Hoofdstuk 1

 

 

 

Het was een vreselijke dag in een vreselijke week in wat ongetwijfeld een ongelooflijke rotmaand zou worden. En dan had je ook nog Jericho Bravo. Eerst had hij haar de stuipen op het lijf gejaagd en vervolgens had hij haar gek gemaakt.

Echt gek. En dat had hij op het eind van een vreselijke dag gedaan. Dat hij haar gek had gemaakt was de druppel geweest om het gevaarte te stelen. Althans, dat hield ze zich voor toen ze de contactdraden van de prachtige motor tegen elkaar aan drukte.

Als ze zich niet zo raar had gevoeld, zo wanhopig en ellendig, had ze er misschien wat nuchterder tegenaan gekeken. Dan had ze zichzelf er misschien op gewezen dat het niet zijn schuld was dat hij haar bijna een hartstilstand had bezorgd. En dat hij, toen hij haar gek maakte, eigenlijk alleen maar had gezegd wat hij oprecht dacht.

Maar ze voelde zich nu eenmaal wel raar en wanhopig en ellendig. Die dag was ze niet in de stemming om waar dan ook nuchter over te doen.

Die vreselijke dag? Wanneer die was? Eén april. Heel toepasselijk. Op de dag dat iedereen voor de gek werd gehouden, was zij de grootste gek van allemaal.

De dag ervoor, eenendertig maart, was haar leven ingestort omdat Mark Drury het met haar uit had gemaakt. Niet alleen had ze de afgelopen vijf jaar met Mark samengewoond, hij was ook haar beste vriend sinds haar negende.

Het huis in Santa Barbara waarin ze hadden gewoond was van hem. Dus toen hij haar had gedumpt, kon ze nergens heen en had ze ook geen beste vriend meer met wie ze kon praten. Daarom had ze al haar spullen in de achterbak van haar oude Camry gegooid en was weggereden.

In eerste instantie was ze van plan geweest naar haar ouderlijk huis te gaan, naar het kleine, in de bergen gelegen stadje North Magdalene, maar nadat ze vijf minuten achter het stuur had gezeten, besefte ze dat ze dat gewoonweg niet kon, dat ze niet terug kon gaan. Dat ze de bezorgdheid in haar vaders ogen niet kon verdragen, het medeleven van haar stiefmoeder, noch de nooit-aflatende adviezen van haar opa Oggie. Dat ze het niet kon verdragen dat het hele stadje over haar zou praten.

Ja, ze wist ook wel dat ze over haar praatten omdat ze om haar gaven. Maar toch. De vernedering zou haar te veel zijn.

Dus in plaats van naar het noorden te gaan, ging ze naar het oosten. Ze had geen idee waarom en geen flauwe notie waar ze heen zou gaan. Als het maar niet Santa Barbara of North Magdalene was.

Zeven uur later, toen ze Phoenix in reed, werd het haar duidelijk wat haar bestemming was. Ze ging naar San Antonio, naar haar grote zus Tessa.

Ze bleef doorrijden. Na dertien uur achter het stuur gezeten te hebben, kwam ze in El Paso. Het was donker aan het worden. Ze at een hamburger en een zak friet in een drive-inrestaurant, vond een goedkoop motel en nam daar een kamer.

Ze probeerde te slapen. Dat lukte niet. Bovendien bleef haar mobiel maar afgaan. Mark. Ze nam niet op, liet zijn telefoontjes naar de voicemail doorgaan en wiste ze zonder ernaar te luisteren. Ze hoefde hem niet horen zeggen dat hij alleen maar wilde weten of het goed met haar ging. Het ging niet goed met haar. Waarschijnlijk zou het nooit meer goed met haar gaan. En hij, juist hij, zou dat moeten weten.

Bij het eerste ochtendgloren hees ze zichzelf uit bed en begon te rijden.

Om tien over twaalf was ze in San Antonio. Een kwartier later stond ze voor het nieuwe optrekje van haar zus, een prachtig huis in Spaanse stijl in een zeer prijzige buurt genaamd Olmos Park.

Marnies oudere zus, in North Magdalene berucht om haar pech met mannen, had eindelijk de ware gevonden. Zijn naam was Ash Bravo. Ash was een krankzinnig lekker ding die bulkte van het geld, maar het belangrijkste was dat hij smoorverliefd was op Tessa, en zij op hem. Ze waren nu twee jaar getrouwd en waren onlangs naar hun nieuwe woning verhuisd.

Marnie bleef nog even in de auto zitten en bedacht dat ze haar zuster beter eerst had kunnen bellen. Op de een of andere manier had ze zich er echter niet toe kunnen zetten haar zusters nummer te draaien. Ze had te veel uit te leggen. Zoveel, dat ze niet eens wist waar ze moest beginnen.

Uiteindelijk duwde ze het portier open, gooide haar tas over haar schouder en stapte uit. Haar benen voelden aan als rubber en haar hoofd tolde. Sinds de vette hamburger van de vorige avond had ze niets meer gegeten. Nadat ze het portier had gesloten, zette ze haar handen plat op het stoffige zwarte dak van de Camry. Ze liet haar hoofd zakken, haalde een paar keer diep adem en wachtte tot ze niet meer duizelig was.

Toen ze opkeek, kwam er een magere, diepgebruinde vrouw van een jaar of veertig in een wielrennersbroek en een sportbeha voorbij joggen. Fronsend keek ze naar Marnie. Nou, dat kon ze haar niet echt kwalijk nemen. Ze wist dat ze er allerbelabberdst uitzag, dat haar auto oud en vies was en de achterbank vol lag met zo’n beetje al haar aardse bezittingen. De jogster dacht waarschijnlijk dat ze dakloos was.

Wat ze, goed beschouwd, ook was.

Toen dat tot haar doordrong, begon ze te lachen. Het klonk kwaad, het klonk akelig. De vrouw zette er meer vaart achter en verdween om de hoek.

Marnie ging rechtop staan, draaide zich om en liep over een door pecannootbomen overschaduwd slingerpaadje naar het huis van haar zus. Aan weerskanten van de trap die naar de voordeur leidde, lagen fraai uitziende bloembedden. Marnie belde aan.

Een paar tellen later werd de deur opengedaan en stond Tessa voor haar. Haar goudbruine ogen werden donker, en ze hapte naar adem. ‘Marnie?’

‘Hé.’

‘Marnie, wat –’

‘Ik kon mezelf er niet toe zetten naar huis te gaan en ik wist niet waar ik anders heen moest.’

En toen deed Tessa precies wat Marnie nodig had. Ze strekte haar armen naar haar uit.

 

Om drie uur die middag voelde Marnie zich nog steeds waardeloos, maar wel een heel klein beetje minder waardeloos.

Tessa had haar uit laten huilen, had geluisterd naar haar lange, droevige verhaal, had haar een lunch voorgezet en haar haar auto in de garage achter het huis, waar vijf auto’s in konden, laten zetten. Ze had Marnie ook geholpen haar spullen over het pad te dragen dat naar het gastenverblijf achter in de tuin leidde. Het gastenverblijf was een leuk twee slaapkamers tellend huisje, compleet met keuken en uitzicht op het zwembad.

‘Neem een lekkere lange hete douche,’ zei Tessa nadat ze haar had geholpen haar spullen op te bergen. ‘En probeer eventueel nog een beetje te slapen.’

‘Ik kan wel tot morgen door slapen.’

‘Eerst je avondeten opeten. Je moet eten.’

‘Je klinkt net als Gina, weet je dat?’ Regina Black Jones was hun stiefmoeder. Ze was met hun vader getrouwd toen Tessa twaalf was en Marnie negen.

Tessa begon te lachen. ‘Gina was het beste wat ons ooit is overkomen.’

‘Ik weet het. Vaste maaltijden. Vaste regels. En onvoorwaardelijke liefde.’

‘We hadden haar nodig toen.’ Net zoals ik jou nu nodig heb, dacht Marnie. ‘Tess?’

‘Ja?’

‘Dank je.’

‘Je hoeft me niet te bedanken. Nooit. Ik ben hier altijd voor jou.’ Tessa streelde haar haren. ‘Het komt wel goed met je.’

‘Dat weet ik,’ zei Marnie met meer vertrouwen dan ze voelde.

‘Een lange hete douche. En dan rusten. We eten vanavond rond een uur of zeven. Jij en ik en Ash en Jericho.’

‘Jericho, dat is toch een van de broers?’ Ash kwam uit een groot gezin. Hij had zes broers en twee zussen. Plus nog een halfzus genaamd Elena.

Tessa knikte. ‘Jericho is de zesde van het gezin. Na Caleb en voor Travis.’

‘Aha.’ Marnie had Ash’ familie op de bruiloft ontmoet. Maar dat was twee jaar geleden. Er waren een heleboel Bravos, en ze wist ze niet meer uit elkaar te houden.

Tessa omvatte haar gezicht, kuste haar op haar wang en liet haar alleen.

Al lopend naar de badkamer trok Marnie haar verkreukelde kleren uit. Na de douche ging ze op de bank liggen, vanwaar ze via de openslaande deuren naar het zwembad en het huis daarachter kon kijken. Ze sloot haar ogen en probeerde te slapen, maar doordat ze zo uitgeput was, lukte dat niet.

Haar mobiel ging over. Ze pakte haar tas van de salontafel, viste haar telefoon eruit en zag dat het Mark was. Weer. Hij zou niet ophouden met bellen voor hij wist dat ze veilig was.

Met een zucht nam ze op. ‘Zou je me met rust willen laten?’

‘Ik wil alleen maar weten of het goed –’

‘Goed?’ Ze snoof. ‘Nou, nee. Maar ik ben veilig. Ik ben bij Tessa.’

‘Bij Tessa?’ Hij klonk stomverbaasd. Alsof ze had gezegd dat ze op de maan zat of zo. ‘Ben je helemaal naar Texas gegaan?’

‘Hou op met me te bellen. Ik meen het. Ik leef. Er is niets met me aan de hand. En je hebt je niet meer met me te bemoeien. Nooit meer.’

‘Marnie –’

‘Laat me met rust.’

‘Marnie, ik –’

‘Zeg het. Ik meen het. Zeg dat je me met rust laat.’

‘Ik –’

‘Zeg het, Mark!’ schreeuwde ze in de telefoon.

Stilte. En toen, eindelijk: ‘Oké. Ik zal je niet meer bellen.’

‘Goed. Tot ziens.’ Ze verbrak de verbinding voor hij nog iets kon zeggen. Toen zette ze het toestel uit en gooide het op de salontafel naast haar tas.

Zuchtend liet ze zich achterover in de kussens zakken en sloot haar ogen. Hoewel ze niet had verwacht dat ze in slaap zou vallen, gebeurde dat wel.

 

Ze werd wakker van een donderend geluid.

Even dacht ze dat het een aardbeving was, tot ze zich realiseerde waar ze was. Niet in Californië maar bij Tessa, in San Antonio.

Het kwam allemaal terug, in al zijn afschuwelijkheid. Mark had haar gedumpt. Zij was gevlucht naar Texas…

Het donderende geluid stierf weg. Waarschijnlijk een motor die ergens over de weg reed.

Ze pakte haar telefoon, zette hem aan en keek hoe laat het was. Halfzeven. Over een halfuur zouden ze gaan eten. Dus stond ze op, kamde haar haren, deed een beetje lipgloss op en liep, nadat ze haar tas had gepakt, naar Tessa’s huis.

Via de openslaande deuren liep ze door naar de keuken. Tessa’s oude dove bulldog, Mona Lou, lag te slapen in een hondenmand in de hoek. De hond stond op en slenterde naar haar toe voor een aai over haar kop. Toen ze begon te janken, deed Marnie de deur open en liet haar in de tuin.

Er stond iets op het fornuis wat verrukkelijk rook. Omdat haar maag meteen begon te knorren, pakte ze een banaan uit de grote fruitschaal op de eetbar.

Met de banaan in haar hand ging ze op zoek naar Tessa en liep door de lege tv-kamer. De enige aanwezige was Gigi, Tessa’s witte kat, die lag te slapen op de bank. Gigi tilde haar hoofd op en keek met tot spleetjes samengeknepen ogen naar Marnie.

Wat was het hier toch stil. Waren Tessa en Ash soms om de een of andere reden plotseling weggegaan? Marnie bleef staan bij de trap die van de hal naar de eerste verdieping leidde en keek omhoog. Ze ging echter niet naar boven, want misschien waren Tessa en Ash daar wel voor een privémomentje.

De deuren van de studeerkamer stonden open. Ze nam de laatste hap banaan, zette haar tas op het haltafeltje en stak haar hoofd om de hoek van de deur.

Het was een echt mannenvertrek, met een prachtig antiek bureau, een boekenkast met fraai houtsnijwerk en een gewelfd plafond. Zich nog steeds afvragend waar iedereen toch uithing, liep ze naar de woonkamer. Haar voetstappen weerkaatsten zacht op de hardhouten vloer.

Ze zag de man pas toen ze al in de kamer was. Hij stond bij de haard met zijn rug naar haar toe. Zijn lange bruine haar was met een leren touwtje samengebonden in een paardenstaart en hij droeg een verschoten grijs T-shirt, een spijkerbroek met scheuren en zware laarzen.

Zelfs van achteren zag hij er bedreigend uit. Hij was minstens één meter negentig met de nek van een gewichtheffer en getatoeëerde armen. Ze zag zelfs een tatoeage boven de hals van zijn T-shirt uit steken.

Misschien kwam het doordat het zo stil was in huis, misschien door de onverwachte afwezigheid van Tessa en Ash. Misschien lag het aan het feit dat haar hele leven overhoop was gehaald. Misschien kwam het doordat hij zo groot was, door de kracht en het gevaar dat van hem afstraalde. Misschien kwam het gewoon doordat ze verrast was hem hier in de fraaie, chique kamer van haar zus te zien, waar hij totaal niet op zijn plaats leek.

Wat de reden ook was, plotseling was ze doodsbang en liep er een ijskoude rilling over haar rug.

Op dat moment draaide hij zich naar haar om. Ze zag zijn gezicht, dat verrassend knap was voor iemand die zo groot en angstaanjagend was. Toen hij zijn mond opende om wat te zeggen, gooide ze de bananenschil naar hem toe en begon te gillen.

 

Rennende voetstappen op de bovenverdieping.

Razendsnel draaide ze zich om en zag Tessa en Ash van de trap komen rennen.

‘Marnie!’ riep Tessa. ‘Wat is er? Wat is er aan de hand?’

Binnen twee seconden stonden ze naast haar. Tegen die tijd was ze opgehouden met gillen. Tessa pakte haar vast en trok haar naar zich toe.

Ze drukte zich tegen haar zus aan en realiseerde zich dat de man bij de haard toch geen indringer was. Als dat wel zo was geweest, had hij wel iets anders gedaan dan kwaad naar haar kijken.

Ash zei iets tegen hem. ‘Wat is er aan de hand, Jericho?’

Jericho.

De broer. De broer die kwam eten. Dat had ze moeten weten, toch?

‘Wat er aan de hand is?’ zei de grote man met een stem die net zo diep en rauw was als ze had verwacht. ‘Hoe moet ik dat weten? Ze begon ineens te gillen toen ze me zag staan.’

Marnie kreunde gegeneerd. ‘O, lieve hemel…’

Hij stak de bananenschil omhoog. ‘Ze heeft dit naar me toe gegooid. Gelukkig bukte ik op tijd.’ Met samengeknepen ogen keek hij haar aan. Ze zag iets vrolijks in zijn ogen glinsteren, maar ook iets van woede. Woede die hij probeerde te verbergen. Maar zij zag het. Hij vond het niet leuk dat ze hem voor een of andere schurk had aangezien.

Ze maakte zich los uit Tessa’s armen en ging rechtop staan. ‘Ik, eh… Het spijt me echt. Het was zo stil in huis en ik had je niet verwacht, dat is alles.’

‘O ja?’ Hij kwam dichterbij. Aan de blik in zijn ogen zag ze dat ze beter niet in elkaar kon krimpen.

Dat deed ze ook niet, ook al was ze wel bang. Hij was een trotse man, dat zag ze aan alles. Het soort man dat je niet tegen moest werken. Of voor schut moest zetten. Ze dwong zichzelf te glimlachen en bekende: ‘Het kwam niet door jou. Het kwam door mij. Ik heb een paar rotdagen achter de rug.’

Hij stak zijn hand uit, en ze zorgde ervoor dat ze niet terugdeinsde toen hij haar hand in de zijne nam, waarin hij bijna verdween. Hij legde de bananenschil erin.

‘Eh… dank je,’ zei ze, omdat ze niets anders wist te zeggen.

En toen begon Tessa te praten en leidde ze haar de woonkamer in. Ze pakte Marnies hand om de schil over te nemen. Ash omhelsde haar en zei dat hij het leuk vond haar te zien. Vervolgens liep hij naar de bar om margarita’s voor hen in te schenken. Behalve voor Tessa, die kreeg mineraalwater.

Ze gingen allemaal zitten, Marnie in een stoel. Ze leunde achterover, nam een slokje en probeerde iets interessants te bedenken om te zeggen.

Aangezien haar niets te binnen wilde schieten, zei ze maar niets. De andere drie hadden het erover hoe goed het huis eruitzag, over het bedrijf van de familie, BravoCorp, waarover Ash de leiding had, over Jericho’s zaak, San Antonio Choppers, waarvan hij samen met ene Gus de eigenaar was. Ze ontwierpen en maakten motoren.

Toen ze dacht dat hij niet keek, bestudeerde ze hem en probeerde ze zich te herinneren of ze hem op de bruiloft van Tessa en Ash had gezien. Ze dacht van niet. Waarschijnlijk was dus hij niet op de bruiloft geweest, want hij was nou niet bepaald iemand die je snel vergat.

Eén keertje, toen ze stiekem zijn kant op keek, betrapte hij haar en keek haar recht aan.

Zij was de eerste die wegkeek. Ze wendde zich van hem af en zag dat haar zuster naar haar keek. Tessa glimlachte. Een liefhebbende, bezorgde glimlach. En toen zei Ash iets. En vervolgens Jericho. Het gesprek ging verder zonder haar.

Na de margarita’s gingen ze naar de eetkamer. Tessa haalde het eten uit de keuken, en Ash opende de wijn. Alleen de mannen dronken wijn. Tessa hield het bij mineraalwater. Marnie wilde ook geen alcohol; als ze nu ook nog aangeschoten raakte, was het einde zoek.

Marnie zei niet veel en ging helemaal op in haar eigen sombere gedachten. Hoewel het eten verrukkelijk was, at ze weinig, en voornamelijk uit beleefdheid.

Na het eten gingen de mannen naar de studeerkamer en hielp Marnie Tessa met opruimen, of dat probeerde ze in ieder geval.

‘Laat zo maar zitten,’ zei Tessa nadat ze de borden naar de keuken hadden gebracht. ‘De huishoudster doet morgen de rest wel. Ga jij maar naar bed om uit te rusten.’

Langzaam schudde Marnie haar hoofd. ‘Ik voel me echt rottig over Ash’ broer…’

Met een liefdevol gebaar streek Tessa over haar wang. ‘Niet doen. Je bent gewoon moe en gespannen. Probeer lekker te slapen.’

‘Hij heeft nu vast een hekel aan me.’

‘Natuurlijk niet.’

‘En ik heb Ash en jou in verlegenheid gebracht.’

‘Marnie…’

‘Ja?’

‘Ga naar bed. Morgen voel je je beter.’

Ze slaakte een diepe zucht. ‘Ja, ik denk dat je gelijk hebt.’ Ze omhelsde haar zuster en liep terug naar het gastenverblijf.

Daar aangekomen trok ze een slaapshirt aan en liep naar de badkamer om haar tanden te poetsen. In de spiegel zag ze dat ze er verschrikkelijk uitzag, met wallen onder haar bloeddoorlopen ogen en een vlekkerige, veel te bleke huid. Zelfs haar haren hingen er slap en futloos bij.

Ze besloot niet meer in de spiegel te kijken en ging na het tandenpoetsen terug naar de slaapkamer. Vermoeid klom ze in bed, trok de dekens over zich heen en sloot haar ogen.

Toen pas bedacht ze dat ze haar tas in het huis had laten liggen.

Waarom had ze die ook meegenomen? Ze had hem niet nodig gehad en had hem ook nu niet nodig. Alleen zat haar telefoon er wel in. Stel dat iemand haar belde? Iemand anders dan Mark. Stel dat zijzelf iemand moest bellen?

Weliswaar stond er een vaste telefoon op het nachtkastje en kon ze niemand bedenken die ze zou willen bellen, maar toch…

Oké, ze zou die vermaledijde tas gaan halen.

Ze gooide de dekens van zich af, trok haar spijkerbroek aan en stak haar voeten in haar teenslippers. Bij het huis zag ze Jericho’s motor staan, een mooie, grote, glimmende machine, die er snel en gevaarlijk uitzag.

Ze kreeg een brok in haar keel en voelde een steek van heimwee naar huis, waar haar vader een garage had en waar motorrijders soms hun motoren brachten als er iets tijdens hun rit door de bergen kapotging.

Op een keer, voor Mark en zij verkering kregen, had een van die motorrijders haar meegenomen voor een ritje. Het was opwindend en ook een beetje eng geweest. De motor had steeds meer vaart gekregen, de bochten waren steeds scherper geworden en de wind had haar haren onder de helm vandaan geblazen. Ze had genoten, had het gevoel gehad dat ze echt leefde, had zich helemaal vrij gevoeld.

Wat is er met jou gebeurd? In haar hoofd hoorde ze Mark weer al die wrede dingen zeggen die hij haar de vorige dag had gezegd. Ik herken je bijna niet meer. Vroeger durfde je risico’s te nemen. Je ging geen enkele uitdaging uit de weg. Waar is dat moedige meisje gebleven? Ik denk dat je dat moet gaan uitzoeken, Marnie. Ik denk dat jij en ik niet voor elkaar bestemd zijn. Niet op deze manier. Ik denk dat je je bij jezelf moet afvragen waar je pit is gebleven.

Hou je kop, Mark.

Ze vermande zichzelf, draaide de prachtige motor haar rug toe en liep naar het huis.

Tessa was niet in de keuken. Via de tv-kamer, waar Gigi nog steeds lag te slapen, liep ze naar de hal, waar ze haar tas had neergelegd.

De deur van de studeerkamer stond open. Ze hoorde stemmen, mannenstemmen. Ash en zijn broer. Ze moest langs de openstaande deur om haar tas te pakken, maar werd al zenuwachtig bij het idee dat de twee mannen haar zouden zien en zich zouden afvragen wat ze hier zo zonder Tessa deed. En dat bewees wel dat Mark gelijk had, ze was zelfs bang voor haar eigen schaduw.

Waar was haar moedige ik gebleven?

Terwijl ze daar zo stond te tutten, hoorde ze Jericho’s stem, luid en duidelijk.

‘Nee, man, ik meen het echt. Ze moet zich eens laten nakijken.’

‘Het komt wel goed met haar,’ zei Ash. ‘Ze heeft een paar moeilijke dagen achter de rug, dat is alles.’

‘Ze heeft geen boe of bah gezegd onder het eten. Ze zat daar maar een beetje voor zich uit te staren. Heb je dat gezien?’

‘Kom op, Rico.’

‘Is ze soms verslaafd aan drugs?’

‘Haar vriend heeft het onverwacht uitgemaakt met haar en ze is helemaal van Santa Barbara hiernaartoe komen rijden. Ze is kapot, en haar leven ligt overhoop. En jij hebt haar bang gemaakt.’

‘Ik heb helemaal niets gedaan. Ik stond daar gewoon. Die vrouw spoort echt niet. Wat zij nodig heeft, is –’

Marnie bleef niet staan om te horen wat ze nodig had. Met vuurrode wangen en een bonkend hart van schaamte en kwaadheid maakte ze zich uit de voeten.

Buiten gekomen haalde ze een paar keer diep adem. De motor, eentje met een lange voorvork, glom haar tegemoet. Langzaam liep ze ernaartoe. Op de zitting, zag ze, lag een helm.

In haar hoofd hoorde ze nu twee stemmen, die van Jericho en die van Mark.

Is ze soms verslaafd aan drugs?

Wat is er met jou gebeurd?

Ze moet zich laten nakijken.

Vroeger nam je risico’s.

Die vrouw spoort echt niet.

Waar is dat moedige meisje gebleven?

Ze heeft geen boe of bah gezegd onder het eten.

Waar is je pit?

Haar pit? Wilde Mark weten of ze nog wel pit had?

Nou, misschien moest ze hem dat maar eens laten zien. Misschien moest ze dat iedereen laten zien, op die mooie motor van Jericho. Misschien moest ze daar maar eens een flinke rit op gaan maken.

Ja, oké, ze wist dat het een slecht idee was, een heel slecht idee. Niet alleen omdat het gevaarlijk was, maar ook omdat het diefstal was.

Waar is je pit….

Thuis in North Magdalene, in de garage van haar vader, had ze een paar dingen geleerd. Onder andere hoe je een motor zonder sleutel kon starten.

Ze ging op de motor zitten en schrok van de grootte en het gewicht. Dit ging haar nooit lukken.

Ze sloot haar ogen en dacht aan Marks woorden.

Waar is je pit?

Toen ze haar ogen weer opende, was ze er klaar voor. Ze ging het doen. Ze zou niet bang zijn.

Met twee handen zette ze de te grote helm op haar hoofd, vervolgens haalde ze de motor voorzichtig van zijn standaard en hield de contactdraden bij elkaar.

Het gevaarte kwam tot leven. Ze deed de lichten aan, zette hem in zijn eerste versnelling en gaf gas.