Vorige levens
Hoe vaak ben ik niet opnieuw begonnen? De ontdekking van een fundamentele fout, waarna het hele ontwerp bijstelling behoeft. Telkens blijkt het door mij ontwikkelde leven te zijn gebaseerd op achterhaalde uitgangspunten, het geloof (in eigen kunnen, in een goede afloop et cetera) moet steeds weer worden gevonden. Waar vind ik het? Waar heb ik, waar hebben degenen die ik geweest ben het tot dusverre gevonden?
In opnieuw beginnen. Wéér het leven uitvinden. Opnieuw de me steeds ontglippende ervaringen proberen te vangen in een net van betekenissen. De dingen aan elkaar knopen tot er een net, tot er een samenhang ontstaat.
Al mijn andere levens, wat heb ik ermee gedaan? Sommige netjes opgeborgen, andere woedend in stukjes gescheurd, weer andere ergens laten liggen en de meeste na jaren tijdens een grote schoonmaak in handzame pakketjes bij het vuil gezet. (Soms zie ik er nu iemand anders mee lopen, met zo’n afgedankt leven.)
Zeker ben ik ook een man, een jongen, een jongeman geweest die nooit van zijn leven kinderen wilde, die het gezin een gevangenis vond en die niet begreep dat iemand zijn leven ‘deelde’ (door twee personen, door drie, door vier, tot er weinig meer van overbleef). Het was het soort cynisme dat voor de empirie uit rent, een uitbundig negativisme dat zijn ontkenningen nodig heeft om zich tegen de vloed aan keuzes te kunnen keren. Hoe kon ik weten hoe het was om een kind te hebben? Heel lang heb ik vastgehouden aan mijn zogeheten vrijheid, die de vrijheid is om in alle situaties aan het begin te blijven staan en de indruk te behouden dat ik nog alle kanten op kan.
Zulke overwegingen zijn mij volstrekt vreemd geworden. Ik had het leven in de hand, maar nu heeft het mij in handen gekregen. Ik ontkende de dood, maar nu ben ik er thuis. Ik weet straks waar ik moet zijn: ik was er al.
En nu?
Ja, wat nu?