Overgang
De overgang der seizoenen, het verglijden van dag in nacht. Je zit ergens in het veld en je kijkt en kijkt, maar je ziet de grens niet. Op een gegeven moment blijkt het donker het te hebben overgenomen, resten er van de dingen alleen nog de schimmen, het zwart silhouet.
Je zit op de bezoekstoel naast het bedje en je houdt je kind in je armen. Het leeft en het leeft, maar geleidelijk aan is het dood.
Wie een grens ziet, ziet beide kanten van die grens. Het een en het ander. Maar hier is geen overgang. Geen moment waarop. Geen ‘weet je nog, zoëven…’
Terugblikkend is er niks van een ‘tot hier’ te bekennen. De secondes tuimelen weg in de ravijnen, in no time gaapt er een gat van altijd en eeuwig. Hier aangekomen, hier op deze stoel naast het lege bedje, is er ineens niets anders meer, niets anders meer dan niets.