5
Johnson zat op het smalle bed in de kamer vol posters, foto’s, kindertekeningen en valentijnshartjes. Op zijn schoot zat kleine Ken te slapen, duim in de mond. Naast hem stond de sporttas die ik in de Range Rover had laten liggen.
AnnaLee was naast de deur blijven staan, mond open van de schrik, hand op haar borst. Shelly was op de vloer gegleden, deels op het badkamermatje voor het bed, deels op het versleten zeil met beermotiefjes. Ik stond half boven haar en klemde met mijn rechterhand de boksbeugel vast. In de Range Rover lag de Ruger van Shelly. Ik had ‘m mee kunnen nemen, maar ik had me zeker gevoeld van mijn zaak. Ik, twee meter lang en een meter breed, moest een afgetobde vrouw aankunnen met alleen een boksbeugel.
Ik keek naar Johnson en hij keek terug. In zijn blik school medelijden. Hij kon het niet helpen, hij werd ook maar gestuurd.
Toen hij sprak was zijn stem zacht en als kleine Ken bewoog aaide hij over diens krullen met een voorzichtigheid die niet leek te passen bij zijn gestalte, bij de schram op zijn nek waar geronnen bloed aan kleefde en bij de manier waarop hij af en toe naar Shelly keek.
“Jij bent de slimste niet, brother.” Hij gaf een tikje tegen de sporttas. “Zendertje in de voering. Louella zei dat je er wel een tweede keer in zou lopen, en een derde.”
“Hoe ben je binnengekomen?”
“Zo zacht als ik kon. Zo ben ik begonnen toen ik klein was. Als een zachte binnenkomer. Je begrijpt wat ik bedoel?”
Ik begreep het precies. “Een goede opleiding is nooit weg.” Ik wees naar de sporttas. “Dus daarom was je bij het huis van Doyal Dunn.”
Hij knikte terwijl hij naar Shelly keek. “Ik dacht dat ik haar wel zou kunnen grijpen. Dat grapje van die zwarte neger in het donker. Ze zag me.” Hij veegde langs zijn nek. “Schieten kan ze. Hoe kom jij hier terecht, bro?”
“Door de opmerking van Jones over Dann in de schuur in Arizona. Hij zei dat hij Dann in Congress Street had gezien. Jij zei: ‘Nee’. Twee keer, geloof ik. Het klonk als: ‘Ja, maar hou je mond erover dicht.’”
“Daardoor?” Hij keek of hij hoopte dat ik ‘nee’ zou zeggen.
“En door gebrek aan kandidaten. Ik dacht eerst aan Doyal Dunn, maar die was het niet. Louella had gekund. Maar AnnaLee leek me waarschijnlijker. Ze is een harde. Ze wil compensatie voor haar armoede. Geld voor Kenny. Ik denk dat ze weg wil uit deze buurt. Volgens mij dacht Louella het ook. Daarom liet ze AnnaLee in de gaten houden.”
“Door de kinderoppas. Door Jones en door mij.” Johnson wees naar het raam. “Kijk eens naar buiten?”
Ik loerde langs het gordijn. “Vrienden van je?”
“Leden van de aabc. Ik zou binnen blijven als ik jou was.” Hij wees naar Shelly. “Zij heeft Jones vermoord. Kan zij worden gemist?”
Ik schrok. “Iemand moet me vertellen waar het vel van Cathy is. En de foto’s van de tatoeages.”
“Dan kan ze worden gemist.”
Hij greep achter zich en liet een revolver zien. “Ik ben geen schutter zoals Jones, maar van deze afstand. Oortjes dicht.” Hij legde een grote hand om het hoofd van Kenny en vuurde. Shelly schokte en bewoog haar vingers, even.
“Kijk maar aan de binnenkant van de kast.” Johnson legde de revolver achter zich en wiegde Kenny, die zijn ogen had geopend, zuchtte en weer in slaap viel. “Kijk maar en zie wat dat gekke wijf heeft gedaan.”
∗
Tegen de binnenkant van de kastdeur hing Kaya’s rug, geprepareerd en opgespannen op een raamwerk. Terwijl ik ernaar keek voelde ik mijn benen slap worden en mijn ogen prikken. Ik zag Kaya voor me die, kort, haar rug liet zien en zei dat haar verleden achter haar lag, en, misschien, haar toekomst. Kaya die niet naar het buitenland wilde, om Ken, misschien soms om mij, maar vooral om kleine Ken, ik wist het alsof ze het mezelf had verteld. Ik zag de man die me Jack noemde, die klarinet speelde, die Coors dronk, die vergeten was hoe je een toilet moest gebruiken. Ik zag boekjes, mijn nieuwe rijbewijs, Bambi’s. Ik zag het allemaal, door een mist die met knipperen niet was te verdrijven. Ik wreef over mijn ogen, keek naar het vel en wreef opnieuw. Ik wilde Kaya aanraken, aaien, maar durfde niet. AnnaLee trok me terug naar de werkelijkheid. Ze gaf een klap tegen de hand die voor het vel zweefde en probeerde me weg te duwen. Toen dat niet lukte klauwde en krabde ze me waar ze maar kon, terwijl ze woorden meer uitspuugde dan uitsprak, met een gedempte stem om Kenny niet wakker te maken.
“Ze was een kreng, maar ze was gek op hem. Op Jack, maar meer op kleine Ken, veel meer. Ze blijft daar met haar dui-velsrug, in de kast, bij Kenny. Ik hoop dat ze van boven of waar ze ook is op ons neerkijkt. Op dit oude rothuis, op onze armoede, op wat ze ons heeft aangedaan met haar Money For You. Money. Geld weg, geen klanten, elke maand de huur van de winkel.” Ze siste door terwijl ze aan mijn arm hing, me tegen mijn schenen schopte, mijn hoofd probeerde te raken, nog steeds zonder veel geluid te maken en voortdurend naar haar zoon kijkend. “Ze hield van hem, maar kijk wat ze ons aandeed. Ik kan de deur niet uit zonder zwarten achter me aan. Jack was altijd weg. En ik maar naar de winkel, elke dag. Omdat ik me niet wilde laten kennen. Ons zouden ze niet klein krijgen. Mij niet. Nooit.” Ze trok haar benen onder zich vandaan, bleef even hangen en gleed op de grond. Ik zag een traan, maar huilen deed ze niet. Ze lag en siste woorden. Over armoede. Over recht op geld. Over de zaak. Over kleine Ken. Geen woord over Jack.
Johnson moest het ook zijn opgevallen. Hij greep achter zich en gaf me een verfrommeld stuk krant. “Lees maar, bro.”
De kop luidde: “Eigenaar Congress Hardware in Arizona overleden.” In de eerste alinea stond dat Jack Doyal Dunn in de Arizona-woestijn was verrast door een vloedgolf die hem had meegesleurd en tegen een rotspunt had geslagen.
Ik las de zin voor aan Johnson en hij glunderde. “Toch knap dat zo’n vloedgolf je oren kan meenemen. Ik hoop dat ze hem begraven in een dichte kist.”
De tweede alinea ging over het leven van de Doyal Dunns in Savannah, de derde over de grote liefhebberij van Jack: flora en fauna. Art Mornay liet in de laatste alinea’s zien dat hij niet voor niets een rubriek over bloemen en planten had. Ik wist niet dat er zoveel flora in de woestijn was. Fauna was er minder, maar dat was Mornays afdeling ook niet.
Met Jack was een bekend, geliefd en gewaardeerd stadgenoot heengegaan. Dat was de laatste zin en ik hoopte dat kleine Ken die vaak onder ogen zou krijgen.
Ik gaf het knipsel terug aan Johnson. “Ik neem aan dat je weet waar de foto’s zijn?”
Hij wurmde een hand onder het laken en trok een envelop tevoorschijn. “Lag in de Range Rover. Onder de mat. Je had kunnen bedenken dat ze ze bij zich zou houden.”
Er zaten vier foto’s in, alle vier vanuit een andere hoek genomen.
“Weet je wie ze heeft gemaakt?”
Johnson haalde zijn schouders op. “Die griet daar. Denk ik. Wat maakt het uit.”
Ik legde de foto’s op het bed. “Ik wil het vel.”
“Het duivelsvel?”
“Ik wil het. En ik wil weten wie het in handen heeft gehad.”
Johnson wees naar de kastdeur. “Kijk maar achterop.”
In de hoek zat een sticker met het adres van een bedrijf met filialen in Scottsdale en Atlanta.
“Denk je dat de nummers betekenis voor de preparateur hadden?”
Johnson schudde van nee. “We denken van niet, maar we zijn ermee bezig.”
“Ik breng de rug terug naar Arizona. Ik wil vijfduizend dollar voor een grafsteen. Maak er maar tienduizend van.”
Dit keer grijnsde hij. “Waarom denk je dat je levend uit dit huis komt?”
Dat wist ik precies. “Omdat ik Louella ga vertellen hoe ze aan het geld kan komen. Ze moet ervoor samenwerken met iemand die een pokkenhekel heeft aan iedereen die zwart is, maar dat probleem is oplosbaar. Misschien leren jullie er wat van.”
“Jullie.”
“Jij, Louella, de Afro-American Baptists Church. Jullie.”
“Samenwerken met wie?”
Het had geen zin geheimzinnig te doen. “Frederick Doyal Dunn. Hij heeft twee rekeningnummers gekregen van Shel-ly en hij heeft bankiers die lid zijn van de Soci�teit aan het werk gezet om het geld te achterhalen.” Ik keek naar het opgespannen vel. “Volgens mij staan er meer nummers. Vier of vijf. Bij een goede samenwerking valt er voor iedereen te verdienen.”
“Ook voor jou.”
“Tien procent en een belofte.”
Ik zag zijn ogen groot worden. “Ik zit erover te denken om je neer te schieten en jij begint over een belofte. Je bent me er een, bro. Louella zei dat je een bijzondere was, maar dat is niet alles. Je bent een optimist. Een belofte? Van mij?”
“Van Louella. Dat jullie AnnaLee mee laten delen. Of in elk geval kleine Ken. Cathy was gek op hem. Ze zou het hebben gewild.” Ik stak een hand op toen ik zag dat Johnson iets wilde zeggen. Het verraste geluid aan mijn voeten negeerde ik. “Misschien kun je ervoor zorgen dat jullie de afspraken in dit huis maken. Doyal Dunn schijnt niet naar zijn kleinzoon om te kijken. Het zal een bijzondere ervaring voor hem zijn om hier te zitten met kleine Ken, met AnnaLee en met…” Ik keek Johnson aan en grijnsde even breed als hij kort tevoren had gedaan.
Het duurde een tijd, maar toen maakte hij de zin af. “Negers?”
“Nikkers.”
“Zwartjoekels.”
“Wat denk je van tuig van de richel?”
Hij zag wat ik bedoelde. Hij wrong een mobieltje uit zijn broekzak. “Hou jij dit joch even vast. En let op zijn moeder, er komt leven in haar. Ik zal Louella bellen. Als zij zegt schieten, dan ga je eraan.”
“Zeg maar dat ik vind dat ik moet blijven leven. Namens Kaya.”
“Wie is Kaya?”
“Zeg het maar. Ze zal het begrijpen. Ik wil tienduizend dollar.”
“Ook namens Kaya?”
“En later tien procent. Namens mezelf. Over een half jaar of zo.”
Hij keek opgelucht. “Waarschijnlijk mag ik je tegen die tijd alsnog neerschieten.”
“Waarmee je het risico loopt dat de grootste krant van Georgia zijn lezers gaat uitleggen hoe het komt dat de AABC weer welvarend is, en waarom leden van de Soci�teit, onder wie Frederick Doyal Dunn, ruim in het geld zitten.”
Er gloeide een vreemd licht in zijn ogen, maar dat verdween toen hij de naam Kaya had genoemd.