31

Sam

 

Ik ren de werkplaats uit en achter me slaat de deur galmend dicht. Het zweet staat in mijn handen. Het is bijna alsof de documenten die ik vasthoud warmte uitstralen. Mijn hoofd slaat op hol.

Wat zouden de Mogadoren aan het doen zijn met kopieën van mijn vaders aantekeningen? Hoe zouden ze eraan zijn gekomen?

Ik denk terug aan het etentje die eerste avond dat mijn vader in detail vertelde over zijn lange gevangenschap. Ik herinner me dat een aantal Gardes argwanend overkwam, zeker toen mijn vader vertelde dat de Mogadoren met zijn brein hadden geknoeid. Negen sprak zich zelfs uit en zei dat het een valstrik kon zijn.

Maar dat was onmogelijk. Hij is mijn vader. We konden hem vertrouwen.

Ik ren de gang door naar mijn vaders kamer. Ik weet niet eens wat ik ga doen als ik hem daar aantref. Hem erop aanspreken? Hem zeggen dat we als de bliksem moeten vertrekken?

Zijn kamer is verlaten. Ik kijk even vlug rond en weet niet eens zeker waar ik naar zoek. Een soort Mogadoorse zender? Een woordenboek Mogs-Engels? Alles lijkt normaal.

Hier moet toch een rationele verklaring voor zijn?

Had ik niet met eigen ogen gezien tot wat voor geheugenspelletjes de Mogadoren in staat zijn? Ik had Adam een Erfgave zien gebruiken die kennelijk het neveneffect was van het leeghalen van het geheugen van een dode Garde door de Mogs. Op dit moment zijn John en Ella zelfs comateus dankzij een of andere telepathische aanval van Setrákus Ra. De Mogadoren hielden mijn vader jarenlang vast en voerden afschuwelijke experimenten op zijn brein uit.

Lag het echt buiten de mogelijkheden dat de Mogs hem hadden gehersenspoeld?

Misschien is mijn vader zich er zelfs niet eens van bewust dat ze hem in hun macht hebben. Ze kunnen iets hebben gedaan met zijn hersenen en hem vervolgens opzettelijk hebben laten ontsnappen, wetend dat hij in de buitenwereld van meer waarde zou zijn door informatie te vergaren. De Mogs konden hem zo hebben geprogrammeerd dat hij hun in zijn slaap in het geheim rapporteert; ik herinner me iets gelezen te hebben over hoe dubbelspionnen konden worden gehypnotiseerd zodat ze hun eigen onderhandse activiteiten vergaten. Was dat een echt artikel geweest of een stripboek? Ik kon het me niet meer herinneren.

‘Pa!’ brul ik terug op de gang. ‘Waar zit je?’ Ik doe mijn best mijn stem normaal en kalm te houden. Want stel dat hij echt een Mogadoorse spion is, wat dan? Ik wil hem niet waarschuwen.

‘Hier!’ roept mijn vader terug uit de kamer van Ella en John.

Mijn pa de buitenaardse spion? Kom nou toch. Doe normaal, Sam. Dat is het soort samenzweringstheorie dat ik in They Walk Among Us zou kunnen tegenkomen. Belachelijk. Belangrijker, in mijn hart weet ik dat het niet waar is.

Maar waarom ben ik dan zo nerveus?

Met de vertaalde documenten stevig in mijn handen sta ik in de deuropening van Ella’s kamer. Sarah is naar haar eigen kamer om wat te slapen, dus alleen hij en Bernie Kosar houden de wacht bij John en Ella. BK ligt opgerold te slapen en mijn vader krabt zich terloops achter zijn oren.

‘Sam, wat is er?’

Aan mijn verbaasde blik moet mijn vader wel zien dat er iets aan de hand is. Hij laat BK liggen en komt op me af lopen, maar ik merk dat ik instinctief een stap naar achteren doe, terug de gang op. Ik houd een veilige afstand van de liefdevolle vader die me uit een gevangeniscel bevrijdde. Geweldig.

Ik duw de documenten in zijn richting. ‘Waarom zouden de Mogadoren deze hebben?’

Hij bladert de bladzijden door, steeds sneller naarmate hij zich realiseert wat het is. ‘Dit… Dit zijn mijn aantekeningen.’

‘Weet ik. Hoe hebben de Mogadoren die weten te bemachtigen?’

Hij moet zich realiseren wat mijn vraag impliceert, want even betrekt zijn gezicht met een gepijnigde blik.

‘Sam, dit heb ik niet gedaan,’ zegt hij. Hij doet zijn best om overtuigend over te komen, maar in zijn stem klinkt onzekerheid door.

‘Kun je er zeker van zijn? Wat als… Wat als ze iets met je hebben gedaan, pap? Iets wat je je niet meer herinnert?’

‘Nee. Onmogelijk,’ antwoordt hij hoofdschuddend. Je zou haast zeggen dat hij probeert zichzelf te overtuigen. Aan zijn toon hoor ik dat hij niet echt gelooft dat het onmogelijk is. Ik denk dat de gedachte hem eigenlijk angst inboezemt. ‘Liggen de originele documenten nog in mijn kamer?’

Samen rennen we terug naar zijn kamer. Het aantekenboekje ligt op zijn bureau, precies waar het hoort te liggen. Mijn vader bladert het door, alsof hij zoekt naar een bewijs dat ermee geknoeid is. Zijn gezicht verstrakt zoals het dat doet als hij probeert zich iets te herinneren. Volgens mij realiseert hij zich dat hij zichzelf niet kan vertrouwen, dat de Mogadoren iets met hem kunnen hebben gedaan.

Met een ontmoedigde blik kijkt hij me aan. ‘Als mijn aantekeningen in Mogadoorse handen zijn gevallen, moeten we ervan uitgaan dat deze woning gevaar loopt. Je moet je bewapenen, Sam. En Sarah ook.’

‘En jij dan?’ vraag ik terwijl mijn maag zich omdraait.

‘Mij… Mij kun je niet vertrouwen,’ stamelt hij. ‘Je zou me hier op moeten sluiten totdat de Gardes terugkeren.’

‘Er moet een andere verklaring zijn,’ zeg ik met brekende stem. Ik weet niet zeker of ik dat echt geloof of dat ik gewoon wil dat het waar is.

‘Ik herinner me niet dat ik wegging,’ zegt hij. ‘Maar ik vermoed dat mijn geheugen opeens niet veel meer waard is.’

Hij ploft neer op zijn bed, vouwt zijn handen in zijn schoot en staart omlaag. Op de een of andere manier oogt hij verslagen, aan het wankelen gebracht door zowel zijn geheugen als zijn zoon.

Ik loop naar de deur. ‘Luister, ik ga Sarah halen en wat wapens. Maar ik ga je niet hier opsluiten. Blijf gewoon hier, oké?’

‘Wacht.’ Hij houdt een hand omhoog zodat ik blijf stilstaan. ‘Wat is dat?’

Ook ik hoor het nu. Een zacht rommelend geluid; het komt uit de la van zijn nachtkastje. Ik ben er het eerst en trek met een ruk de la open.

Het is de telefoon die hij gebruikte om met Adam te communiceren. Het scherm licht op; een binnenkomend telefoontje van een geblokkeerd nummer. In de hoek van het scherm zie ik dat er negentien gemiste oproepen zijn. Ik houd het toestel omhoog naar mijn vader. Zijn gezicht klaart op, maar ik word steeds zenuwachtiger. Er gebeurt te veel tegelijk. Ik heb het gevoel dat de muren op me af komen.

Ik druk op de knop en druk het telefoontje tegen mijn oor. ‘Hallo?’ klink ik beverig.

‘Malcolm!’ schreeuwt iemand buiten adem. ‘Waar heb jij uitgehangen?’

‘Je spreekt met Sam,’ corrigeer ik terwijl een angstgevoel me bekruipt als ik de stem herken. ‘Adam, ben jij dat?’

Mijn vader springt op en knijpt in mijn schouders, opgewonden dat Adam nog in leven is. Ik wilde dat ik me opgelucht kon voelen, maar aan zijn stem te horen zit er meer slecht nieuws aan te komen.

‘Sam? Sam! Waar is je vader?’

‘Die is…’

‘Laat maar! Doet er niet toe!’ roept hij. ‘Luister goed naar me, Sam. Jij zit toch in Chicago? In het John Hancock Center?’

‘Hoe… Hoe weet jij dat?’

‘Ze weten het, Sam!’ brult Adam. ‘Ze weten het en ze komen eraan!’