Hoeveel waarheid bevat een traan?
‘Sentimentality is a failure of feeling,’ zegt Wallace Stevens in de Adagia .
Bij sentimentaliteit wordt het lijden steevast verkleind en verkneuterd, tot iets waar men zelf boven kan blijven staan. De dood geen afgrond, maar een groeve. Geen niets, maar een iets. Geen verdwijnen zonder einde, maar een laatste snik.
Ondanks de vaak spectaculaire scènes houdt het sentimentele hart de boel, als het erop aankomt, keurig binnen de perken. Altijd blijft het leed te overzien. Het is gratis lijden. Zie de verdrietparasieten bij ontijdige begrafenissen van publieke personen. Als iedereen van de ergste schrik is hersteld, gaan de gordijntjes weer toe en mag men opgelucht naar huis.
Wie huilt, heeft zichzelf doorgaans in de hand. Een gevoel dat je uit, is een gevoel dat je beheerst. Het heeft vorm gekregen, het zal herkend kunnen worden, benoemd, gerubriceerd. Wie huilt, probeert zijn omgeving te beïnvloeden.
Het is aftasten waar je zelf ophoudt en de ander begint. Het is overvloeien van jezelf naar een ander.
Als ik huil, huilt er een ander in mij. Ik ervaar hem als iemand die buiten mij om iets probeert te bewerkstelligen, iemand die een omlijnder beeld heeft van mijzelf dan ik en die heel brutaal beweert dat hij mijn ware zelf vertegenwoordigt.
Sentimentaliteit is zelfmedelijden. Het is lijden om zichzelf zonder het zélf te hoeven ondergaan. Je ziet jezelf in de sentimentele benadering immers als ‘iemand’, als iemand anders. Iemand in wie je je herkent als in een filmster, als iemand dus die gezien mag worden.
Zodra je je overgeeft aan sentimentaliteit word je een ander. Je verlaat de droomtoestand binnen in het ‘ik’, die sluimerende afwezigheid (die is als de ademende lucht boven het land), en begint iemand te zijn. Iemand die verbluffend veel lijkt op iemand anders. Op gewoon maar iemand die men op straat kan tegenkomen. Je krijgt contour. ‘Niemand’ wordt ‘iemand’. ‘Ik’ wordt een type. De oneindigheid krijgt begrenzing.
Je ‘ik’ gaat in een kistje en dat kistje draag je onder je arm mee. Af en toe doe je het deksel eraf en laat je zien wat erin zit. ‘Dat ben ik,’ zeg je. ‘Ik kan zelfs huilen als het moet.’