21

Zeven/Marina

 

Later komen de vier van ons die nog een Kistje hebben samen met Malcolm bij elkaar in de werkplaats. Ik ben blij dat ik kan helpen; ik weet alleen niet zeker of ik me wel nuttig kan maken. Adelina was niet lang genoeg bij me om me uit te leggen wat de spullen in mijn Kistje deden.

Vanuit de collegezaal klinkt het gedempte geluid van Zes die met Sam, Sarah en Ella de scherpschutterskunst traint. Volgens mij is Vijf er ook bij, hoewel die niet al te enthousiast leek over het vooruitzicht van schietles. Verlangend staart Negen naar de deur van de collegezaal. Met een dramatische zucht begint hij in zijn Kistje te snuffelen.

‘Moet je dit zien,’ zegt hij. Hij houdt een kleine paarse steen omhoog en legt die op de rug van zijn hand. De steen glijdt in zijn hand; erdoorheen. Op het moment dat de steen in zijn palm tevoorschijn wipt, draait Negen zijn hand om. ‘Cool, hè?’ vraagt hij me terwijl hij met zijn wenkbrauwen wiebelt.

‘Eh, maar wat kun je er verder mee?’ vraagt Acht, die opkijkt van zijn eigen Kistje.

‘Weet ik veel. Indruk maken op de meiden?’ Hij kijkt me aan. ‘Werkte het?’

‘Eh…’ Ik aarzel en doe mijn best niet al te heftig met mijn ogen te rollen. ‘Niet echt. Maar ik heb jongens zien teleporteren, dus mij krijg je niet zo makkelijk onder de indruk.’

‘Lastig publiek.’

‘Hoe voelt het als die steen door je hand glijdt?’ vraagt Malcolm. De pen in zijn hand zweeft boven een klembord.

‘Eh, beetje raar, denk ik. Mijn hand voelt als verdoofd als de steen erdoorheen gaat.’ Negen haalt zijn schouders op en kijkt even om zich heen. ‘Willen jullie het een keer proberen?’

‘Eigenlijk wel, ja,’ antwoordt Malcolm. Als hij de steen op zijn hand legt, gebeurt er niets. ‘Hm. Werkt zeker alleen bij Loriërs.’

Malcolm geeft de steen terug aan Negen. In plaats van hem in zijn Kistje terug te leggen, steekt Negen de paarse steen in zijn zak. Misschien dat hij er later wat dames mee wil imponeren.

John houdt een bundeltje broos ogende bladeren omhoog, bij elkaar gehouden door een vergeeld stukje twijngaren. Voorzichtig wiegt hij ze in zijn handen, niet zeker wat hij ermee aan moet.

‘Dit heeft vast iets met Loriën te maken, toch?’

‘Misschien wilde Henri je eraan herinneren om het gazon te harken,’ merkt Negen op en hij begint weer in zijn eigen Kistje te rommelen. ‘Ik heb hier niet van die domme blaadjes in.’

Malcolm tuurt naar het bundeltje in Johns handen. Zacht gaat hij met zijn wijsvinger langs de rand van een blad. Ik verwacht bijna dat het broze blaadje zal verkruimelen. Plotseling vult het geluid van een lichte bries de werkplaats. Zodra Malcolm zijn vinger terugtrekt, stopt het.

‘Hoorden jullie dat ook?’ vraagt hij.

‘Klonk alsof iemand een raam openzette,’ zegt Acht terwijl hij zijn blik langs de vier met apparatuur volgestouwde muren laat glijden. Er komt nergens ook maar een streepje licht naar binnen.

‘Het was het geluid van de wind op Loriën,’ zegt John met een afwezige blik. ‘Vraag me niet hoe ik dat weet, ik weet het gewoon.’

‘Doe het nog eens,’ zegt Negen. Ik ben een beetje verrast door de oprechtheid in zijn stem. Maar zelf wil ik die wind ook nog wel een keer horen. Het geluid had iets vertroostends.

John strijkt met zijn handen door de bladeren en ditmaal is het geluid voller. Mijn huid kriebelt; het is bijna alsof ik de frisse Lorische lucht op mijn huid kan voelen. Het is prachtig.

‘Ongelofelijk,’ zegt Acht.

‘Maar waar is het voor?’ vraagt Negen weer ouderwets onbehouwen.

‘Het is een herinnering,’ antwoordt John met zachte stem, alsof hij een beetje volgeschoten is en dit probeert te verhullen. ‘Een herinnering aan wat we hebben achtergelaten. Waar we voor vechten.’

‘Interessant.’ Malcolm maakt een aantekening op zijn klembord. ‘Dit zal nader onderzocht moeten worden.’

Terwijl we een voor een onze Kistjes legen, staat Malcolm achter onze rug mee te kijken. Hij schrijft alles op, maakt notities over de voorwerpen waarvan we weten hoe ze werken en onderstreept de spullen waarvan we dat niet weten. Van de donkere handschoenen die schitteren zodra ik ze aanraak tot het ronde apparaatje dat min of meer op een kompas lijkt, zo’n beetje alles uit mijn Erfdeel wordt onderstreept.

‘Wat denk je dat dit doet?’ vraagt Acht. Hij houdt een gekromd gewei omhoog dat eruitziet alsof het van de kop van een klein hert is afgebroken. ‘Het is het enige ding in mijn Kistje waar ik me geen raad mee weet.’

Vijf seconden nadat Acht het gewei omhooghield, komt Bernie Kosar opeens met zijn snuit in de lucht de werkplaats binnen vliegen. Hij kwispelt met zijn staart en oogt opgewonden. Hij springt tegen Acht op en klauwt naar hem.

‘Hij wil het gewei,’ zegt John. ‘Als je dat nog niet doorhad.’

Schouderophalend laat Acht het gewei zakken en BK neemt het in zijn bek. Hij draait op zijn rug en begint heen en weer te rollen. Hij maakt een blij spinnend geluid dat beslist niet bij zijn hondengedaante hoort. Eigenlijk begint zijn gedaante een beetje te flakkeren, alsof hij moeite heeft om zich te beheersen.

‘Hij is zo maf!’ Negen lacht hysterisch. ‘Als we niet op de vlucht waren, zou ik dit op internet zetten.’

‘Ho, ho,’ zegt John, wrijvend over zijn slapen. ‘Rustig, BK.’

Malcolm laat zijn blik van BK naar John glijden. ‘Kun je met hem communiceren?’

‘Ja,’ antwoordt John. ‘Telepathisch. Negen kan het ook. BK is behoorlijk opgewonden. Hij zegt dat het gewei − ik weet niet hoe ik het moet zeggen, het komt door in een vreemde taal − zoiets als een totem is. Voor Chimaera’s.’

‘Nou, hij is onze enige Chimaera, dus hij mag dat ding houden,’ zegt Acht met een grijns terwijl hij neerhurkt om over BK’s buik te wrijven.

‘Ella kwam hier, aan boord van een ruimteschip vol Chimaera’s,’ zeg ik. ‘Zouden we dat kunnen gebruiken om ze te lokken, denk je? Misschien zijn ze verdwaald en moeten ze weten waar we zitten.’

Malcolm begint direct op zijn klembord te schrijven. ‘Heel goed idee, Marina.’

Ik voel enige trots opwellen en glimlach. Kon ik nu maar uitvogelen wat die spullen in mijn Kistje doen.

‘Als je op zoek bent naar thematroep à la natuur. Ik heb dit,’ zegt Negen terwijl hij een kleine leren buidel omhooghoudt. Hij geeft hem door en we kijken er een voor een even in. De buidel zit vol vruchtbare, chocolabruine aarde. ‘Toen Sandor mij uitleg gaf over mijn Erfdeel vertelde hij dat het voor het telen van dingen bedoeld was. Maar dat we het een lange poos niet nodig zouden hebben.’

Negen bindt de leren koordjes boven aan de buidel weer vast en werpt het ding minachtend terug in zijn Kistje. Ik vermoed dat hij niet zo geïnteresseerd is in dingen waar je geen Mogadoren mee kunt afmaken. Ik kijk in mijn Kistje en schuif het assortiment edelstenen die mijn Spaanse versie van Negens penthouse konden hebben gefinancierd als Adelina erom had gegeven terzijde; ik zoek naar iets wat te maken zou kunnen hebben met het opnieuw beginnen van Loriën.

‘Wat zeg je hiervan?’ vraag ik terwijl ik een medicijnflesje met kristalhelder water omhooghoud. Het glas voelt koel aan.

‘Drink maar op,’ stelt Negen voor.

Malcolm schudt zijn hoofd. ‘Ik zou jullie willen ontraden om ook maar iets uit jullie Kistjes tot je te nemen tot we weten wat het doet.’

‘Luister je goed?’ Acht stoot Negen aan met zijn elleboog. ‘Geen stenen eten.’

Ik trek de kurk van het flesje. Zodra de lucht ermee in aanraking komt, verandert de vloeistof in precies dezelfde blauwe tint als de Loraliet-stenen. Maar het is slechts een korte reactie en het blauw verbleekt weer vlug tot het heldere water. Ik laat mijn vinger langs het flesje glijden en in de vloeistof verschijnt een spoor van helderblauw dat weer vervaagt als ik mijn vinger weghaal. Onder mijn vingertoppen waar ik het medicijnflesje vasthoud, zie ik blauwe sliertjes kringelen.

‘Zien jullie dat?’ roep ik enthousiast.

‘Het is alsof de vloeistof jouw aanraking door het glas heen kan voelen,’ zegt John.

‘Mag ik?’ vraagt Malcolm.

Ik geef het flesje aan Malcolm. Als hij het vasthoudt, verandert de vloeistof niet van kleur. ‘Hm,’ zegt hij en hij geeft het flesje aan John. ‘Probeer jij eens.’

Zodra John het flesje vasthoudt, flitst de vloeistof weer tot de schitterende kobaltblauwe tint van Loraliet. We kijken allemaal toe terwijl het langzaam verbleekt, behalve waar John het aanraakt. Zoals de vloeistof pulseert, lijkt het uit het flesje te willen, alsof het popelt om met ons in contact te zijn.

‘Het neemt dus Loriërs waar,’ zegt Acht, ‘maar wat heeft dat voor nut als wij de enigen zijn die overgebleven zijn?’

‘Ik ga iets proberen,’ zeg ik en ik neem het flesje weer van John over. Voorzichtig kantel ik het zodat er slechts een enkele druppel in de palm van mijn hand valt. De heldere vloeistof wordt blauw en een kietelend gevoel verspreidt zich over de palm van mijn hand. Vervolgens trilt de druppel en begint hij in omvang toe te nemen; hij krijgt massa en dichtheid totdat ik een glad klompje Loraliet in mijn hand heb.

‘Wauw,’ reageert Acht en hij neemt de steen uit mijn hand en draait hem onderzoekend om.

‘Zeg dat wel.’ Malcolm bukt zich en staart verwonderd naar de steen. ‘Wat het ook voor grondstof is, het tart alle natuurwetten.’

‘Dus hiermee kunnen we Loraliet maken,’ peinst John hardop. ‘Negen en ik hebben allebei iets wat gebruikt lijkt te kunnen worden voor bebouwing of beplanting en Acht heeft een voorwerp dat Chimaera’s kan oproepen. Lijkt het er niet op dat het spullen zijn waarmee we op Loriën een nieuw begin kunnen maken?’

‘Inderdaad,’ zegt Malcolm.

Ik druk de kurk weer in het flesje, want ik wil niet nog meer kostbaar vloeibaar Loraliet verspillen.

We gaan nog een poosje door met onze inventarisatie, waarbij Malcolm nauwgezet aantekeningen blijft maken. We zijn er allemaal op gebrand om zo veel mogelijk over onze Erfdelen te weten te komen; nou ja, op Negen na dan. Hij blijft maar naar de deur van de collegezaal staren. Hij laat ons beloven dat we na al dit ‘intelligente gedoe’ met hem gaan trainen. Eerlijk gezegd verheug ook ik me op een nieuwe sessie daarbinnen. Ik heb het gevoel dat ik veel heb in te halen voordat ik net zo gevechtsklaar ben als de anderen.

Wanneer de anderen weggaan, blijven Acht en ik nog wat hangen terwijl we de laatste paar spullen terug in onze Kistjes stoppen. Ook de Loraliet-steen die ik heb gemaakt stop ik erbij, maar Acht vist hem eruit. Hij houdt hem stevig in zijn vuist en concentreert zich.

‘Wat doe jij?’

Hij opent zijn ogen en zucht. ‘Ik wilde kijken of ik hem kan gebruiken om naar een van de andere Loraliet-stenen te teleporteren. Ik heb het eerder met mijn hangertje geprobeerd en dat lukte ook niet. De brokken zullen niet groot genoeg zijn.’

‘Wat? Wilde je soms even een uitstapje naar Stonehenge maken? Somalië misschien?’ Ik pak de steen weer af en doe hem in mijn Kistje, waarna ik hem afsluit.

‘Alles komt nu in een stroomversnelling, meer niet. Ik wilde gewoon dat we wat meer tijd hadden om de boel wat te verkennen.’

‘We?’ reageer ik en ik voel het bloed naar mijn gezicht stromen. ‘Wilde je mij met je mee teleporteren?’

Acht schenkt me die ontwapenende glimlach. ‘Alleen maar voor een korte adempauze. Of ga je me nu vertellen dat je die niet kunt gebruiken?’

Acht heeft natuurlijk gelijk. Na voor zonsopkomst gewekt te zijn door Ella’s gegil en dat afgrijselijke visioen van Chicago gezien te hebben, zou ik zeker even een time-out kunnen gebruiken van alles wat Lorisch is. Maar daar is nu geen tijd voor. Ik raak Achts arm aan.

‘Sorry,’ zeg ik tegen hem. ‘We moeten serieus zijn. Zoals Negen al zei, er is geen tijd voor uitstapjes naar vreemde landen of zelfs de oever.’

Blijmoedig en teleurgesteld tegelijk slaakt Acht een zucht. ‘Nou ja,’ zegt hij, ‘we hebben altijd nog pizza.’ Hij zwijgt even en lijkt nog iets te willen zeggen, maar dan stormt Negen de werkplaats binnen. Hij heeft zijn sportkleren al aan.

‘Hé, zakkenwassers, zijn jullie zover?’