22

Marina

 

‘Laten we Vijf pakken,’ bromt Negen samenzweerderig als Acht en ik ons hebben omgekleed. ‘Die gozer kan wel een work-out gebruiken.’

We treffen Vijf languit aan op een van de banken van Negens woonkamer. Hij heeft een van Negens videospellen opgestart op de grote flatscreen-tv. Ik heb helemaal geen ervaring met deze dingen, en kijken hoe Vijf speelt maakt me een beetje duizelig. Het spel wordt gespeeld vanuit het perspectief van de speler. Vijfs personage rent met een machinegeweer over een slagveld terwijl hij soldaten neermaait. Vijf negeert ons zelfs als we binnenlopen, totdat Acht hard zijn keel schraapt.

‘O, hé jongens,’ groet Vijf ons zonder de moeite te nemen de game even stil te zetten. ‘Dit is echt waanzinnig. Op de eilanden hadden ze zulke dingen niet. Hier, moet je kijken.’

Vijfs personage schiet een mortier af. Een groepje vijandelijke soldaten dat zich achter een stapel zandzakken heeft verschanst, explodeert in een fontein van afgerukte ledematen. Ik wend mijn blik af. Na het inzien van Ella’s droom van vanochtend is dit videospel me iets te realistisch.

‘Cool,’ reageert Acht beleefd.

Negen geeuwt en stelt zich op voor het tv-scherm zodat Vijf eindelijk niets anders kan dan stoppen. ‘Als kind vond ik deze spellen echt te gek,’ zegt Negen. ‘Nu ga ik meer voor het echte werk. Doe je mee?’

Vijf trekt een wenkbrauw omhoog. ‘Het echte werk? Dat we een paar soldaten omleggen in, eh…’ Hij tuurt even naar het geopende doosje van het videospel, ‘… de Tweede Wereldoorlog? Volgens mij schort er iets aan mijn kennis van de Aardse geschiedenis, want ik dacht namelijk dat die allang voorbij was.’

‘We gaan trainen,’ zegt Negen droogjes. ‘Van wat ik over Arkansas heb gehoord kan jouw spel wel een upgrade gebruiken.’

Ik bespeur irritatie in Vijfs ogen en eventjes denk ik dat hij overeind zal schieten. Maar hij laat zich weer achterover zakken en doet een verwoede poging zijn blik neutraal te houden.

‘Ik voel niet echt aandrang nu,’ is zijn antwoord en hij rekt zich nog eens nadrukkelijk uit. ‘Hoe dan ook, dit spel is in elk geval goed voor mijn oog-handcoördinatie. Waarschijnlijk de beste training die ik hier kan krijgen.’

Ik besef nu dit misschien niet zo’n goed idee was. Negen is zo’n beetje de minst diplomatieke figuur die ik ooit heb ontmoet en inmiddels heb ik wel geleerd hem niet al te serieus te nemen. Ik kan wel zien dat Vijf nog niet zover is.

‘Het is een stuk leuker dan het lijkt,’ probeer ik voorzichtig. Als Vijf voelt dat we hem niet onder druk zetten, misschien dat hij dan toch meedoet. ‘Het is een mooie gelegenheid om als team samen te werken. En vooral ook om jou beter te leren kennen.’

Even verzacht Vijfs blik. Precies zoals ik had verwacht: wees aardig tegen hem en hij ontdooit. Niemand laat zich graag commanderen, vooral niet als hij het zo lang als Vijf in zijn eentje heeft moeten redden. Ik voel gewoon dat hij zich gewonnen zal geven en met ons gaat trainen.

Helaas is Negen minder bedreven in het aflezen van gezichten, of misschien is hij gewoon ongeduldig. Hij slentert doodgemoedereerd naar Vijfs bank, pakt met één hand de rugleuning beet en werpt het zitmeubel ondersteboven waardoor Vijf zonder pardon op de vloer wordt gekwakt.

Acht schudt zijn hoofd, maar een kleine glimlach speelt om zijn mond. Ik weet dat Vijf met het oprakelen van wat Acht in India deed geen beste indruk op hem heeft gemaakt, maar dit is geen manier om met een nieuwe Garde om te gaan.

‘Kom op, Negen,’ zeg ik op mijn teleurgestelde-maar-niet-geërgerde toon die de nonnen altijd tegen me gebruikten, ‘je bent nu echt een pestkop.’

Negen negeert me. Vijf is al overeind gesprongen en staart Negen dreigend aan.

‘Waar was dat voor nodig?’

‘Mijn bank,’ zegt Negen. ‘Daar mag ik mee doen wat ik wil.’

Vijf haalt vol afkeer zijn neus op. ‘Zo kinderachtig, dit. Je bent echt belachelijk, jij.’

‘Misschien,’ reageert Negen terwijl hij monter zijn schouders ophaalt. ‘Kom mee trainen en laat me dan maar zien hoe belachelijk ik ben.’

Dit is dus gewoon een van Negens motiveringstechniekjes; Vijf zo over de rooie krijgen dat hij wel zin heeft in een potje vechten in de collegezaal. Jongetjesgedoe. We hadden het Vijf gewoon normaal kunnen vragen. Vijf staart Negen nog altijd aan en bekijkt hem eens goed. Hij grijnst wat meewarig. Ik zie een ondeugende glinstering in zijn ogen en krijg de indruk dat Vijf dwars door Negens plannetje heen kijkt.

‘Ik heb een voorstel,’ zegt hij. ‘Jij mag proberen mij op mijn bek te slaan. Lukt je dat, dan train ik met je mee. Lukt je dat niet, dan verdwijn je met je overcompenserende machogeleuter voor de rest van de dag uit mijn ogen.’

Het gezicht van Negen klaart op en ik zie een wolfachtige grijns. ‘Jij wilt dat ik je raak, jochie?’

‘Precies,’ antwoordt Vijf met de handen in de zak en de kin uitdagend naar voren. ‘Kom maar op.’

‘Jongens, dit is echt dom,’ zeg ik in een poging de angel uit deze plotseling absurde situatie te trekken. Terwijl we juist moeten leren om samen te werken verliezen Vijf en Negen zich in een spelletje ver pissen. Ik kijk even naar Acht, hopend op wat steun. Een glimlach speelt om zijn mond, alsof hij het allemaal best grappig vindt. Als hij mijn afkeurende blik ziet, glimlacht hij opeens wat schaapachtig en hij legt een hand op Negens schouder.

‘Laten we nou maar gaan trainen,’ zegt hij op luchtige toon. ‘Zodra Vijf zin heeft, kan hij meedoen.’

Negen duwt Achts hand weg, brengt een vuist in de aanslag en trekt vragend een wenkbrauw op. ‘Zeker weten dat je me wilt uitdagen, Frodo?’

‘Ik hoop dat je beter kunt vechten dan beledigen,’ kaatst Vijf de bal terug. Ik moet zeggen dat ik zijn lef bewonder. Maar als hij zich vanaf het begin normaal had gedragen, had het natuurlijk nooit zover hoeven komen. Negen en Vijf gedragen zich echt gênant. De twee laatste Loriërs van het universum solliciteren naar een time-out.

Net als ik heeft ook Acht zich erbij neergelegd. We doen allebei een stap naar achteren.

Negen neemt uitgebreid de tijd. Hij laat zijn knokkels knakken, draait met zijn hoofd van links naar rechts en recht zijn schouders. Ik geloof dat ik nerveuzer ben dan Vijf; hij staat daar maar gewoon, wachtend tot Negen zal toeslaan.

Ten slotte haalt Negen uit. Een harde bovenhandse vuistslag en hoewel hard genoeg om iemand bewusteloos te slaan, denk ik toch dat ik hem weleens harder en sneller heb zien uithalen. Waarschijnlijk heeft hij zich iets ingehouden om Vijf niet al te hard te raken.

Halverwege Negens beweging transformeert Vijfs huid zich tot glanzend staal. Negens vuist knalt tegen Vijfs metalen onderkaak en hij gilt het meteen uit. Alsof je met je vuist tegen een metalen dakspant beukt. Mijn hand vliegt naar mijn mond nu ik een verraste kreet slaak. Naast me moet Acht haastig een lachje onderdrukken nu het tot hem doordringt dat de hand van Negen duidelijk gebroken is. Met de hand tegen de borst gedrukt draait hij met een ruk weg van Vijf.

Vijfs huid wordt weer normaal. ‘Dat was het?’

Negen gromt er een reeks krachttermen uit. Ik loop snel naar hem toe om zijn hand te bekijken, maar hij duwt me weg, beent de woonkamer uit en verdwijnt naar de collegezaal. Ik weet zeker dat als hij gekalmeerd is, hij me zal vragen zijn hand te genezen. Maar na zijn irritante gedrag heeft hij wel een beetje pijn verdiend.

‘Als hij gewoon had geluisterd naar wat Vier over ons gevecht in Arkansas vertelde, had hij dit kunnen zien aankomen,’ zegt Vijf op doodgemoedereerde, bijna verveelde toon terwijl hij Negen nakijkt.

‘Qua techniek schort er wel wat aan,’ constateert Acht koeltjes. ‘Nou, welkom bij het team. Geniet van je videospelletjes, zullen we maar zeggen.’

Acht loopt de woonkamer uit en Vijf kijkt hem na, ietwat verbluft dat Acht hem zo afscheept. Ik help hem de bank weer overeind te zetten.

‘Ik vraag me af wat ik nu precies verkeerd heb gedaan,’ mompelt Vijf. ‘Waarom ben ik nou weer de kwade genius?’

‘Dat ben je niet,’ zeg ik. ‘Het liep gewoon uit de hand. Jullie gedroegen je allebei nogal belachelijk.’

‘Vanaf het moment dat ik hier ben loopt hij me te sarren,’ gaat Vijf verder. ‘Ik dacht, als ik hem nu niet op zijn lazer geef dan houdt het nooit op.’

Ik ga naast hem zitten op de bank. ‘Dat kan ik me wel voorstellen. Negen kan anderen behoorlijk op de zenuwen werken. John vertelde me eens dat ze elkaar een keer bijna afmaakten. Je went er wel aan.’

‘Dat is dus het punt: ik wíl er niet aan wennen.’ Hij pakt de controller weer op maar wacht nog even met spelen, drukt op wat knopjes en het beeld wordt zwart. ‘En het is zo dat ik best met jullie wil trainen. Ik wil niet worden buitengesloten. Ik wil zien wat jullie kunnen en ik wil leren samenwerken. Het was alleen de manier waarop hij het vroeg. Ik moest wel zo reageren.’

Ik geef hem een bemoedigend klopje op zijn schouder. ‘Weet je, jij en Negen verschillen eigenlijk niet zoveel van elkaar.’

Hij slaat zijn ogen neer en lijkt het even tot zich te laten doordringen. ‘Nee, waarschijnlijk niet. Zal ik hem zeggen dat het me spijt van zijn hand?’

Ik grinnik wat en schud mijn hoofd. ‘Waarschijnlijk is zijn trots meer gekrenkt, maar ook daarover hoef je geen spijt te betuigen.’ Ik sta op, pak hem bij een arm en trek hem overeind. ‘Kom. Laten we gaan trainen.’

Vijf aarzelt. ‘Denk je dat ik nu nog mee mag doen?’

‘Je bent toch een van ons, of niet soms?’ reageer ik resoluut. ‘Geen beter moment om met samenwerking te beginnen als je net een teamgenoot voor zijn bek hebt geslagen, toch?’

Vijf staat zichzelf bijna een grinnikje toe. Hij knikt en we begeven ons naar de collegezaal. ‘Bedankt, Marina. Weet je, jij bent de eerste bij wie ik echt het gevoel krijg dat ik welkom ben.’

Nou, dat is in elk geval iets. Misschien kan ik Ella niet met haar dromen helpen, of begrijpen wat ik met zelfs maar de helft van alle voorwerpen van mijn Erfdeel moet, of niet zo goed vechten als de anderen. Maar ik weet in elk geval wel hoe ik aso’s een beetje kan bijschaven. Ik zou weleens willen weten of dat ook een Erfgave is.