagen hopeloos was. Het was een van Ballantines rampzalige mislukkingen. Gedurende de operatie was er een luchtblaasje doorgedrongen tot de hersenen van de pati�nt, en nu was hij niet meer dan een vegeterend organisme dat volledig afhankelijk was van een beademingsapparaat. Maar gezien de kwaliteit van de verpleegkundige zorg in het Boston Memorial mocht worden verwacht dat hij tot in lengte van dagen zou blijven leven. Thomas voelde een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en ontwaarde tot zijn, verrassing George Sherman. 'Thomas,' begon Sherman, 'het is volgens mij heel gezond dat we verschillend over bepaalde zaken denken, al was het alleen maar omdat we erdoor worden genoodzaakt ons opnieuw op ons standpunt te bezinnen. Alleen stoort me de gedachte dat er animositeit tussen ons zou moeten zijn.' 'Ik werd door m'n eigen gedrag verrast,' zei Thomas. Dit kwam zo dicht bij een excuus als hij maar over z'n hart kon verkrijgen.'Och, ik liet me zelf ook wat teveel meeslepen,' erkende George. Zijn blik liet Thomas' gezicht los en verplaatste zich naar h�t bed naast zijn collega. 'Arme drommel, deze meneer Harwick. Over een tekort aan bedden gesproken. Hier staat er nog een. We zouden het goed kunnen gebruiken.' In weerwil van zichzelf moest Thomas glimlachen. 'De moeilijkheid is alleen,' zo voegde George Sherman eraan toe, 'dat meneer Harwick hier nog heel lang zal blijven liggen, tenzij 'Tenzij wat?' vroeg Thomas. 'Tenzij we om zo te zeggen de stekker uit het stopcontact trekken,' antwoordde Sherman met een lachje. Thomas maakte aanstalten weg te lopen, maar Sherman legde een hand op zijn arm. 'Zeg me eens,' vroeg hij. 'Zou jij het lef hebben dat te doen?' 'Niet voor ik met Onze-Lieve-Heer ruggespraak heb gehouden,' zei Thomas sarcastisch. 'En jij, George? Je schijnt tot alles bereid te zijn om meer bedden tot je beschikking te krijgen.' In stilte vroeg hij zich af waarom de man zich altijd gedrongen voelde hem aan te raken. Lachend trok Sherman zijn hand terug. 'We hebben allemaal onze geheimpjes, nietwaar? Ik zou nooit van jou hebben verwacht dat je me nog eens zou zeggen dat jij met Onze-Lieve- Heer wilde praten. Da's een goeie, zeg.' George Sherman gaf hem een van zijn schouderklopjes en beende weg, waarbij hij de verpleegsters van IC opgewekt gedag zwaaide. Thomas keek hem na en richtte toen zijn blik weer op de pati�nt. De opmerkingen van Sherman hadden hem aan het denken gezet. Het gebeurde wel eens dat een hersendode pati�nt werd losgekoppeld van alle machines en apparaten waarmee zijn lichaam in leven werd gehouden, maar geen enkele dokter of verpleegkundige zou dat ooit met zoveel woorden zeggen. 'Dokter Kingsley?' Thomas draaide zich om. Een lid van de administratieve staf van IC had hem aangesproken. 'Ik heb uw afdeling aan de telefoon.' Na een laatste blik op de pati�nt van dr. Ballantine wandelde hij naar de centrale balie en vroeg zich af op welke manier hij Ballantine ertoe zou kunnen bewegen dat de man zijn moeilijke gevallen doorverwees. Thomas was ervan overtuigd dat dit soort 'onverwachte' en 'onvermijdelijke' tegenslagen niet zouden voorkomen als hij de operaties zelf kon verrichten. Met nauwelijks verholen irritatie nam hij het telefoontje aan. Als de oproepcentrale hem nodig had, betekende dat onveranderlijk slecht nieuws. Dit keer meldde de telefoniste hem echter dat zijn moeder had gebeld en dat hij haar zo spoedig mogelijk moest terugbellen. Stomverbaasd draaide hij het nummer. Zijn moeder belde hem nooit op zijn werk, tenzij er werkelijk iets belangrijks aan de hand was. 'Excuus dat ik je even lastig val, lieverd,' zei Patricia. 'Wat is er aan de hand?' vroeg Thomas. 'Het gaat om dat vrouwtje van je.' Het bleef even stil. Thomas begon ongeduldig te worden. 'Moeder, ik heb het toevallig razend druk.' 'Je vrouw heeft me vanmorgen een bezoek gebracht.' Gedurende een kortstondig moment dacht Thomas dat Cassi misschien zijn impotentie ter sprake had gebracht. Maar meteen realiseerde hij zich hoe absurd die veronderstelling was. De volgende uitspraak van zijn moeder was echter nog verontrustender. 'Ze suggereerde me dat jij een soort verslaafde zou zijn. Dexedrine; ik meen dat ze die naam noemde.' Thomas was zo woedend dat hij nauwelijks iets kon zeggen. 'Wa-wat heeft ze nog meer gezegd?' stamelde hij. 'Dit lijkt me wel voldoende, vind je ook niet? Ze beweerde dat jij pepmiddelen slikt. Ik h�b je gewaarschuwd voor dit meisje, maar jij wilde niet naar me luisteren. O, nee! Jij wist het allemaal veel beter . . .' 'Ik zal vanavond met je komen praten,' zei Thomas, de verbinding verbrekend door de haak van het toestel met zijn wijsvinger in te drukken. Met de hoorn nog in zijn hand probeerde hij zijn woede de baas te worden. Natuurlijk nam hij zo nu en dan een pilletje! Net als iedereen. Hoe had Cassi het gewaagd hem zo in z'n hemd te zetten door dit met een hoop misbaar door te vertellen aan zijn moeder? Verslaafd aan pepmiddelen! Goeie genade, af en toe een pilletje wilde toch nog niet zeggen dat hij een verslaafde was? Impulsief draaide hij het nummer van Doris. Ze bleek thuis te zijn en nam de hoorn van de haak nog voor het toestel drie keer was overgegaan. Ze was buiten adem van de haast die ze had gemaakt. 'Wat zou je denken van wat gezelschap?' vroeg Thomas. 'Wanneer?' vroeg Doris geestdriftig. 'Over een paar minuten. Ik ben in het ziekenhuis.' 'Zalig,' zei Doris. 'Ik ben blij dat je me nog te pakken kreeg. Ik wilde net naar boven.' Thomas hing op. Er bekroop hem een lichte angst. Stel dat hem bij Doris hetzelfde overkwam als de afgelopen nacht bij Cassi? In het besef dat hij er beter niet over kon lopen piekeren, begon Thomas haastig aan het voltooien van zijn ronde. Doris woonde op korte afstand van het ziekenhuis aan Bay State Road. Terwijl hij naar haar appartement wandelde, kon Thomas de gedachte aan wat Cassi had gedaan niet van zich afzetten. Waarom probeerde ze hem op deze manier te tergen? Het leek zo onlogisch. Dacht ze werkelijk dat hij er niet achter zou komen? Misschien probeerde ze hem op deze onlogische manier iets betaald te zetten. Thomas slaakte een zucht. Zijn huwelijk met Cassi was niet de droom geworden die hem voor ogen had gestaan. Hij had gemeend een geweldige verovering te hebben gemaakt. Er waren zoveel kapers op de kust geweest dat hij ervan overtuigd was geraakt dat ze iets heel bijzonders moest zijn. Zelfs George Sherman had het zwaar van haar te pakken gekregen en haar al na een paar afspraakjes een aanzoek gedaan. Hij drukte de bel in en werd begroet door de stem van Doris, vermengd met de statische ruis van de intercom. Hij begon de trap op te lopen en hoorde haar deur open gaan. 'Wat een leuke verrassing,' riep ze, toen hij de eerste overloop had bereikt. Ze droeg een nietig sportbroekje en een T-shirt dat nauwelijks haar navel bedekte. Haar loshangende haar leek ongelooflijk dik en glanzend. Ze ging hem voor naar binnen en sloot de deur achter hem. Hij keek om zich heen. Thomas was in geen maanden in haar appartement geweest, maar zo te zien was er niet veel veranderd. De huiskamer was klein, met een kleine open haard en een zitbank er tegenover. De bijbehorende fauteuils ontbraken. Aan het uiteinde van de kamer bevond zich een erker die uitzicht bood op straat. Op het lage tafeltje voor de zitbank stonden twee glazen en een karaf. Doris vlijde zich tegen hem aan. 'Had je soms iets willen dicteren?' vroeg ze plagend, terwijl haar handen omlaag gleden langs zijn rug. Thomas' angst over zijn potentie verdween snel. 'Het is toch niet te vroeg voor een beetje plezier, wel?' vroeg Doris. Ze drukte zich nog dichter tegen hem aan en bespeurde zijn opwinding. 'God, nee,' zei Thomas. Hij trok haar neer op de bank en ontdeed haar gretig van haar kleren, in een extase die voortkwam uit opwinding en de opluchting over zijn eigen reactie. Toen hij in haar binnendrong, stelde hij zichzelf gerust met de gedachte dat de oorzaak voor de moeilijkheid die hij de vorige avond bij zijn vrouw had ondervonden bij Cassi lag, en niet bij hemzelf. Geen moment kwam het in hem op dat hij die dag een Percodan had moeten nemen. De verpleegkundigen op Intensive Care wisten dat moeilijkheden, vooral ernstige moeilijkheden, de griezelige hebbelijkheid hadden zich aaneen te rijgen. De nacht was al slecht begonnen om half twaalf, toen een elfjarig meisje dat die dag was geopereerd aan een gespleten milt een hartstilstand kreeg. Gelukkig waren ze er bijtijds bij geweest en was het hart van het kind vrijwel onmiddellijk weer gaan kloppen. De zusters hadden zich verbaasd over het aantal dokters dat op de noodoproep reageerde. Even waren er zoveel dokters bij geweest dat ze bijna over elkaar struikelden. 'Ik vraag me af waarom er zoveel dokters dienst hebben?' zei Andrea Bryant, de hoofdzuster. 'Het is voor het eerst dat ik hier op zaterdagavond dokter Sherman heb gezien, althans, na zijn assistentschap.' 'Dan hebben ze op de operatie-afdeling zeker veel spoedgevallen,' zei haar collega, Trudy Bodanowitz. 'Dat kan 't niet zijn,' zei Andrea. 'Ik heb de dienstdoend hoofdzuster daar gesproken, en die zei dat er maar twee spoedgevallen waren: een pati�nt met hartklachten en iemand met een heupfractuur.' 'Dan snap ik er geen bal van,' zei Trudy, met een blik op haar horloge. Het was kort na middernacht. 'Wil jij als eerste pauzeren?' De meisjes zaten aan de balie en werkten het dossier van het pati�ntje dat een hartstilstand had gehad bij. Ze waren geen vanbeiden toegewezen aan bepaalde pati�nten. Ze 'bemanden' de centrale balie en moesten als zodanig de administratieve beslommeringen voor hun rekening nemen. 'Ik betwijfel of een van ons twee�n wel de gelegenheid zal hebben even te pauzeren,' zei Andrea, met een breed gebaar naar de grote U-vormige balie. 'Het is hier ��n grote chaos. Er is niets zo geschikt om een rustig nachtdienstje te verpesten als een hartstilstand.' De centrale balie van IC kon het voor wat de elektronische apparatuur betrof gemakkelijk opnemen tegen de cockpit van een Boeing 747. Tegenover de beide verpleegsters bevonden zich rijen oscillatorschermpjes waarop gegevens als hartslag en bloeddruk van alle pati�nten op de afdeling werden geregistreerd. De meeste oscilloscopen waren binnen bepaalde grenzen afgesteld, zodat er een alarmsignaal werd geactiveerd zodra een van de geregistreerde waarden te ver afweek van de norm. Terwijl de beide vrouwen met elkaar praatten was een van de hartslagregistraties gaan veranderen. Naarmate er meer kostbare minuten verstreken begon de eerst zo regelmatige grafiek een steeds grilliger aanzien te krijgen. Uiteindelijk begon het alarmsignaal te piepen. 'O nee,' zei Trudy, toen ze opkeek naar het betreffende schermpje. Ze stond op en sloeg met de vlakke hand op de oscilloscoop, in de hoop dat het alarmsignaal door een elektrische storing was geactiveerd. Ze zag het afwijkende ECG-pa- troon en schakelde over naar een andere verbinding, nog steeds hopend dat het een storing betrof. 'Wie is het?' vroeg Andrea, die over de balie tuurde om te zien of er bij een van de bedden soms sprake was van verhoogde activiteit van de kant van de dienstdoende verpleegkundigen. 'Harwick,' zei Trudy. Ogenblikkelijk richtte Andrea haar blik op het bed met de pati�nt die door dr. Ballantine was geopereerd en daarbij het slachtoffer was geworden van een luchtembolie in de hersenen. Er was geen verpleegkundige naast zijn bed te zien, maar dat was niet abnormaal. Harwicks toestand was gedurende de afgelopen weken uitzonderlijk stabiel gebleven. 'Roep de assistent-chirurg op,' zei Trudy. Ze staarde onafgebroken naar het oscillatorscherm en zag het ECG van Harwick zienderogen verslechteren. 'Moet je zien - hij krijgt een hartstilstand.' Ze wees naar het scherm, waarop het ECG karakteristieke veranderingen te zien gaf voor het hart definitief tot stilstand kwam of zou beginnen te fibrilleren. 'Zal ik een noodoproep doen?' vroeg Andrea. De beide verpleegsters keken elkaar aan. 'Dokter Ballantine heeft uitdrukkelijk gezegd, "G��n noodoproep",' zei Trudy. 'Dat weet ik,' zei Andrea. 'Dat bezorgt me altijd een afschuwelijk gevoel,' zei Trudy, starend naar het verminkte ECG. 'Ik wou maar dat ze ons niet in deze situatie brachten. Het is niet eerlijk.' Ze zag de groene lijn steeds vlakker worden. Slechts af en toe maakte het lichtpuntje nog een traag sprongetje. Pati�nt Harwick was gestorven. 'Bel de assistent,' zei Trudy boos. Ze liep om de centrale balie heen en naderde Harwicks bed. De beademingsmachine liet zijn borstkas nog steeds op en neer deinen, zodat het leek alsof hij nog leefde. 'Zoiets maakt je nu niet bepaald happig op een operatie,' zei Andrea toen ze de hoorn op de haak had gelegd. 'Ik vraag me af wat er zo plotseling verkeerd is gegaan. Hij was heel stabiel,' zei Trudy. Ze stak haar hand uit en schakelde de beademingsmachine uit. Het sissende geluid hield op. De borst van pati�nt Harwick zakte in en kwam definitief tot rust. Andrea draaide het kraantje van het infuus dicht. 'Vermoedelijk is het beter zo. Nu kan zijn familie zich ermee verzoenen en weer normaal gaan leven.