Hoofdstuk 11

 

 

 

Marnie werd wakker, alleen.

Even wist ze niet waar ze was. De pikdonkere kamer, het bed, alles was vreemd. En toen kwam het allemaal terug: het huisje, de ritten door de Hill Country, Jericho…

Ze hadden gevrijd en ze was naast hem in slaap gevallen. Hun eerste nacht samen. De eerste keer dat ze samen een hele nacht in hetzelfde bed zouden liggen.

Alleen… Jericho was er niet.

Nadat ze was gaan zitten, duwde ze de plotselinge golf van negatieve gevoelens, van ongerustheid, angst, gekwetstheid weg. Voor haar mocht het dan belangrijk zijn om naast hem wakker te worden, dat wilde niet zeggen dat het voor hem ook zo was. Zo’n soort relatie hadden ze nu eenmaal niet, zo’n soort relatie waar het samen begroeten van de nieuwe dag weer een nieuwe stap in de richting van een steeds hechter wordende band was.

Ze gooide de dekens van zich af. ‘Jericho?’

Geen reactie.

‘Jericho?’ riep ze nogmaals terwijl ze opstond.

Snel keek ze in de badkamer, de woonkamer en de keuken. Niets. Omdat ze nog naakt was, liep ze terug naar de slaapkamer om iets aan te trekken.

Met een badjas aan liep ze even later de veranda op. Buiten was het donker. Jericho zat op een van de stoelen. Hij zei niets. Zij ook niet. Ze ging naast hem zitten, trok haar benen op en sloeg haar armen om haar knieën.

Jericho stak zijn hand naar haar uit om haar een slok bier aan te bieden.

Ze nam een slok en zette het flesje op de tafel die tussen hen in stond.

‘Ik vond het hier altijd heel prettig,’ zei hij na een ogenblik. ‘Mijn vader heeft dit huisje in de jaren tachtig gekocht, toen we nog klein waren. We gingen hier altijd met de hele familie naartoe. Destijds was het niet meer dan een schuurtje en moesten we kamperen in tenten. Soms brachten we de paarden van de ranch mee. Dat waren fijne tijden.’

Hij viel even stil. ‘Nu ik hier ben,’ vervolgde hij, ‘besef ik dat het nog niet zo vreselijk was om als een Bravo op te groeien. Ik hoorde er misschien niet echt bij, maar ik was wel gelukkig zo nu en dan. Soms dacht ik zelfs dat alles goed zou komen.’ Hij stak zijn hand naar haar uit.

Ze pakte hem vast, en toen hij er een rukje aan gaf, stond ze op, liep naar hem toe en ging op zijn schoot zitten.

‘Zeg mijn naam eens,’ fluisterde hij.

Wat een raar verzoek. Toch aarzelde ze niet om eraan te voldoen. ‘Jericho,’ zei ze met haar lippen vlak bij de zijne. ‘Jericho, Jericho… klinkt sexy.’

‘Vind je het een leuke naam?’

‘Ja.’ Ze nam zijn gezicht tussen haar handen en kuste hem.

‘Mijn moeder heeft mijn naam uitgekozen.’

‘Het klinkt… bijbels.’

Hij begon te lachen. Een laag, sexy geluid. ‘We zijn allemaal op zondagsschool geweest. Daar heb ik geleerd dat Jericho de plaats was waar de Israëlieten terechtkwamen toen ze onder leiding van Joshua terugkwamen uit Egypte.’

‘Bijbels, dus. En je moeder heeft die naam uitgekozen omdat…’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze zei een keer dat ze hem leuk vond klinken. We hebben allemaal – althans de jongens – bijbelse namen. Asher, Gabriel, Luke, Matthew, Caleb, ik. Van Travis weet ik het niet. Is Travis een bijbelse naam?’

Ze begon te lachen. ‘Ik zou het niet weten. Heb ik Travis trouwens al een keer ontmoet?’

‘Hij is er niet zo vaak.’ Met zijn duim streek Jericho over haar onderlip.

Het voelde zo goed, al zijn strelingen voelden goed. Zuchtend bekende ze: ‘Ik ben vernoemd naar een personage uit een film van Alfred Hitchcock. Marnie is een dwangmatige dievegge. Sean Connery speelt de man die van haar houdt en met haar trouwt en helpt haar uit te zoeken waarom ze is zoals ze is.’ Ze zei er maar niet bij dat Sean Connery’s personage Mark heette en Mark en zij er vroeger grapjes over maakten. ‘Ik vond het vreselijk dat mijn moeder me vernoemd had naar een verknipte vrouw die alles stal wat los en vast zat en een hekel had aan rood. O, en ze was ook nog frigide. Had ik dat al gezegd?’

Hij grinnikte. ‘Je hébt mijn chopper gestolen.’

‘Om iets duidelijk te maken.’

‘Ik dacht dat het was om mij een hak te zetten omdat ik vervelende dingen over je had gezegd.’

‘Deels, maar ook om iets duidelijk te maken.’

‘Wat dan?’

‘Dat ik nog steeds pit had, een wilde kant.’

Spottend keek hij haar aan. ‘Werd daaraan getwijfeld dan?’

‘Ja. Ja.’

‘En nu niet meer?’

‘Neuh.’

‘En rood?’

Ze dacht aan de sexy jurk die ze voor het bal had gekocht. ‘Ik ben dol op rood.’

‘Dus niet zoals de Marnie in de film?’

‘Precies, en ik ben ook niet frigide.’

‘Als je iemand nodig hebt om dat te bewijzen, dan ben ik je man, Marnie.’

‘Goed om te weten. Ik bedoel, voor het geval ik ooit de behoefte voel dat voor een rechtbank te bewijzen.’

‘Vergeet die rechtbank,’ zei hij schor. ‘Je kunt het nu bewijzen.’

‘Alweer?’ vroeg ze ademloos. Hoewel ze dat eigenlijk niet hoefde te vragen. Tenslotte zat ze op hem.

‘Ja,’ antwoordde hij, nog schorder dan daarvoor. ‘Alweer.’

Ze gleed van zijn schoot en knoopte de knopen van zijn gulp los.

Met een ruk schoof hij zijn broek naar beneden. ‘Kom hier. Kom bij me.’

Ze kwam bij hem, en hij kwam in haar. Niet veel later vulden haar kreten de nacht.

 

De volgende dag aten ze een laat ontbijt. Daarna reden ze naar Austin, waar alles weelderig en groen was. Wel was er veel verkeer, zelfs op zondag. Jericho wilde per se naar Barton Springs. ‘Je bent niet in Austin geweest als je niet in Barton Springs bent geweest,’ beweerde hij.

Barton Springs was een groot natuurlijk waterbassin dat werd gevoed door een ondergrondse bron. Het water was helder en uitnodigend. Ze betaalden drie dollar toegangsgeld, zodat ze hun laarzen uit kon trekken en met hun blote voeten in het water konden zitten.

Jericho zei dat het water het hele jaar door dezelfde temperatuur had, twintig graden Celsius.

Na de lunch, die ze gebruikten in Threadgill’s, een restaurant met livemuziek, stapten ze weer op de motor. Na een poosje reden ze terug naar het huisje en dronken daar wat op de veranda.

Rond een uur of twee gingen ze op weg naar San Antonio. Ze zetten de motoren in de werkplaats, waarna Marnie Jericho mee naar boven, naar het logeerbed nam.

Pas na vijven zette hij haar af bij het gastenverblijf. Marnie vroeg of hij mee naar binnen wilde komen, maar hij schudde van nee en kuste haar nog één keer.

Binnen in het gastenverblijf gekomen vulde Marnie de badkuip en gleed met een voldane zucht in het warme water.

Het was geweldig geweest.

Beter kon het niet.

Haar mobiel, die binnen handbereik lag, ging af.

Eigenlijk wilde ze niet opnemen, maar aangezien het toestel maar bleef rinkelen, droogde ze snel haar hand aan de handdoek die ze als kussen had gebruikt en nam op zonder op het display te kijken.

Dat was een grote vergissing.

Het was Mark. ‘Marnie,’ zei hij. ‘Niet ophangen.’